Waarom de COP’s ons niet verder brengen wat betreft klimaat en biodiversiteit

Civis Mundi Digitaal #117

door Jan De Boer

Ook de afgelopen klimaatconferentie was zacht gezegd een grote teleurstelling. De COP’s over het klimaat en de biodiversiteit brengen ons niet of nauwelijks verder. Hier mijn analyse.

De klimaatconferentie in Glasgow (de COP26) was van alle gehouden COP’s de meest commerciële, met een grote zone voor ondernemingen en activiteiten. In Glasgow mag er dan wel het begin van een debat geweest zijn over het afbouwen van het gebruik van fossiele brandstoffen, maar de aanwezige landen hebben de kwestie van de ideologie van economische groei en organisatiewijze van het kapitalisme laten liggen. Men was zelfs opnieuw als het ware betoverd door de markt en het geld als enige oplossing. De lobby’s van de fossiele industrie waren zeer aanwezig, want zij waren zich zeer wel van bewust dat het hier om hun toekomst ging. Ik vind dat hun aanwezigheid op de COP’s verboden zou moeten worden, net zoals de Wereldgezondheidsorganisatie de tabakslobby buiten de deur heeft gehouden bij de onderhandelingen over de gezondheidsschade door tabak.

Veel mensen menen dat de toekomst van onze planeet op de COP’s bepaald wordt, dat daar de oplossingen voor de toekomst afgekondigd worden. Nee dus! Je moet de COP’s zien als een arena te midden van andere – niettemin belangrijke – arena’s in het conflict dat zich afspeelt over de transformatie van de economie. Deze arena wordt doorkruist door de Noord-Zuid tegenstellingen en de ideologie van de markt. De COP’s zijn in feite niets anders dan een resonantieruimte van de debatten hierover op de wereld. Door hun structuur kunnen zij niet vooroplopen in de debatten. Zolang het debat over het ter discussie stellen van ons economisch model niet op nationaal niveau plaatsvindt, kan men dat zeker niet op de COP’s verwachten. Vandaag de dag wordt er dus te veel van de COP’s gevraagd.

Ik denk overigens niet dat in een wereld zonder COP’s het klimaat beter gereguleerd zou worden. Maar over het klimaat moet ook gediscussieerd worden in andere commerciële en financiële ruimten. Helaas we weten dat bijvoorbeeld de Wereldhandelsorganisatie op een heel wat minder transparante manier is georganiseerd dan de klimaatconferenties. De COP’s blijven zo toch de enige plaats waar ontwikkelingslanden, de kleine eilandrijken en ook de burgerlijke samenleving zich kunnen laten horen, zelfs als ze hun gelijk niet krijgen.

Het voortgangsproces in de COP’s is al vanaf het begin veel te bureaucratisch geweest. Het grote probleem is dat men er nooit in is geslaagd een werkwijze voor het stemmen vast te stellen. Vandaar dat er altijd consensus vereist is: een proces dat het voor ieder land mogelijk maakt om voortgang te blokkeren. Dat houdt in dat de COP’s altijd een arena blijven waar alleen bereikt kan worden wat door andere processen mogelijk is geworden. Daarom is het uiterst belangrijk om initiatieven te ontwikkelen buiten het klimaatverdrag om, zoals hulp te bieden aan Zuid-Afrika voor haar energietransitie.

De COP’s kunnen mede door hun structuur de ongelijkheidsvraagstukken in de wereld niet oplossen. Deze moeten dus aangepakt worden via een klimatologische « realpolitik ». Hier moet de moraal plaatsmaken voor nationale soevereiniteit. De klimatologische crises verergeren de spanningen, destabiliseren landen en veroorzaken oorlogen. De ecologische transitie draagt daarentegen bij aan de stabiliteit van het internationale politieke systeem. Het bieden van hulp aan ontwikkelingslanden om hun transitie te bewerkstelligen en zich daaraan aan te passen moet dus gezien worden als een nieuwe internationale stabiliteitspolitiek. Het vraagstuk van de klimatologische schuld – de reeds veroorzaakte schade door de klimaatopwarming – zal door rechtbanken geregeld moeten worden.

Vanaf de eerste COP’s, te beginnen in 1995, hebben Saoedi-Arabië en Australië, gesteund door de Golfstaten en soms openlijk, soms zwijgend door de Verenigde Staten, verhinderd dat de onderhandelingen over het klimaat werden gevolgd door concrete maatregelen voor vermindering van de CO2-uitstoot. Vervolgens hebben Saoedi-Arabië en haar bondgenoten alle vermeldingen van het afbouwen van fossiele energie en de ontwikkeling van duurzame energie in het klimaatakkoord van Parijs in 2015 geblokkeerd. Zij zijn van mening dat het een verdrag over het klimaat en niet over energie betreft.

Natuurlijk is er gesproken over hoe te stoppen met subsidies voor fossiele energie binnen de G7 en de G20, maar dat maakt geen deel uit van de klimaatonderhandelingen in de COP’s onder de vlag van de Verenigde Naties. Vandaag de dag blijft Saoedi-Arabië, zij het minder frontaal, de klimaatonderhandelingen blokkeren, hetgeen alleen mogelijk is met de steun van de Verenigde Staten: het land dat – ondanks alle fraaie woorden – het voortgangsproces het meest belemmert.

In de klimaatonderhandelingen in de COP’s zijn er twee blokken die recht tegenover elkaar staan wat betreft het terugbrengen van de uitstoot van broeikasgassen: de ontwikkelde landen (de Europese Unie, de Verenigde Staten, etc.) en de kleine eilandrijken, die gezamenlijk een front maken tegen de opkomende grote landen door hen te vragen het decarboniseren van hun economie te versnellen. Er is echter nog een andere Noord-Zuid tegenstelling: over de financiën. De Verenigde Staten weigeren zich te houden aan de beloofde betalingen aan ontwikkelingslanden (nu 100 miljard per jaar, en straks 300 miljard per jaar) en – beschamend genoeg – volgt de Europese Unie Amerika daarin. Het theater van de onderhandelingen wordt steeds onduidelijker. Ik zie bovendien scheuren binnen de groep « G77 + China » die 134 ontwikkelingslanden verenigt, want het is overduidelijk dat bepaalde grote uitstoters deel uitmaken van het probleem. De geopolitiek van het klimaat schudt opnieuw de kaarten van de mondiale geopolitiek: zij maakt soms bondgenootschappen nodig die de klassieke tegenstellingen, waaronder die van Noord-Zuid, overstijgen.

Mijn conclusie: de COP’s brengen ons niet veel verder in de strijd tegen de klimaatopwarming en de verwoesting van ecosystemen en biodiversiteit, en daarmee ook de komst van virussen. Helaas zie ik de door mij gewenste « realpolitik » ook niet gerealiseerd worden. De menselijke samenleving, zoals wij die nu kennen, is kennelijk horende doof en ziende blind. Natuurlijk, zoals ik veertig jaar geleden schreef, zal de mensheid het met de brandnetel wel overleven, maar we hoeven ons geen illusies maken over de vraag onder welke condities.