Civis Mundi Digitaal #116
Bespreking van: Donald Loose, Democratie op wankele bodem, over de politiek en het politieke, Boom, Amsterdam, 2021
In een tijd met voortdurende discussies over het functioneren van het politieke systeem en de roep om vernieuwing is het een verademing een verdiepende en filosofisch georiënteerde beschouwing te lezen. Een verademing, ook al wordt de problematiek er niet eenvoudiger op. Integendeel, de opgave is heel wat ingewikkelder dan vaak wordt verondersteld. Met gekozen burgemeesters en meer symbolische vernieuwing komen we er niet.
Het boek begint met een verwijzing naar zowel Machiavelli als naar Claude Lefort, de Franse filosoof die bekendheid kreeg met zijn beschouwing over de lege plaats van de politiek. Het werk van Machiavelli wordt vaak gerelateerd aan begrippen als manipulatie, de doelen die de instrumenten van beheersing rechtvaardigen en opportunisme. Maar Loose geeft verdieping aan door de onderliggende overwegingen te benoemen die aan de beschouwingen van Machiavelli ten grondslag liggen.
Tegenstellingen
Het gaat dan om de bemiddeling tussen tegenstellingen. Om belangentegenstellingen te overstijgen is een nieuwe positie nodig, die in staat stelt uit de tegenstellende posities te treden en die tot voortgang in staat kan stellen. Die bemiddeling is erop gericht de tegenstellingen te overstijgen en ons eruit los te maken, ons ervan te ontdoen. Daar is in de bestaande praktijk van de politiek weinig van terug te vinden. Er is sprake van ingegraven tegenstellingen. We zijn georganiseerd rond tegenstellingen en hebben ons zo stevig door belangen laten omklemmen, dat we er niet meer aan ontkomen. En dat is nu precies waar Machiavelli en later Lefort aandacht voor vragen. In de opvatting van Lefort, vrij vertaald, komt het politieke niet meer aan bod, omdat we politiek hebben gereduceerd en verarmd tot praktijken die de tegenstelingen in stand houden in plaats van ze te overbruggen. We zijn de mogelijkheden en instrumenten tot bemiddeling kwijtgeraakt. We maken slagen in de lucht en raken het wezen van de vraagstukken niet. We sluiten compromissen over vraagstukken die zich niet lenen voor compromissen.
Er is een noodzaak die onderliggende vraagstukken te benoemen en tot onderwerp van een politiek debat te maken. Wat zijn dan die vraagstukken? Denk aan de relatie tussen gelijkheid en vrijheid. De spanning tussen het recht op het individuele enerzijds en de betekenis van het gemeenschappelijke anderzijds. Met het coronabeleid als pijnlijk voorbeeld. Hoe de vrijheid te kiezen voor niet vaccineren ook risico’s voor derden kan opleren. En daaruit volgend de vraag of zowel gevaccineerde als ongevaccineerden eenzelfde recht op zorg dienen te hebben. Dergelijke vragen kun je niet oplossen door tussenposities, die het karakter hebben van compromissen. Het zijn vragen van ethische aar, die je niet kunt oplossen door ze te regelen. Dan dring je niet door tot het wezen ervan. Het zijn bij uitstek politieke vraagstukken. In welke mate en onder welke omstandigheden dient het gemeenschappelijke te wijken voor het recht op individualiteit? Kan ons politiek systeem met zijn gangbare praktijken dergelijke vragen nog aan?
Vrijheid en gelijkheid
Aansprekend is de analyse waarin een koppeling aan de orde komt in onze sociaaldemocratie tussen het “liberaal vrijheidsrecht” en de sociale gelijkheid. De economie kreeg voorrang en werd bepalend voor de vraag of het goed of slecht gaat met een land. Dat vroeg ruimte voor het beginsel van de vrije markt en bovendien werd groei voorondersteld. Die ideologie bleek, zoals we steeds meer en steeds beter inzien, niet geschikt om tot een zowel sociaal als ecologisch evenwicht te komen. In een dergelijk systeem zijn lonen en, in het algemeen, maatregelen op sociaal terrein een kostenpost. Die maatregelen moeten telkens weer worden bevochten in onderhandelingen. Bovendien kent ons systeem geen intern correctiemechanisme. De overheid moet steeds weer corrigeren door grenzen te stellen aan het handelen op economische basis, omdat anders afwenteling plaats vindt. Wat maatschappelijk relevant is, maar economisch geen voordeel oplevert, wordt terzijde gedrukt.
Rawls
Een belangrijke plaats wordt ingenomen door aandacht voor het gedachtegoed van Rawls. Het is een actueel vraagstuk. Enigszins associërend zou je kunnen stellen dat de vraag aan de orde is of politiek en maatschappij van elkaar kunnen worden gescheiden. En wel in die zin dat in een maatschappij allerlei opvattingen en conflicten kunnen bestaan, maar dat de eisen die we in het politieke domein stellen aan overleg en besluitvorming hinderend en verhinderend werken.
Rawls benadrukt met zijn boek A Theory of Justice dat een democratie het recht van de minderheid inhoudt om in verzet te komen tegen de meerderheid. Niet alleen is nodig dat allen een gelijke startpositie moeten hebben, maar ook moeten blokkades uit de weg worden geruimd bij de realisering van daarin aanwezige potenties. Rawls stelt veel belang in procedures, in formeel recht dus. Procedures moeten aan strenge eisen voldoen. Ze moeten getuigen van onpartijdigheid en zijn gebaseerd op de beginselen van vrijheid en gelijkheid. “Ongelijkheid is niet te verantwoorden wegens de ongelijke kans op vrijheid”.
Je kunt daartegen inbrengen dat de procedures die we kennen in het publieke domein, weliswaar aan strenge eisen moeten voldoen, maar die zijn zodanig ingewikkeld, dat je in de praktijk van alledag de deskundigheid van juristen nodig hebt om er toegang tot te krijgen. Wie juridisch geschoold is, kan een beter tegenspel bieden tegen de overheid, wanneer die onwelgevallige besluiten neemt, dan iemand die niet de juridische redeneerlijnen kent en niet beschikt over de daaruit voortvloeiende vaardigheden. Overigens heeft Rawls op economisch terrein wel degelijk aandacht voor de positie van economisch zwakkeren. Die hebben ondersteuning nodig om zowel een gelijke uitgangspositie te bereiken, als om blokkades op te heffen bij het daadwerkelijk realiseren van hun gelijke kansen.
Habermas
Habermas doorbreekt dat strikte onderscheid tussen maatschappij en het politieke domein. Volgens hem kan het politieke domein zich niet ontdoen van ethische vraagstukken en zich dus beperken tot formele regels. Je zou kunnen stellen dat daarmee een van de vraagstukken van onze samenleving is geadresseerd. Hoe het formele recht dominant is geworden. Hoe het juridisch domein gaandeweg de overhand heeft gekregen boven de inhoud. Hoe het leerstuk van de Trias Politica van binnenuit wordt aangetast, doordat er niet langer sprake is vaneen nevenschikking van wetgevende, rechtsprekende en uitvoerende macht. Hoe het juridisch betekeniskader wetgeving en uitvoering is gaan beheersen. Hoe rechtspraak telkens weer corrigeert en wel zodanig dat dit verlammend werkt, vooral op het terrein van de uitvoering van vastgesteld beleid.
Gauchet
Aansprekend is ook de passage met verwijzingen naar Gauchet, waarin wordt gesteld dat het socialisme zichzelf heeft verzwakt, doordat het materialistisch is georiënteerd en zo partij is geworden binnen een neoliberaal systeem. Het heeft er geen alternatief tegenover gesteld, maar probeert in een neoliberale omgeving sociaal te redden wat er te redden is. Het socialisme heeft zo zijn eigen kracht verloren. Het is vooral bezig de ergste rafels van het neoliberalisme te corrigeren en te verzachten. De verwijzing naar Gauchet is ook op een ander terrein treffend. De stelling dat met de komst van het denkgoed van de moderniteit, de religie is verdwenen en daarmee het waardendebat van zijn betekenis is beroofd. “Een economische crisis was zo meteen ook een politieke crisis” Het sluit aan bij de al vele malen door vele denkers geuite kritiek op de moderniteit, die vooral materialistisch en individualistisch is.
Het boek bevat een hoofdstuk over de ideologie van het neoliberalisme met een uitgebreid overzicht van wat er aan denkbeelden en kritieken over beschikbaar is, zowel politiek als juridisch. Ook de rol van de media komt daarin aan bod. Hoe moderne mediavormen tot een weinig gestructureerde en oppervlakkige praktijk leiden, die niettemin groot beïnvloedend vermogen heeft. Die invloed hangt samen met creativiteit rond beeldvorming, gecombineerd met slim gebruik van methoden. Communicatie krijgt dan het karakter van manipulatie van beelden en het dominant maken van het eigen geconstrueerde beeld.
We verengen mede daardoor het politieke debat tot tegenstellingen op operationeel niveau, waarbij we via politieke touwtrekkerij proberen zoveel mogelijk binnen te halen. Het is een politiek systeem, zo zou je kunnen zeggen, dat geen vijanden nodig heeft, omdat het zichzelf uitholt en zijn eigen verzaken regisseert. Een verwijzing naar de moeizame kabinetsinformatie in eigen land lijkt op zijn plaats.
Gelijkheid en gelijkaardigheid
Treffend en gedachten genererend vond ik het onderscheid tussen gelijkheid en “gelijkaardigheid”. Standaardisatie en gelijkschakeling worden wel gezien als kritiek op de moderniteit. Het waren instrumenten die in staat stelden gebruik te kunnen maken van nieuwe technieken en beheer(s)modellen, die in economisch opzicht voordeel brachten. Maar die gelijkschakeling kan ook worden opgevat als een reductie van de mens tot regelbaar object en zeker niet als uiting van een streven naar gelijkheid van burgers in politiek-filosofische zin. Het in dit geval economisch georiënteerd model staat dan haaks op de visie, dat de mens is geroepen tot vrijheid en het beginsel dat ieder daarin gelijke kansen moet hebben.
Spinoza
Ook het hoofdstuk over omgang met conflicten getuigt van diepgang. Als vertrekpunt is gekozen dat politiek zich in essentie bezighoudt met conflictbemiddeling. Loose verdiept vraagstukken rond conflicten. Hij verwijst naar Spinoza met zijn onderscheid tussen potestas en potentia. Potestas is dan de macht. Potentia is het vermogen tot macht en in het bijzonder de daaraan ten grondslag liggende verlangens en inspiratiebronnen. Je zou kunnen zeggen dat het gaat om de energie die in een samenleving aanwezig is en die veranderingskracht genereert. Dat is een actueel thema.
Je zou in het algemeen kunnen verwijzen naar de protesten die kenmerkend zijn voor de tegenwoordige samenleving. Maar vooral ook op het gebrek aan gemeenschappelijkheid met betrekking tot de aard en strekking van die protesten. Ze zij lastig in een algemeen allesomvattend kader te stoppen. We protesteren op het niveau van deelbelangen. Duurzaamheid kan worden beschouwd als een alles dekkend thema, maar de conflicten gaan over consequenties op onderdelen. Minder het vliegtuig gebruiken, geen vlees eten, meer fietsen dan de auto gebruiken . Het zijn deeldomeinen waarbinnen de strijd wordt gestreden. Zie problemen rond stikstof.
Het gaat al gauw niet meer om het principe van duurzaamheid en de drijvende kracht daartoe, maar de energie komt voort uit bescherming van het bestaande. De verlangens zijn niet gericht op het realiseren van een nieuwe maatschappij, maar op verdediging van bestaande belangen. De energie is gericht op behoud van gedateerde structuren. Juist daardoor wordt aan conflicten de inspiratie ontnomen.
In plaats van deel te nemen aan ontwerpsessies voor een nieuwe landbouw vanuit het verlangen ons fundamenteel anders te aan verhouden tot de natuur, trekken we met trekkers op naar Den Haag. Dat doen we niet om een probleem vernieuwend op te lossen, maar juist om de vernieuwing te blokkeren. We ontnemen de energie aan de verandering en richten die op het in stand houden van het bestaande. De inspiratie die nodig is om op weg te gaan naar het nieuwe wordt verdrongen door de wens tot handhaving van het bestaande. Het door waarden gedreven zoeken naar vernieuwing moet wijken voor het door belangen gedreven handelen. We doden inspiratie. Dat kan worden opgevat als vernietiging van positieve energie. De belangen zijn dominant maar die zij slechts een uitkomst van gedateerde structuren. De politieke praktijk van alledag houdt die armoede in denken en handelen in stand in plaats van leiding te geven aan het proces van transformatie.
Actualiteit
De waarde van het boek is niet slechts dat het denken van tal van filosofen plaatst in de huidige actualiteit, maar zeker ook dat het de “alledaagse problemen” rond het functioneren van onze rechtsstaat verdiept en problematiseert De spanning tussen het recht op het vormgeven van het eigen leven en anderzijds de noodzaak van gezamenlijkheid die in een gemeenschap niet kan worden gemist. De spanning tussen gelijkheid en vrijheid. En hoe onze systemen buitensluitend zijn.
Er zijn geen gemakkelijke oplossingen. De onderliggende problematiek is te complex om te vertrouwen op gemakkelijke ingrepen, zoals herschikkingen van ministeries of wijziging van procedures. Of de “derde weg” van Giddens. Dan doet men geen recht aan wat er werkelijk speelt, maar wat enkel in wetenschappelijke kring wordt gethematiseerd. De praktijk heeft er geen boodschap aan omdat men al druk genoeg is, de illusie van een gedateerd systeem overeind te houden. Nog meer complexiteit is ook lastig om tot betekenisvolle communicatie te komen met burgers en wordt gemakkelijk een bron van nog grotere vervreemding tussen overheid en burger. Daar zit je niet op te wachten, wanneer je in verkiezingscampagnes juist het vertrouwen van burgers wenst te winnen, althans hun stem.
Van analyse naar verandering
Een diepgravende analyse van de gebreken binnen ons democratisch systeem zou niet compleet zijn, zonder richting te geven aan wat nodig is en hoe we de gewenste en noodzakelijke veranderingen kunnen bereiken. In het afsluitend hoofdstuk gaat Loose uitvoerig daar op in. Er wordt geen groot nieuw beeld geschapen. Het is eerder zo, dat de nadruk wordt gelegd op het vermogen en de bereidheid tot kritische, inclusief zelfreflectie: het kritisch bevragen van je eigen vanzelfsprekendheden. Niet alleen de ander maar ook jezelf wantrouwen.
De vraagstukken waar we voor staan zijn te complex en omvangrijk om te verwachten dat we die met enkele welgemikte interventies kunnen oplossen. Het is eerder een oproep om oog te hebben voor de complexiteit. Eenvoudige oplossingen creëren slechts illusies. Verandering is een proces van vallen en opstaan. Dat geldt evenzeer voor de politiek zelf. Het is het telkens weer balanceren tussen vrijheid en gelijkheid, tussen de formele autonomie van de staat en de autonomie van de burgers. Loose verwijst naar Ricoeur die stelt dat we eerst ons eigen systeem moeten doorgronden, willen we stappen kunnen zetten naar verbetering. Je zou ook kunnen verwijzen naar Serres, die stelt dat je de rivier slechts kunt begrijpen door stroomopwaarts te reizen, naar de bronnen ervan.
Al met al een boek dat verdieping geeft, waarbij in ruime mate het denken van belangrijke filosofen wordt toegelicht. Het is zowel verrijkend als ver reikend. Met hier en daar vanwege de abstracties wat minder makkelijk leesbare passages die pas na herlezingen en reflecties aan toegankelijkheid winnen. Maar is dat niet eigen aan filosofische beschouwingen over het alledaagse?