Hout: beslist geen 'groene' energiebron

Civis Mundi Digitaal #111

door Jan de Boer

In een eind 2020 in « Nature » gepubliceerde studie van wetenschappers van het Zwitserse « Institut Paul Scherrer » wordt aan de alarmbel getrokken: de fijne stofdeeltjes afkomstig van de verbranding van hout zijn giftiger dan die uit de uitlaatpijpen van op diesel en benzine rijdende auto’s. De verbranding van hout is ook een belangrijke bron van aromatische polycyclische koolwaterstoffen (HAP): kankerverwekkende gassen. Houtstook stoot volgens de studie 35 keer zoveel HAP uit als stookolie.

Voor de voorstanders van bio-energie is het gebruik van hout of biomassa om warmte of elektriciteit te produceren absoluut noodzakelijk om de energietransitie te doen slagen. Maar voor wetenschappers en milieuorganisaties is dat een grote vergissing. Een « verkeerd goed idee » dat bijdraagt aan de versnelling van de klimaatontregeling. Aangezien de Europese Unie zich dit jaar uit moet spreken over verschillende cruciale teksten betreffende de sectoren energie en bossen, is het onderwerp nu zeer « ontvlambaar » geworden.

Eind februari dit jaar hebben 500 wetenschappers een nieuw verontrustend schrijven gericht aan de Amerikaanse president Joe Biden en de voorzitster van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, om hen te waarschuwen voor de risico’s bij een toename van het gebruik van hout-energie. Drie maanden later publiceerde het Internationale energie-agentschap (AIE) zijn marsorder voor 2050, waarvan het hoofdstuk dat in een toename van bio-energie voorziet, direct en terecht een levendige oppositie tot gevolg had. Kan de toevlucht tot biomassa (vooral hout) werkelijk het klimaat bedreigen? Vijftien jaar geleden adopteerde de Europese Unie haar eerste richtlijn betreffende duurzame energiebronnen: een doodeenvoudig idee scheen iedereen te overtuigen. Als een boom sterft, stoot hij alle koolstof uit die hij in zijn leven verzamelde. Dus als voor elke boom die gekapt wordt, een nieuwe boom geplant wordt die de CO2 van de gekapte boom opvangt, is het probleem uit de wereld. Zo werd biomassa gezien als een duurzame energiebron en kreeg het dezelfde steun als die zonnepanelen en windmolens.

Na de aanvaarding van deze richtlijn in 2009 ontwikkelde deze sector van duurzame energie zich snel. Een aantal landen, waaronder Nederland, zetten hun steenkoolcentrales om in biomassacentrales, hetgeen alleen maar dankzij subsidies een rendabel gebeuren was. De elektriciteitsproductie door deze biomassacentrales ging in Europa tussen 2009 en 2018 van 16 naar 24 gigawatt, en de export van Amerikaanse pellets hout, voornamelijk in de vorm van korrels, verdrievoudigde in zeven jaar. In totaal werd ieder jaar meer dan tien miljoen ton verhandeld, met name tussen Europa en de Verenigde Staten, maar ook met Japan en Zuid-Korea. De wereldmarkt van biomassa heeft nu een omvang van 50 miljard dollar en zou van nu tot 2027 jaarlijks met negen procent kunnen toenemen.

Het ritme van publicaties volgde dat van de bouw van fabrieken. Vanaf de jaren 2010 werd de volgende vraag gesteld: zeker, een nieuw geplante boom kan de uitgestoten CO2 van een gekapte boom opvangen, maar na hoeveel tijd? Heel veel studies menen dat dat tientallen jaren, in bepaalde gevallen meer dan een eeuw in beslag neemt. Tijdens de verbranding stoot hout meer CO2 uit dan alle andere fossiele bronnen om dezelfde hoeveelheid energie te produceren. Op korte termijn produceert het verbranden van hout meer broeikasgas dan het verbranden van steenkool of gas. Michael Norton, directeur van het milieuprogramma van de AIE: « Toen de regels opgesteld werden, dachten wij aan 2050 tot 2060 om de uitstoot aan CO2 te stabiliseren. Maar nu bedraagt de klimaatopwarming al tussen de 1,2 en 1,5 graden. We hebben geen tijd meer om te investeren in een technologie die de situatie verergert, zelfs niet als deze na dertig, veertig of vijftig jaar de situatie zou kunnen verbeteren ». De experts zijn het erover eens dat de komende tien jaar beslissend zijn voor het halen van de toch al ruim onvoldoende klimaatafspraken van Parijs om de opwarming onder de twee graden – het « point of no return » – te houden.

Wetenschappers en NGO’s stippen nog een andere consequentie aan van de steun aan biomassa-energie. Volgens de regels van de Verenigde Naties wordt de uitstoot van CO2 door de verbranding van hout niet geteld: in theorie wordt zij gerekend wanneer de bomen worden gerooid. Vandaar dat het systeem beschuldigd wordt van « onzichtbare » uitstoot om biomassa te promoten. Volgens de cijfers van nationale inventarisaties is de uitstoot van CO2 in de energiesector in de Europese Unie tussen 1990 en 2018 met 22 procent gedaald, maar als de uitstoot van CO2 door biomassa meegerekend wordt, is de vermindering hoogstens 5 procent.

De investeringsfondsen voor biomassa kunnen uiteraard niet gebruikt worden voor zonne-energie, die met de zonnepanelen honderd keer meer elektriciteit per hectare op kan wekken dan biomassa. De biomassa-industrie verzekert dat zij in hoofdzaak afval van de houtindustrie en resten van bosexploitatie gebruikt en vrijwel nooit hele boomstammen of gekapt bos, hetgeen door verenigingen en NGO’s terecht tegengesproken wordt. Ook ik heb met eigen ogen de stiekeme houtkap van bos op grote schaal hier gezien.

De oppervlakte van bossen wordt mondiaal steeds kleiner, en dat terwijl bossen veel CO2 vangen en opslaan. Daarbij is het goed om te weten dat een oud bos 5 tot 6 keer zoveel CO2 opslaat als nieuw geplante bossen. Deze nieuw geplante bossen hebben ook veel minder biodiversiteit dan oude bossen. Houtkap en de vervanging van oude door nieuw geplante bossen is dus in alle opzichten een onverantwoordelijk gebeuren. Houtstook zou dus met kracht tegengegaan moeten worden. De Europese Commissie is zich ervan bewust geworden dat er hier een echt probleem is. Zij moet binnenkort haar voorstellen voor de herziening van de duurzame energierichtlijn publiceren. Ik ben benieuwd, want de houtstook-lobby is erg machtig…