Belgisch Congo

Civis Mundi Digitaal #113

door Jef Abbeel

Bespreking van André de Maere d'Aertrycke, André Schorochoff, Pierre Vercauteren en André Vleurinck, Congo in de tijd van de Belgen: Een verstorende werkelijkheid, één die de heersende opvattingen ontwricht. Balans en resultaten 1885-1960. Vertaling van Le Congo au temps des Belges, door Carine Van Bost, 2019. Uitgeverij Dynamedia, Brussel, april 2020

Enkele oud-kolonialen schreven dit boek om aan te tonen dat er over koloniaal Congo veel desinformatie bestaat. De kolonisatie op zich verdedigen zij uitdrukkelijk niet, maar ze tonen systematisch aan dat auteurs zoals Hochschild afgehakte handjes toonden zonder erbij te zeggen dat de oorzaak gangreen was (p. 16). En Edward Hooper beweerde in 1999 in zijn boek en film dat de Belgische arts Ghislain Courtois bij zijn vaccinatiecampagne tegen polio de Congolezen besmet zou hebben met Aids. Een flagrante leugen! Verder hebben zij kritiek op de film van Peter Bates (White King, red Rubber, black Death) uit 2004 en het pamflet van Mark Twain uit 1905. De internationale campagne zat inderdaad vol leugens, ze had zeker niet de bedoeling om objectief te zijn, maar ze had wel een blijvende impact tot nu toe.

Ook vandaag komt er veel desinformatie op de markt, m.n. onder invloed van Black Lives Matter, o.a. over het noodzakelijke optreden van de para’s in Stanleystad/Kisangani in 1964 (LLB, 30.06.2021).

Het boek analyseert twintig feiten van desinformatie tussen 1998 en 2019, waaronder de valse beschuldiging dat dokter Courtois in 1955-56 het Aidsvirus zou hebben verspreid. Bij de verspreiders horen ook de VRT, RTBF, Le Soir en andere kranten.

De auteurs hekelen enkele vormen van manipulatie: uitzonderlijke straffen zoals de chicotte voorstellen alsof het elke dag gebeurde, het aantal doden bij de aanleg van de eerste spoorweg Matadi-Leopoldstad overdrijven. Ze wijzen er ook op dat Leopold II niet aanwezig was en zelfs niet uitgenodigd was op de Conferentie van Berlijn in 1885. Zijn grote ambitie was wel om België een kolonie te bezorgen, tegen de zin van de kortzichtige Belgische politici in. Hij wou ook de slavernij in Afrika afschaffen. De Conferentie van Berlijn kende Congo toe aan de AIC (Association Internationale du Congo) van Leopold. Congo bleef onafhankelijk van België en kreeg tot 1889 ook geen Belgisch geld. Leopold gebruikte zijn eigen fortuin en dat van de families Lambert/Rotschild en Brugmann om van Congo een georganiseerd land te maken, er wetten uit te vaardigen en de slavernij af te schaffen (p. 57). Tussen 1500 en 1900 zouden 13 miljoen Congolezen gedeporteerd zijn door slavenhandelaars: Arabische, maar ook Engelse, Franse, Portugese en Nederlandse (p. 62-63). Dat lijkt mij een zeer hoge schatting.

In 1908 werd Congo overgenomen door België, na jarenlange discussies in het parlement en in de publieke opinie. Vanaf 1903 was er al veel - grotendeels ongegronde - kritiek op Leopold van de Britse consul Roger Casement en van Edmond Morel (‘Red Rubber’, 1906). Grotendeels ongegrond omdat er leugens in stonden: doden door de slaapziekte werden toegeschreven aan agenten van Leopold, de mythe van de ‘afgehakte hand’ bleek een beet van een wild zwijn te zijn (p. 76-77). Er werden geen handen afgehakt als de rubberproductie te laag was.

De wandaden tegenover dorpen die weigerden arbeiders te leveren, werden vaak begaan door zwarte soldaten zonder dat er een blanke bij was. Leopold werd ook meer aangevallen dan de andere kolonisatoren, omdat men zo jaloers was op de rijkdommen van Congo (p. 86-88).

In 1908 ging Emile Vandervelde, vriend van Morel, antikoloniaal en antiroyalist, zelf op reis door Congo en constateerde dat er zeer veel goeds was gedaan (p. 88-92).

Maar de mythe van de Belgische ‘genocide’ (“10 miljoen doden op 20 miljoen inwoners”) is nog lang niet uitgeroeid. De cijfers zijn willekeurig, de hoofdoorzaken van de ontvolking worden niet vermeld: de pokken en de slaapziekte. Vangroenweghe beweerde zelfs dat de Belgen die ziektes hadden ingevoerd, terwijl ze in heel Centraal Afrika aanwezig waren en hij maakt de vergelijking met de Holocaust. Hochschild nam het thema  holocaust blindelings over (p. 96-98). Genocide betekent trouwens een volk systematisch en doelbewust uitroeien. In 1902 waren er 1.465 Belgen in Congo, een land dat 76 keer zo groot is als België. Zij konden onmogelijk 10 miljoen mensen uitroeien. Er was ook geen enkele telling voor 1920.

Oorzaken voor de ontvolking waren divers: onderlinge oorlogen, slavenhandel (2 à 4 miljoen slachtoffers), rubberwinning (volgens de auteurs maximum 850.000 doden, grotendeels dan nog door ziektes), aanleg van de spoorweg (1.800 dode Afrikanen uit diverse landen en Chinezen en ook 132 blanken), de oorlog van 1892-1895 tegen de slavenhandelaars en tegen opstandige Congolese soldaten (ca. 100.000 doden). Ondervoeding speelde ook een rol, maar ze was geen gevolg van de verplichte rubberarbeid, want de vrouwen bewerkten het land en zorgden voor de voeding (p. 115).

Opgeteld komen de auteurs aan 1,5 miljoen i.p.v. 10 miljoen doden, met de slaapziekte als ergste doder (p. 102-112). Demograaf Jean-Paul Sanderson schat het aantal inwoners in 1885 op 11 à 20 miljoen en de afname op 1 à 5 miljoen, door diverse oorzaken: minder geboortes en meer sterfgevallen door ziektes, ondervoeding, geweld (‘Koloniaal Congo’, p. 111 – 113).

De afgehakte handen dan: die traditie bestond bij de Arabieren en in sommige gevallen ook bij de Afrikanen: voor overspel en diefstal (p. 117). De aanklagers gebruiken altijd dezelfde twee foto’s: bij één kind was het door koudvuur, bij het andere door een jachtongeval met een everzwijn. Morel heeft die fabel verspreid en hij overleeft tot vandaag. Voorzover bekend deedeen blanke zoiets niet bij een levende zwarte. Het is wel gebeurd bij Lippens en De Bruyne, die in 1892 afgeslacht werden door stamhoofd Sefu in hun strijd tegen de slavenhandelaars (p. 119-120).

Daarna krijgen we een duidelijk overzicht van de economie van Congo tussen 1887 en 1908 (p. 127-140). Tijdens de Belgische periode (1908-1960) mochten enkel die Belgen in Congo binnen die konden bijdragen aan de ontwikkeling van het land en die hun repatriëring konden betalen, dus geen werklozen of lieden die niet van plan waren om te werken (p. 145).

Er kwam gratis onderwijs en gratis medische zorg. In 1885 was iedereen ongeletterd. In 1955 was 42% alfabeet. In de Britse en Franse kolonies was dat gemiddeld minder dan 20% (p. 198). Het meisjesonderwijs liep wel achterop door de Afrikaanse mentaliteit dat vrouwen geen onderwijs nodig hadden (p. 210). In 1960 had Congo meer dan 25.000 scholen voor basis- en middelbaar onderwijs, twee universiteiten en één kernreactor: een unicum voor Afrika.

Nu moeten de ouders 100 dollar betalen voor lager onderwijs, omdat de staat de onderwijzers niet meer betaalt. Voor velen is dat onmogelijk met een jaarinkomen van 220 dollar. 75% leeft onder de armoedegrens. Het analfabetisme neemt weer toe. En wie toch een hoog diploma haalt, heeft de keuze tussen bedelaar, straatverkoper of taxichauffeur (Bart Demyttenaere, Mijn Congo). 

De medische dienst van de Belgen slaagde erin de slaapziekte, pokken en andere tropische ziektes uit te roeien en kreeg in 1962 alle lof van de Wereldgezondheidsorganisatie: “Congo loopt 20 jaar voor op de rest van Afrika’.”(p. 171, 192). Helaas viel het medisch systeem na 1960 snel uit elkaar: tienduizenden Belgen gingen op de vlucht voor het geweld. Een andere reden was dat alles werd gedaan voor de Congolezen, maar te weinig mét hen (p. 183). Vele ziekenhuizen raakten in verval.

Het vervoer in Congo bestond eerst uit dragers, daarna kwamen de spoorwegen, luchtvaart, waterwegen, gewone wegen. Gevolg: in 1960 stond Congo ook op dit gebied aan de top in Afrika en tienduizenden Congolezen vonden er betaald werk (p. 246).

Ook de landbouw werd zo georganiseerd dat de boeren niet meer met heel het dorp moesten verhuizen zodra hun gronden uitgeput waren. Ook de veehouderij en visvangst werden gemoderniseerd. Gevolg: in 1960 had geen enkele Congolees nog voedselgebrek (p. 267). Al vanaf 1887 voerden de Belgen wetten in om de natuur, het tropisch woud, het aantal olifanten en neushoorns te beschermen. Jagen mocht enkel nog in de jachtreservaten. Op initiatief van koning Albert kwamen er grote nationale parken om flora en fauna te beschermen.

Met de nodige cijfers tonen de auteurs ook aan dat Congo niet uitgebuit werd. De welvaart in België zelf begon vooral te stijgen na 1960. Op 30 juni 1960 was de Congolese economie met een overschot van 10 miljard BF op de handelsbalans dus zeer gezond, vooral dank zij de mijnbouw (koper, goud, diamant, kobalt e.a.). De groei van de export bedroeg ca. 7% per jaar tussen 1913 en 1960, de import ca. 5% (p. 281-284). De overheidsfinanciën waren meestal in evenwicht en de levensstandaard was zeer goed (p. 286-287). Ook de private bedrijven deden van alles voor hun Congolese werknemers: ze kregen van hen gratis huisvesting, onderwijs, medische zorg etc. (p. 289).

De missies dan. Er waren zowel katholieke, met 525 posten als protestantse, met 255 posten. Ook de missionarissen werden massaal slachtoffer van malaria en andere ziektes. Zij bouwden scholen, medische centra, ziekenhuizen. Maar in 1960-1961 werden ook zij het slachtoffer van de rellen, plunderingen, verkrachtingen en moordpartijen.

Vanaf 1955 begon de korte weg naar onafhankelijkheid. Vanaf 1959 vonden er rellen en plunderingen plaats, in 1960 een echte muiterij van de Openbare Weermacht, die gepaard ging met plunderingen, vernielingen en groepsverkrachtingen van Europese vrouwen en nonnen. Europeanen verlieten massaal hun posten en het land (p. 352 -353). Lumumba en co maakten fouten door hun achterban op te hitsen. De Belgen hadden een grote fout gemaakt, doordat ze te weinig Congolezen toegelaten hadden tot de hogere kaders. In de katholieke kerk deden ze dat wel. Na 61 jaar onafhankelijkheid is er helaas veel verloren gegaan en is er veel ondervoeding en analfabetisme ontstaan.

 

Conclusie

De auteurs hebben een verdienstelijke poging gedaan om een juist beeld te schetsen van 75 jaar Belgen in Congo. Ze doen dat met de nodige statistieken en vergelijkingen met de Franse en Engelse kolonies, die het op de meeste vlakken minder goed deden. Op het einde laten ze ook Congolezen aan het woord, die veel respect tonen voor  Leopold II, zijn beelden laten staan  en kritiek hebben op de ondankbare diaspora in België (p. 362-363).

Hopelijk wordt hun boek ook gelezen door de critici, zowel de Belgische als de Congolese en de buitenlandse. Idem voor de parlementaire onderzoekscommissie. En hopelijk lezen die ook: Baudouin Peeters, 60 ans, 60 lieux, 60 témoins. Histoires partagées entre le Congo et la Belgique (Editions Dynamédia, Kraainem, 2021). Een boek vol getuigenissen, zonder rancune.

Enkele opmerkingen, deels inhoudelijke, deels details: de Belgische staat, de burgers  en zeker de missionarissen die in Congo werkten, hebben wellicht geen grote winsten gemaakt, want de welvaart kwam na 1960; maar een aantal bedrijven allicht wel: Société Générale, Union Minière (nu Umicore), Texaf, Sipef, …

Dan wat details: Jean Stengers (1922-2002, p. 3) was een gerespecteerde prof en Congo-specialist aan de ULB, niet aan de VUB. Op op p. 41 ontbreekt de titel (“Congo werd door Leopold II geplunderd”) bij nr. 9. Geregeld komt de plaats Stanley Pool voor, zonder dat de auteurs uitleggen dat het een meer was aan de benedenloop van de Congostroom. Engeland ‘die’ en Duitsland ‘die’ (p. 87-88) moet telkens ‘dat’ zijn. Julius Caesar kon in 52 v.C. nog niet zeggen dat de Belgen meer dan 300 jaar door de Romeinen gekoloniseerd zijn (p. 143); hij zei wel dat we de dappersten waren van alle Galliërs. Het rapport van de Wereldgezondheidsdienst dateert op p. 171 uit 1960, op p. 192 uit 1962; 1960 is correct. De eerste spoorweg werd aangelegd tussen 1890 en 1898 (p. 227), maar op de volgende pagina is dat 1923-1932; men bedoelt dat er toen verbeteringen aangebracht werden. Bij de missies (p. 297) ontbreken de Salvatorianen in Kapanga (provincie Katanga): nu zijn ze met 100 Congolese priesters en twee Belgische. Philosophare (p. 314) moet philosophari zijn. Een alfabetisch lijstje met de afkortingen zoals BCK, BCB, … zou welkom zijn. Tot slot: al onze vroegere kolonisatoren, van Romeinen tot Duitsers, zijn nadien onze vrienden geworden. Hopelijk lukt dat ook voor de Belgen en de Congolezen.

 

©Jef Abbeel, juli 2021, www.jefabbeel.be