Civis Mundi Digitaal #111
John Constable, Salisbury Cathedral from the Meadows (1831)
In voorgaande delen zijn reeds enkele Britse schrijvers genoemd: Wordsworth, Coleridge, Richardson, Walter Scott en de zusters Brontë. Invloedrijk waren ook Charles Dickens en de psychologische romans van Jane Austen. De natuur staat vaak centraal. “Overal in de natuur ervaart Wordsworth het werken en bewegen van de wereldgeest,” zoals ook bij Schelling en Novalis (Vloemans, Cultuurgeschiedenis van Europa, p339). De pantheïstische invloed van Spinoza is vaak merkbaar evenals de Duitse invloed. Samen met Coleridge reist Wordsworth naar Duitsland (1798-99). Later zijn Byron, Keats en Shelley toonaangevend. Ze vormden in Nederland een inspiratiebron voor het schoonheidsideaal van de Tachtigers, zoal Jacques Perk, Willem Kloos, Hermen Goprter e.a.: “A thing of beauty is a joy forever” (Keats, p343). Bij Byron, Keats en Shelley “overweegt niet langer de ‘bliss’, maar integendeel het tragische levensgevoel,” zoals in het volgende zal blijken (p340).
Dit artikel gaat over de zgn. ‘Préromantiek’ met Wiliam Blake en Jane Austen als belangrijkste representanten, voorafgegaan door de ‘Protoromantiek’ met een aantal beroemnde werken uit de 18e eeuw, waarin romantische kenmerken te vinden zijn.
Daarna volgt de ‘Hoogromantiek’ met Shelley, Keats en Lord Byron gevolgd door de Victoriaanse periode met de zusters Brontë en Dickens als hoogtepunten. Tenslotte de overgang naar de 20e eeuw met de toneelschrijvers Oscar Wilde, George Bernard Shaw en de romanschrijvers Joseph Conrad en E M Forster.
Willam Blake, Oberon, Titania and Puck with Fairies Dancing (1786) toont classicistische en romantische motieven
‘Proto-romantiek’ en ‘Pre-romantiek’: vooral William Blake en Jane Austen
De Romantiek kondigt zich ook in Engeland al vroeg aan. Shakespeare, het literaire hoogtepunt van de Barok, was een voorbeeld voor Duitse en Franse Romantici. Reeds in de 18e eeuw toonde Jonathan Swift in Gullivers Travels (1726) romantische trekken wat betreft zijn kritiek op de harteloze rationaliteit en zelfvoldaanheid in zijn vermakelijke fantastische reisverhalen met sprookjesachtige wezens, die sarcastisch en realistisch worden beschreven. Zijn “literaire crescendo van sarcasme” biedt echter geen alternatief en toont weing mededogen volgens H W Ph van den Bergh van Eijsinga (Bij denkers en dichters, p206-09 ’Gullivers Travels’). Dit boek wordt uitvoerig besproken door George Orwell in Tegen totalitarisme: essys over politeik en literatuur, dat in dit nummer wordt besproken.
Samuel Johnsons periodieke essays The Rambler en The Adventurer (1752-54) dragen romantische titels. Zijn gedichten The Vanity of Human Wishes hebben een typisch moralistische 18e eeuwse titel en inhoud, maar zijn ook zeer persoonlijk, net als zijn essays. Hij schreef ook een soort allegorische en uitheemse avonturenroman The History of Rasseles, Prince of Abessinia, die invloed had op Jane Austen en andere romanschrijvers. Ook deze titel doet romantisch aan.
Onder de kop ‘de Pre-romantiek’ komen o.m. William Blake, Daniel Defoe (Robinson Crusoë), Samuel Richardson (Pamela or Virtue Rewarded, reeds genoemd in deel 1), Henry Fielding (‘schelmenroman’ Tom Jones [1747], die ondanks zijn streken het hart op de juiste plaats draagt en een impliciete kritiek biedt op “het getalm van het recht, de hoogmoed van het gezag”) en Shakespeare (Hamlet) aan de orde.
Jane Austen en haar psychologische romansvormen een hoogtepunt. Ze tonen nog een moralistische 18e eeuwse visie, maar ook romantische trekken qua gevoelsverwikkelingen, waarin ze op een verrassende wijze menselijke motieven doorlichten. Ze zijn vooral bekend van de verfilmingen van Pride and Prejudice (1813)en Sense and Sensibility (1811), twee van haar romans.
William Blake, schrijver, schilder en graveurbeschrijft in zijn geïllustreerde Songs of Innocence (1789) Songs of Experience (1794), The Marriage of Heaven and Hell (1790) en zijn verscheidene ‘profetische boeken’ o.m. zijn levenservaringen, resp. zijn visionaire mystieke ervaringen. Beroemd is zijn uitspraak “If the doors of perception were cleansed every thing would appear to man as it is, Infinite. For man has closed himself up, till he sees all things thro’ narrow chinks of his cavern.” (Als de ramen van de waarneming worden schoongemaakt, zou alles verschijnen zoals het is, oneindig. Want de mens heeft zichzelf opgesloten, ziet alle dingen door de nauwe kieren van zijn grot). Verbeelding is bij hem belangrijker dan de rede. Zijn lyriek is eenvoudig, direct, spontaan origineel en vernieuwend. Zijn mystieke geschriften zijn vaak moelijk te volgen, behalve de volgende bekende regels (zie afbeelding).
William Blake en Jane Austen
Revolutionaire schrijvers
Meer consistent revolutionair en “welhaast legendarisch” vergeleken bij Lord Byron (zie vervolg) komt Tom Paine over (p172). Zijn belangrijkse werk is The Rights of Men (1791), een anarchistische bestseller, indirect geïnspireerd door de Franse Revolutie, gevolgd door The Age of Reason (1795), een verdediging van het deïsme tegen het atheïsme en het christendom.
William Godwin schreef een beroemd boek: Political Justice (1793), gevolgd door “een soort filosofische thriller Caleb Williams (1794): het individu wordt door de hele samenleving belaagd,... de ‘opgejaagde mens’ in de moderne romankunst” (p173). Het doet enigszins denken aan Rousseau. “Hij was ook een ‘environmentalist’, vandaar zijn radicalisme”. Hij trouwde met de feministe avant la lettre Mary Wollstonecraft. Zij schreefVindication of the Rights of Women (1792). Hun dochter Mary trouwde met Shelley. Haar moeder stierf kort na haar geboorte. Zij wijst vooruit naar voorvechters voor de rechten van de vrouw zoals George Elliot en John Suart Mill en diens vrouw Harriet Taylor. Er zijn meer revolutionaire schrijvers geweest, maar dit zijn de belangrijkste.
Coleridge en Wordsworth
De vroege Romantiek: Wordsworth en Coleridge
Met Coleridge en Wordsworth breekt de Romantiek in volle glorie door.
William Wordsworth schreef Lyrical Ballads (1798). Het contact met de natuur en het landleven en de “levendige gewaarwording” staan bij hem centraal in directe, onopgesmukte beeldende gevoelstaal met een neiging tot lyrische natuurmystiek. Wordsworth is “een dichter van de natuur... die de emoties stabiliseert [en...] het menselijke ervaren kalmeert” (T A Birrell, Engelse letterkunde, p162). Zijn werk is vaak meditatief en intuïtief. Hij weet ingevingen en gewaarwordingen treffend en beeldend uit te drukken.
Samuel Taylor Coleridge is vooral bekend van zijn dichtwerk Ancient Mariner (1798), over een spookschip en een overlevende schipbreukeling, e.a. werken, zoals Kubla Khan en Fears in Solitude en zijn onvoltooide Hymns to the Elements). In Duitsland nam hij de romantische filosofie in zich op, toen hij na zijn reis met Wordsworth in 1799 Göttingen ging studeren. Zijn werk heeft een meer filosofisch en erudiet gehalte, maar methodisch en systematisch was zijn proza niet. In 1800 vestigde hij zich evenals Wordsworth in het prachtige maar regenachtige Lake District. Niet geschikt voor een rheuma-patiënt zoals hij. Hij gebruikte opium en drank om zijn pijn te stillen.
In The Ancient Mariner kan het neerschieten van de albatros, waarna de ellende pas goed begint en er een vloek op het schip rust, in moderne termen gezien worden als waarschuwing tegen het zomaar doden van levende wezens. “Pas als hij de laagste wezens, de in het slijm kronkelende gekleurde zeeslangen om hun schoonheid gelukkig weet te prijzen,... wordt de betovering verbroken [en...] keert hij als een nederig mens terug in het sociale leven.” Als hij spijt heeft gekregen en zijn liefdevolle medegevoel is hersteld van (de euveldaad van) gevoelloosheid: “To be beloved is all I need. And whom I love, I love indeed” (p166,168).
Shelley, Keats en Lord Byron
De Hoogromantiek: Shelley, Keats en Lord Byron
“Shelley wordt bewonderd door mensen die denken dat de term ‘dichter’ een excuus is voor onverantwoordelijk gedrag... en onvolwassenenheid in het algemeen... Hij miste iedere zelfkritiek en zelfbeheersing” (p169). Zijn (buiten)echtelijke betrekkingen waren namelijk zeer verward. Zijn eerste vrouw verdronk zich in 1816. Drie weken later hertrouwde hij met de reeds genoemde Mary Godwin die zich door hem liet schaken. Niet lang daarna ging hij met haar naar Italië. Daar verdronk hij door schipbreuk bij een storm (1822). Zijn werk is doortrokken van doodsverlangen. “Het hangt nauw samen met een protest tegen de ellende en de tirannie van de wereld en... de formele godsdienst” (p170).
Prometheus Unbound (drama, 1820) is een typerende titel. “De Ode to the West Wind (1820) vertegenwoordigt het conventionele idee dat men van romantische poëzie heeft. De beeldspraak is vaag maar indrukwekkend; de toon is vurig en retorisch – het klinkt allemaal heel goed.” Hij schreef verder indrukwekkende politieke stukken zoals The Masks of Anarchy en het satirische Peter Bell the Third (1819). Zou de naam van Pietje Bell daarvan zijn afgeleid? Of van de eerste Peter Bell van Wordsworth?
“Zijn laatste werk, het onvoltooide gedicht The Triumph of Life (1822) houdt een belofte voor een nieuwe ontwikkeling in. Hier zien we hoe hij tracht te ontwaken uit de droomwereld die hij zichzelf geschapen had... en vat probeert te krijgen op de werkelijkheid” (p171-72). Helaas triomfeerde de dood in dat jaar. Hij was toen nog geen 30 jaar. Bij Shelley zien we estheticisme, pantheïsme, opstandigheid en subjectivisme. “Het is vaag wat hij zegt... Je hebt hier pantheïsme;... het oneindige is het Schone verhuld in het woord van de dichter... Hij heeft zijn eigen sfeer... en dat is de poëzie” (H W Ph van den Bergh van Eijsinga, De ziel de mensheid: Een boek van geestelijke waarden Deel III, p121,122,124). Uit Prometheus Unbound
Man, one harmonious soul of many a soul De mens, een harmonieuze ziel uit tal van zielen
Whose nature is its own divine control die op goddelijke wijze zelf hun eigen aard bestieren
Where all things flow tot all, as rivers to the sea Waar alle dingen samenvloeien in de zee zoals rivieren
Familiar arts are beautiful through love Waar gewone kundigheden mooi zijn door de liefde
Labour and pain and grief in life’s green grove Waar in het groene levensperk werk en pijn en droefenis
Sports like tame beasts, none knew Als tamme dieren spelen, niemand wist
Hoe gentle they could be hoe zacht zij konden zijn
Mary Shelley, de vrouw van de dichter en de dochter van Wiliam Godwin en Mary Wollstonecraft, is vooral bekend van haar griezelboek Frankenstein (1818, herzien in 1831), dat diverse malen is verfilmd en bewerkt. In deze “aangrijpende schets van de eenzaamheid van de verbanning door een liefdeloze wereld” (Wikipedia) zijn diverse elementen verwerkt, zoals haar eigen jeugd en de invloed van haar beide ouders (zie boven), de ontdekking van elektriciteit bij dieren door Galvani (zie CM 110 over wetenschap aan het begin van de Romantiek) en toonaangevende literatuur van die tijd, zoals Miltons Paradise Lost, Goethe’s Die Leiden des jungen Werther, en Coleridge’s Ancient Mariner. Het thema dat een wetenschapper (Frankenstein) een levend monster schept uit levenloze materie met alle gevolgen van dien, is in onze tijd nog steeds actueel met het oog op de mogelijke consequenties van genetische manipulatie en biotechnologie (zie CM 110, over Fritjof Capra, deel 4).
John Keats was in veel opzichten een tegenpool van Shelley en kenmerkte zich door strenge zelfkritiek. Hij richt zich op concrete zintuiglijke waarnemingen, niet op “winderige abstracties”. Hij was van eenvoudige komaf, terwijl Shelley op de eliteschool Eton en in Oxford studeerde. Endymion (1818) was zijn eerste lange gedicht, gevolgd door o.a. de odes To a Nightingale, To Autumn, On Melancholy, To Psyche en Hyperion. De titels duiden op classicisme zowel als romantiek en natuurlyriek.
Hij leed aan acute t.b.c. en stierf in 1821, 25 jaar oud. Hij is vooral bekend als estheticus en “apostel van de schoonheidscultus”. Zijn bekenste dichtregels zijn “A thing of beauty is a joy for ever: Its loveliness increases; it will never pass into nothingness,” enz. uit Endymion Book I, een motto van de Tachtigers.
Zijn werk toont diepzinnigheid en een grote zelfbeheersing, zelfreflectie en beeldend vermogen, waarbij alle zintuigen zijn betrokken. Bijv. in hoe hij de herfst uitbeeldt, zonder door emoties te worden meegenomen. “Was it a vision or a waking dream?,” vraagt hij zich af in To A Nightingale. En hij concludeert in The Fall of Hyperion, a Dream: “The poet and the dreamer are distinct, diverse, sheer opposite, antipodes” (p179). De dichter wordt zich bewust van zichzelf en maakt ook anderen bewust.
Lord Byron is onder meer bekend van zijn Childe Harold’s Pilgrimage (1812), mede geïnspireerd op de reis door Europa, die hij als 20-jarige maakte. De Franse componist Hector Berlioz heeft er een muziekstuk aan gewijd. Ook Byron verliet Engeland voorgoed (1816) en leidde een avontuurlijk leven als dandy en vrijheidsstrijder. Hij was een gecompliceerde, soms heroïsch afgeschilderde figuur met tegenstrijdige kanten, die verder gaan dan de beeldvorming laat zien. Hij was praktisch, maar ook conventioneel en aristocratisch, maar ook visionair, revolutionair en radicaal-liberaal. “Byrons leven is een nogal verward geheel” (p184).
Zijn meesterwerk is Don Juan (1819-24). Het bestaat uit onsamenhangende “semi-autobiografische episoden”. The Vision of Judgment is volgens Birrell “in zekere zin Byrons beste gedicht, omdat het een eenheid vormt”. Zijn observatie van de natuur is volgens Birrell pre-romantisch “en zijn literair-kritische vermogens waren zeer beperkt,” evenals zijn lyriek.
Vooral de vroege Duitse en Britse Romantici neigen meer naar pantheïsme dan naar realisme. Typerend is de volgende kenschets naar aanleiding van het werk van Keats en Shelley: “Tevergeefs jaagt de dichter naar de ideale schoonheid op deze aarde,... al is de schoonheid niet van deze wereld... in haar bovenaardse, transcendente werkelijkheid, de oerkracht, die de menselijke geest en het menselijk gemoed on-middelijk met de wereldgeest verbindt... Hij maakt als dichter deel uit van twee werelden” (A Vloemans, Cultuurgeschiedenis van Europa, p342). Volmaaktheid lijkt onbereikbaar. Het leven en het verlangen zijn onverzadigbaar. “Aan het einde wacht de dood, waarvan wij al evenmin iets begrijpen als van het leven” (p343). Bij Novalis voelt de dood echter minder zwaar aan. Hij heeft zich ermee verzoend.
De dichter Alfred Lord Tennyson, filosoof John Stuart Mill, kunstcriticus John Ruskin, ontwerper William Morris en kardinaal John Henry Newman
De Victoriaanse tijd
“Koningin Victoria besteeg de troon in 1837 en stierf in 1901... Het Victoriaanse tijdperk is een tijdperk van contrasten: rijkdom en armoede, vooruitgang en reactie, laissez faire en sociale hervorming, positivisme en idealisme, agnosticisme en piëtisme... een tijdperk van onrust en twijfel” (p187,188). Dit ondanks de ogenschijnlijke zelfgenoegzaamheid en zelfverzekerdheid.
“Alfred Lord Tennyson is in velerlei opzicht de meest representatieve figuur onder de Victoriaanse dichters...The Idylls of the King (1859) is een poging om de ridderidealen uit de Arthurlegende nieuw leven in te blazen” (p196). The Palace of Art (1831) is een vroeger werk, dat associaties oproept met “een soort ivoren toren... Hij wil een filosofische dichter zijn, maar is daarvoor niet uitgerust,” zoals bijv. Keats en Robert Browning, tijdgenoot van Tennyson. Volgens Birrell wekken diens vage, soms duistere werken de schijn van diepzinnigheid en genoot hij bij velen “een opgeblazen reputatie” (p194-95).
John Stuart Mill, John Ruskin, William Morris, John Henry Newman en Thomas Carlyle worden de ‘wijzen’ van de Victoriaanse tijd genoemd. Hoewel het filosofisch gehalte van de laatste volgens Mill discutabel is. Carlyle was meer een conservatief soort intellectueel en tendentieus historicus, vooral in On Heroes, Hero-Worship and the Heroici in History (1841). Hij komt echter ook op voor de armen en verdrukten en neigt naar een soort ethisch socialisme, zoals Wiliam Morris en zijn vriend John Ruskin.
John Stuart Mill daarentegen was een veelzijdig en vooruitstrevend sociaal-liberaal filosoof, die nauw samenwerkte met zijn vrouw Harriet als co-auteur. Zijn bekenste werk is On Liberty (1859), verder A System of Logic (1843), Claims of Labour (1845), Principles of Political Economy (1848), Utilitarism (1861, zie CM 81), The Subjection of Women (1861, publcatie: 1869). Cor Hermans schreef een boeiende biografie over hem: Een Engelsman in Frankrijk.
John Ruskin verzette zich tegen de industriële maatschappij en massaproductie en pleit voor ambachtelijkheid “gezien de geest van zijn tijd een verloren strijd” (Birrelll, p206). Hij was als veelzijdig kunstenaar en kunstcriticus een promotor van de schilder William Turner en de Pre-Raphaeliten, die realistische, renaissancistische schilderwerken creëerden geïnspireerd op Rafaël. Hij publiceerde zo’n 250 werken, voornamelijk over kunst, maar ook over politiek en economie, bijv. Unto This Last: Four Essays on the First Principles of Political Economy (1860).
Ook William Morris legde zich toe op de idealen van vakmanschap met zijn Arts & Craft Exhibition Society, geïnspireerd op de middeleeuwse gilden. Hij was ook betrokken bij de jonge socialistische beweging en schreef o.m. The Earthly Paradise en News from Nowhere, over een land zonder beroepspolitici.
Kardinaal John Henry Newman was een theoloog en sommigen beschouwen hem als “de eerste christelijke existentialist”. Zijn autobiografische werk met zijn existentiële (bekerings)ervaringen Apologia pro Vita Sua geeft hiertoe enige aanleiding. Hij verzette zich tegen geestelijke bekrompenheid, o.m. van de anglicaanse Kerk, het liberalisme en het ‘illiberalisme’, zie zijn Discussions and Arguments (1872).
Vermeldenswaard zijn ook de conservatieve politieke filosoof en politicus Edmund Burke, met name zijn vermaarde Filosofisch onderzoek naar de oorsprong van onze denkbeelden over het sublieme en het schone (1757), filosoof Jeremy Bentham, de grondlegger van het uitilitarisme en voorloper van Mill, en de liberale filosoof en socioloog Herbert Spencer.
Charlotte en Emily Brontë en de jonge Charles Dickens
Hoogtepunten van de Britse romankunst
In de romankunst kende de latere Romantiek vele hoogtepunten, waarvan vele verfilmd zijn.
Met Walter Scott brak de roman definitief door. Hij verzamelde eerst balladen: The Minstrels of the Scottish Border (1802-1803) en schreef lange gedichten over historische Schotse gebeurtenissen: The Lay of the Last Minstrel (1805), Marmion (1808), The Lady of the Lake (1810), Rokeby (1813) en The Lord of the Isles (1815). Zijn roem als romanschrijver begon met The Lady of the Lake (1809). Daarna volgden historische romans. De bekendste zijn: The Bride of Lammermoor (1819, ook bekend van de opera van Donizetti met de beroemde waanzinscène), Rob Roy (verfilmd), Ivanhoe (1820, bekend van de jeugdserie), Kenilworth (1821). Zijn invloed was groot, maar Birrell behandelt hem niet eens, hoewel hij veel geschreven heeft dat de tand des tijd heeft doorstaan, ondanks een zekere conventionaliteit, pathos en pathetische kanten, weinig psychologie en daarom geschikt als jeugdboeken en ontspanningslectuur.
De zusters Brontë. Charlotte’s bekendste werk is Jane Eyre (1847, 18 keer verfilmd), over de morbide en fantasierijke verwikkelingen en de vervulling van wensdromen van een gouvernante. Ze krijgt een relatie met de vader van haar pupil, die later zijn waanzinnige vrouw blijkt te hebben opgesloten in zijn spookachtige landhuis. Het is een huwelijksbeletsel als dit aan het licht komt. Uiteindelijk trouwen ze toch na een dramatische ontknoping. Dit werk gaat beduidend verder dan “wensdromen die we in de keukenmeidenroman aantreffen” (p210). Verder schreef zij The Professor, Shirley, het autobiografische Villette (1853) en Poems.
Emily Brontë schreef het unieke romantisch-realistische meesterwerk Wuthering Heights (1847), dat al vooruit loopt op het eind 19e eeuwse realisme van bijv. Balzac, dat ook bij Dickens niet ontbreekt, en op de psychologische romans van Dostojewski, waarin ook elementaire hartstochten beschreven worden.
Anne Brontë schreef Agnes Grey (1847) en The Tenant of Wildfell Hall. “Het eerste is te tam en het tweede te melodramatisch” (p210). De werken van haar zussen zijn toonaangevend voor de Romantiek.
William Thackerey schreef een soort cynische schelmenroman Vanity Fair: A Novel without a Hero (eveneens 1847, een rijk jaar), om volgens zijn eerdere “bedoeling de minder fraaie zijde van de society-wereld aan de kaak te stellen,” waarvoor zijn blad Punch o.m. bedoeld was (p212). Verder schreef hij historische romans. “Hij heeft werkelijk niets aan te bieden dan het lege wijsneuzige gebaar van de man van de wereld - ‘such is life’.”
Charles Dickens en zijn “superieure romans” vormen een ander verhaal en een klasse apart. “In zekere zin was Dickens een existetialist avant le mot... Wat hij aan de kaak stelt is het tragikomische van de hele menselijke situatie. Hij tracht door te geven hoe onbestendig het gehele sociale bestel is. En dat was in zijn tijd een geweldige prestatie... In Dickens’ tijd scheen zij duurzaam en onveranderlijk. Dickens besefte echter, dat de sociale orde een dunne korst was, waaronder zich een vulkaan van verwarring, chaos en wanorde schuilhield” (p217,219). Birrell verwijst naar Dostojewki die door Dickens is beïnvloed, naar Josoph Conrad, Thomas Mann, D H Lawrence en Albert Camus en noemt Dickens “uiterst modern... Zijn thema is: hoe past het individu zich aan bij het dagelijkse contact met de afstotende sociale wereld” (p217). Dat is ook een typisch thema van de (Pre)romantiek en de Sturm und Drang.
“Men heeft Dickens vaak naar voren geschoven als een sociale hervormer... Hij volgde slechts de gevestigde publieke opinie... Hij had behoefte aan sympathie en applaus... liefde en waardering van de buitenwereld ...mede vanwege het gemis aan ouderliefde... Dickens speelde voor zijn publiek de rol van clown en humoristisch voordrachtskunstenaar, maar deze uitwendige persona verborg een inwendige Trieb... Men zegt wel eens, dat grote komieken in het diepst van hun hart de wens koesteren om Hamlet te vertolken” (p214-216).
We zien bij hem een steeds terugkerende belangstelling voor geweldpleging, plotselinge sterfgevallen, verschoppelingen, dieven, zwendelaars en moordenaars en het thema vlucht en achtervolging. Birrell onderscheid vroege schelmenromans als The Pickwick Papers (1836), Oliver Twist en Nicholas Nickelby (1837-42) van zijn rijpe periode met o.m. Hard Times (1854) en Great Expectations (1861-64) en daar tussenin o.a. Christmas Carol (1843) en David Copperfield (1859-60), verder teveel om op te noemen.
De ‘grote verwachtingen’ in Great Expectations “zijn een symbool van de holheid van het Victoriaanse ‘fatsoen’. [hoofdpersoon] Pips’ geld... is bezoedeld – het komt van een misdadiger... De Victoriaanse voorspoed is niet op de juiste manier verkregen.” De rooskleurige visie loopt uit op een desillusie. Zo houdt Dickens ons een visionaire en voorspellende “morele fabel” voor (p218). In Our Mutual Friend (1864-65) “is de rijkdom... afkomstig van een enorme vuilnishoop,” omdat de vader zijn rijkdom heeft vergaard door het ophalen van afval. Het roept associaties op met onze welvaart en de enorme afvalhoop die daarmee gepaard gaat. Dickens was geen ethicus of (sociaal) filosoof, zoals George Orwell liet zien in Inside the Whale. Hij weet wel de menselijke gevolgen van hun sociale handelen dramatisch voor te stellen, en veroordeelt deze door “dichterlijke rechtvaardigheid” te laten gelden.
“In 2020 nam de Britse literatuurcriticus A.N. Wilson in zijn boek The Mystery of Charles Dickens de eigenaardige kanten van Dickens persoonlijkheid en zijn mogelijke drijfveren onder de loep... Hij vergelijkt Dickens met een medium dat tijdens een seance geesten oproept. Volgens Wilson zou Dickens hebben geleden aan een ernstig trauma uit zijn jeugd. Het schrijven van fictie zou hem in staat hebben gesteld ‘zijn demonen uit te drijven’” (Wikipedia, in de geest van zijn tijd).
George Elliot (Mary Ann Evans) vertaalde geruchtmakende werken als de Ethica van Spinoza, Das Lebens Jesus van David Friedrich Straussen Das Wesen des Christentums van Ludwig Feuerbach, op wie Karl Marx leunde. Daarna schreef ze Scenes of Clerical Life in het spoor van haar strenge christelijke opvoeding, en volgden diverse romans. Ze zocht iets gelijkwaardigs voor het spontane, eenvoudige geloof van haar kindsheid, waarbij ze werd geleid door “de ethiek van het traditionele landelijke Engeland, waaruit zij stamde... Ze had behoefde aan liefde en aan een levensroeping,” Dat ze niet knap van gezicht was, zat haar niet mee. Ze zag het als haar roeping met haar romans morele steun te geven in ethische dilemma’s, waarin ook de hoofdpersonen in haar romans verwikkeld zijn. Victoriaanse (moralistische maar ook realistische) meesterwerken zijn Silas Marner (1861) en Middlemarch: A Study of Provincial Life (1872). Silas is een eenzame wever die een gevonden meisje adopteert, waardoor hij “weer wordt geïntegreerd in de gemeenschap en zijn geloof in de mensheid wordt hersteld”. Het meisje wil voor hem blijven zorgen als haar rijke ouders gevonden worden en met een werkman trouwen. Het heeft iets van een sprookje middenin de gewone menselijke ervaring. Middlemarch gaat over huwelijksproblemen en dilemma’s, pedante ijdelheid versus zelfopoffering met een keur aan personen en intriges, waarin reputaties en illusies sneuvelen en het goede hart zijn weg weet te vinden.
Landschap van Joseph Mallord William Turner (1775-1851)
De overgang naar de 20e eeuw
Oscal Wilde en de socialist George Berhard Shaw, beide toneelschrijvers, treden aan het eind van de 19e eeuw naar voren met resp. The Importance of Being Earnest (1895), een subversief soort klucht, “een doorwrocht en vernuftig bouwsel van leegheid.... waarin iedere gemeenplaats.... op zijn kop wordt gezet” (p229). En bij Shaw met Arms and the Man (1894), Pygmalion (1913) en andere stukken, die een podium boden voor zijn sociale en politieke ideën, die afweken van die van de Romantiek en de moderne tijd inluidden.
Joseph Conrad, een tot Brit genaturaliseerde Poolse zeeman, was de belangrijkste romanschrijver van die tijd met zijn avontuurlijke romans en reisverhalen The Outcast of the Islands (1896), An Outpost of Progress (1898) en The Heart of Darkness (1902). Het doet denken aan de schrijvende scheepsarts Slauerhoff, die vooral dichter was. Hij schreef misschien meer over de zee dan Conrad, die meer over het gedrag en de levensstijl van zeelieden en andere mensen schreef: “Men moet gewoon zijn plicht blijven doen, ook al stormt het” (p237, over Typhoon, 1902).
The Shadow-Line: A Confession (1917) is eigenlijk een psychologische autobiografie in verhaalvorm met een motto van Baudelaire en gaat o.m. over plichtsbesef als houvast bij morele isolatie. De grenssituaties doen realistisch en ‘existentialistisch’ aan. Daarmee zijn we diep in de 20e eeuw beland.
“Nostromo (1904) is Conrads verkenning van de maatschappij en de waarden waarmee mensen kunnen) leven in uitersten van materialisme en idealisme, heldendom en lafhartigheid, gezond verstand en wanhoop” (p241). Het beschrijft de gebondenheid aan de maatschappij, een thema van die tijd, vooral bij realistische Franse schrijvers als Balzac en Zola.
E M Forster, lid van de zgn. sociaal-liberale ‘Bloomsbury’-groep met o.m Keynes en Virginia Woolf, is ook bekend van zijn reisverhalen met A Passage to India (1924) als bekendste en laatste roman, voorafgegaan door The Longuest Journey (1907) en andere werken, waarin de standenmaatschappij met standen- en klassenstrijd en individuele wedijver (o.a. om de gunst van vrouwen) wordt doorgelicht. In zijn laatste roman komen daar etnische bevolkingsgroepen bij in een soms mysterieus aandoende sfeer. Ook hier is de Romantiek overgegaan in 20e eeuws sociaal betrokken realisme. In de NRC van 18 juni stond een recensie van zijn dystopie De machine staat stil, een vertaling van The Machine Stops uit 1909 over een door technologie beheerste maatschappij. Het is een meer eigentijdse variant van de kritiek op het Verlichtingsoptimsme en het geloof in wetenschap en technologie.
Ralph Waldo Emerson, Henri David Thoreau, Nathaniel Hawthorne, Mark Twain en Edgar Allan Poe
Enkele Amerikaanse schrijvers uit de Romantiek
Van de Amerikaanse schrijvers noemen we de essayisten Ralph Waldo Emerson (o.a. Nature, 1836; The Over-Soul, 1841; Self-Reliance, 1848; Society And Solitude, 1870) en Henri David Thoreau (het ‘utopische’ en ‘pastorale’ boek Walden, 1854, over zijn zelfvoorzienende verblijf in een hut in de natuur, voorbeeld voor Walden II van Frederik van Eeden). Zij werden de ’transcendentalisten’ genoemd, omdat ze "een oorspronkelijke relatie met het universum" nastreefden. Nathaniel Hawthorne was de schrijver van de magistrale ‘puriteinse’ roman The Scarlet Letter over een overspelige vrouw die een letter droeg als merkteken (1850).
Mark Twain was de schrijver van de populaire avonturenromans Tom Saywer en Huckleberry Finn (1876 en 1884). Ook Moby Dick, over een gevaarlijke witte walvis, van Herman Melville wordt vaak als jongensboek beschouwd maar zit vol romantische symboliek. De dichter Walt Whitman (Leaves of Grass, 1855), bezingt al het leven als uitdrukking van een oneindige eenheid. Ook in de 1775 originele, puntige, epigrammatige gedichten van Emily Dickinson, uitgegeven na haar dood in 1886, spreekt een spirituele diepte, waardoor zij zich liet voeden in een teruggetrokken leven: "There is a solitude of space / A solitude of sea / A solitude of death, but these / Society shall be / Compared with that profounder site / That polar privacy / A soul admitted to itself / Finite infinity" (1855, ’nr 1695’, Craigh Pearson, The Supreme Awakening, p 135, ook in Wikipedia).
Edgar Allan Poe is vooral bekend van zijn griezelverhalen en indringende gedichten als The Raven en Annabel Lee. Hij zag als schepselen als min of mee bewuste intelligenties. “’Eens zouden hun myriaden van individuele intelligentie samenvloeien... in het Ene’. Dit is niet Amerikaans, dit is Indisch,” aldus Van den Berg Deel IV, p259 over Amerikaanse letterkunde. Hij noemt hem “een verscheurde ziel”). Deze neiging tot mystiek en pantheïsme is typerend voor de Romantiek, evenals een tendens tot het pathologische. Bekende boeken zijn verder de ‘indianenverhalen’ The Last of the Mohicans (indrukwekkend verfilmd) van James Fennymore Cooper en The Song of Hiawatha van Henry Wadsworth Longfellow (verwerkt in stripverhalen).
De Engelstalige en Franstalige schrijvers waren vaak radicaler en meer vernieuwend dan de meer conservatief gestemde Duitse Romantici, met uitzondering van hervormers als Heine en Wagner.
Rousseau, Blake, Goethe, Novalis, Wordsworth, Keats en Baudelaire
Romantische schrijvers
2021 05 29 Na lezen T A Birrell, Engels letterkunde e.a. werken
Historische romantische gegevens
bieden veelal afgebroken levens
Vele schrijvers stierven jong
toen onverwijld de dood
hun jonge leven binnendrong
en geen hoop meer bood
Velen zochten jong hun heil
in geëxalteerd intens gevoel
Onfortuinlijk misten zij hun doel
en gingen jong reeds voor de bijl
Sommige van de romantici
waren niets ontziende cynici
Wisten niet waarheen te gaan
en klooiden maar wat aan
Anderen waren veeleer hedonisten
Liepen op hun weg door het bestaan
maar achter hun verlangens aan
alsof ze niet iets beters wisten
Dan zijn er nog estheticisten
die met schoonheid zijn begaan
Die trok hen onweerstaanbaar aan
Over smaak valt niet te twisten
Een enkeling steeg boven alles uit
en heeft zijn idealen niet verbruid
Ze pogen naar het hogere te reiken
en weten het ook te bereiken
Zij zijn de grote geesten
Het geldt niet voor de meesten
die halverwege blijven steken
bij de grote kunstenaars vergeleken
De betoverend schoonheid
van de werken van de hoogste kunst
is aan hen verleend als gunst:
openbaring van de eeuwigheid
in de vormen van de ruimtetijd
Het werkelijk mooie blijft verheven
boven het benepen alledaagse leven
Terwijl het ook daarin kan delen
door iets van het wezen mee te delen
Iets dat niet voorbij gaat
en dat ons heel na staat
Bijna voor het grijpen ligt
in een glimp van inspirerend licht
Dat aan kunstenaars gegeven is
en voor ons beschikbaar is
door hun werk te gaan ervaren
en aan ons te laten openbaren