Chinese expansie

Civis Mundi Digitaal #113

door Jef Abbeel

Bespreking van Henk Schulte Nordholt, Is China nog te stoppen? Hoe een virus de wereldorde verandert. Querido, Amsterdam / L&M, Antwerpen, juni 2021

De auteur (1953) is sinoloog en werkte jarenlang in China als ambtenaar, bankier en zakenman.

In dit beknopte boekje gaat het gelukkig niet te veel over corona, maar vooral over de vraag of de opgang van China nog te stoppen is. Je kunt je ook afvragen of dat moet en zo ja, waarom?

Voor alle duidelijkheid: de auteur pleit voor het stoppen van de CCP en van het project De Grote Wederopstanding van de Chinese Natie, niet voor het stoppen van de legitieme wens van het volk om een beter leven op te bouwen. En hij  ziet vooral bedreigingen voor onze democratie.

Zijn boekje begint met de succesvolle Tang-dynastie (618-907), toen China zich (volgens de auteur) uitstrekte van Korea tot het huidige Oezbekistan en ca. 100 miljoen inwoners telde, Xi’an de hoofdstad was en tegelijk het begin en einde van de Zijderoute. De eerste boeken werden gedrukt, de schepen hadden een kompas, ambtenaren kenden 10.000 karakters, terwijl Karel de Grote, keizer in West-Europa, met moeite Latijn kon lezen en schrijven (p. 8). In 1976 was China weer een ontwikkelingsland.

Detail: volgens de Atlas van de Wereldgeschiedenis van Grataloup, kaart 218-219, reikte China helemaal niet zo ver en lagen zowel het Oeigoerse rijk als Tibet er ver buiten en werd ook Korea pas veroverd rond 1274 en dan nog door de Mongool Koeblai Khan. Het was wel zo dat een aantal buitenlandse volkeren verplicht waren de keizer te erkennen als Tianzi, Zoon van de Hemel.

Maar ook dat eindigde in 751 na de slag bij de Talas-rivier die de Chinezen verloren tegen de islamieten.

China bereikte zijn grootste omvang pas in de tweede helft van de 18de eeuw, tijdens keizer Qianlong (1735-1799), met de verovering van Mongolië (1697), Tibet (1724) en Xinjiang, het Oeigoerse rijk (1757/59), aldus Putzger Historischer Weltatlas, 138, II. Maar ook die ‘verovering’ leidde nog niet tot een effectieve bezetting en de Qing-dynastie bestond uit Mantsjoes, niet uit Chinezen.

Het aantal inwoners steeg toen van 220 naar 300 miljoen. In 1912 verloor het dan tijdelijk Xinjiang, Tibet en Mongolië, maar in 1950 heroverde het Tibet, Xinjiang en een deel van Mongolië.

Nu strijdt China tegen Amerika om de suprematie in de wereld. Beide landen vinden hun systeem het beste van de wereld. Xi is president voor het leven, zoals de keizers destijds en controleert de media, de bedrijven, de scholen en 1,4 miljard burgers. Hij zorgt voor het behoud van de macht van de honderdjarige CCP (Chinese Communistische Partij uit 1921) en van de honderd families die al sinds Mao machtig zijn (p. 11).

De auteur accepteert dat China economisch niet meer te stoppen is, maar hij wil niet dat het Westen er economisch en technologisch zo afhankelijk van wordt, dat het geen kritiek meer durft te uiten op de ‘Grote Wedergeboorte van de Chinese Natie’, die volgens hem versneld is door de coronacrisis (enkel China kon snel maskers en apparaten leveren) en volgens hem de grootste bedreiging vormt voor het vrije Westen sinds WO II.

Bij de corona-uitbraak werden bevriende landen zoals Servië en Italië beloond, maar Australië, dat terecht een onderzoek eiste, werd geboycot. In 2020 werd de democratie van Hongkong definitief beëindigd: in het parlement van Hongkong hebben Peking-gezinden een ruime meerderheid: 70 van de 100 zetels zijn nu op bevel van Peking in handen van ‘patriotten’. Taiwan wordt steeds meer geïntimideerd, de Zuid-Chinese Zee wordt opgeëist, de grens met India wordt opgeschoven, de Oeigoeren heropgevoed. China profiteerde van de corona-pandemie in het verzwakte Westen door snel en hard toe te slaan. De keerzijde was dat 75% van de bevolking in het Westen nu een negatief beeld heeft van China, mede door het lang stilzwijgen over de corona-uitbraak in een lab in Wuhan.

De auteur beweert ook dat het Westen de obsessie van de CCP met de allesomvattende macht niet begrijpt. Hoewel Sun Tzu 2.500 jaar geleden al schreef hoe belangrijk oorlogvoeren is en Mao verkondigde dat alle politieke macht uit de loop van een geweer komt. Hij lanceerde de ene campagne na de andere om zijn tegenstanders uit te roeien. Xi schakelt corrupte ambtenaren, ongehoorzame generaals en te zelfstandige ondernemers genadeloos uit (p. 29-30). Sinds corona is China op alle domeinen sterker geworden, behalve in soft power/zachte macht. Sinds Xi is de censuur ook fel verstrengd: in 2013 voerde hij zeven onderwerpen in waarover niet meer gesproken mag worden. Daarbij horen vrijheid van meningsuiting, onafhankelijke rechtspraak, de historische vergissingen van de CCP zoals de Culturele Revolutie (waarvan Xi en zijn familie zelf slachtoffer waren) en het drama op Tian-an-Men (p. 35-36).

Economisch heeft China een zeer grote sprong gemaakt: Mao had zijn volk naar extreme armoede geleid. In 1976 was het gemiddeld jaarinkomen 165 $ of 0,45 $ per dag(p.41). Nu bedraagt dat gemiddeld 6.000 $ in de steden en 2.000 $ op het platteland . De CCP wil wel de baas blijven over de grote bedrijven, zoals Alibaba, Tencent e.a. mochten ondervinden. En in de directies van de privébedrijven, ook de buitenlandse, moet een lid van de CCP zitten. Die persoon controleert alles, hij benoemt en ontslaat mensen. Bedrijven zoals Huawei moeten hun data, ook de Europese, delen met de CCP. De privébedrijven zijn goed voor 60% van het BNP, 70% van de innovatie, 80% van de werkgelegenheid en 90% van de uitvoer (p. 43). In 2001 beloofde China (om lid te mogen worden van de Wereldhandelsorganisatie) de subsidies aan staatsbedrijven af te schaffen: dat is niet gebeurd (p. 44). Die subsidies en de schulden van de staatsbedrijven veroorzaakten een zeer hoge staatsschuld van 270 % (p. 47).

Een ander probleem is de snelle vergrijzing: in 2015 was slechts 9,5% ouder dan 65, in 2050 zal dat 27,5% zijn, waardoor de werkende bevolking (15-59 jaar) met 7% zal afnemen en het land eerder oud dan rijk zal worden (p. 48-49). Andere zwakke kanten zijn: de technologie is vaak ontwikkeld door hacking, spionage of namaak; de snelheid (b.v. bij het ontwikkelen van het coronavaccin) is groter dan de kwaliteit; corruptie leidt tot schandalen in de voedsel- en farma-industrie; angst voor spionage doet het Westen twijfelen om Huawei binnen te halen voor 5 G (p. 52-54). In 2018 deed Huawei-baas Ren Zhengfei een opmerkelijke oproep aan zijn personeel: “In de strijd om de mondiale suprematie moeten jullie al moordend naar voren stormen en een pad van bloed banen” (p. 56).

Los hiervan presteert China indrukwekkend op technologisch gebied: in 2020 registreerde het 58.990 octrooien tegenover 57.840 voor de VS (p. 56). En in 2019 deed het als eerste een capsule landen op de achterkant van de maan. Het heeft ook een enorm reservoir aan hyperintelligente onderzoekers. Ze willen in 2025 leider zijn in zelfrijdende auto’s, medische apparatuur en ruimtevaart en in 2035 moeten de technologische standaarden Chinees zijn (p. 57). 101 van de 136 fabrieken voor batterijen staan in China, 8 van de 14 kobaltmijnen in Congo zijn Chinees. En Beijing hanteert steeds vaker zijn economische chantage als wapen: Japan, Zuid-Korea, Australië ondervonden dat al.

De technologische top is een middel om iedere burger in het gelid van de CCP te krijgen, ook de Oeigoeren, christenen etc. (p. 58 – 60). Het uiteindelijke doel is om de CCP ad infinitum aan de macht te houden, met als rechtvaardiging dat de eenpartijstaat beter werkt dan de verdeeldheid zaaiende democratie.

De nederlaag tegen Japan in 1895 zorgde voor een dubbel trauma: Taiwan werd afgestaan aan Japan en in 1945 aan de Republiek China, die in 1949 naar Taiwan vluchtte. En China kwam toen over als de zieke man van Azië (p. 67). Filosofen wezen het confucianisme aan als hoofdschuldige voor het falen: China moest een sterk leger hebben in plaats van denkers. Al enkele decennia groeit het defensiebudget met 16% per jaar en Xi stimuleert vooral de marine om Taiwan en de Zuid-Chinese zee te veroveren. Nu ligt het budget boven 240 miljard $ (p. 68-72).

De Chinese ambassadeurs vormen een andere macht: zij moeten overal belangrijke mensen tot vrienden van China maken met geschenken, reizen en mooie titels (p. 75-77). Confucius-instituten en tv-programma’s moeten de Chinese cultuur verspreiden en de zachte macht versterken. Maar de desinformatie over corona, de harde aanpak van Hongkong en van de Oeigoeren zorgden in 2020 voor een afname van dat imago. De economische macht wordt steeds groter: voor 128 van de 190 landen op de  wereld is China nu de belangrijkste handelspartner.

De auteur stelt dan de vraag: wat kan de democratische wereld doen om een door Beijing geleide autocratische wereldorde te voorkomen? China wil alvast niet onderhandelen over Xinjiang, Tibet, Hongkong, Taiwan: dat zijn kernbelangen voor de eenheid van het land. En het is overtuigd van het verval van het Westen (p. 88). Dat Westen moet volgens hem zijn kijk op China herzien, allianties vormen en blijven vertrouwen in universele waarden.  Bij ‘zijn kijk herzien’ hoort ook beseffen dat de Chinese leninistische eenpartijstaat nooit een democratie zal worden, niet vreedzaam is en met geweld gebieden heeft veroverd: Xinjiang, Tibet, Hongkong, Zuid-Chinese zee, straks mogelijk Taiwan, mogelijk ook de Japanse Senkaku-eilanden en de provincie Arunachal Pradesh in India.

Schulte Nordholt pleit er ook voor dat er snel een technologisch blok moet komen tussen de democratische landen: anders zal China vanaf 2030 de digitale standaarden bepalen en dan zal het individu veel minder rechten hebben dan nu bij Google en Facebook. De VS stemmen voor, Frankrijk en Engeland tegen (p. 100). De auteur zegt er niet bij hoe China zijn digitale standaarden kan en zal opleggen. Hij wijst wel op de populariteit van de Chinese surveillance-technologie en telecommunicatiesystemen in ontwikkelingslanden. En dat tot voor kort Huawei onbelemmerd zijn gang kon gaan op de westerse markten. 

Hij pleit ook voor slimme allianties om minder afhankelijk te worden van Chinese zeldzame metalen, om de Europese instellingen te versterken tegen Chinese cyberaanvallen en tegen Chinese investeringen in kritische infrastructuur, zoals Beijing ook buitenlandse bedrijven uitsluit uit een aantal sectoren. Het speelveld is nu nog altijd niet gelijk (p. 107).

De universele waarden worden in China niet gerespecteerd: er is geen vrijheid van meningsuiting, geen onafhankelijke rechtspraak, de ongelijkheid is groter dan in het Westen, niet-Han-Chinezen krijgen nooit een hoge functie (p. 108-111). De CCP kan niet concurreren met een vitale democratie: die moet overeind blijven in het Westen. De auteur hoopt ook dat het politieke systeem zal veranderen en hij beschouwt het Xi-isme en zijn surveillance-cultuur als een doodlopende weg. Hij zegt dat de Chinezen een traditie hebben van individualiteit, tolerantie, matiging. Als het despotisme te extreem wordt, zoals bij de eerste keizer Qin Shi Huangdi (221-210), volgt er een reactie. Dat lot is volgens hem ook Xi beschoren, iets waar ik zeer aan twijfel. Historisch gezien klopt het wel dat  totalitaire regimes in China een  korter leven was beschoren dan de meer gematigde regimes, waarin het confucianisme - in de echte strekking van die filosofie - domineerde. Maar in 2020 demonstreerden in Hongkong meer dan 1 miljoen mensen voor vrijheid: het liep uit op repressie en veel minder vrijheid.

Schulte Nordholt besluit dat het, dank zij de veerkracht en het doorzettingsvermogen van het Chinese volk, wel goed zal komen met China en tussen China en het Westen (p. 136). Hopelijk krijgt hij gelijk.

 

Beoordeling

In dit pamflet van 136 pagina’s staat meer dan in vele boeken van 400 pagina’s. Het is een duidelijke en krachtige waarschuwing aan het Westen. Het drukt de lezer met de neus op de feiten en schudt hem wakker. Hij is niet de eerste die het Westen waarschuwt: Jeanne Boden deed dat al in 2019 met haar boek Chinese propaganda verblindt de wereld en het duo Hamilton-Ohlberg deed het in 2020 met hun Stille verovering.

Nog één detail: op p. 57 zegt Schulte Nordholt over de Chinese democratie: “Zoveel mogelijk mensen worden geraadpleegd alvorens de CCP beslist” . Hij bedoelt dan de ‘consultatieve democratie’, waarbij op lokaal niveau de mening gevraagd wordt over de bouw van een fabriek of de aanleg van een weg. Ik zou eerder zeggen: de CCP beslist alle belangrijke zaken, dan keurt het parlement in een eenmalige zitting alles van het voorbije jaar goed. En het volk voert het uit.

 

©Jef Abbeel, augustus 2021, www.jefabbeel.be