Rechten voor de natuur

Civis Mundi Digitaal #111

door Mathieu Wagemans

Bespreking van: Erik Kaptein, Rechtsgelijkheid voor de natuur. Waarom niet-menselijk leven rechten verdient. ISVW Uitgevers, 2021.

 

Er bestaat inmiddels een nauwelijks overzienbaar aantal boeken over duurzaamheid, zowel over het belang ervan als analyses over wat er nodig is en hoe we die noodzakelijke veranderingen kunnen bereiken. Veel van die opvattingen komen aan de orde. Dan gaat het om feiten en argumenten die de noodzaak van ene omslag onderbouwen en ook om tegenwerpingen en drogredenen die de noodzaak van verandering onderuit halen, althans relativeren. Dat is allemaal niet nieuw. Wel is de problematiek op een leesbare wijze verwoord met mooie verbeeldingen die aan het zeilen op zee zijn ontleend.

Verdieping

De waarde van het boek is dat vraagstukken rond duurzaamheid niet enkel inhoudelijk worden geduid maar dat het onderliggend mensbeeld centraal komt te staan. Het gaat dan om de vraag hoe de mens zich positioneert ten opzichte van zijn omgeving en in het bijzonder ten opzichte van de natuur. De mens die vanaf de Verlichting zichzelf in een onafhankelijke positie plaatst. De mens die daardoor de werkelijkheid ziet als objectief en kenbaar en manipuleerbaar. Het boek stelt die vraag expliciet aan de orde.

We kunnen ons bij de omslag naar een duurzame samenleving niet beperken tot discussies over de vraag of de CO2-reductie in 2030 met 20 of met 60% moet zijn gedaald, of de energietransitie in 2050 met zijn gerealiseerd of eerder, of de opwarming van de aarde met 1 of 2 graden aanvaardbaar is en of de veestapel met 10 % of met 50% moet worden ingekrompen. Die debatten vragen veel energie en leveren spanning op vanwege onderliggende belangen. Maar die belangen worden bediscussieerd binnen een economisch discours. Dat stelt beperkingen. Het onderliggend vraagstuk heeft betrekking op de vragen die we aan onszelf moeten stellen. Wanneer we ons beeld van de werkelijkheid laten beïnvloeden en zelfs domineren door een economisch georiënteerd betekeniskader gaan we de vragen uit de weg die er wezenlijk toe doen.

Die vragen hebben twee aspecten. Het gaat allereerst om de existentiële vraag of we in staat zijn onszelf als dader te zien van het onheil dat we aanrichten in onze eigen leefruimte. En daarop aansluitend de vraag of we onszelf kunnen plaatsen in een context van afhankelijkheden. Dat houdt in dat we onze natuurlijke omgeving zien als een voorwaarde voor onze leefruimte in plaats van als een te manipuleren natuur die we kunnen opofferen aan economisch gewin wanneer we dat belangrijk vinden.

Heeft de natuur een natuurrecht?

Aan de orde is dan of we economische belangen toetssteen laten zijn voor ons handelen of dat we datgene wat kwetsbaar is onder economische druk als toetssteen zien. Die ommezwaai betekent dat wat we nu centraal stellen, namelijk het economische, ondergeschikt maken aan wat thans kwetsbaar is. Een grotere ommezwaai is nauwelijks denkbaar. Het is precies die ommezwaai die Kaptein voorstelt. He gaat dan niet langer enkel om de vraag welke termijnen we vaststellen voordat de eindsituatie moet zijn bereikt maar om de vraag of de natuur zelf een onvervreemdbaar bestaansrecht heeft. Dat recht staat in het boek centraal. Het is een fundamentele ommekeer. Het gaat daarbij niet om verandering van regels maar om de toekenning van rechten aan de natuur, dieren en planten die voorheen niet erkend werden als rechthebbenden.  Dat betekent een ingrijpende wijziging van ons rechtssysteem. We moeten dan rekening gaan houden met nieuwe rechthebbenden die eerder niet als zodanig werden erkend. Het toenemend aantal juridische procedures in het internationaal juridisch veld kan als een signaal worden gezien dat deze omslag in gang is gezet en niet eenvoudig kan worden teruggedraaid. Zie over deze nieuwe rechten ook  het artikel over de oude en de nieuwe economie van Piet Ransijn in Civis Mundi Digitaal # 110. Daarin gaat hij in op de opvattingen van Fritjof Capra.  

Technologie

Er is sprake van tal van voorbeelden uit de historie die illustreren dat wat onschuldig begon een uitwerking heeft gekregen die niet houdbaar is. Zoals op het terrein van nieuwe technologie. Kaptein noemt als voorbeeld de uitvinding van de eerste houtzaagmolen in 1592. Het was een innovatie die zonder de natuur of de omgeving te benadelen grote voordelen had. Zo werd het oorspronkelijke handwerk enorm vergemakkelijkt en bovendien maakte die uitvinding de bouw van grotere schepen mogelijk. Technologie die faciliteerde in plaats van bron van vernietiging was. Dat roept de vraag op hoe we de technologische vooruitgang dienstbaar kunnen maken aan een duurzame samenleving in plaats van duurzaamheid onder druk te zetten.  

De vierde stand

Kaptein werkt dat bestaansrecht van de natuur uit door een nieuwe standenconfiguratie voor te stellen. In plaats van het historische beeld van adel, geestelijkheid, bourgeoisie en arbeiders en boeren stelt hij een vierdeling voor die  bestaat uit

1. aandeelhouders van het grootkapitaal,

2. de hyper-individualistische superconsumenten,

3.  de slachtoffers van ons economisch systeem die geen deel hebben aan de economische vooruitgang maar er wel de nadelen van ondervinden zoals een verziekt leefklimaat en

4. de levende natuur. Die vierde stand is in onze democratie afhankelijk van het aantal mensen dat er betekenis aan toekent. Het gaat dan in wezen om de vraag of de politiek in staat is tot zelfcorrectie. Die is niet vanzelfsprekend omdat de natuur geen stemrecht heeft en dus in een afhankelijke positie verkeert.

De suggestie wordt gedaan dat de boeren als duurzame producenten van voedsel en tevens beheerder van de natuur de rechten van de vierde stand (de natuur dus) zouden moeten verdedigen en dat die positie van de boeren in de Grondwet zouden moeten worden verankerd. Dat is een benadering die zowel logisch lijkt als blijk geeft van weinig realiteitszin. Het drama van de landbouw is immers dat de sector tot op het bot verdeeld is over de vraag hoe we ons voedsel willen produceren. Terwijl het besef groeit dat we niet door kunnen aan op een pad dat leidt tot steeds minder boeren en steeds grootschaliger technologie-gedreven productie blijft een belangrijk deel van de sector voorstander van een beleid dat de boerenstand eerder uitroeit dan te streven naar een nieuwe en sterkere positie die maatschappelijk wordt ondersteund. Een proces dat kenmerken heeft van zelfdestructie.

Zelfdestructie

Overigens doorbreekt Kaptein het beeld dat meer aandacht voor een landbouw die de natuur respecteert een uiting zou zijn van nostalgie, een terug naar vroeger. Het is eerder omgekeerd. Een systeem van voedselproductie dat de natuur respecteert zou juist een voorbeeld zijn van een veel dieper gelegen innovatief denken dan machines die de productie nog sneller en goedkoper maken. Je zou kunnen stellen dat veel innovaties in de landbouw eerder het traditionele denken illustreren van vertrouwen op nog meer, nog sneller en nog groter. Hoe je innovatief handelt maar tegelijkertijd traditioneel denkt.

Herziening van ons rechtssysteem  

Aan het eind stelt Kaptein dat we de noodzakelijke veranderingen niet kunnen bereiken binnen ons bestaande rechtssysteem. Dat is gericht op instandhouding en respecteren van bestaande rechten. Dus ook op het recht bestaande uitstoot van schadelijke stoffen voort te mogen zetten. Er is als het ware een recht op destructie. Brengen we daar verandering in aan dan zullen in het bestaande systeem dergelijke rechten moeten worden afgekocht. Het toekennen van basisrechten aan de natuur zou de basis kunnen zijn om de bestaande milieuproblemen aan te pakken.