Mystieke filosofie

Civis Mundi Digitaal #111

door Piet Ransijn

Bespreking van: Filosofie en mystiek. Themanummer Filosofie-Tijdschrift, jrg. 31, nr. 3, mei-juni 2021. Den Bosch / Oud-Turnhout, Uitgeverij Gompel & Svacina.

 

Inleiding: wat is mystiek en zijn er soorten mystiek?

Het onderwerp mystiek sluit aan bij de Romantiek, toen mystiek in de belangstelling stond. Daarom legt deze bespreking af en toe verband met de Romantiek, waar dit nummer van CM ook aan gewijd is.

Mystiek zou afgeleid zijn van het Griekse werkwoord ‘muo’, dat ‘zich afsluiten’ of ‘(ver)zwijgen’ zou betekenen. Vrij vertaald: ‘de ogen sluiten’. Volgens het Etymologisch woordenboek van Van Dale: zou het Griekse ‘musticos’ geheim betekenen en het Latijnse ‘mysticus’ verborgen of geheimzinnig, samenhangende met mysteriën.

Mystiek heeft volgens Peter de Wind in zijn inleiding te maken met “contact met een diepere werkelijkheid”. Het gaat volgens hem gepaard met vertrouwen en zich geborgen weten. Iets dergelijks zei ook onze voormalige hoogleraar Otto Duintjer, voormalig collega van Koo van der Wal, wiens eerste bijdrage tot dit themanummer de basis legt, zie inhoudsopgave onderaan.

De Wind onderscheidt liefdesmystiek van intellectuele mystiek. Het onderscheid blijkt niet altijd even discreet te zijn. Ze gaan vaak samen, bijv. bij Beatrijs van Nazareth, Madame Guyon en Meister Eckhart in dit nummer. Zij geven bij hun verlangen naar en vereniging met God blijk van een helder intellect.  De Wind wijst op meer voorbeelden van synthese. Het onderscheid heeft wellicht meer te maken met welk soort activiteit de mystieke ervaring wordt gecombineerd. De mystieke eenheidservaring zelf gaat voorbij gevoel en intellect.

Koo van der Wal, emeritus hoogleraar filosofie en voormalig collega van Wim Couwenberg en voormalig docent van Peter de Wind en mijzelf, noemt mystiek een “overtuiging van de mogelijkheid tot direct contact en zelfs de eenwording met de wereldgrond,...een manier van denken, leven en ervaren vanuit het geloof dat de alledaagse werkelijkheid van de zintuigen en het ‘gezonde mensenverstand’’ niet de laatste werkelijkheid zijn” (p3). Omdat de mystieke eenheidservaring voorbij gevoel en intellect gaat, is het de vraag of mystiek een overtuiging of geloof genoemd kan worden, want het gaat eraan voorbij. Aangeven wat mystiek is, leidt vaak tot tegenstrijdigheden. Van der Wal geeft toe dat “de mystieke ervaring... zich sterk onderscheidt van de alledaagse ervaring” en dat mystiek een veelheid van variëteiten kent, die volgens religiewetenschapper Rudolf Otto “merkwaardige parallellen “en een “dieperliggende verwantschap” tonen. Jan C. Klok maakt in zijn bijdrage aan het eind een onderscheid in de mystieke ervaring en de reflectie daarover, die beide onder het begrip ‘mystiek’ kunnen vallen.

 

In het licht van de mystiek wordt de eenheid met al het bestaande ervaren https://www.gerttabak.com/kunstwerk/287236316_Mystiek+Slenerzand.html#.YNgtDvkzY2w

 

Wat zijn dan de basiskenmerken?

Van der Wal geeft de volgende kenmerken van mystiek:

  1. “het buitengewone karakter”, een duidelijk andere toestand of ervaring dan alledaags, bijv. een eeuwigheidservaring buiten de tijd. Het buitengewone bestaat vooral uit:
  2. “De ervaring van eenheid,... opgenomen in het grote kosmische verband... golfje in de oceaan van het zijnde”. “To see a World in a Grain of Sand” (William Blake, zie bij Engelse literatuur in dit nr.)
  3. ”Een gevoel van ontgrenzing en onthechting van het kleine zelf, door Bergson aangeduid als het “moi superficiel’, het oppervlakkige ik... een boven zichzelf uitgetild worden en opgaan in of versmelten met het wereld-ik... één met het grote Brahman-Atman, het wereld-zelf”
  4. “Het overkomt mensen eenvoudig buiten hun wil om... als in een flits... De mystieke ervaring correspondeert... met de bereidheid zich over te geven aan wat zich aan iemand voltrekt”
  5. “De werkelijkheid in mystiek perspectief is een zinvolle, betekenisvolle werkelijkheid.” Mystici zeggen te worden getroffen of voortgestuwd door liefde, bijv. Vaclav Havel, Dante en Spinoza.

Van deze kenmerken komt de eenheidservaring naar voren als het meest bepalende kenmerk. Deze ervaring omvat de andere kenmerken, is buitengewoon en ontgrenzend en gaat buiten de wil en het verstand om en vaak gepaard met een diep gevoel van zinvolheid en liefde. Nietzsche koos als motto voor zijn jeugdwerk Die Philosophie im tragischen Zeitalter der Griechen: “Eigenlijk doel van al het filosoferen is ‘unio mystica’.” Dit is vanouds het basiskenmerk van de mystiek.

 

Het gebied van de mystiek omvat een vele personen en stromingen die allen bloeien in het ene licht

https://pleunvangemert.nl/nieuws/5803/ben-jij-een-hedendaags-mysticus-mystieke-ervaringen-van-nu

 

Filosofische mystiek

Volgens Nietzsche begon de filosofie bij de voor-socratische filosofen met mystieke intuïtie. De filosofische mystiek is niet georiënteerd op de zintuiglijk-empirische en rationele werkelijkheid, maar “op wat ‘aan gene zijde’ van de alledaagse ervaring ligt” (p5). Daarin onderscheid het zich van de meeste moderne filosofen. In de oosterse filosofie is mystiek meer algemeen. Van der Wal noemt een aantal mystieke filosofen, die een “eenheid achter alle dingen” veronderstellen en ontsluiten, nl. Thales, Parmenides, Plato, Plotinos, Augustinus, en meer recent Spinoza, Bergson en Otto Duintjer. “Denken is daarbij op goed Griekse wijze een vorm van schouwen.” (p6).

Deze opsomming is lang niet volledig. De mystieke filosofen Dionysius de Areopagiet, Teilhard de Chardin en Schelling zijn resp. besproken in CM 65 en 98-101 en110; de mystieke dichter Novalis in CM 35-37 en in dit nummer; Augustinus in CM 91; Plotinos in nr 94, Spinoza in diverse nummers door o.m. Toon van Eijk, Fred Neerhoff en David Bakker; Douwe Tiemersma in nr 47 en 88 en Otto Duintjer in nr 106. Een ruim aanbod en ook dit is maar een kleine selectie.

 

 

 

Verlangen naar God bij Beatrijs van Nazareth

Jos Huls schrijft over een mystica uit de 13e eeuw, van het cisterciënzer-  of trappistinnenklooster Onze Lieve Vrouw van Nazareth te Lier. Zij schreef een traktaat over zeven manieren of stadia van de Minne, de mystieke liefde (tot God) en ziet de mens als verlangend wezen. Verlangen is wat ons ten diepste beweegt, ook al weten wij niet altijd waar we naar verlangen. Als wij een voorlopig doel van ons verlangen bereiken, raken wij er vaak weer op uitgekeken en willen wij weer wat anders. We blijven verlangen. Ons verlangen lijkt onstilbaar en onvervulbaar, zoals o.m. de socioloog Emile Durkheim en romantische schrijvers hebben (op)gemerkt.

“Volgens Beatrijs staat God aan de oorsprong van ons begeren. Hij is het verborgen gelaat dat ons telkens weer in Zijn begeren doet ontbranden” (p8). Wij verlangen uiteindelijk naar God, ofwel naar het Absolute of het Ene in de onpersoonlijke termen van filosofen als Plotinos en Schelling, de filosoof van Romantiek. Maar dat ligt buiten ons bereik. Een reden waarom het verlangen naar het onbegrensde en absolute schrijvers tijdens de Romatiek vaak onvervuld blijft.

“Daarom zijn we in ons verlangen naar bevrediging voortdurend op zoek naar zaken die wel binnen ons bereik liggen.” Betrekkelijke en vergankelijke doelen en objecten geven echter geen blijvende vervulling aan een verlangen dat op het absolute is gericht. We blijven verlangen. Ons begeren “heeft in zijn afgrondelijkheid geen enkel rustpunt... Omdat de honger van ons begeren onverzadigbaar is, zullen we daarin telkens opnieuw teleurgesteld worden. Steeds opnieuw zal dit begeren in ons nieuwe beelden wakker roepen die op hun beurt weer om bevrediging vragen... We sluiten voortdurend compromissen met dit begeren door de droom levend te houden dat we met het in bezit krijgen van het object dit begeren zelf ook tot rust kunnen brengen.” We blijven zoeken en verlangen en weten niet precies waar we uiteindelijk naar verlangen.

 

    

 

De absolute aanspraak van de Minne

Volgens Beatrijs kan de weg van de Minne, de mystieke liefde, alleen worden gevolgd door aanspraak te blijven maken op het absolute. “We ervaren deze aanspraak als een schok die de vanzelfsprekendheid van ons eigen bestaan doorbreekt.” We kunnen geen genoegen nemen met compromissen en halfslachtige verlangens die tijdelijke bevrediging bieden. “Deze schok doet ons beseffen dat we in dat wat we aankijken, in het levende gelaat van God schouwen. Gelijktijdig blijft dit levende gelaat in alles - dus ook in onszelf - ongrijpbaar” (p8). Het heeft namelijk een absoluut karakter en onttrekt zich aan relatieve begrenzingen, zoals Van der Wal eerder toelichtte. Het ‘heilige’ object van ons verlangen onttrekt zich ook aan ons objectiverende bewustzijn. We staan telkens weer “met lege handen in een begeren dat in alles op zoek blijft naar het levende gelaat dat heel de geschapen werkelijkheid doortrekt”. Dit onvervulde verlangen heeft een tragische kant. Is het dan onmogelijk blijvende vervulling te vinden?

 

Beatrijs in een meer flamboyante afbeelding https://alchetron.com/Beatrice-of-Nazareth

 

Het goddelijk gelaat en de schijngestalten van beelden en objecten

“Deze heiligheid kan alleen aan het licht komen wanneer wij zwijgen voor de stem van ons verlangen.” Dus als ons verlangen tot rust komt en wij “inzien dat de beelden van ons verlangen ons ervan weerhouden om werkelijk open te komen voor de verborgen grond van dat wat wij beminnen.” Dat wat wij ten diepste beminnen is uiteindelijk geen object volgens Plato in Symposion, maar de Liefde zelf. In termen van Beatrijs: naar “het goddelijk gelaat van het beminde,” van de Liefde. Wij blijven op zoek “naar het goddelijk gelaat van het beminde” (p9). En zijn niet blijvend tevreden met tijdelijke ‘schijngestalten’ van beelden en objecten die verschijnen en verdwijnen en geen blijvende vervulling bieden, beelden waarin we opgesloten kunnen zitten. Het verlangen beweegt ons ook voorbij die beelden op zoek naar het goddelijke gelaat dat zich als het ware daarin (ver)hult.

In de afgrond van het verlangen naar God openbaart zich ook de goddelijke afwezigheid, die ons verder doet verlangen tot “de mystieke weg zijn voltooiing vindt in de vereniging”. Dit kan gepaard gaan met een schrijnend verlangen, dat lang niet altijd wordt vervuld. Volgens Beatrijs is de vereniging met het verlangen naar Gods gelaat steeds weer het beginpunt van de verdere reis en verdere verdieping. Tot er een moment komt “dat er geen onderscheid meer gemaakt kan worden tussen zijn eigen begeren en het begeren van de Minne zelf. Hierdoor komt het centrum van ons begeren in de Minne te liggen” (p9). Het liefdesverlangen vindt dan als het ware zichzelf en bijt zich in zijn staart. De liefde tot God is zijn eigen vervulling. In het verlangen is het doel van het verlangen reeds in de kiem aanwezig, anders zouden wij geen notie kunnen hebben van hetgeen wij verlangen.

 

 

De verborgen God en de aanwezige ander als Zijn gelaat

“Als het levende gelaat van al het bestaande blijft God achter de horizon van het objectiverende bewustzijn verborgen. Daarom is God altijd een daar.” Het verlangen naar God, naar daar, brengt een Minnestroom op gang. Dit komt overeen met het principe van God als onbewogen beweger bij Aristoteles. “God is in alles aanwezig als onveranderlijke grond van alles wat bestaat. Als Gelaat blijft hij voor ons een ‘Niet’ dat ons in alles naar Hem op zoek doet zijn als “een daar dat ons blijvend van gene zijde aankijkt en uit onszelf trekt” naar daar. “In de minne leren wij de ander kennen als een venster op de eeuwigheid dat te allen tijde gekoesterd moet worden... Wij zijn allen in de grond van ons bestaan Gelaat” (p10). Ook de ander is in God en kan zijn gelaat vertegenwoordigen, waardoor het gelaat van God ons ook nabij komt in het nu en hier van de aanwezigheid van de ander, zonder daarmee samen te vallen, want Hij blijft ook daar. Het daar reikt als het ware naar het hier en nu en omgekeerd, want God is in alles en alle aanwezig als diepste grond.

“In alles en ieder schouwen we in het gelaat van de eeuwigheid... de dieptedimensie van ons in tijd en ruimte geschapen bestaan... De Minne richt ons in alles op het Gelaat. In alles wat we beminnen is er altijd een ‘voorbij’ dat ons van gene zijde aankijkt en het is in dit aangekeken worden dat we meegenomen worden in de liefdesbeweging die in alles op zoek is naar dit Gelaat.”

We komen het nader door “alles los te laten wat het zicht op dit Gelaat verhindert of verduistert”. Vandaar het gebod om God te beminnen met geheel ons hart, geheel onze ziel en ons verstand. Geen half werk, want dat werkt niet. Maar God beminnen in alles en allen als zijn verborgen of min of meer aanwezige Gelaat, dat als het ware wordt versluierd door de beelden die ons verlangen projecteert als objecten, die geen blijvende vervulling bieden. Objecten zijn als het ware doorgangstadia naar objectloze liefde, waarin Gods gelaat als objectloos bewustzijn wordt aanschouwd en bemind en het verlangen vervulling vindt.

 

 

Ondoorgrondelijk verlangen     

2021 06 21 Na lezen van Jos Huls ‘Verlangen bij Beatrijs van Nazareth’in Filosofie-Tijdschrift, themanr. Filosofie en mystiek

 

Het leven is een wonder

dat een mens niet kan doorgronden

Een ondoorgrondelijk verlangen

uit zich soms in minnezangen

om er uiting aan te geven

om het wonder te beleven

en het wonder te doorgronden

 

Maar het laat zich niet verklaren

niet in woorden noch gebaren

Want het laat zich slechts beleven

door er uiting aan te geven

en het wonder te beleven

 

Ondoorgrondelijk verlangen

naar het goddelijk gelaat

dat de minnaar achterlaat

in zijn onvervuld verlangen

dat niet zomaar overgaat

uit zich dan in minnezangen

 

Die het wonder niet verklaren

niet in woorden noch gebaren

maar er uitdrukking aan geven

door een ondoorgrondelijk beleven

en zo aan het wonder deel te nemen

zonder naar verklaringen te streven

 

 

 

Johannes van het Kruis: verlangen om als ik te sterven om waarlijk te leven

Deze mysticus uit de 16e eeuw verlangt intens naar het ware leven in God en het achterlaten van het  ik-gebonden leven, dat hij vergelijkt met een soort van dood: “’Ik leef zonder te leven in mijzelf en op deze wijze hoop ik dat ik sterf omdat ik niet sterf” (p10). Het opgesloten leven in een ik en zonder God, is voor hem geen werkelijk leven, maar een stervend leven.

“Door de poort van de dood aan onszelf treden we binnen in de grenzeloze ruimte van het ware leven, het goddelijke leven. Dat is het diepste verlangen dat ons wezen vormt... Ons wezenlijk verlangen wijst ons voortdurend de weg... Blind voor ons ware leven, laten we dit diepste verlangen naar eenwording met God steeds weer overspoelen door een veelheid aan fake verlangens die dit ware leven verstikken in eigenwaan van het ‘ik’... Losgesneden van God zijn we als een vis op het droge... dat een bodemloze modderpoel blijkt te zijn... een ‘deerniswekkend leven’ dat gevangen zit in zijn eindigheid omdat we het besef van de eeuwigheid dat aanwezig is in de diepste lagen van onze ziel, uit ons bewustzijn verbannen hebben” (p11).

 

Voorbij de beperktheid van ons ik

De hoop God te mogen zien biedt slechts een kort lichtpuntje. “Ons verlangen naar het zien van zijn Gelaat... loopt vast op de muur van zijn onzichtbaarheid.” Eigenlijk komt deze muur voort uit de beperktheid van ons ik, terwijl we “in ons diepste wezen weet hebben van zijn aanwezigheid...  Dit [vastlopen] duurt zolang het ‘ik’ niet aan zichzelf gestorven is.” Positief gesteld: zolang ons bewustzijn niet tot leven komt in de goddelijke aanwezigheid, “die ons uit deze ‘dood’ trekt. Dit leven houdt ons namelijk gevangen in een strik” van het ik (p12). Het verlangen naar God en het “overgeven aan Zijn tedere omarming” in onvoorwaardelijke liefde geeft ons toegang tot het ware, volle leven voorbij de beperking van het ik. Dit komt neer op de vereniging met het goddelijke en de overgave aan de ervaring die Van der Wal hierboven beschrijft.

Johannes van het Kruis biedt een voorbeeld van liefdesmystiek, terwijl het traktaat van Beatrijs van Nazareth “meer het karakter heeft van een fenomenologische beschrijving van de werking van de Minne avant la lettre” (p8).  Zij geeft ook een soort intellectuele analyse van de Minne als liefdesmystiek.

 

 

‘Zelfloosheid’ bij Madame Guyon

Deze Franse mystica, die leefde rond 1700, maakt duidelijk dat God niet zomaar een persoon is, maar eigenlijk een niemand, zoals in de bloemlezing van Meister Eckhart Van God houden als van niemand. “God is niet ‘iets’. Hij onttrekt zich aan elke bepaaldheid.” In die zin is hij veeleer een ‘niets’ dan een ‘iets’. Daarom is hij niet te vatten en ontglipt hij de mysticus, wiens verlangen geen grip op hem krijgt en in zijn grenzeloosheid kan verdampen of juist verhevigen. In de Franse mystiek van die tijd “is het zaak uit liefde voor God ‘niets’ te zijn” (p13). Dat zou nodig zijn om ‘in God te verkeren’.

Levensloop: Madame Guyon wordt als 15-jarig meisje uitgehuwelijkt in 1662 en blijft achter als 28-jarige gefortuneerde weduwe als haar man overlijdt. “Het biedt haar de ruimte voor haar religieuze aspiraties die zij in haar prille jeugd al had gevoeld.” Na een ervaring in 1680 die ze ‘God-Vrede’ noemt, gaat zij schrijven over de staat van “‘constant gebed’ waarin de ziel zich helemaal met God verenigd weet” (p13-14). Haar bevindingen zijn verwant met het quiëtisme, dat de nadruk legt op de passieve ontvankelijkheid voor God met veronachtzaming van sacramentele bemiddeling van de Kerk, die daar niet mee ingenomen was en deze visie verkettert.

Eind 1687 belandt Guyon in de gevangenis, maar wordt bevrijd door bemiddeling van Madame de Maintenon, de ‘officieuze vrouw’ van Lodewijk XIV. Via haar leert Guyon in 1688 aan het hof haar geestverwant de jonge prelaat François de Fénelon kennen, met wie zij frequent contact heeft en correspondeert. Haar ster rijst. Als haar geschriften echter worden voorgelegd aan een bisschoppelijke commissie , wordt zij van 1695-1703 gevangen gezet na een jarenlang dispuut, waarbij aartsbisschop Fenelon aan haar kant staat, hetgeen hem zijn positie kost. Als zij weer vrij is, komen mensen van heinde en verre haar om geestelijke raad en leiding vragen.

 

Gods genade als een bergrivier die zich omlaag stort

 

De mystieke weg als ‘wegstromende zelfloosheid’

Zij vergelijkt de mystieke weg met “de wilde eenvoud van een bergrivier, waarbij de ziel zich spontaan... uitstort in het oeverloze van Gods oneindigheid” (p14 in Les Torrents). Ze legt de nadruk op eenvoud en “wegstromende zelfloosheid”, niet teveel met jezelf bezig zijn. “Dan stort de aan God verloren ziel zich helemaal in die grenzeloze presentie voorbij alle presentie’” (p14-15).

Als zij dit mystieke proces beschrijft, vraagt zij zich af “wat natuurlijk of goddelijk is (wat God is) en wat van mezelf is”. Met andere woorden: “wat ze zelf denkt te moeten schrijven en wat God haar doet schrijven. Haar schrijven zelf wil een vorm van ‘heilige passiviteit’ zijn [als...] penvoerder van God.”

Het einddoel.

Ze schrijft ook over het doel van de mystieke weg als “de ziel zich in God opgenomen weet” als “een hemelse toestand op aarde” (p16). Een toestand van vrijheid, die door God wordt beheerst. Geen toestand voorbij het leven, maar ten volle in het leven. De ziel doet dezelfde daden als voor de verlichting, die zij verrijzenis noemt. “Alleen stelt zij die [daden] nu in God... en dit zonder enige moeite... ‘Men doet alles in God en dit op goddelijke wijze: men maakt gebruik van de dingen zonder er gebruik van te maken en dit is waar de ware vrijheid en het ware leven is... Vrij zijn in Zijn vrijheid’”

“Einddoel van de geestelijke weg, is niet de extase, niet de peak-experience waarin een mystica zich even in het goddelijke opgenomen weet. Het einddoel... is een toestand, een staat (‘état’) waarin degene die het te beurt valt, zich voor langere tijd - of misschien wel voor altijd - bevindt... Het leven gaat gewoon door... Men is wel ‘in God’. Wat verandert is, is de staat waarin... men dat doet. Wat men nu doet, doet men in volle vrijheid,... radicale onthechting... Men doet alles, maar er is geen ik meer die het doet” (p16-17).

Deze toestand komt overeen met de toestand van kosmisch bewustzijn beschreven in CM 101. Dat is geen tijdelijke extase of piek-ervaring, maar een permanente toestand van transcendent bewustzijn, dat zich onderscheidt van het beperkte ik-bewustzijn. Transcendentie heeft geen grenzen, het gaat daaraan voorbij. Guyon noemt het ‘zelfloosheid’. De auteur van dit stuk, Marc de Kesel, bijzonder hoogleraar Theologie, mystiek en moderniteit te Nijmegen, verwijst o.m. naar zijn publicatie Zelfloos. De Mystieke afgrond van het moderne Ik (2017).

 

 

Emotieloze liefde

2021 06 25 Na lezen van Filosofie-Tijdschrijft over mystiek

 

Als al onze emoties naar buiten komen

waardoor we worden meegenomen

komt een stille kern tevoorschijn

waarin geen emoties zijn

 

In die stille innerlijke diepte

heerst een ongerepte liefde

mededogen zonder grenzen

voor de medemensen

 

In emotieloze liefde

krijgt het leven diepte

als een eindeloos terrein

van vreugdevol bewustzijn

 

Waar intieme wensen en gewenste dromen

eindelijk en blijvend tot vervulling komen

In een vreugdevol bewustzijn zonder grenzen

valt er eigenlijk maar weinig meer te wensen

dan het delen van dit licht met alle mensen

 

Meister Eckhart: loslaten en leegmaken geeft ruimte voor inzicht en genade

Bij deze mysticus die leefde rond 1300, vinden we geen stappen of graden, maar wel “een uiteindelijke omslag in zijnseenheid met het goddelijke” (p18), eerst tijdelijk, dan permanent aanwezig. “Hij wil de weg bewandelen die leidt naar de stilte van de goddelijke aanwezigheid die al innerlijk aanwezig is.” Het gaat erom “in te keren in dat wat hij in zijn persoonskern ten diepste is”. Dit is geen wereldverzaking “maar het draait om een fundamentele verandering in persoonlijke houding.., het bereiken van een innerlijke toestand van zonder waarom” (p19). Het komt erop neer de afgescheidenheid van de goddelijke aanwezigheid in ons diepste wezen op te heffen.

Loslaten.

Ook Eckhart benadrukt “het loslaten van alles, ... het leegmaken van de eigen wil... van de neiging de wereld naar je hand te zetten”. Ook het verstand “dient te worden losgelaten, zodat de rede kan doordringen in de open en onbepaalde ruimte van de godheid..., de zijnsgrond van de eigen persoon, waar... een kennen is zonder beeld... In de stilte en opgeruimdheid van geest maakt hij ruimte in zichzelf vrij om de werkelijkheid met een andere blik waar te nemen.”

“Als alles is leeggemaakt van werken en voorstellingen van deze tijdelijke en ruimtelijke werkelijkheid, dan is de mens arm en bezit hij niets meer. De verscheidenheid is opgegaan in eenheid, de zielengrond... waar de godheid vrij kan werken” (p19). Het lijkt op ”voorbereidingen om te gaan slapen... het loslaten van de dagelijkse beslommeringen om zodoende de geest tot rust te brengen.” Het verschil is dat het bewustzijn, bij het slapengaan verdwijnt, maar bij mystiek en meditatie meer ten volle verschijnt.

“Loslaten betekent het tot zwijgen brengen van het redenerende verstand en de strevende wil, inclusief de verlangende liefde.” Het gaat om ontvankelijkheid voor een andere dimensie in ons bestaan, voorbij het verstand, de wil en het ik, zoals eerder naar voren kwam.

 

 

Het niets                            2021 05 08

 

Het niets waar alles in verdwijnt

is niet zo ledig als het schijnt

Want alles wordt eruit geboren

Het gaat er niet uitsluitend in verloren

 

Wie in het niets vertoeft

en niet zoveel meer hoeft

lijkt mij een gelukkig mens

Het niets vervult zijn wens

 

Daarvoor hoeft hij niets te doen

Hij heeft zich met zijn lot verzoend

En een ingetogen vorm van leven

begeleidt  zijn werk en streven

 

Leegte en ruimte voor Gods genade

Deze dimensie wordt beschreven in termen van ‘leegte’ en ‘Niets’. In het lege gemoed kan ‘’de goddelijke geboorte plaatsvinden... en is de ziel ontvankelijk voor het goddelijke gebeuren.” Dit kan  “ruimte bieden voor het laten gebeuren van de goddelijke werkzaamheid” (p20). Zoals een vat dat wordt leeggemaakt en ruimte maakt voor Gods genade.

Het ik is de persoonskern, de zielevonk, niet de persoon eromheen met al zijn eigenschappen. Het is “zuivere ontvankelijkheid”, in andere tradities ‘zuiver bewustzijn’ genoemd, vrij van beelden en gedachten en gevoelens, het “lege gemoed”, in de Indiase filosofie ‘het Zelf’ genoemd. Bij Plotinos is dit het Ene. “Het Ene stelt hij gelijk aan het goddelijke en de mens als ik in de grond gelijk aan dat goddelijke. Op deze absolute basis van één-zijn van godheid en mens, waar hij de beelden..., het willen en hebben of bezitten achter zich heeft gelaten, komt de mens tot zelfinzicht” (p21), ook wel ‘gnosis’ genoemd (zie CM 94).

 

 

Werkzaam zijn in de wereld vanuit zuiver bewustzijn

“Het draait er in het leven uiteindelijk om werkzaam te zijn in het dagelijks leven vanuit een ‘leeg gemoed’,” ofwel het zuivere bewustzijn. “De inkeer tot... het lege gemoed leidt tot een ‘edel mens’... toegewijd aan het ene principe, de godheid.” Het gaat om een combinatie van contemplatie en inkeer met handelen vanuit een ‘leeg gemoed’, gevestigd in eenheid met het goddelijke. “In het uitstromen van het goddelijke wordt de mens rechtvaardig, liefdevol en barmhartig... Aandacht hebben voor de noden in de wereld is na de prioriteit van het contemplatieve en bezinnende leven de volgende noodzakelijke stap om het ik of de godheid werkzaam te laten zijn... Door Eckhart wordt de nadruk gelegd op de noodzaak zich zorgzaam en aandachtig tot de contingente werkelijkheid te verhouden. Door... een innerlijke transformatie zullen we in staat zijn op een hernieuwde manier in de wereld werkzaam te zijn, kunnen we ruimte bieden voor een waardig bestaan voor iedereen,” aldus Peter de Wind.

 

 

Zenmeester Dögen: samengaan van ‘eigen kracht’ en ‘andere kracht’

Deze Japanse meester leefde in de eerste helft van de 13e eeuw. Michel Dijkstra stelt het universele probleem van de rol van eigen kracht of eigen licht naast het andere, goddelijke licht, dat genade wordt genoemd. In het Christendom wordt gezegd dat een mens zijn eigen verlossing niet kan bewerkstelligen, maar dat dit een zaak is van Gods genade. Daarin zou geen plaats zijn voor zelfverwerkelijking.

In het boeddhisme speelt deze kwestie eveneens. Het Zenboeddhisme zou de nadruk leggen op eigen kracht door zelf te mediteren. Bij andere richtingen gaat het erom  zich te verlaten op het grenzeloze licht van de kosmische Boeddha, hetgeen doet denken aan de goddelijke genade. Dijkstra licht toe hoe beide krachten een rol spelen bij Dögen. Diens visie kenmerkt zich door holisme en “op een non-duale manier met dualiteit omgaan... Een vogel die vliegt in de lucht,.. ondervindt nergens weerstand” (p23). Vliegt deze vogel geheel op eigen kracht? Wordt hij ook niet gedragen door de lucht en door de wind? Dit beeld maakt duidelijk dat eigen kracht en andere kracht in elkaar overgaan. Beide gaan samen, zoals blijkt bij Dögen.

Meditatie begint met een eigen besluit. “Het ‘zelf’ wordt in het meditatieproces losgelaten... Wie zich onthecht van het ik kan zich optimaal met alles om zich heen verbinden” en met God, zoals we zagen bij Eckhart, Guyon, Hadewich en Johannes van het Kruis. “‘Eigen kracht’ en ‘andere kracht’ gaan op een subtiele manier samen... De beoefenaar begint immers met eigen kracht en wordt vervolgens opgenomen in de werking van de andere kracht” (p24). 

Bij Dögen “is het bijzondere... [het] samengaan van de polen eenheid en veelheid, het individuele en collectieve”. Ook ‘eigen kracht’ en ‘andere kracht’ zijn twee complementaire tegendelen. Het “komt dicht in de buurt van het taoïstische kernconcept ‘Dao’ of ‘De Weg’: de op alle plaatsen en in alle tijden aanwezige verbinding tussen alle dingen” (p25).

“Net als Dögen geeft Eckhart aan dat het intellect leeg moet zijn om Gods volheid te kunnen ontvangen... Dit leegmaken begint bij de ziel en haar eigen inspanning of besluit.” Om God uit te nodigen om binnen te komen, moet je wel zelf de deur open doen. Behalve de eigen wil en zielenkracht speelt in de minne-mystiek het “overstroomd worden door Gods liefde een cruciale

rol... Intellectuele en minne-mystiek spelen beide een belangrijke rol in het werk van Eckhart” (p25-26). Net zoals eigen kracht en andere kracht bij Dögen.

 

 

Bonaventura: mystieke theologie

Jan C. Klok gaat in dit artikel uit van een ruimer begrip van mystiek: niet alleen de mystieke eenheidservaring, maar ook de reflectie daarop en de uitdrukking daarvan. Daarbij gaat hij in op de mystieke theologie van de franciscaan Bonaventura uit de 13 eeuw. Deze ontleende zijn naam als kloosterling aan een ontmoeting met Franciscus, die daarbij gezegd zou hebben: “bona ventura”: het goede zal komen. Bij Franciscus gaan het contemplatieve en het actieve leven samen. Zijn mystieke ervaringen uitten zich “in de onstuitbare liefde voor alles om hem heen” en gaven de inspiratie tot actieve restauratie van de kerk en de zorg voor armen en kwetsbaren.

Bonaventura verbindt intellect en affectie. Zijn theologie “wil de mens aanzetten tot liefhebbend streven... Kennen en ervaren, kennis en contemplatie zijn twee kanten van dezelfde medaille... Hij beschrijft hoe mensen deel krijgen aan de godservaring, die in vier vormen verschijnt: geloof, contemplatie, verschijningen en de zalige schouw van aangezicht tot aangezicht” (p28,29). Mystiek gaat verder dan het schouwen en de eenheidservaring, die volgens de beschrijving van Van der Wal basiskenmerk is. De andere drie kenmerken zijn te beschouwen als voorbereidende of afgeleide aspecten. De mystieke ervaring, de voorbereiding, uitdrukking en interpretatie daarvan gaan in elkaar over, zoals ook het beschouwelijke en het actieve leven. In het artikel worden geen mystieke ervaringen vermeld van vereniging met God of het ‘zien’ van God, wel van liefde tot God. Het gaat vooral over her reflecteren erover, hoewel Bonaventura “zelf (mystieke) religieuze ervaringen heeft gehad, ook al loopt hij er niet mee te koop” (p27).

 

Van alle kanten en uit allerlei landen komt de mystiek ons tegemoet

Laeacco Bergrivier Waterval Zonsondergang https://nl.aliexpress.com/item/32870512378.html

 

Besluit: de hedendaagse relevantie van mystiek

Mystiek geeft een ander levensperspectief, dat zicht biedt op een diepere levensvervulling, zoals mystici door de eeuwen heen hebben nagestreefd en in hun leven hebben geleefd. Onze consumptiemaatschappij met al zijn verworvenheden biedt geen blijvende bevrediging aan onverzadigbare wensen, die worden gestimuleerd door reclame en een veelheid van prikkels. Behalve perspectieven reiken mystici ook methoden en technieken aan, die ook vanuit oosterse filosofieën in het Westen meer gemeengoed zijn geworden om een complement te bieden aan de consumptieve, materialistische en vaak onbevredigende levensvisie, die de aarde schade berokkent. Wij winnen daarmee de wereld niet, integendeel, maar lijden daarbij ook schade aan onze ziel, om aan te knopen bij de bijbelse uitspraak: ”Wat baat het je wanneer je de hele wereld wint en schade lijdt aan je ziel?” Het wordt tijd dat we de aansporing ‘zorg voor de ziel’ van antieke filosofen als Socrates weer in acht nemen en ook beter zorg dragen voor onze aarde. Mystiek en meditatie hebben behalve een persoonlijke een belangrijke maatschappelijke waarde.

Commentaar. Het is niet mogelijk in een half tijdschriftnummer het hele uitgebreide terrein van de mystiek toe te lichten. Er had echter wel iets meer kunnen worden ingegaan op de eigentijdse en oosterse mystiek, die sinds de 19e eeuw een toenemende belangstelling heeft gekregen. De artikelen leggen het accent op katholieke mystiek, vooral uit de 13e eeuw, die tegenwoordig nauwelijks meer een rol speelt, hoe interessant deze ook is. Een vraag is dan: waarom tegenwoordig wel oosterse mystiek en nauwelijks christelijke mystiek? Slechts één bijdrage gaat over zenboeddhisme. De protestantse, joodse, islamitische en Indiase mystiek komt niet ter sprake. De natuurmystiek van de Indianen, Kelten en andere volken evenmin. De selectie en omissie hadden gemotiveerd kunnen worden. Een overzichtsartikel met verantwoording van de keuze ontbreekt. Koo van de Wal komt enigszins in de buurt. Hij heeft onlangs een boek geschreven (over) Filosofie en spiritualiteit. Hopelijk geeft hij daarin een meer universele, vergelijkende benadering. Mystiek leent zich daarvoor uitstekend gezien de universele (basis)kenmerken die hij noemt.

Andere bijdragen in het tijdschrift worden genoemd in de onderstaande inhoudsopgave. 

 

 

Een glorierijk bezield geheel       2021 06 28

 

Het is stil van binnen

In die stilte beweegt zich

de wereld van de zinnen

in een zinnenstrelend licht

waar ook maar het oog zich richt

 

Dit fascinerende geheel

van kleuren, golven, vormen

die een ongekende eenheid vormen

in een levende verscheidenheid

welke soepel door de ruimte glijdt

en die iedere beschrijving tart

maakt indruk op mijn hart

 

In dit wereldwonder

waarin ik mij verwonder

gaat mijn leven op en onder

als een levend onderdeel

van een groots en glorierijk

bezield en eindeloos geheel

 

 

 

 

Bloem in de zon

2021 06 25 Na lezen over mystiek in Filosofie-Tijdschrijft

 

Dit leven begon

als bloem in de zon

Levend in het licht

dat ieder mens verlicht

 

Het licht ging verloren

en werd weer herboren

als een innerlijk licht

op mensen gericht

 

Zij namen het niet aan

verstrikt in hun waan

en zijn gevangen

in hun verlangen

 

Verstrikt in hun ik

beperkt in hun blik

Zie het maar aan

en laat ze begaan

 

In diepste wezen zijn

de mensen verlicht

De meesten zijn

er niet op gericht

 

Het innerlijk licht

valt buiten hun zicht

Gewend aan de waan

van uitwendig bestaan

 

Op zoek naar geluk

en steeds onder druk

van dwingend verlangen

Aanhoudend gevangen

 

In de strik van het ik

Het wenst en het wikt

gevangen in grenzen

van dwingende wensen

 

Het is verstoken van licht

waar de vervulling in ligt

Het ik is een instrument

dat zijn beperkingen kent

 

Als het wordt opgenomen

in het grenzeloze tijdeloze

innerlijk aanwezige licht

dat ieder mens verlicht

 

Omhuld door dit licht

en op dit licht gericht

Zoals zijn leven begon

als een bloem in de zon