Civis Mundi Digitaal #111
Bespreking van: David van Reybrouck, Pleidooi voor populisme. De Bezige Bij, 2011 / Querido, 2008.
In dit pamflet wordt de vraag gesteld of we kunnen toelaten dat een groot deel van de bevolking, met name de lager opgeleiden, zich niet langer herkent in de politiek en in de overheid, hetgeen zich onder andere uit in het niet gaan stemmen of in het stemmen op een populistische partij. Is de culturele kloof tussen de hoger en lager opgeleiden nog te overbruggen?
Maatschappelijke tweedeling
Met de ontzuiling van de jaren zestig is de verticale segmentering van de samenleving op basis van levensovertuiging (liberalisme, socialisme, katholieken, protestanten) steeds meer vervangen door een horizontale segmentering op basis van opleiding. Waar binnen de verenigingen en organisaties van de levensbeschouwelijke zuilen, de hoger en lager opgeleiden nog mengden, of in ieder geval nog op elkaar betrokken waren en ook onderling huwden, daar is nu een duidelijke horizontale scheidslijn ontstaan op basis van opleiding. De culturele verschillen tussen de hoger- en lager-opgeleiden maken dat deze twee groepen veel minder mengen in hun werk en wonen. Er is ook een groot verschil in leef- en eetpatroon en de manier waarop de vrije tijd wordt doorgebracht, meer passief voor de lager opgeleiden en meer actief voor de hoger opgeleiden. De twee groepen staan voor verschillende waardenpatronen, de kosmopolitische cultuur van de hoger opgeleiden versus de meer nationale en volkse cultuur van de lager opgeleiden.
Dat heeft ook zijn effect op het maatschappelijke middenveld en de media. De commerciële omroepen bedienen nu globaal de lager opgeleiden en de publieke omroep de hoger opgeleiden. Het culturele middenveld (koren, muziekverenigingen, carnavalsverenigingen, vakbonden, sportverenigingen) verliest zijn volkse aanhang, al speelt vergrijzing hier ook een rol. Het gaat niet zozeer om inkomensverschillen, want goede vakmensen verdienen vaak meer dan een beginnend arts, maar de baanzekerheid voor de hoger opgeleiden is over het algemeen beter dan bij de lager opgeleiden, die veelal werken op flexcontracten.
Met het oplossen van de zuilen en de groei van het individualisme, zijn de lager opgeleiden politiek ontheemd geraakt. De traditionele aanhang van de linkse partijen heeft die partijen verlaten (op uitzondering van de SP) ten gunste van de populistische partijen. In de linkse partijen maken academici nu de dienst uit. In het parlement zijn de lager opgeleiden vrijwel niet meer vertegenwoordigd, op een enkeling na. Ook de fractieleden van de populistische partijen zijn veelal hoger opgeleid. Het is dus niet onlogisch dat velen zich niet meer in “Den Haag” herkennen en de indruk krijgen dat ze van bovenaf worden geregeerd.
Overbruggen van de scheidslijn
David van Reybrouck pleit voor het serieuzer nemen van de populistische partijen, niet alleen als signaal van woede of frustratie maar ook als pleidooi voor een meer traditioneel waardenpatroon. Hij hoopt dat door die partijen politiek meer serieus te nemen, zij hun abjecte meningen zullen bijstellen. Een ‘verlicht’ populisme zou verder moeten gaan dan “schelden en kwetsen in naam van de vrijheid van meningsuiting; een populisme dat niet op de onderbuik speelt, maar de onderkant van de samenleving als deel van de democratie blijft beschouwen; een populisme dat een ontworteld cosmopolitisme even problematisch vindt als een geborneerd nationalisme; etc.”. Dan zullen de populistische partijen van hun kant ook moeten erkennen dat de maatschappij pluriform is en dat er niet een enkele “wil van het volk” is, en dat de elite ook oog heeft voor andere geledingen. Maar belangrijker is natuurlijk om de maatschappelijke tweedeling zelf te overbruggen door die groepen meer met elkaar in contact te brengen.
Tot besluit
Deze korte samenvatting doet niet geheel recht aan het boekje dat een kleurig beeld geeft van het leven van “Charlotte en Thomas” aan de ene kant en “Tanja en Wesley” aan de andere kant. Al kunnen we de bevolking niet opdelen op basis van buikomvang, er is wel degelijk een grote scheiding aan de gang tussen de goed opgeleiden burgers met hun netwerken en lager opgeleiden aan de onderkant van de samenleving die veel minder georganiseerd zijn.
Het boekje is uit 2008 en inmiddels hebben we Trump gehad en andere populistische leiders. Van het “salonfähig” worden van het populisme is tot nu toe nog niet veel gebleken. De PVV heeft verkozen om aan de zijkant te blijven staan en ook bij de populistische partijen heeft de versnippering toegeslagen. David van Reybrouck hecht in ieder geval aan een evenredige representatie van alle geledingen in het parlement, vandaar ook zijn pleidooi voor loting (zie Tegen Verkiezingen in dit CM-nummer)
De grondtoon van het pamflet is dat de verschillen (zowel cultureel als in aanleg) overbrugd kunnen worden met goede wil van beide kanten. Of dat gaat werken zal moeten blijken. Recent is er veel aandacht voor het overbruggen van de kloof, bijvoorbeeld door de selectie na het basisonderwijs een aantal jaren uit te stellen zodat de verschillen tussen vakopleiding en HBO/universiteit in cultuur beperkt blijven, en dat er iets meer onderlinge waardering kan groeien. Het is echter de vraag of dit werkt. Waar in het verleden door sociale immobiliteit (familie, dorp, fabriek, zuil) de genetische verschillen in aanleg minder tot uiting konden komen, is juist door de grotere sociale mobiliteit de selectie op basis van (aangeboren) aanleg sterk toegenomen. Het is zeker geen garantie dat beter onderwijs gaat bijdragen aan gelijkere kansen. (Zie ook CM#107 Tirannie van verdienste)