Het ochtendgloren van het biodiversiteit-scepticisme

Civis Mundi Digitaal #111

door Jan de Boer

Een goede tien jaar geleden werd nog elk nieuwsartikel, iedere reportage, ieder interview gewijd aan de opwarming van de aarde, de klimaatopwarming, gerelativeerd, aangevallen, verdacht van onrust zaaien, etc. Eenieder nam een voor- of tegenpositie in in wat een authentieke ingewikkelde controverse leek. In werkelijkheid is er nooit of nauwelijks een werkelijk wetenschappelijk debat geweest. Enkel via de televisie, boekhandels en krantenartikelen zijn er bijvoorbeeld in Frankrijk een tiental « goochelaars » in geslaagd een klimaat-scepticisme in de publieke opinie ingang te doen vinden, noodzakelijk voor de acceptatie en dus de handhaving van ons op oneindige groei gebaseerde economische en consumptiesysteem, de oorzaak van de klimaatopwarming. Dit gaat ook op voor heel veel andere landen, waaronder Nederland. Toen ik, nu al ruim dertig jaar geleden, in Nederland waarschuwde voor de klimaatopwarming en de verwoesting van biodiversiteit en ecosystemen met alle catastrofale gevolgen van dien (inclusief armoede), werd ik niet geloofd en hartelijk uitgelachen. En grotendeels nog steeds.

Wereldwijd ziet nu een nieuw scepticisme het daglicht, dat zich richt op de andere grote milieucrisis, die van de biodiversiteit. In Frankrijk is dat al te merken aan keuzes van de regering Macron, onder meer door het fors terugbrengen van de steun aan de biologische landbouw. In het kader van het Europese Gemeenschappelijke Landbouwbeleid zien we hetzelfde verschijnsel ook in de andere Europese landen, waaronder Nederland. Heel wat discreter dan zijn « tweelingbroer » klimaat-scepticisme is dit biodiversiteit-scepticisme in zekere zin nog veel onrustbarender, want het heeft zelfs in de wetenschappelijke literatuur wortel geschoten.

In november 2020 publiceerde « Nature » bijvoorbeeld een relativerende studie over het in « Planète Vivante » geleverde bewijs door wetenschappers in samenwerking met de NGO « World Wide Fund for Nature « (WWF), dat in een halve eeuw 68% van de gewervelde dieren van de oppervlakte van onze planeet is verdwenen. De schrijvers van het artikel laten weten dat het hier een onrust zaaiende voorstelling van zaken betreft, dat in werkelijkheid maar een klein deel van de soorten met uitsterven wordt bedreigd, niet meer dan slechts 3% van alle gewervelde dierensoorten. En met deze relativerende studie verdwijnt zo de rampzalige verlaging van deze met ondergang bedreigde soorten als sneeuw voor de zon, kan iedereen een zucht van verlichting slaken en overgaan tot de orde van de dag.

We zijn echter met deze relativerende geruststellende studie beland op het terrein van misleiding en bedrog. Want een uitvoerig en doortimmerd artikel van Perrine Mouterde in Le Monde van 16 december 2020 over deze kwestie laat heel goed zien dat de auteurs heel wat discreter zijn over het feit dat als men ook de soorten die duidelijk voordeel hebben van het contact met mensen uit hun analyse verwijdert, de terugval van soorten gewervelde dieren zeer sterk blijft, in ieder geval meer dan 40% in een halve eeuw. Moeten we werkelijk de verdwijning van de watersnip, de Europese groenvink, het paapje… relativeren door te zeggen dat het wel meevalt met de vermindering van de biodiversiteit, omdat duiven en kraaien in aantal fors toenemen door zich te goed te doen aan ons afval? Niet te ontkennen valt dat hier duidelijk sprake is van een verarming, van een aantasting van de biodiversiteit.

En het betreft hier niet een geïsoleerd geval. In januari van dit jaar hebben een twintigtal natuurbeschermingsbiologen in het blad « Trends in Egology and Evolution » de grote naar boven komende thema’s in hun discipline geanalyseerd. « Eén van de thema’s, de ontkenning van het verlies aan biodiversiteit, heeft in 2019 duidelijk opgang gemaakt na de publicatie van een inschatting volgens welke één miljoen soorten het risico lopen uit te sterven », schrijven zij.

Een van de gebieden waar deze ontkenning het meest succes heeft, is dat van de ineenstorting van de insectenwereld en wat breder die van de ongewervelde dieren. Talrijke studies over ecosystemen en/of bepaalde soorten suggereren een onvoorstelbare teruggang. In 2017 schatten internationale onderzoekers het verlies aan biomassa van vliegende insecten in een zestigtal beschermde gebieden van Duitsland tussen 1989 en 2016 op meer dan 75 procent. Er zijn talrijke aanwijzingen dat deze catastrofe representatief is voor het merendeel van de West-Europese landschappen. Aan de andere kant van de Atlantische Oceaan is de situatie nauwelijks beter. De laatste telling van de veel voorkomende monarchvlinder aan de Amerikaanse westkust toont een teruggang van deze migrerende vlinder met 99,9% in vergelijking met de jaren 1980. Aan de oostkust is een teruggang geconstateerd van 80% in vergelijking met de jaren 1990…

Toch hebben de prestigieuze bladen « Science » en « Nature Egology and Evolution » met onderling een paar maanden verschil een uitgebreide meta-analyse gepubliceerd die dit verlies aan biodiversiteit sterk relativeert. Na het bijeenbrengen en samenvoegen van grote hoeveelheden gegevens pretenderen deze studies geen enkele teruggang van de insectenwereld te hebben ontdekt of in ieder geval een veel bescheidener terugval, ja, zelfs een aanzienlijke vermeerdering van hun rijke aanwezigheid waar het waterinsecten betreft. Nog beter: de intensieve landbouw met haar pesticiden en herbiciden, door de overgrote meerderheid van experts als oorzaak van de ineenstorting van de insectenwereld beschouwd, zou in werkelijkheid een zegen voor hun voortbestaan zijn! Je moet maar durven…

Tientallen onderzoekers hebben deze studies afgekraakt. De beste contra-analyse, gedaan door een samenwerkingsverband van onderzoekers geleid door drie Franse wetenschappers, Laurence Gaume (Centre National de la recherche scientifique - CNRS), Pierre -André Cornillon (universiteit Rennes) en Marion Desquilbet (Institut National de recherche pour l’agriculture, l’alimentation et l’environnement – INRAE, en mijn informante voor dit artikel), hebben een spectaculaire verzameling systematische fouten en vergissingen van allerlei soort aangetoond, waaronder fouten wat betreft steekproeven, oververtegenwoordiging van bepaalde binnengedrongen of toegenomen soorten in het spel van gegevens, volkomen foute beweringen, het erbij betrekken van andere soorten dan insecten, foute interpretaties van satellietbeelden, enzovoort, enzovoort. Wie de tijd neemt om in deze controverse te duiken, kan niet anders dan stomverbaasd zijn over de plaatsing van deze twee studies in wetenschappelijke bladen.

Minder dan een jaar na hun publicatie worden ze al geciteerd in meer dan 150 andere studies, die zo op foutieve basis publiekelijk het idee ingang doen vinden dat de ineenstorting van de insectenwereld (inclusief bestuivers voor ons voedsel!), een van de pijlers van aardse ecosystemen, een zeer overdreven beeld is. De ontvankelijkheid van de wetenschappelijke literatuur voor dit biodiversiteit-scepticisme is misschien net zo onrustbarend als de ineenstorting zelf.

Maar voor mij staat vast dat, aangezien ons op oneindige groei en onbegrensde consumptie gerichte economische systeem onverbiddelijk ten koste gaat van het milieu – en dus ook van ons aller toekomst – ons niet wijs gemaakt moet worden dat het met die aantasting van het milieu, de biodiversiteit best meevalt. Afgelopen week las ik zelfs in een groot artikel van een econoom op de ideeënpagina van het Franse dagblad Le Monde dat alleen het kapitalistisch systeem en de vrije markt een oplossing kunnen bieden voor alle milieuproblematiek. Ja, ja…!

 

Geschreven op 20 juni 2021