Ethische filosofie in de 20e eeuw
Deel 1, Inleiding: fragmentatie in richtingen, soorten ethiek, probleemgebieden

Civis Mundi Digitaal #116

door Piet Ransijn

Fragmentatie: het ijs is gebroken, maar we zitten nog met de brokken

 

Inleiding

Komende artikelen sluiten aan bij die over Schweitzer als 20e-eeuws ethicus en cultuurfilosoof. Hij publiceerde zijn cultuurfilosofie in 1923 en was eraan begonnen aan het begin van de eerste wereldoorlog, toen hij huisarrest kreeg. Hij kon dus maar enkele 20e-eeuwse filosofen bespreken. Een aantal filosofen op wie hij ingaat, is inmiddels vrijwel vergeten. Het is hier de bedoeling om enkele filosofen de revue te laten passeren met ethische gezichtspunten, die een aanvulling vormen op die van Schweitzer om tot een meer universele visie te komen. Filosofen die na Schweitzer kwamen, kunnen mogelijk fungeren als verbindende schakels tussen zijn tijd en de onze. Schweitzers visie blijft actueel en wint aan universaliteit door in te gaan op overeenkomsten en verschillen met andere filosofen in breder cultuurhistorisch perspectief.

 

Relevantie van ethiek en ethische filosofie

Er zijn diverse ethische en filosofische richtingen, maar ethisch gedrag blijft altijd van belang, welke accenten men ook legt. Tegenwoordig lijkt er meer op het spel te staan dat ons noopt tot juist gedrag volgens menselijke waarden afgestemd op de natuur en medeschepselen. Onze invloed is namelijk zo groot geworden, dat al het leven op onze planeet erdoor wordt bedreigd. De reden tot ethische gedragsverandering is dat er rampen dreigen die niet zijn te overzien als we massaal met miljarden fundamentele normen en levenswaarden, medemensen en medeschepselen blijven schenden, vaak zonder dat we er erg in hebben.

Een voorbeeld is het eten van vlees, dat een grote belasting voor het milieu met zich meebrengt en waardoor vele gevoelvolle levens gewelddadig aan hun eind komen. Het schade toebrengen aan de natuur en medeschepselen geldt niet alleen voor onze voeding, maar voor onze levenswijze en ons consumptiepatroon in het algemeen.

Ons economische systeem is gebaseerd op de amorele marktwerking en het zo voordelig mogelijk nastreven van winst, eigenbelang en groepsbelang, vaak ten koste van anderen. Het lijkt niet helemaal amoreel en zonder waarden, want winst, groei van de productie en accumulatie van kapitaal zijn de centrale waarden, die draaien om geld en macht. Het komt volgens dwarse economen als Marx en Veblen neer op geïnstitutionaliseerde hebzucht, winstbejag, egoïsme en eigenbelang, roof en uitbuiting van de aarde en medeschepselen. Het is de vraag of dat ons op termijn gelukkig maakt. Velen lijden eronder. Bij moraalfilosoof Adam Smith was economie nog verbonden met ethiek. Dat verband lijkt nu vaak zoek.

Ethisch gedrag kenmerkt zich door het realiseren van wat waardevol is, uiteindelijk van gedeeld geluk volgens vele ethici, maar ook andere waarden, zoals liefde, samenwerking en zelfverwerkelijking. Talloze publicaties hebben de tekortkomingen van het neoliberalisme en ons economisch handelen laten zien. Toch gaan we ermee door, ondanks de schadelijke en tegennatuurlijke aard ervan, die steeds meer aan het licht komt. De trein lijkt niet meer te stoppen, maar zal op belemmeringen en grenzen botsen.

Het neoliberalisme, het vroegere kapitalisme, en het economisme, dat economische groei als hoogste waarde verheft waaraan andere waarden ondergeschikt zijn, zijn niet de enige onethische ‘ismen’ die ons maatschappelijk leven bepalen. Nietzsche beschreef de onafwendbaarheid van het nihilisme na de dood van God. Een richting waarbij hogere waarden geen basis en geen doel meer hebben en niet meer gelden. Als waarden en waarheden niet meer waar zijn en niet meer gelden, is alles geoorloofd volgens het syllogisme van Dostojewski uit De gebroeders Karamazow: “Als niets waar is, is alles geoorloofd”.

Het existentialisme van Sartre, dat in de vorige eeuw populair werd, onderschreef dit syllogisme in L’existentialisme est un humanisme en leidde tot extreem subjectivisme en egoïsme onder het vaandel van totale vrijheid, waarvoor de eveneens vrije anderen belemmeringen waren (zie deel 3). Opmerkelijk was Sartres jarenlange voorkeur voor het onderdrukkende communisme vanuit zijn filosofie van de vrije keuze, waarvoor in dat systeem juist weinig ruimte is. Zo zijn er meer ethische en minder ethische filosofieën, waarvan er enkele aan de orde gaan komen. Het belang van ethisch gedrag lijkt evident en zal duidelijker worden als er dieper op wordt ingegaan. Bijv. op de vraag wat ethisch gedrag is, wat ethische principes zijn en welke benaderingen er zijn.

 

Persoonlijke achtergrond

In de jaren ’60 werd het nihilisme in zekere zin gemeengoed. Haast alles mocht en alles kon. Seks, drugs en rock and roll. Gevestigde normen schudden op hun grondvesten. God was dood en kerken hadden afgedaan. Het gaf enige bevrijding, maar ook ‘losse zeden’ en normvervaging, naast maatschappelijke betrokkenheid. Het was een opmerkelijke tijd, misschien wel de meest enerverende van mijn leven als vertegenwoordiger van de protestgeneratie. Het bracht mij ook tot bezinning en inkeer, tot meditatie, om mijn bestaansgrond te vinden en vandaaruit te leven en te denken in toenemend bewustzijn.

In die tijd maakte ik kennis met de meeste filosofen die aan de orde komen en met de oosterse filosofie, die een beslissende wending aan mijn leven gaf, die culmineerde in een dissertatie over collectief bewustzijn in India na een loopbaan als meditatieleraar. Daarna werd ik hogeschooldocent en zette ik mij in voor sociaal-emotionele vaardigheden in het onderwijs als mede-grondlegger van het onderwijsprogramma Leefstijl voor jongeren. Leidende hoogleraren met wie ik samenwerkte, mijn promotor, de socioloog TKN Unnithan van de Universiteit van Rajasthan te Jaipur (zie CM 48) en de onderwijskundige Jaap Schouten van de VU, waren beide adepten van ‘value-education’. Dat ligt dichtbij praktische ethiek. Het kwam erop neer jongeren vaardigheden aan te reiken om zelf bewust ethische en praktische keuzen te kunnen maken.

 

Drijfveren tot bewuste gedragsverandering

Toon van Eijk laat in zijn boek Klimaatcrisis, gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling het belang van ethische gedragsverandering. Ethisch gedrag is bewust gedrag dat voortkomt uit vrije keuze, het is geen instinctief gedrag, hoewel gewoonten daar vaak op lijken (volgens Bergson, zie deel 2). Volgens Schweitzer kan ethisch gedrag niet worden afgedwongen. Gedwongen gedrag laat geen ruimte voor een ethische vrije keuze. Ethisch gedrag gaat gepaard met een zekere vrijheid, bewustzijn en bewustwording. Volgens Socrates zou deugd, ethisch gedrag, berusten op weten en inzicht. We dienen te weten wat goed is om het goede te (kunnen) doen. Liefde en empathische of zorgende en bezorgde emoties en eerbied voor het leven zijn drijfveren tot ethisch gedrag volgens anderen. Bijv. Schweitzer, Max Scheler, Wesen und Formen der Sympathie, Sorokin, The Ways and the Power of Love en Martha Nussbaum, Wat liefde weet en Politieke emoties: waarom een rechtvaardige samenleving niet zonder liefde kan

Er zijn diverse ethische visies. Het is van belang daarop in te gaan om te weten wat ethisch gedrag is en hoe het wordt gemotiveerd. Anders is de kans groter dat we de verkeerde dingen blijven doen en blijven misschien gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling een wat schimmige aangelegenheid.

Behalve de milieu- en klimaatcrisis en de voortgaande economische crisis is er nog de coronacrisis, die ons voor ethische keuzen en dilemma’s plaatst. Het is tegenstrijdig om mensen te dwingen tot ethisch gedrag, dat zich juist kenmerkt door bewuste vrije keuze (zie deel 3 over Schweitzer). Dit roept actuele vragen op. Hoe ver kan overheidsingrijpen gaan? In hoeverre kunnen en mogen individuele vrijheden opgeofferd worden aan het gemeenschappelijk belang en het algemeen welzijn? (Zoals bij het communisme, in China lijkt daarover meer duidelijkheid te zijn, hoewel we het fijne er niet of onvolledig van weten.)

Bij ethisch gedrag is er sprake van gedrag volgens maatschappelijke normen. Egoïstisch gedrag is ethisch gezien discutabel en leidt tot onderlinge contradicties. Hoe ver gaat de individuele vrijheid? Houdt deze niet op bij de vrijheid van een ander? In hoeverre geldt in de praktijk en in de economie en politiek het recht van de sterkste en van de meerderheid? Als individuele vrijheid schadelijk is of belemmerend werkt of gevaarlijk is voor de vrijheid van anderen, kan het moeilijk doorgaan voor ethisch gedrag. Zo zijn er meer kwesties die om ethisch inzicht en ethische beginselen vragen. Daarom is het van belang om invloedrijke ethische filosofen van de afgelopen eeuw te bespreken.

 

Ethiek en ethische filosofie

Ethiek komt van het Griekse ethos, dat gewoonte, zede, karakter, aard of verblijfplaats betekent volgens het Groot etymologisch woordenboek van van Dale en heeft te maken met (de realisatie van) normen en waarden, het onderscheid in goed en kwaad, wat hoort en niet hoort, wat mag en niet mag.

De praktische ethiek, de gangbare normen en waarden, de moraal, wordt onderscheiden van de filosofische ethiek, de ethica, als de reflectie daarover en fundering daarvan. De ethica is vaak ingebed in een meer omvattende filosofie of levensbeschouwing. Daarom gaat het hier over ethische filosofie in breder verband. Vaak is de ethica een betrekkelijk zelfstandig onderdeel van de filosofie, zoals bij de Nicomachische ethiek van Aristoteles, Adam Smith’s Theory of the Moral Sentiments, de Metaphysik der Sitten bij Kant, Jenseits von Gut und Böse en Zur Genealogie der Moral bij Nietzsche, of Les deux sources de la morale bij Bergson enz. Hun ethiek, is steeds  ingebed in hun filosofische kader. Bij Schweitzer en Nietzsche in hun cultuurfilosofie. Bij een ethische reflectie is een ruimer filosofisch of levensbeschouwelijk kader haast niet te vermijden.

 

Soorten ethiek

Om enig overzicht te brengen in de vele ethische richtingen volgen hier de belangrijkste vormen van filosofische ethiek. Schweitzer onderscheidde een individualistische ethiek van zelfverbetering,en een sociale ethiek, daarnaast een pessimistische wereldmijdende ethiek van een optimistische levensaanvaardende ethiek. Het individualisme komt overeen met wat Sidgwick in zijn standaardwerk The Methods of Ethics ‘egöistisch hedonisme’ noemt. Het is op het eigen geluk gericht. Het utilitarisme daarentegen is sociaal of ‘universalistisch hedonisme’. Zie hierover een volgend artikel.

Sidgwick onderscheidde deze twee vormen van de op geluk gerichte hedonistische ethiek van een intuïtionistische ethiek, die gericht is op het Hoogste Goed en gebaseerd is op een intuïtief bepaald grondprincipe van moreel gedrag, waaruit deugden en plichten worden afgeleid. Dit onderscheid komt overeen met dat van de cultuursocioloog Sorokin in de ‘sensate’ of zinnelijk gerichte ethiek van het hedonisme en de ‘ideational’ of ideële ethiek van absolute principes en waarden vanuit een bovenzinnelijke bron, die intuïtief of door openbaring worden gekend. Een variant van het hedonisme is het eudemonisme, dat gericht is op ‘het goede leven’ (Aristoteles) en meer verfijnde ‘hogere’ vormen van geestelijk geluk of gelukzaligheid. Hij noemt “de ethiek der liefde” als variant van de ideële ethiek, waarbij liefde het hoogste principe is. (Social and Cultural Dynamics: A Study of Change in Major Systems of Art, Truth, Ethics, Law and Social Relationships, p. 415 e.v.).

Volgens Sidgwick sluiten de eudemonistische of utilitarische en de intuïtionistische ethiek van een absoluut principe of waarde elkaar niet uit. Hij probeert aan te tonen dat het Hoogste Goed of het absolute principe overeenkomt met geluk of welzijn in ruime zin, dat het principe is van het eudemonisme en het utilitarisme, waarbij het laatste overwegend sociaal gericht is.

Het onderscheid in individualistische of hedonistische en intuïtionistische ethiek komt vaak enigszins overeen met wat Vloemans autonome en heteronome ethiek noemt. Autonoom betekent dat mensen zelf bepalen wat hun leidraad is, het eigen geweten is de bron van waarden en normen, zoals bijv. bij de stoïcijnen en bij Kant het geval was. Heteronoom betekent dat de leidraad van buiten de mensen afkomstig is, bijv. uit een openbaring of een bovenmenselijke macht, zoals in de religieuze ethiek (A Vloemans, Voorbereiding tot de wijsbegeerte, p 194).

Henri Bergson onderscheidde de gesloten en de open moraal in Les deux sources de la morale et la religion, resp. gericht op de eigen groepering of voor iedereen, zoals bij de meeste wereldreligies en ethische filosofieën. “Meestal gelden er verschillende [moralen] naast elkaar” (Vloemans, p195). De “Common Sense” ethiek, die Sidgwick beschrijft, kenmerkt zich ook door diverse ethische principes en benaderingen door elkaar. Dat geldt ook voor de 20e-eeuwse ethiek, waarin enerzijds de Griekse en christelijke vormen van ethiek nog doorwerken en anderzijds utilitaristische en hedonistische vormen van ethiek de overhand krijgen, maar ook individuele en sociale plichten en mensenrechten als basisprincipes opgeld doen. Bij het bespreken van een aantal toonaangevende filosofen worden ethische benaderingen uitgebreider beschreven dan in dit beknopte overzicht, dat een idee geeft van basisbeginselen van de belangrijkste ethische benaderingen.

 

https://www.vraagzin.nl/2017/01/veiligheid-morele-dilemmas-ethische.html

 

Fragmentatie in vele richtingen

De cultuur van de 20e eeuw is volgens de Cultuurgeschiedenis van de 20e eeuw van Marinus Schroevers gefragmenteerd. Dat geldt ook voor de filosofie en de ethiek. De wijsbegeerte van de 20e eeuw van Bernard Delfgauw onderscheidt bijna 20 richtingen. Enkele daarvan vallen hier af omdat ze ethisch gezien minder relevant zijn. Er lijken in de 20e eeuw meer filosofen te zijn dan in alle voorgaande eeuwen, hoewel de 20e eeuw meer wetenschappelijk dan filosofisch was georiënteerd en het positieve stadium volgens Saint-Simon en Comte het religieuze en metafysische stadium achter zich gelaten in de moderne tijd. Dit grotere aantal heeft te maken met de bevolkingsaanwas en de toename van hoger onderwijsdeelname. Het grote aantal filosofen en de fragmentatie maken het niet gemakkelijk om de ethische filosofie van de 20e eeuw beknopt weer te geven. Velen zijn inmiddels weer grotendeels vergeten.

Zoals Nietzsche schreef, gaven veel filosofen de meningen van andere filosofen aan hun studenten door in plaats van filosofisch en ethisch te leven, zoals Schweitzer en andere grote persoonlijkheden. “Denke men zich eens een jeugdige geest in, waarin vijftig systemen en vijftig kritieken daarop door elkaar opgeslagen worden – wat een warboel, wat een wildernis, wat een schande voor de filosofie” (Nietzsche, Von Nutzen und Nachteil de Historie für das Leben in J Goudsblom, Nihilisme en cultuur, p210). We proberen in komende artikelen “deze verwarrende verscheidenheid het hoofd te bieden, en er een juiste keuze uit te doen”.

“De filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd; het komt erop aan haar te veranderen,” schreef Marx in de beroemde 11e these over Feuerbach. Dit geldt ook voor 20e-eeuwse filosofen, die de wereld vaak wel wilden veranderen, maar niet goed wisten hoe en waarheen, uitzonderingen daargelaten. “Het antwoord op het waarheen ontbreekt,” schreef Nietzsche als kenmerk van het nihilisme, dat zijn schaduw over de moderne tijd werpt (Goudsblom, p11). Schweitzer noemde het “verval van waarden” (zie Schweitzer-artikel, Deel 2).

Marx en Nietzsche waren de meest invloedrijke filosofen in de 20e eeuw, hoewel ze in de 19e eeuw leefden. Ze hebben sterk hun stempel gedrukt op de cultuur en levensbeschouwing van de 20e eeuw. Marx noemde zijn filosofie historisch of dialectisch materialisme, Nietzsche noemde de zijne nihilisme. Materialisme en nihilisme drukken hun stempel op de 20e eeuw. Dat geldt echter voor meer richtingen.

 

De blokkendozen van de grote systemen zijn omgevallen en moeten nog opgeruimd en geordend worden

 

Reeds besproken richtingen

De 20e eeuw is rijk aan ‘ismen’, zoals Delfgauw al aangaf. Enkele belangrijke 20e-eeuwse filosofische richtingen komen in volgende artikelen aan de orde, voor zover ze ethisch relevant zijn. De meeste richtingen hebben een ethisch aspect. (Logisch) positivisme, wetenschapskritiek en fenomenologie zijn ethisch gezien weinig relevant en vooral kentheoretisch en epistemologisch georiënteerd. Een aantal stromingen is al eerder aan de orde gekomen. Wetenschapskritiek kwam aan bod in de serie over wetenschapsfilosofie, vooral bij Feyerabend en Habermas (zie CM 73 en 74). Habermas behoorde tot de maatschappijkritische Frankfurter Schule, gesticht door Max Horkheimer en Theodor Adorno, die ook ter sprake is gekomen in CM 74. Vanuit een neomarxistische visie hadden zij o.m. kritiek op het kapitalisme, waarin het tegendeel van de idealen van de Verlichting vorm heeft gekregen: vervreemding in plaats van verlichting en andere problematische kanten die nog aan de orde komen. Het amorele neoliberalisme, de ideologie van het moderne kapitalisme, ligt nu van diverse kanten onder vuur en is uitvoerig besproken door Hans Komen in CM 76,77,80,81 en in vele boekbesprekingen o.a. van Erik Jansen, Herman Hümmels en Mathieu Wagemans

In het verlengde van zijn eerder communicatietheorie heeft Habermas een discoursethiek uitgewerkt in Moralbewußtsein und kommunikatives Handeln (1983), die verder gaat dan Feyerabend in Science in a Free Society. Hij vraagt zich af hoe we vanuit uiteenlopendes visies tot min of meer algemeen aanvaarde normen kunnen komen. Dat kan door rationele discussie tussen betrokken partijen. Normen moeten bevraagd kunnen worden, door betrokken partijen, die zo tot consensus kunnen komen. Normen worden dan een intersubjectief product. Habermas spreekt zich niet uit over wat de ethiek in moet inhouden, maar houdt zich bezig met randvoorwaarden. De moraal dient niet te worden bepaald worden door filosofen, maar door de mensen zelf, in een rationele discussie.

Het postmodernisme en de wetenschapskritiek van de late Foucault is besproken in CM 103

Het sociale utilitarisme van Peter Singer is besproken in CM 81,83 en 90. Amerikaans pragmatisme kwam naar voren in de artikelen over de econoom en socioloog Thorstein Veblen (zie CM 104-106. Een de bespreking van het themanr. van het Filosofie-Tijdschrift over William James volgt later. De filosofie van de evolutie van Teilhard de Chardin kwam aan de orde in CM 98-101. De evolutie-filosofie van Henri Bergson komt in Deel 2 aan bod.

Wittgenstein, die wordt gelieerd met het logisch positivisme en de Britse analytische filosofie is besproken in CM 105-107 door Pieter van Strien. Hij was vooral een taalfilosoof, geen ethicus. Hij bracht zijn ethiek in praktijk in zijn (latere) leven, zoals ook bij Albert Camus. Evenals Schweitzer kreeg hij een sterke inspiratie om iets voor anderen te willen betekenen, mede onder invloed van Tolstoi. In zijn Tractatus Logico-Philosophicus (1922) gaat hij voorbij aan de ethiek en kan hij er (rationeel gezien) niets zinnigs over zeggen. De Wiener Kreis en hun logisch positivisme nemen dit idee over en komen met de theorie van het emotivisme, dat stelt dat ethische uitspraken een uiting van gevoelens zijn. De relatie tussen ethiek en gevoel is door filosofen als Max Scheler (zie deel 2) en Martha Nussbaum (deel 4) meer genuanceerd uitgewerkt.

De katholieke Elizabeth Anscombe was een leerling van Wittgenstein, die zich meer dan andere analytische filosofen richtte op ethiek  in Modern Moral Philosophy (1958), Ethics, Religion and Politics (1981) en Human Life, Action and Ethics: Essay (2005). Zij bedacht de term ‘consequentialisme’ of gevolgenethiek, waarbij de gevolgen (consequences) bepalend zijn voor wat beschouwd wordt als juist gedrag: een moreel juiste daad heeft goede gevolgen. Maar heiligt het gevolg alsdoel, dan de middelen? Mogen het geluk en de principes van de enkeling opgeofferd worden voor “het grootste geluk van het grootste aantal mensen”? Dit is namelijk het doel en het basisprincipe van het utilitarisme, dat een vorm van consequentialisme is. Zij vond dit niet bevredigend en neigde meer naar een deugdethiek, die al bij Plato en Aristoteles voorkomt, in de christelijke middeleeuwen en in de plichtethiek bij Kant. Henry Sidgwick komt tot een synthese van utilitarisme en de deugd- en plichtethiek, waartoe ook Martha Nussbaum lijkt te neigen. Genoemde vragen zijn actueel bij de maatregelen i.v.m. met de coronacrisis. Mogen de (onderwijs)belangen en de vrijheid van jongeren worden opgeofferd aan de volksgezondheid, met name die van ouderen? Hoe selecteren artsen (straks) mensen als alle IC bedden bezet zijn? Wie krijgen de voorkeur? Zijn er dan ethische principes of is men dan overgeleverd aan de noodgedwongen willekeur van artsen bij wie dit gewetensproblemen kan geven? (Zie Filosofie Magazine 24 nov. De ethiek van de noodtoestand.

Om hedendaagse problemen op te lossen, die alleen door samenwerking en ethisch handelen opgelost kunnen worden, is ook ethische reflectie nodig. Bij milieu- en klimaatproblematiek, bij de toevloed van vluchtelingen,m de economische ongelijkheid die haaks staat op rechtvaardigheid en noem maar op. Vandaar het belang van een beschouwing van ethische filosofische richtingen, want er is niet één ethische filosofie.

Het volgende artikel gaat over het historisme van Wilhelm Dilthey, het vitalisme van Hans Driesch en het derde artikel gaat over de existentie-filosofie, die door Martin Schroevers in zijn Cultuurgeschiedenis van de 20e eeuw wordt beschouwd als de dominante filosofie van het midden van de 20e eeuw, die in Deel 3 aan de orde komt. In Deel 4 komen meer recente invloedrijke ethische filosofen en ontwikkelingen aan de orde, zoals John Rawls (A Theory of Justice) en Martha Nussbaum, vooral haar publicaties over rede, emoties. Veel andere ethische filosofen komen in deze serie niet aan de orde. Een selectie is onvermijdelijk. De ethische filosofie van Martin Buber in zijn Ich und Du (1921), Gabriël Marcel en Emmanuel Levinas bijv., die evenals die van Schweitzer gericht is op de ander, komt mede daarom hier niet aan bod. Naast persoonlijke voorkeur vanwege eerdere kennisname en filosofische en sociologische vorming, speelt invloed en bekendheid van de filosofen een rol bij de selectie.

 

 

Problematische kanten van de moderne maatschappij

Dit is een thema waar veel over is geschreven in talloze boeken. Ook in De twintigste eeuw van Schroevers (zie ‘De cultuurkritiek van Albert Schweitzer’ Deel 1 in CM 115). Zijn boek gaat meer in op kunst, literatuur en amusement. Daarom hier een meer sociologische visie in het kort, als achtergrond voor de filosofie van de 20e eeuw. Deze dienen we te zien in het kader van de moderne culturele en maatschappelijke ontwikkelingen, die hun weerslag hebben op ons denken. Ook bij voormalig hoofdredacteur van Civis Mundi Couwenberg passeerde de keerzijde van de moderniteit de revue, zoals eerder bij Weber, Habermas e.a. (zie CM 76).

Volgens sociologen gaat modernisering gepaard met arbeidsdeling en industrialisering, die van meet af aan verschillend zijn geïnterpreteerd. “Sommige sociologen hebben ze vooral als vooruitgang opgevat, in wetenschappelijke kennis en technisch kunnen, toenemende rationaliteit van organisatie en besluitvorming, stijgende welvaart, meer vrije tijd. Vanaf de aanvang van de sociologie hebben er ook steeds tegengeluiden geklonken. Karl Marx wees op de uitbuiting… en de vervreemding… Max Weber waarschuwde tegen de bureaucratisering. Ferdinand Tönnies beschreef hoe traditionele boerengemeenschappen werden ontbonden… Emile Durkheim uitte zijn vrees voor ‘anomie’ – letterlijk: normloosheid” (Wilterdink,  Samenlevingen, 6e druk, p 164-66).

“Verder zijn er problemen van wetenschapstoepassing… vervuiling, steeds vernietigender wapens, morele kwesties bij genetische manipulatie… Radicale twijfels aan rationaliseringsprocessen worden geuit onder de noemer van postmodernisme… In algemene termen gaat groei van wetenschappelijke kennis gepaard met toenemende problemen in de beheersing, de verwerking en de toepassing van die kennis.” (p 79). Ook noemt Wilterdink ongelijke kansen op de arbeidsmarkt, baanonzekerheid, werkloosheid en scherpe ongelijkheid in de wereldsamenleving, milieuproblemen en de onbeheersbaarheid van deze problemen. Zo zijn talloze kritische kanttekeningen bij de moderniteit te citeren.

Het industriële systeem wordt door de socioloog Thorstein Veblen, een ‘predatory society’, een roofzuchtige maatschappij genoemd en is enigszins gechargeerd te karakteriseren als ‘roofkapitalisme’, dat de aarde kaal rooft en ecologische schade veroorzaakt. De neoliberale ideologie van ongebreidelde marktwerking laat dit toe en leidt tot een geld- en machtsconcentratie die een rijke bovenlaag spekt (zie CM 104-106).

 

www.tijdgeest.eu/blog/Vervreemd-en-ontzield

 

Rationalisering, ontworteling en vervreemding

Max Weber beschreef de toenemende rationele organisatie van het leven door het kapitalisme met een retrospectieve en vooruitziende blik. “In het kapitalisme volgt alles uit de noodzaak het economisch initiatief rationeel te organiseren in het belang van het rendement:... [zoals] de splitsing van de menselijke functies; het opeenhopen van grote groepen van de bevolking in de steden met de onvermijdelijke toeneming van de technische regeling van het leven; en de poging de behoeften van het volk rationeel te regelen door uitgebreide en fantastische reclame, pressie op de massa en zelfs sociologisch onderzoek.

Het rationalisatieproces kent aldus geen grenzen en gaat zich over heel het leven uitstrekken... De collectivisatie door de staat is nog drastischer, wanneer een staatsmystiek, gesteund door een onmenselijke reglementering erbij komt” bij het communisme. Zo kenschetst William Barrett de moderne maatschappij op een wijze die overeenkomt met eerdere beschrijvingen van Weber en Habermas (Existentialisme / Irrational Man, p 35).

Deze rationele beheersing heeft ook subjectief gezien “een negatieve zijde, en wel in het troosteloze besef ontworteld te zijn, het besef van leegte... Aan de stoffelijke behoefte kan in hoge mate worden voldaan.., en de technologie is vruchtbaar genoeg om nieuwe behoeften te scheppen... Dit alles draagt bij tot een abnormale veruiterlijking van het leven” (p 36). In plaats van geestelijke bevrijding en verlichting gaat dit gepaard met verslaving. Niet in het minst aan de moderne digitale communicatie, die “gewoonlijk bestaat uit halve waarheden, en ‘op de hoogte zijn’ wordt een surrogaat voor werkelijk weten... in een levensstijl die op uiterlijkheden steunt” (p 37).

Na de zegevierende expansie van de rede, wordt deze geconfronteerd met het tegendeel: “oorlogen, economische crises en ontwrichting, politieke beroering onder de massa’s. Bovendien is het gevoel ontheemd te zijn, het gevoel van vervreemding, toegenomen temidden van een bureaucratische, onpersoonlijke massa-maatschappij. Een mens is zich een buitenstaander gaan voelen in zijn eigen mensengemeenschap. In drie opzichten is hij vervreemd: God is hem vreemd, de natuur is hem vreemd en het gigantische apparaat dat in zijn stoffelijke behoeften voorziet, is hem vreemd.

Maar de ergste vorm van vervreemding... is ‘s mensen vervreemding van zichzelf. In een maatschappij die van de mens alleen vereist dat hij zijn functie vervult, wordt de mens tenslotte geïdentificeerd met zijn functie. De rest van zijn wezen mag zo goed en zo kwaad als het kan blijven bestaan - wat gewoonlijk betekent dat het tot beneden het oppervlak van het bewustzijn mag wegzakken en vergeten worden” (p 41). Zo zijn tal van rake typeringen te geven.

 

https://www.vanoostzanen.com/nl-nl/blog/884/herkenning-in-vervreemding-musiom-amersfoort-nl-2021

Er hangen donkere wolken boven ons milieu

 

Enkele huidige problemen: migratie, media, milieu en multinationals

Toe te voegen zijn de Noord-Zuid tegenstelling van rijke en arme landen, naast nationale tegenstellingen tussen arm en rijk. Schroevers is hier eerder op ingegaan (zie de cultuurkritiek in CM 115). Deze welvaartskloof bevordert migratiestromen, die worden verergerd door de bevolkingsdruk vanwege het hoge geboortecijfer in armere landen. Het lage geboortecijfer in welvarende westerse landen en de instroom en het hogere geboortecijfer van migranten leidt tot een veranderende bevolkingssamenstelling in westerse landen, met alle gevolgen van dien. Met de culturele diversiteit nemen ook de maatschappelijke ongelijkheid en tegenstellingen toe.

Sinds de jaren 1960 zijn er grote allochtonenstromen bijgekomen. Eerst vooral mensen uit voormalige koloniën en gastarbeiders, daarna hun gezinnen en vooral vluchtelingen, die allen hun culturele bagage meenamen. Het maakt het morele landschap niet overzichtelijker. Naast de gefragmenteerde westerse filosofische en levensbeschouwelijke richtingen zijn er andere culturen en cultuurelementen bijgekomen, variërend van ‘losse zeden’ tot dogmatische geloofssystemen, die niet erg stroken met westerse inzichten.

In het Westen zijn mensen enerzijds meer individualistisch en anderzijds meer ‘other-directed’ geworden in plaats van ‘tradition-directed’ en ‘’inner-directed’ in termen van de socioloog David Riesman (The Lonely Crowd: A Study of the Changing American Character). We gaan minder uit van vaste principes, normen en waardepatronen die zijn verinnerlijkt, maar stemmen ons af op het fluctuerende gedrag van anderen, dat gevoelig is voor ‘moods’ en ‘hypes’ en ‘likes’, mede onder invloed van de (social) media, die sterk hun stempel drukken op de huidige maatschappij. Dit heeft consequenties voor ons ethisch functioneren, dat meer bepaald lijkt te worden door bekende Nederlanders en buitenlanders, ‘influencers’ en ‘vloggers’ dan door filosofen, die weinig meer te zeggen lijken te hebben in de smeltkroes van meningen en stemmingen op internet en in de media. Collectieve emoties, waarop de media inspelen en die ze mede vormgeven, hebben een niet te onderschatten invloed op een voortdurend fluctuerend collectief bewustzijn.

Toch zijn er ook trends te onderkennen. Het milieubewustzijn lijkt te zijn toegenomen. ‘Ecologisme’ ofwel de ‘groene visie’ en bekommernis om milieu en klimaat zijn gemeengoed geworden. Hoewel nog te bezien valt tot welk concreet gedrag dit leidt. Ecologische overwegingen lijken een grotere rol te spelen in de politiek en praktische ethiek, levensstijl, normen en waarden, naast de allochtonen- en vluchtelingenproblematiek. Beide ontwikkelingen plaatsen ons voor morele en sociale dilemma’s, waarbij politieke standpunten vaak lijnrecht tegenover elkaar staan in een polariserend debat. Dit alles vraagt om ethische reflectie om tot richtlijnen te komen. Politiek vraagt een ethische fundering in normen en waarden en kan niet blijven volstaan in opportunisme en demagogie. Aloude vragen als: wat is goed en juist en wat is wijsheid, gelden onverlet in onze tijd.

Verder is de invloed van multinationals op onze leefwereld voortdurend toegenomen en beginnen internetgiganten als Google en Facebook trekken te krijgen van Big Brothers, nu nog meervoud, hoewel de machtsconcentratie onacceptabele vormen aanneemt. Op grond van analyse van ons internetgedrag kunnen consumptieartikelen meer gericht aan de man worden gebracht. Communicatie en interactie gaat in toenemende mate via digitale sociale media. De digitalisering van het leven kan beschouwd worden als een variant van de bureaucratisering, die het moderne leven meer in zijn greep heeft gekregen.

De invloed van de industrie en de economisering van leven in productie en consumptie blijkt misschien het duidelijkst bij de farmaceutische industrie en de toenemende medicalisering van het leven, die door de coronacrisis is toegenomen. Mensen in het Westen leven langer, maar de kwaliteit van leven laat te wensen over, met name op de oude dag, mede vanwege de toenemende eenzaamheid, individualisering en het gebrek aan zingeving. Zie o.m. Norbert Elias, De eenzaamheid van stervenden in onze tijd. Er zijn nog volop existentiële problemen in de moderne maatschappij, die ook door filosofen niet opgelost kunnen worden, maar wel verhelderd als mogelijke stap naar een oplossing. Zie bijv. de cultuurkritiek van Albert Schweitzer.

 

Het antwoord op de vraag waarheen is niet eenduidig

 

Relevantie van ethische filosofie in een tijd van verval van waarden

Volgens Schweitzer en Nietzsche kenmerkte de cultuur van hun tijd zich door verval van waarden. Men wist niet goed meer wat de moeite waard was om na te streven. “Niet weten wat [levens]bevorderlijk en wat schadelijk is in de inrichting van de levenswijze...maakt de aarde tot een ‘oord van onheil’... Het ligt niet aan gebrek aan verstand: veeleer is er verstand genoeg, meer dan genoeg, maar het wordt verkeerd gericht...,” aldus Nietzsche (Goudsblom, Nihilisme en cultuur, p210).

Het bestaan van God en de zin van het leven zijn niet meer vanzelfsprekend. De massale dodelijke strijd voor het vaderland leek in de 20e eeuw een niet eerder vertoond toppunt van zinloosheid. Het geestelijk leven viel uiteen in vele richtingen, die elkaar soms aanvulden maar vaak bestreden. Op de oude vragen: wat is waar en wat is goed werden uiteenlopende antwoorden gegeven.

In volgende artikelen komen enkele toonaangevende richtingen naar voren, die een antwoord geven op de vraag wat waardevol is in het leven. De kwestie wat juiste kennis is, laten wij voor wat het is. Het gaat hier om waarden, om ethische filosofie, niet om kennisleer en metafysica. In de aards gerichte moderne tijd lijkt metafysica te hebben afgedaan als een onkenbaar gebied dat minder relevant is dan de menselijke existentie. We hoeven volgens Schweitzer en Camus de wereld niet te begrijpen om een solidair en zinvol leven te kunnen leiden.

Het oude verhaal van volk en vaderland wist nog velen mee te nemen maar leidde tot een debacle. Toch is een moderne variant hiervan in onze tijd nog populair. Ideologieën leken hun greep te verliezen, maar herstelden zich in nieuwe vormen zoals neoliberalisme en nationalistisch populisme. Secularisatie en ontkerkelijking namen massale vormen aan. Kerken voerden na de dood van God een hopeloze strijd voor hun voortbestaan. Wat kwam ervoor in de plaats, toen ook volk en vaderland het hadden laten afweten? Eerst de naoorlogse wederopbouw, het ‘Wirtschaftswunder’ van een aantrekkende economie, dat zich niet alleen in Duitsland voltrok maar in de hele westerse wereld, leidde tot toenemend consumentisme naast een voortzetting van het nihilisme en een bloei van het existentialisme. Na de Koude Oorlog ging de val van het communisme gepaard met een opleving van het neoliberalisme. In plaats van een einde van de ideologie werd dat de dominante ideologie, geflankeerd door een regressief populisme, dat zich keert tegen globalistische dreigingen en vluchtelingenstromen, zonder daarvoor een oplossing te bieden.

 

 

Levensfilosofie, existentialisme, consumentisme, neoliberalisme en ecologisme

Aan het begin van de 20e eeuw werkte de levensfilosofie nog door, die bij Schopenhauer en Nietzsche en Bergson naar voren was gekomen. Daarna werd de existentie-filosofie toonaangevend. Kierkegaard en Nietzsche werden als grondleggers beschouwd. Mensen werden op het ontgoochelende feit van een ontworteld bestaan gedrukt in een vaak beklemmende wereld, waarin zin en waarden niet meer vanzelfsprekend waren en waarin fundamentele keuzen te maken waren tussen vrijheid en onderdrukking. Maar vrijheid waartoe? Om te consumeren? Om te protesteren? De naoorlogse generatie wilde vrijheid, maar raakte verslaafd aan steeds meer consumeren.

Het kapitalisme dat door velen kritisch bejegend werd, overwon het socialisme en het onderdrukkende staatskapitalisme in Oost-Europa. Maar in China is een hybride variant daarvan een wereldmacht geworden. In de huidige tijd worden wij met de neus op ecologische en klimatologische feiten gedrukt in alarmerende rapporten, die ons nopen tot een andere wijze van leven. Dat vraagt ook andere levenswaarden. Dit begint langzaam door te dringen. Hoewel het moeilijk is om anders en minder [milieubelastend] te consumeren, lijkt dit noodzakelijk willen wij menswaardig kunnen voortbestaan op deze planeet.

Een ethische en ecologisch verantwoorde levenswijze is actueel geworden om niet te zeggen nijpend, als we de ecologen en klimatologen mogen geloven. Vandaar dat bezinning op ethische filosofieën past in onze tijd. De levensfilosofie heeft niet afgedaan, maar vindt in de huidige groene visie van het ‘ecologisme’ een vervolg, dat meer invloed krijgt na eeuwen van economisme en economisch liberalisme.

De existentie-filosofie heeft evenmin afgedaan. Ook tegenwoordig worden we geconfronteerd met de zin van onze existentie en een vrijheid die onder druk staat, waarbij fundamentele keuzen moeten worden gemaakt voor vrijheidsolidariteit en mensenrechten en tegen slinkse onderdrukking door multinationale (tech)bedrijven en andere supranationale organisaties.

Niet alleen onze menselijke existentie wordt bedreigd. Ook die van planten en dieren is in het geding. Vele soorten zijn reeds uitgeroeid. Na de dood van God volgden velen van zijn schepselen. De god van het parasitaire kapitaal dat zichzelf vermeerdert ten koste van anderen bleek een valse god, die ten onrechte werd aanbeden en grote offers vraagt.

In stand houden en behoeden van de kwantiteit en kwaliteit van leven op deze planeet vraagt een ecologisch verantwoorde levenswijze met aangepaste consumptie vanuit een zekere eerbied voor het leven. In een tijd waarin steeds ingenieuzere producten en krachten daarachter ons leven beheersen, dienen menselijke waarden weer centraal te staan. Vandaar deze bezinning op ethische filosofische richtingen in de moderne tijd.

 

Overzicht van de serie

Deel 2 gaat over filosofen uit het begin van de 20e eeuw, die toen grote invloed hadden. Van hen is Bergson het meest bekend gebleven. Het boek van Hein van Dongen over hem uit 2014 geeft daar blijk van. Zijn ethische filosofie sluit aan bij die van Schweitzer. Dat geldt evenzeer of nog meer voor die van Scheler, die eveneens christelijk is geïnspireerd en een religieuze strekking heeft zoals bij Schweitzer. Zoals gezegd zijn er veel meer filosofen geweest, die in kort bestek niet besproken kunnen worden en bovendien (nog meer) in vergetelheid zijn geraakt.

Het historisme van Dilthey heeft grote invloed gehad, o.m. op de sociologie van Max Weber e.a. en de geesteswetenschappen, die hij voorzag van een eigen benadering en methodiek. Het vitalisme van Hans Driesch, dat aan het leven een unieke, semi-autonome vitale levenskracht toekent, leek achterhaald, maar is dat niet. De systeemvisie van Fritjof Capra e.a. komt weer in de buurt van zijn vitalistische visie. Toen ik mij in mijn jonge jaren sterk interesseerde voor biologie en evolutieleer, o.a. Teilhard de Chardin, sprak de vitalistische visie mij meer aan dat de mechanistisch materialistische visie. Ik heb van kindsbeen af het gevoel gehad dat de natuur bezield was, ook al klinkt dat onwetenschappelijk, en interesseerde ik mij voor uiteenlopende wetenschappen. Deze visie ging gepaard met eerbied voor het leven, dat meer is dan een wisselwerking van interacterende atomen en moleculen.

Max Scheler was volgens J H Nota in zijn gelijknamige monografie rond de eerste wereldoorlog dé filosoof van Duitsland en bovendien socioloog. Mijn achtergrond als socioloog en (voormalig) katholiek kan ook meegespeeld hebben bij deze selectie, maar toch vooral de ethische relevantie, die ook door andere auteurs wordt onderschreven. Dit ter verantwoording van mijn selectie. In Deel 3 volgt de existentiefilosofie, waarbij Sören Kierkegaard, Karl Jaspers, Martin Heidegger, Jean-Paul Sartre en Albert Camus zijn geselecteerd. De selectie van William Barrett in Existentialisme, die overeenkomt met die van H J Störig en B Delfgauw, is uitgebreid met Jaspers en Camus. Nietzsche is in CM 111 en 113 al aan de orde gekomen en behoort strikt genomen niet tot de existentie-filosofen. In Deel 4 volgen meer recente filosofen zoals John Rawls, Martha Nussbaum-Craven en hun voorloper Henry Sidgwick die eerder aan de orde kwam in een artikel over Peter Singer (CM 81), die ook in dit rijtje thuishoort.

Als inleidend artikel in filosofische ethiek volgt een weergave van het invloedrijke 19e eeuwse standaardwerk The Methods of Ethics (1874) van Henry Sidgwick, dat de belangrijkste ethische benaderingswijzen kritisch samenvat en probeert te integreren. Dit werk heeft grote invloed gehad op vooral Angelsaksische 20e eeuwse ethische filosofen en economen, zoals zijn voormalig student G E Moore (Principia Ethica, 1903), John Maynard Keynes, John Rawls (A Theory of Justice, 1971), Peter Singer (diverse werken, zie CM, 81, 83 en 90) en andere utilitaristische filosofen en Martha Nussbaum, die in deel 4 aan de orde komt. Sidgwick biedt een nog altijd relevante en volgens Singer onovertroffen inleiding in de ethiek en ethische filosofie, die de ethische filosofie van andere filosofen meer inzichtelijk maakt.

 

 

 

Oude filosofen                               2021 10 19,20 N a v Albert Schweitzer e.a. ethische filosofen

 

Wie leest er nu nog oude filosofen?

Wie luistert nog naar theologen?

Wie gelooft er nog in heil van boven?

 

In het huidige antropoceen

Staat de mens op zich alleen

Want er zijn geen goden meer

En de hechte groepen van weleer

lijken eveneens gefragmenteerd

Onze wereld is geïndividualiseerd

 

Een grote massa allerhande mensen

laat zich moeilijk begrenzen

De samenleving lijkt diffuus geworden

lijkt een zeer verscheiden horde

 

De multiculturele samenleving

geeft een andere beleving

dan een aantal jaar geleden

vooral in grote steden

 

Met is bezig met zijn telefoon

Kijkt TV naar uiterlijk vertoon

Wie leest er nu nog oude filosofen?

Wie luistert nog naar theologen?

Wie gelooft er nog in heil van boven?

 

Een zinvol leven

 

We staan niet meer tegenover God

maar een wereld met bedenkelijk genot

waarin bijna alles mag en kan

 

Is er nog een intrinsieke zin?

Is er nog een kosmisch doel of plan?

Of vullen wij dat zelf maar in?

 

En wat zeggen oude filosofen?

Is er nog een onder en een boven?*                      *Nietzsche betwijfelde dit in zijn aforisme over de dood van God

Bestaat er nog wel goed en kwaad

of gaat alles naar de menselijke maat?

 

Zijn er wetten van het karma*                                 *actie en reactie

en heeft iedereen zijn dharma?*                            *natuurlijke plicht, normen- en waardenpatroon

Straft het kwaad zichzelf

als het lot een handje helpt?

Waarom zoeken wij naar zin

tegen alle onheil in?

 

Waarom willen wij het goede

waarvan wij soelaas vermoeden

in een wereld vol met noden

zonder heiligen en goden?

 

Waarom willen wij een zinvol leven?

Daarom lezen wij nog filosofen

die een beter lot beloven

en een zinvol antwoord geven