Civis Mundi Digitaal #113
Boekbespreking van Kwame Anthony Appiah, De Erecode, Hoe morele revoluties plaatsvinden. Boom, 2016.
In dit boek onderzoekt de Engels/Ghanese filosoof Appiah, hoogleraar aan NY University, of het begrip eer opheldering kan verschaffen over de vraag hoe morele veranderingen plaatsvinden. In CM 92 en 109 is zijn boek Leugens die ons binden besproken.
Hoewel het voor sommigen mogelijk wat ouderwets klinkt, is het begrip eer ons allen wel vertrouwd. We zeggen nog steeds: dat is mijn eer te na, of we spreken over een ereschuld, geven ons erewoord als we nadrukkelijk iets beloven. Het begrip is verbonden met achting, respect, waardering, status, waardigheid, moraliteit, schaamte als de eer aangetast is. Het is echter niet zo eenvoudig om deze begrippen af te bakenen en een precieze definitie te geven. We zijn meer gewend sociale en sociaalpsychologische concepten te hanteren die grenzen aan of overlappen met het begrip eer, zoals status, eigenwaarde, zelfrespect, en ook met de meer algemene begrippen als waarden en normen.
Appiah diept in zijn boek de specifieke rol van eer uit en bespreekt waarom eer volgens hem een aparte behandeling verdient. Zijn theorie van eer is weliswaar zorgvuldig geformuleerd, maar het blijft voor mij een concept dat snel overvloeit in andere meer gebruikte en vertrouwde begrippen. Het boek veel nuttige en mooie observaties over sociale en morele veranderingen. Tot Appiahs stijl hoort het om concrete voorbeelden te geven en via deze voorbeelden zijn concept te onderzoeken om te zien of het vruchtbaar is om de situaties te begrijpen.
In dit boek beschrijft Appiah vier situaties waarin morele revoluties hebben plaatsgevonden, of hopelijk spoedig zullen plaatsvinden, zoals in het geval van eerwraak in Pakistan. . De andere, historische voorbeelden zijn het duelleren in Engeland tot midden negentiende eeuw, het voetinbinden van vrouwen in China, dat pas begin twintigste eeuw verdween, en het protest tegen de slavernij, zoals dat zich in Engeland in de eerste helft van de negentiende eeuw heeft gemanifesteerd. Alleen al om deze genuanceerde en beeldend vertelde verhalen is het boek de moeite waard om te lezen.
Kwame Anthony Appiah
Het begrip eer
Eer hebben betekent recht hebben op respect. Eén vorm van eer geven we aan mensen die een uitzonderlijke prestatie hebben geleverd, dat noemen we ook wel achting. Maar ook zonder dat men met anderen vergeleken wordt, vinden we vaak dat anderen recht hebben op respect, dat noemen we erkenningsrespect. Eer is sociaal van karakter. Mensen willen erkenning, ze willen gezien worden. Ze willen respect van anderen en ze geven respect aan anderen, die ze waarderen en met wie ze zich identificeren. Het is verweven met aspecten van je identiteit, met name waar het je lidmaatschap van sociale groepen betreft.
Een erecode bepaalt hoe mensen met bepaalde identiteiten het recht verwerven op respect en hoe ze dat kunnen verliezen. Mensen die eerst recht hadden op respect, maar dat verliezen, worden anders behandeld. Iemand die zich richt op de erecode zal hen die zich eraan houden respecteren, maar degenen die dat niet doen minachten. Als je zelf voldoet aan die maatstaven kun je zelfrespect hebben, zo niet dan schaamte ervaren. De voorschriften van de erecode zijn geïnternaliseerd. Een erecode verwacht ander gedrag van verschillende mensen. De code stelt bijvoorbeeld vaak verschillende eisen aan mannen en vrouwen. Een groep mensen kan behoren tot een eerwereld, deze delen een erecode. Deze geldt niet voor de mensen buiten de eerwereld.
Een erecode kan zowel achting als erkenningsrespect toekennen zonder dat met enige moraliteit rekening wordt gehouden, zoals we in de voorbeelden zullen zien. Erecodes kunnen zelfs immorele daden voorschrijven. Waardigheid is een vorm van eer waarvan we vinden dat iedereen er fundamenteel recht op heeft. De code daarvan valt samen met moraliteit.
Het duelleren in Engeland
Het eerste voorbeeld dat Appiah geeft van een morele revolutie betreft het duelleren. We hebben allen wel eens een duel in een film of serie gezien. Het vindt plaats vroeg in de ochtend op een afgelegen plek, beide duellerende edellieden hebben een secondant meegenomen en er is een arts aanwezig. Er worden een aantal stappen genomen waar de mannen moeten gaan staan. Dan vangt het schieten aan. Een edelman die zich in zijn eer voelde aangetast daagde degene die hem beledigd had uit. Door het duel te houden werd de eer weer hersteld.
Kennelijk werden vaak speciale duelleerpistolen gebruikt, waarmee het echter moeilijk was om precies te schieten. Zo was de uitkomst van een duel een loterij. In de eerste eeuwen waarin het duelleren ontstond, na de Renaissance, was men nog van mening dat God zou ingrijpen en de juiste man zou laten winnen. Later heeft de kerk zich echter tegen het duelleren gekeerd. Het was God verzoeken en dat had Jezus al verboden, bovendien was er het gebod niet te doden. Ook in de wetten van de verschillende landen werden in de eeuwen die volgden bepalingen opgenomen die het duelleren verboden. Als iemand overleed werd het beschouwd als moord. Het gebruik ging echter nog eeuwen door. Het was een illegale privéhandeling van de aristocratie. De erecode had meer gewicht voor de gentlemen dan de wet of de voorschriften van de kerk.
Wellington versus Winchilsea
Appiah beschrijft een duel dat plaatsvond in 1830 in ongeveer het laatste decennium dat het gebruik nog in zwang was. De eerste minister van Engeland, Wellington, ook een gevierd generaal die een grote overwinning had geboekt in Waterloo, was beledigd door een nogal onbekende edelman Winchilsea. Hij had in de krant een artikel geschreven waarin hij Wellington verweet dat hij had gelogen over iets wat in de politiek speelde. Hij weigerde zijn excuses aan te bieden en Wellington heeft hem vervolgens uitgedaagd voor een duel. Was dit werkelijk zo belangrijk dat Wellington zijn leven op het spel zette om een onterecht verwijt van liegen? Zo voelden ze dat kennelijk wel. Wellington schoot eerst en miste, Winchilsea schoot in de lucht en haalde daarna een brief uit zijn zak met een excuus die hij overhandigde aan de secondant van Wellington. Daarmee was de zaak afgedaan. De eer van beiden was gered. Ze hadden zich blootgesteld aan het gevaar hun leven te verliezen en waren er in dit geval zonder kleerscheuren afgekomen. Er vielen overigens wel duizenden doden per jaar door de duels, die dus buiten alle wettelijke kaders plaatsvonden. Er werden wel eens rechtszaken gevoerd. Een heel enkele keer werd iemand veroordeeld voor moord, maar vaker werden de duellerenden vrijgesproken of werd geen aangifte gedaan en waren er geen juridische gevolgen.
De erecode die het duelleren voorschreef gold de gentlemen. Als iemand van een lagere klasse een edelman beledigde, werd er niet geduelleerd, maar bijvoorbeeld een slag met een zweep uitgedeeld. Op grote schaal was men het intellectueel met elkaar eens en keurde men het duelleren af. Het eergevoel en de erecode eiste echter dat het toch werd uitgevoerd.
Einde van het duel
Hoe is dit gebruik van honderden jaren opgehouden? Zoals voor alle sociale verschijnselen zijn er meerdere oorzaken aan te geven. Er was de opkomst van de eenheidsstaat met een ordelijk juridisch systeem, waarin niet een bepaalde groep zijn eigen normen kon stellen. Er waren massamedia ontstaan. Het duel van Wellington en Winchilsea had veel discussie losgemaakt en ’van het elite instituut een spektakel gemaakt voor uitgelaten buitenstaanders’ (blz 61). De erecode had gegolden voor de hele aristocratie, hoewel daarbinnen hiërarchische verschillen waren. De eer die Appiah als een belangrijke factor ziet voor het verdwijnen van het gebruik, had ermee te maken dat de erecode had gegolden voor alleen een bepaalde klasse en die verloor zijn centrale plaats in het sociale leven. De handel had een groep mensen rijk gemaakt. Zodra zij het duelleren gingen imiteren, was het niet meer eervol en onderscheidend voor de aristocratie om zo hun conflicten te beslechten. ‘Het gevoel van eer maakte een ommekeer. De groeiende vulgariteit van het duel maakte uiteindelijk de verdorvenheid ervan duidelijk.’ (blz 64) Binnen enkele decennia was het juist oneervol en zelfs belachelijk om een duel aan te gaan.
Het voetinbinden in China
Wanneer het inbinden van de voeten van Chinese vrouwen is begonnen is onduidelijk, sommigen zeggen al rond het jaar 1000. Sommigen zeggen dat het is ontstaan bij dansers die op hun tenen dansten. Een andere verklaring is dat het is ontstaan in de Verboden Stad, het paleis met bijgebouwen van de keizer. Deze had wel duizend vrouwen tot zijn beschikking. De mannen in de stad waren allen gecastreerd. Om te zorgen dat de vrouwen niet de stad uit konden sluipen en seksuele betrekkingen met een wat makkelijker beschikbare man dan de keizer zouden aangaan zou het inbinden zijn toegepast. Zo wist de keizer dat alle nakomelingen van de vrouwen van hem waren.
Tegen het einde van die dertiende eeuw gingen vooraanstaande families zich ook gedwongen voelen de voeten van hun dochtertjes van drie of vier jaar oud, soms een paar jaar ouder in te binden als zichtbaar teken van hun hoge status. Het proces was jarenlang pijnlijk en leidde tot veel medische problemen. Het gaf status dat de vrouwen van de aristocratie niet op het land hoefden te werken, noch naar de markt hoefden te gaan. Ze moesten wel thuis blijven zodat hun kuisheid niet op de proef werd gesteld. Ze konden alleen thuis een bijdrage leveren met handwerk. Vrouwen met ingebonden voeten konden inderdaad alleen schuifelen en niet meer lang lopen. Ze hadden hun leven lang windselen om hun voeten en de daarop gedragen door henzelf geborduurde schoenen waren vaak kunstwerkjes. De ingebonden voeten werden de gouden lotus genoemd en waren noodzakelijk voor het sluiten van een goed huwelijk. Ook schijnen de kleine voetjes erotische gevoelens op te hebben geroepen.
computerintensief/lotusvoetjes-chinese-traditie-voeten-inbinden/
Het gebruik heeft het bijna een millennium volgehouden. Eind negentiende, begin twintigste eeuw is het pas verdwenen. Hoewel er altijd regionale verschillen waren is de schatting dat op het hoogtepunt 40 tot 50 % van de vrouwen ingebonden voeten hadden en onder de aristocratie 100 %. Al heel vroeg waren er tegenstanders. De erecode schreef het echter voor en de consequentie van het niet doen was uitsluiting uit de gemeenschap.
Het verdwijnen van het voetinbinden
De argumenten tegen de gouden lotusvoeten waren zonneklaar en vanaf het prille begin waren ze alom bekend (blz 86). Het was een zeer pijnlijk proces dat de vrouwen voor het leven verminkte. Waarom kwam er tenslotte na een kleine duizend jaar toch een einde aan?
Hoewel er wel contacten met buitenlanders waren vanwege de handel, beschouwden de Chinezen hen toch als inferieur. Vanaf de 19e eeuw werd het militaire en technologische overwicht van landen als Engeland en de Verenigde Staten onontkoombaar duidelijk. Pas door de |Opiumoorlogen rond 1840 gingen de Chinezen beseffen dat de moderne wereld hen voor problemen ging stellen. Door militair machtsvertoon moesten de Chinezen wel akkoord gaan met voor hen vernederende voorwaarden. Ook intern waren er in deze periode opstanden ontstaan, waarbij de opstandelingen zich keerden tegen de chinese tradities, waaronder het voetinbinden. Na deze onrustige periode ontstond het besef dat men in de leer moest bij de westerse landen om de moderne technologie te leren.
Vanaf deze periode kwamen er ook katholieke en protestantse missionarissen naar China. Onder die laatste groep waren ook vrouwen en deze groep heeft zich met name ingezet voor het verzet tegen ingebonden voeten. Zij en ook de katholieke missionarissen openden meisjesscholen, waar een voorwaarde voor toegang was dat de windselen werden afgedaan. Er werden verenigingen opgericht tegen voetinbinden. Groepen mannen beloofden niet te trouwen met meisjes met ingebonden voeten. De beweging kreeg steun van Chinezen, mannen en vrouwen die in het buitenland gestudeerd hadden.
De missionarissen en zendelingen richtten kranten op waardoor de blik van de Chinezen op ideeën en gebeurtenissen in het buitenland meer toegang kreeg. De inzet van de missionarissen en zendelingen was om wetenschappelijke kennis te brengen naar China om het land te hervormen en te ontwikkelen, naast uiteraard de hoop dat ze bekeerd zouden worden. Dat eerstgenoemde doel had veel meer effect dan de bekeringen die nauwelijks voorkwamen. Door de contacten met de buitenlanders werd het steeds meer duidelijk dat de nationale eer van China werd aangetast door het voetinbinden van de vrouwen. Op een bepaald moment was er een omslagpunt en verdween het gebruik vrijwel volledig. Het was toen juist oneervol om voeten van vrouwen te verminken zoals het een kleine duizend jaar was gedaan. Het gebruik verdween binnen enkele decennia aan het begin van de twintigste eeuw.
Verzet tegen de slavernij in Engeland
Slavenhandel als onderdeel van de wereldhandel in de achttiende eeuw
SimonP at en.wikipedia - Modification made by SimonP. Transferred from en.wikipedia, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=2547506
Afschaffing van de slavernij verliep in Engeland in fasen. In 1807 nam het parlement een wet aan die slavenhandel verbood. Dit ging in tegen de eigen economische belangen. Het was een overwinning van een moreel gevoel boven het economische belang. Er waren al veel langer bezwaren uit christelijke hoek tegen de slavernij. Ook degenen die de Verlichtingswaarden aanhingen waren tegenstanders: als dit toegestaan is, welke misdaad kan dan niet gelegitimeerd worden (blz125). Al jaren was er dus een brede consensus over de verwerpelijkheid van de slavernij.
Toch waren de morele argumenten niet de motor achter de afschaffing. In de periode vanaf 1780 waren de Quakers de aanjagers van het verzet, dat zich steeds uitbreidde. Er ontstonden verenigingen, die een competitie aangingen wie de meeste petities aan het parlement had gestuurd, door slaven geproduceerde suiker werd op grote schaal geboycot. Ook was het gangbaar en gewaardeerd in deze periode om te benadrukken dat je een gevoelsmens was, waardoor de bezwaren tegen slavernij op een vruchtbare bodem vielen. Daarnaast speelde het gevoel van de Britse eer een rol. Men liet zich erop voorstaan dat de Britse wet geen slavernij erkende. Het bestaan van slavernij en slavenhandel in het imperium was een bron van onuitwisbare schande, een aantasting van de Britse eer.
Tweede fase van verzet tegen slavernij
Na de afschaffing van de slavenhandel duurde het ongeveer vijftien jaar voor de koloniale slavernij werd afgeschaft. Ook hier gingen politiek activisme, campagnes en grote sociale bewegingen aan vooraf. De dynamiek van deze tweede fase had een wat ander karakter. Intussen was de moderne ontdekking van de fundamentele gelijkheid wat betreft moraliteit van alle mensen meer bekend geraakt. Het gaat om wat we nu noemen de waardigheid van de mens. Ieder mens verdient achting door zijn inherente waardigheid zuiver gebaseerd op zijn mens zijn. Eerder was dit een heel vreemd idee geweest: eer en achting werden niet gezien zonder hiërarchische verschillen daarbij te betrekken. Naast de eer die we iemand toekennen op grond van zijn inherente zijn, of zijn waardigheid, kan er overigens ook de hiërarchische vorm van eer blijven bestaan. We doen dat voor mensen die uitzonderlijke prestaties leveren op welk terrein dan ook.
Onder andere tegen deze achtergrond vonden de democratiserende bewegingen plaats die ook voor de arbeidersklasse golden. Zij werden een grote factor in het verzet tegen slavernij. De arbeiders deden immers ook handwerk, net als de slaven. Ze eisten nu de erkenning van waardigheid van hun arbeid. Dat ging niet samen met het vernederen van mensen elders als slaaf die hetzelfde werk deden. Ze wilden zoals alle mensen met zelfrespect naar zichzelf kunnen kijken. We kunnen dit eveneens een uitingsvorm van eer noemen en het speelde onmiskenbaar een rol bij de sociale druk die werd uitgeoefend om de slavernij in de Britse koloniën af te schaffen.
Eerwraak in Pakistan
In veel landen is het zo geweest of is het nog zo dat de eer van de hele familie aangetast wordt als een dochter of zusje seksueel contact heeft voor het huwelijk of als een vrouw overspel pleegt. Het is een voorbeeld van de grote ongelijkheid van mannen en vrouwen. De schande van het hebben van de verboden seks en zelfs van een verkrachting ligt vrijwel uitsluitend bij de vrouw. Op veel plekken vereiste de erecode dat dan eerwraak plaatsvindt en dat het meisje en soms ook de man gedood zouden worden. Cijfers van VN uit 2000 spreken van jaarlijks 5000 vrouwen die op deze wijze hun leven verliezen.
dvhn.nl/buitenland/Pakistan-neemt-wet-tegen-eerwraak-aan-21686234.html
Appiah verhaalt over een vrouw uit een moderne, goed opgeleide, succesvolle Pakistaanse familie die wilde scheiden omdat haar man haar mishandelde. Haar ouders vingen haar op en de eer was niet aangetast als ze niet samen woonden, een scheiding was echter onmogelijk. Toen ze later echter een andere liefde had opgevat en toch wilde scheiden werd ze in het kantoor van haar advocaat vermoord door een man die haar moeder had meegenomen. Ondanks dat de Pakistaanse wet haar het recht op scheiden geeft, ondanks getuigen, ondanks dat moord illegaal is in Pakistan is de dader nooit veroordeeld. Een resolutie in het parlement om de moord te veroordelen werd weggestemd.
De betrokken familie is lid van een bepaalde bevolkingsgroep, de Pashtun, die een sterke erecode heeft. Traditioneel woonden de leden van deze etnische groep op het platteland. De gebruiken zijn echter meegenomen naar de steden. Eerwraak als onderdeel van de erecode is echter zeker niet beperkt tot deze groep, maar terug te vinden in vele landen in Azië en Afrika. Het is geen islamitisch gebruik. In brede kringen zijn islamitische wetsgeleerden het er over eens dat het onwettig is en tegen de islam ingaat. Maar net als in het geval van het duelleren legt een deel van de bevolking dat naast zich neer en hanteert een eigen code.
Eer inzetten om de oude erecode te veranderen
In Pakistan zijn de afgelopen jaren steeds meer wetten aangenomen die de positie van vrouwen verbeteren. Dat is een noodzakelijke eerste stap, maar het haalt niet veel uit om het gebruik te veranderen. Zoals we hebben gezien ook bij de andere voorbeelden zijn de morele argumenten al lang bekend. Het gaat om de bereidheid om die na te leven. Er is een revolutie nodig waarbij eer met succes wordt ingelijfd door de moraliteit.
Een element dat werkte in het geval van het voetinbinden in China is dat het gebruik in de ogen van buitenstaanders die in een andere eerwereld leven, schande brengt aan de nationale eer, of de betreffende groep. Een al te sterke uiting van afkeuring kan echter een defensieve reactie oproepen en gevoelens van nationalisme en behouden van de eigen cultuur versterken.
Appiah benadrukt daarom dat het bekritiseren van erecodes begripvol moet zijn. In het geval van eerwraak in Pakistan, een islamitisch land, zou men een gesprek over wat het betekent om moslim te zijn kunnen beginnen. Iedere bepaling in de Koran begint immers met een zin dat Allah de genadige is.
Ten tweede leren de andere besproken morele revoluties, dat daar een coalitie van insiders en buitenstaanders actie heeft gevoerd. Dat zijn ook noodzakelijke elementen. Maar om te maken dat de oude erecodes niet meer van kracht zijn, kan het vervolgens helpen om de motiverende kracht van eer te kanaliseren. ’Eer een andere vorm geven in plaats van de bel van de moraliteit te luiden’ (blz 181). Zo stelt men nu vaker de vraag: wat voor eer is het om een ongewapende vrouw te vermoorden? En zoals was opgemerkt ten aanzien van het duelleren: het is moediger om de sociale druk te weerstaan dan om te duelleren. Beter dan alleen kritiek te leveren, is het om het fundament van de eer te ondergraven. Een zorgvuldig afgewogen dosis spot kan op een bepaald moment het gevoel van eer doen omslaan (zoals is gebeurd ten aanzien van het duelleren) en schaamte inboezemen. Dit naast het beroep op rechtvaardigheid en moraliteit, dat altijd relevant is en waarop de nieuwe erecode zal moeten wortelen.
Tot slot
Als we de balans opmaken welke rol eer heeft gespeeld in de beschreven morele revoluties, is die rol er onmiskenbaar, maar volgens mij vooral in een late fase van de omwenteling. Er waren in alle beschreven gevallen sociale veranderingen. Er waren al wetten geformuleerd, er werd actie gevoerd. Eer was zeker een pijler waarop de oude gebruiken steunden. Het aanspreken van eergevoelens om de nieuwe erecode ingang te doen vinden, zal dat zeker hebben geholpen, maar hoe groot de invloed daarvan was, is voor mij niet zonneklaar aangetoond.
Het lijkt zeker goed om ons ervan bewust te zijn van het gegeven dat eer en niet moraliteit vaak beter aangesproken kunnen worden als men bepaalde veranderingen wenselijk vindt. Het gedrag van mensen wordt kennelijk meer bepaald door het verlangen geacht en gewaardeerd te worden, om zich in eigen en andermans ogen goed te voelen over zichzelf, dan door morele overwegingen. We zien dat in de afgelopen jaren gebeuren als het bijvoorbeeld gaat om vliegschaamte e.d. Als erecodes en moraliteit niet in elkaars verlengde liggen, lijkt me dat een opdracht voor alle instituten die kunnen bijdragen aan bewustwording om dat aan te kaarten.