Civis Mundi Digitaal #117
Bespreking van themanummer Michel Houellebecq, Filosofie-Tijdschrift jrg 30 nr 2 mrt/april 2020. Uitg. Gompel & Svacina. Oud-Turnhout/Den Bosch.
De Franse schrijver en filmregisseur Michel Houellebecq (pseudoniem van Michel Thomas, geboren te Réunion, 1956) werd door zijn grootmoeder opgevoed en heeft haar naam aangenomen. Zijn ouders bekommerden zich weinig om hem. Gebrek aan liefde en verbondenheid en andere ellende is een hoofdthema in zijn ontgoochelende romans. Houellebecq is meermalen behandeld vanwege depressiviteit. Hij leefde ook zelf een vervreemd leven op een afstand van de burgermaatschappij, die hij als een eigentijdse dystopie beschrijft en bekritiseert.
Zijn romans worden herhaaldelijk in verband gebracht met de utopisch aandoende distopieën Brave New World en Island van Aldous Huxley.Zijn recente roman Serotonine verwijst naar een neurotransmitter die in verband wordt gebracht met geluksgevoel en doet denken aan de soma-pillen in het boek van Huxley.
Houellebecqs werk sluit enerzijds aan bij het existentialisme, dat in dit nummer wordt beschreven, anderzijds bij de serie over dystopieën van Maarten Rutgers vanaf CM 115. Het vertoont ook overeenkomsten met decadente naturalistische en deterministische romans van rond de fin du siècle. De navrante maatschappijkritiek van Houellebecq is breder en filosofisch gezien meer diepgaand dan het dystopische genre meestal lijkt. Hij raakt ons bestaan in zijn existentiële diepte en zoekt naar zin in liefde en verbondenheid, die zijn hoofdpersonen zoeken en ontberen.
Zijn boeken gaan over het echec van de kille, egoïstische, neoliberale maatschappij, die de individuele vrijheid en zingenot als hoogste waarden hanteert. Commercialisering en marktdenken ontsporen. De excessen zijn niet mis: zijn hoofdpersonen ontsporen psychisch, plegen zelfmoord, gaan zich te buiten aan seks en vrije liefde, zijn vaak gewetenloze opportunisten, enz. Geen wonder dat zijn choquerende romans van diverse kanten protesten opriepen. Niettemin wordt zijn werk veel gelezen en herkend door een breed publiek, dat zich vaak tot op zekere hoogte lijkt te kunnen vinden in zijn vergaande maatschappijkritiek, filosofische en wetenschappelijke speculaties.
Zijn eerste roman De wereld als markt en strijd (1994) geeft een ontluisterend beeld van de moderne consumptiemaatschappij, waarin seksuele vrijheid onbevredigbare mateloze begeerten met zich meebrengt bij losgeslagen individuen, die verbondenheid missen. Het boek verwijst impliciet naar het existentialisme, in het bijzonder naar De vreemdeling van Camus en het auto-ongeluk waarbij deze om het leven kwam. Het verband met het absolute hedonistische vrijheidsdenken van Sartre zou meer voor de hand liggen. Ook Camus zocht naar liefde en verbondenheid in een absurde maatschappij. Misschien daarom enige verwantschap? De werken van Camus ademen echter een meer positieve sfeer dan die van Houellebecq, met uitzondering van De vreemdeling als absurdistisch werk.
Elementaire deeltjes (1998) heeft het o.m. gemunt op de hippies en de linkse activisten van 1968 die de gevestigde orde verwierpen als drop-outs of omver wilden werpen als ‘would be’ revolutionairen. Maar ze hebben de consumptieve levensstijl onder al het protest gretig geaccepteerd, zonder er een werkbaar alternatief tegenover te stellen. Houellebecq was in 1968 12 jaar en heeft er dus niet direct zoveel van meegekregen om zijn aversie op te kunnen baseren.
Hoewel Houellebecq vooral in de contramine gaat en aansluit bij de ‘anti-modernen’, biedt hij ook contouren van een alternatief. Hij plaatst het gemeenschapsdenken tegenover het individualisme van het (neo)liberalisme, dat het gemeenschapsleven heeft verdrongen. Vrijheid zonder gelijkheid komt neer op het recht van de sterkste en gaat ten koste van de solidariteit. In Elementaire deeltjes schetst een van de hoofdpersonen de contouren van een nieuwe solidaire wereldorde, die in de bijdragen van Van Buuren centraal staat.
De volgende paragrafen gaan in op de verschillende bijdragen in het themanummer. Het werk van Houellebecq is eerder besproken door Helena Bloem in CM 58 en door Maarten van Buuren in CM 108, die als voormalig hoogleraar Franse letterkunde een belangrijk aandeel had in het onderhavige themanummer (zie onderstaande inhoudsopgave).
‘De nieuwe wereldorde’
“De sleutel tot de nieuwe wereldorde ligt volgens Heisenberg - en Houellebecq - in de nog niet ontdekte eigenschappen van de elementaire deeltjes” (p4). Houellebecq werd mede door Heisenbergs memoires Het deel en het geheel (besproken in CM 101) geïnspireerd tot zijn boek Elementaire deeltjes. Het gaat vooral om de ordening van deze deeltjes, de onderliggende structuur, zoals Heisenberg ontdekte, toen hij de wiskundige matrix van de kwantummechanica opstelde. Zo bij de oude en de nieuwe wereldorde, om de ordening van individuele mensen, niet om afzonderlijke individuen. De ontdekking van de kwantummechanica heeft de informatierevolutie mogelijk gemaakt en ligt ten grondslag aan een nieuw paradigma en een nieuwe wereldorde, die berust op het gemeenschapsdenken.
In de oude(neo)liberale orde “komt vrijheid in feite neer op terreur van de sterksten ten opzichte van de zwaksten.” Het is de vrijheid van de natuursituatie, waarin de mensen hun medemensen beroven. “In de natuursituatie is er geen onderscheid in goed en kwaad. Goed en kwaad zijn maatstaven die worden ingesteld zodra er een samenleving wordt ingesteld” (p7).
Een voorbeeld van de terreur van de sterkste is de verovering van Annabelle, “het beeldschone en dierbaar geliefde jeugdvriendinnetje” van hoofdpersoon Michel Djerzinski in een hippiekamp. “Michel is verpletterd. Hij trekt zich terug uit het leven en sluit zich op in wetenschappelijk onderzoek” (p7).
Van Buuren noemt de volgende antimoderne thema’s in de werken van Houellebecq: antiliberalisme, sadisme, schipbreukelingen die dreigen te verdrinken, verlangen naar liefde en geborgenheid in een gemeenschap en een monogame relatie, nostalgie naar een christelijke orde.
Volgens Michel Djerzinski zijn mensen net als elementaire deeltjes tegelijk een deeltje en “een golf of veld van sociale energie... De liberalistische ideologie die de mens waarnam als deeltje, heeft de mens als sociaal-energetisch wezen ontkend en vernietigd... De extreme nadruk... op de mens als individu heeft toenemende vereenzaming, ellende, sadisme en zelfmoord tot gevolg gehad. De nieuwe wereldorde die zich aankondigt, zal in het teken staan van herstel van de mens als sociaal wezen... [Met] in Houellebecqs woorden... ‘de mogelijkheid om opnieuw zin te geven aan broederschap, sympathie en liefde’” (p9).
Kenmerkend voor de elementaire structuren op kwantumniveau is het verschijnsel van ‘kwantumverstrengeling’. Dat impliceert o.m. dat deeltjes als paren complementair op afstand met elkaar verbonden zijn. Verstrengeling zou de grondslag van het universum zijn, volgens het Keltische Book of Kells, waarin Djerzinski zich verdiepte. “Djerzinski verbreedt de betekenis van ‘verstrengeling’ tot de vereniging van man en vrouw, de biologische eenheid der tegendelen [en...] tot een elementaire sociologische structuur... het gezin als hoeksteen van een op verstrengeling berustende maatschappelijke structuur. De immense kracht die de tegendelen in verstrengeling samenbindt, heet liefde” (p10).
Liefde bezweert de angst en eenzaamheid die mensen scheppen in hun mentale ruimte. “Scheiding, verwijdering en lijden ontstaan in hun mentale ruimte. Daarop is maar één antwoord mogelijk... Liefde verbindt en verbindt voor altijd. Beoefening van het goede is verbinding, van het kwaad ontbinding. Scheiding is een ander woord voor kwaad... In feite bestaat er niets dan één ontzagwekkende, oneindige en wederzijdse verstrengeling,” aldus Houellebecq (p11).
Houellebecq lijkt misschien een beetje op de hoofdpersonen in zijn romans
Aanklacht tegen het (neo)liberalisme: De wereld als markt en strijd
Ook Roel Meijvis benadrukt het controversiële anti-establishment-karakter van het werk van Houellebecq, dat met het moderne rechtse, conservatieve denken wordt geassocieerd. Toch laat Houellebecq zich niet zo gemakkelijk te plaatsen en gaat zijn werk verschillende kanten op. Kernpunt is zijn kritiek op het liberale kapitalisme met zijn door reclame aangezwengelde “absurde, schaapachtige cultus van het economische rendement en de allesoverheersende, tomeloze zucht naar materiële rijkdom... Het liberalisme heeft zich uitgebreid van het economische naar het seksuele vlak. Alle sentimentele fabeltjes zijn aan diggelen geslagen. Kuisheid, trouw en fatsoen zijn lachwekkende schandvlekken geworden. De waarde van het menselijk wezen wordt tegenwoordig afgemeten aan zijn economisch rendement en zijn erotische potentie,” schrijft Houellebecq in de inleiding van H.P. Lovecraft: Tegen de wereld, tegen het leven (1991, essayistisch werk, opgenomen in De koude revolutie).
Volgens Houellebecq hebben het seksule liberalisme en het economische liberalisme vergelijkbare consequenties, vooral wat betreft ongelijkheid. Economisch gezien is er een betrekkelijk klein aantal rijken tegenover een veel grote aantal werklozen en armen. In seksueel opzicht hebben sommigen een opwindend seksleven. Maar bij velen beperkt dit zich tot masturbatie en eenzaamheid.
“Het liberale kapitalisme, de wetten van de markt hebben zich verspreid over het gehele domein van het menselijk bestaan... Geen God, Geen Grote Verhalen, geen, kortom, ‘sentimentele fabeltjes’ naar de niets en niemand ontziende junglewetten van de markt, die tot het meest intieme van de mens, de seksualiteit, zijn doorgedrongen. Dit vormt de kern van zijn wereldbeschouwing: De wereld als markt en strijd.” Het is de titel van zijn eerste roman over een depressieve IT’er in de eenzame leegte van de wereld als markt en strijd, die men probeert te vullen met avontuur en erotiek “want we willen voortdurend horen dat het leven heerlijk en opwindend is” (p18).
Maar de facade van het ‘men’ verbergt een eenzame leegte. “Hoe harder de reclames, de reisbrochures, schreeuwen over geluk en vrijheid; hoe eenzamer en ongelukkiger de pijn die daar eigenlijk mee verdrongen smeekt te worden... ‘We genieten en amuseren ons zoals men geniet... we vinden ‘aanstootgevend’ wat men aanstootgevend vindt. Het men, dat onbepaald is en waar allen toe behoren... dicteert de zijnswijze van de alledaagsheid’.” Een citaat van Heidegger uit Sein und Zeit, dat volgens Meijvis een samenvatting geeft van het werk van Houellebecq.
“Het is de allesbepalende dictatuur van het men: pas je aan, aan die abstracte entiteit van het men; anders plaats je jezelf buiten de maatschappij – waar meteen ook Houellebecqs fascinatie uit blijkt voor mensen die buiten de maatschappij staan: de geesteszieken en gestoorden. Zijn ik-persoon personages hebben namelijk altijd iets van de vreemdeling, van een buitenpositie... ‘in een systeem dat uitgaat van overheersing, geld en angst – een nogal mannelijk systeem’.” Daarnaast is er “een vrouwelijk systeem dat uitgaat van verleiding en seks” (p19). Zijn dat de pijlers van de samenleving?
“De daaropvolgende roman Elementaire deeltjes is te beschouwen als een analyse van de totstandkoming van deze wereld waarin ‘gevoelens van liefde, genegenheid en menselijke verbondenheid nauwelijks meer bestonden’, aldus het begin van de roman. “‘Huishouden’ en ‘gezin’... vertegenwoordigen het laatste eilandje van primitief collectivisme binnen de liberale samenleving. De seksuele vrijheid leidde tot de vernietiging van die tussen gemeenschappen, de laatste buffers tussen het individu en de markt’,” aldus Houellebecq (p20).
De beweging van eind jaren ’60, met filosofen als Sarte voorop in de strijd, heeft veeleer tot verdere destructie geleid dan tot een adequaat alternatief, zoals eerder vermeld. “Zij hebben de weg vrij gemaakt voor de markt om haar wetten te exploiteren tot ver voorbij de grenzen van leefbare menselijkheid; wat heeft geleid tot de wereld waarvan Houellebecq nu juist de pijn laat zien in zijn romans” (p21). Zijn andere romans gaan over dezelfde problematiek. De titel Mogelijkheid van een eiland, waarin een transhumanistische religie met gekloonde ‘ideale’ mensen wordt beleden, doet direct denken aan de utopische roman Eiland van Aldous Huxley.
Twee remedies: religie en transhumanisme
Houellebecq draagt twee mogelijke remedies aan voor het ‘bandeloos individualisme’ en het ‘consumptiekapitalisme’ in onze verziekte westerse samenleving, een ‘jungle, waarin alles draait om geld en seks’. De eerste remedie is een nieuwe godsdienst. Ofschoon Houellebecq als antireligieus wordt beschouwd, kan volgens hem religie houvast bieden voor een fundamentloze cultuur. In romans als Onderworpen speelt hij met de mogelijkheid van een nieuwe religie als oplossing voor de huidige samenlevingsproblematiek.
Zijn tweede remedie is een nieuwe en verbeterde mens met behulp van technische manipulatie en kloning. In zijn romans Elementaire deeltjes en Mogelijkheid van een eiland komt hij met het idee van een kunstmatig gekloonde mens. Het doet denken aan Aldous Huxleys Brave New World, ondanks alle verschillen.
Houellebecqs werk is nogal ambivalent. Enerzijds wordt hij vaak “een nihilist genoemd, een anti-humanistische pessimist, anderzijds zit onder deze oppervlakte van ellende ook een dimensie van een meer humanistische visie zoals geloof in de mens en in de liefde” (Jeroen Vanheste, Denkende Romans (besproken in CM 58). “Hij concludeert dat men Houellebecq ‘niet als nihilist of antihumanist’ kan typeren, maar dat hij meer een “realistisch, pessimistisch soort humanisme [vertegenwoordigt], een humanisme dat de schaduwzijden van het bestaan onder ogen durft te zien, met name het lijden en het bewustzijn van dat lijden. Net als Schopenhauer en Nietzsche kan Houellebecq daarom een ‘donkere humanist’ worden genoemd” (Van Heste, p394-403).
Onderworpen[MR1] , de letterlijke betekenis van ‘islam’, gaat over de moslimbroederschap die Frankrijk gaat regeren. De leegte na de dood van God wordt gevuld met Allah. Deze cultuuromslag gaat gepaard met minder werkloosheid, hogere salarissen en economisch optimisme. Redenen voor acceptatie van de omslag. “Dat daarbij de vrouw wordt gereduceerd tot slaaf in de keuken en in bed, minderjarig of niet, is in eerste instantie niet wenselijk, maar ja: we zien wat voor positief effect het heeft op de economie. En dit is precies het opportunisme van het liberale kapitalisme dat Houellebecq probeert te laten zien... Het stelt, opnieuw, de vraag naar wat die westerse waarden dan zijn” (p21).
Zijn laatste roman Serotonine (2019) toont vergelijkbare thema’s als zijn andere romans. Compleet met een depressieve hoofdfiguur die buiten de maatschappij valt en zijn ouders verliest, vernietigende maatschappij-analyses, cynische passages over alles en iedereen. Uiteindelijk gaat het om de liefde, die de gelukkigste momenten verschaft aan de beklagenswaardige personages in zijn werk, maar als mogelijkheid kapot wordt gemaakt in ‘de wereld als markt’. “Het maatschappelijk leven”, zo stelt de ik-persoon hier, “is een liefdesvernietiger” (p21).
Houellebecqs romans gaan “over het steeds onmogelijker worden van menselijke relaties”. In zijn niets ontziende maatschappijkritiek zegt hij: “De samenleving waarin u leeft, heeft als doel te vernietigen... Het wapen dat zij zal gebruiken heet onverschilligheid. U kunt u niet dezelfde houding permitteren. Dichters, in de aanval!” (p22).
Verwantschap met Schopenhauer
De zwartgalligheid van Houellebecq is verwant met die van Schopenhauer, zijn favoriete filosoof. In Mogelijkheid van een eiland verkent hij “de mogelijkheid en wenselijkheid van de quasi boeddhistische ascese die de filosoof voorstaat, met als conclusie dat die ascese wel wenselijk, maar niet mogelijk is” bij de gekloonde nazaten van hoofdpersoon Daniël 1 (p12).
De titel De wereld als markt en strijd en de paragraaftitel De wereld als supermarkt en spot doen denken aan het hoofdwerk van Schopenhauer De wereld als wil en voorstelling. Daarin wordt de wereld als “een zich ontplooiend lijden” afgeschilderd (p13). Dit lijden komt voort uit de onverzadigbare wil, die een voortdurend gemis met zich meebrengt, dat door de wil tot leven niet weggenomen kan worden.
Manieren om aan dit lijden te ontsnappen zijn: “onszelf herkennen in alle dingen om ons heen”, dus universele compassie, en “ons verliezen in belangeloze aanschouwing van alles wat zich aan ons voordoet: het zuivere, willoze kennen dat de grondhouding van de kunstenaar is” (p14).
Nietigheid van het individu
Een verwant boeddhistisch en Schopenhaueriaans thema is de nietigheid van het individu, waarop Houellebecq herhaaldelijk de nadruk zou leggen. Individualiteit wordt soms een illusie of fictie genoemd. Deze nietigheid blijkt uit “de gedweeheid waarmee ze meelopen in de menselijke kudde”, het ‘men’ zoals we eerder toegelicht. Het individualisme en liberalisme stellen eigenlijk niet zo heel veel voor. De innerlijke ruimte waarin mensen zich afgrenzen van anderen bleek “een onmetelijk, duister gapend gat”, waarin angst en eenzaamheid heersen (p15). De vrijheid en uniciteit (b)lijken een fictie. Toch zijn er bij Houellebecq ook hoofdpersonen die zich gewild of ongewild aan het kuddegedrag proberen te onttrekken en “op een afstand van de wereld leven” in “een vorm van gewilde of spontane ascese”, zoals in Mogelijkheid van een eiland.
Na zijn ontdekking van Auguste Comte lijkt Houellebecq de voorkeur te geven aan deze positivistische filosoof, die zich aan het eind van zijn leven uitriep tot ‘hogepriester van de Religie van de Mensheid’. Hij verkondigde een utopisch ideaal van nieuwe verbondenheid, waarbij hij het heilige in ere herstelt.
Scène uit de verfiming van Elementaire deeltjes
‘Tussen utopie en dystopie’
In zijn bijdrage onderscheidt Hans Achterhuis de sociale utopieën, bijv. Utopia van Thomas More, en de technologische utopieën, bijv, Brave New World van Huxley. Beide hebben dystopische tegenhangers. De twee hoofdpersonen in Elementaire deeltjes, de twee halfbroers leraar Frans Bruno en moleculair bioloog Michel, staan ieder voor één van beide utopieën of dystopieën. Een utopie gaat vaak over in een dystopie, zoals Maarten Rutgers schreef in CM 114.
In tegenstelling tot het “techniekpessimisme” lijkt de techniek in Elementaire deeltjes het heil van de mensheid te kunnen bewerkstelligen. De hippie-achtige sociale utopie “van zelfbestuur, directe democratie en respect voor de vrijheid van het individu” in ‘Het Oord van Verandering’ komt er daarentegen slecht vanaf. “Het Oord van Verandering was bij uitstek een plaats van seksuele vrijheid en ongebreidelde begeerte, en als zodanig moest het wel een plaats van neerslachtigheid en verbittering worden,” schrijft Houellebecq (p24). Bruno wordt “een seksueel misvormd figuur (die eigenlijk alleen maar kan en wil masturberen)... die staat voor de man in de fase van de geschiedenis die Houellebecq ons toont: het eind van de twintigste eeuw,” aldus recensent Willem Kuipers in De Volkskrant.
Zij halfbroer Michel “legt de grondslag voor een nieuw ongeslachtelijke mutatie van het menselijk ras, die via kloning gereproduceerd kan worden. De nieuwe humane varianten zijn onuitsprekelijke gelukkig... ‘Wij leven onder een geheel nieuwe maatschappij... in een halo van vreugde... Wat zij [mensen van vroeger] beschouwden als een absolute, onbereikbare realiteit / is voor ons een heel eenvoudig, vanzelfsprekend feit’,” volgens het openingsgedicht, naar het voorbeeld van Utopia van Thomas More, dat ook met een gedicht begint (p24).
Utopie of dystopie?
Achterhuis vraagt zich af of Houellebecq een pendant schetst van Aldous Huxleys Brave New World, die in het boek ter sprake komt, en of het een utopie of dystopie is. Beide blijken van plaats te kunnen verwisselen. Volgens hoofdpersoon Michel is het boek van Huxley een utopie, een voorloper van de zijne. Beide zijn gegrond op biotechnologische ontwikkelingen, die door Julian Huxley, de broer van Aldous, een jaar eerder werden geopperd in What dare I think (1931).
“Alleen wie openstaat voor de verrassingen die een emotionele binding met een ander mens kan brengen, kan volgens Michel het geluk smaken” (p24). Bij de nieuwe mutanten laat dit ernstig te wensen over. Aldous Huxley maakte in het slotwoord een aanklacht van zijn boek, een dystopie dus. Zijn roman Island beschrijft een soort ‘hippie-experiment’, een sociale utopie. De titel van Mogelijkheid van een eiland doet daaraan denken.
“Houellebecq mengt utopische idealen met dystopische angsten” (p27). Het samengaan van utopische ideeën en mogelijke dystopische verschrikkingen kwam ook naar voren in het themanummer over kunstmatige intelligentie (zie CM 113). Volgens Achterhuis was Utopia van Thomas More mede vanwege de verstikkende sociale controle niet bedoeld als utopie maar als satire, “een rijke en uiterst gecompliceerde tekst, die je als lezer voortdurend op het verkeerde been zet. En dat was precies de bedoeling van More. Dezelfde woorden gebruikte ik... om Elementaire deeltjes te typeren... Zo nodigt hij uit om zelf een oordeel te vellen waar er van een ideaal of een angstdroom sprake is” (p27).
In Utopia kan weinig te beleven zijn
‘Utopische hutspot’
Maarten van Buuren besprak Mogelijkheid van een eiland onder de kop ‘van utopie naar nachtmerrie’. Dat is vaak de weg die een utopie aflegt, bijv. in de communistische heilsstaat, zie 1984 van Orwell. Evenals de hoofdpersoon in Brave New World kiest de laatste kloon Daniël25 in het jaar 3500 ervoor “zijn veilige omgeving te verruilen voor een minder perfecte menselijke werkelijkheid buiten de utopie. Daarmee gaat hij een zekere dood tegemoet” (p27). Betekent dit dat de utopie van Houellebecq dood loopt? De titel Mogelijkheid van een eiland suggereert anders.
Er kwam reeds naar voren “dat Houellebecqs werk nogal ambivalent is, omdat er twee kanten aanzitten. Zijn werk getuigt van een enorme dubbelzinnigheid, omdat hij telkens van standpunt wisselt” (Helena Bloem in CM 58). “De lezer wordt meer uitgedaagd... om zijn eigen keuzes te maken in stukjes utopie en dystopie” (p28). Want beide lopen door elkaar en gaan in elkaar over, zoals de “postmoderne dystopische maatschappij” laat zien, die het mikpunt is van de aanvallen van Houellebecq. Achterhuis besluit met de metafoor dat Elementaire deeltjes “utopisch-dystopische hutspot” is.
Gebrek aan spiritualiteit
Het werk van Houellebecq gaat o.m. over “de teloorgang van de klassiek humanistische cultuur”. Dat geldt in het bijzonder in de roman Onderworpen, waarin de islam met een islamitische president komt bovendrijven in de decadente moderne westerse cultuur.
Houellebecqs hoofdpersonen zwerven rond in “een existentiële leegte... vervreemd van de wereld en de mensen om hen heen”. “Net als vrijwel alle andere personages in het werk van Houellebecq voelt Francois [de hoofdfiguur in Onderworpen] zich niet op zijn gemak in onze seculiere westerse kapitalistische samenleving waar alles om geld en het maken van carrière draait, waar alle transcendente verlangens zijn uitgebannen, waar de romantische liefdesopvatting is verwelkt door de kapitalisering van het gevoelsleven en iedere vorm van spiritualiteit en ‘bildungsdrang’ afwezig is,” aldus Sabine van Wesemael in de laatste maar niet de minste bijdrage in het themanummer (p29-30).
Francois, een uitgebluste hoogleraar aan de Sorbonne, is een cultuurpessimist, die het seculiere humanisme verruilt voor de islam na een mislukte poging om zich tot het katholicisme te bekeren. Hij verdiept zich niet echt in de islam, maar voelt zich vooral aangetrokken tot de mogelijkheid van polygamie met “een paar aantrekkelijke vrouwen [en...] de sensuele en seksuele geneugten die de oosterse vrouw hem kan geven... Hij legt de verantwoordelijkheden die hij als intellectueel heeft naast zich neer en laat zich slechts leiden door één diep verlangen: genieten van de lichamelijke en spirituele onderworpenheid van de moslima” (p30). Het is niet verwonderlijk dat ook dit boek de nodige controverse heeft opgeroepen.
“Francois realiseert zich dat hij weleens bedrogen uit zal kunnen komen na zijn bekering... Francois deelde het bed met menig studente, maar bij deze moslimvrouwen zal hij zeker een blauwtje lopen.., ze zijn ‘onberispelijk’.” Francois symboliseert de decadente westerse cultuur van zijn tijd. “Zijn lichaam is een broeinest van allerlei pijnlijke aandoeningen – migraines, huisziektes, tandpijnen, aambeien” (p31). Zowaar een smakelijke beschrijving die de decadentie aanschouwelijk maakt. Politici zijn volstrekt opportunistisch. Ook die van de Moslimbroederschap. Islamisering is een alternatief voor het secularisme en verwordt tot dystopie.
“Francois wil in het voetspoor van Huymans treden door biddend neer te knielen voor De zwarte Madonna van Rocamadour en in stilte zijn zonden te overzien” (p31)
Een mislukte bekering
Zoals eerder naar voren kwam is Onderworpen niet de enige roman waarin “Houellebecq speelt met de gedachte dat onze samenleving behoefte heeft aan een nieuw paradigma”. In Onderworpen probeert Francois zich in het voetspoor van zijn favoriete schrijver Huysmans te bekeren tot het katholicisme. Hij blikt terug op “de middeleeuwse hoogtijdagen van het christendom... dat ook zo bezongen is door Huysmans... In de abdij van Ligugé, waar Huysmans zijn oblatie aflegde, lukt het Francois evenwel niet zichzelf te overstijgen... ‘Na een halve minuut stond ik weer op, definitief verlaten door de Geest’... Francois loopt linea recta naar café de Vriendschap, giet zich vol met bier en constateert cynisch dat zijn geloofscrisis waarschijnlijk is veroorzaakt door een lege maag” (p31-32). Hij spreekt van “mystieke hypoglykemie”. “Het lukt Francois niet om als Huysmans de verlangens van het vlees af te zweren. De bekeerlingen tot de islam zijn eveneens opportunisten die houden van feesten waarbij de drank rijkelijk vloeit.
Hoewel hij geen overtuigend alternatief schetst, “is het verlies aan religieuze en morele zingeving een steeds terugkerend thema bij Houellebecq.” De kerk biedt ook geen soelaas meer en wordt cynisch beschreven. Materialisme en hedonisme vieren hoogtij. “Onze seculiere, zuiver materialistische levensvisie doet iedere oprechte geloofsbelijdenis teniet.” In Mogelijkheid van een eiland biedt de materialistische sekte van de Elohimiten een blasfemische satire op het christendom. Ook het boeddhisme moet eraan geloven. “Een ascetische, onthechte levensstijl blijkt geen uitweg. Het lot van Daniël24 en Daniël25 laat dit maar al te goed zien: ze eindigen diep ongelukkig” (p33).
Een liefdevol alternatief
Hoewel hij in hoofdzaak cynisme en kritiek biedt probeert Houellebecq wel de contouren van een alternatief te bieden, zoals Maarten van Buuren eerder schetste. Hij “kan ook gezien worden als een auteur die het postmoderne ironisch relativisme de rug toekeert”. Zijn hoofdpersonen zoeken naar liefde en verbondenheid, ook al falen zij. “Hij pleit voor een nieuw paradigma waarbinnen oprechtheid, compassie en liefde centraal staan... maar de lijdende, ploeterende mens staat bij Houellebecq altijd centraal... Houellebecqs personages eindigen allen als solitaire figuren die nauwelijks intermenselijke banden aangaan. Hun verlangen naar oprechtheid en authenticiteit is uiteindelijke vaak juist de bron van hun verdriet” (p34-35). Zij lijden voortdurend schipbreuk in termen van Karl Jaspers. Alle utopieën eindigen bij Houellebecq in dystopieën.
Houellebecq verwept het verwijt dat hij een nihilist zou zijn. “Zijn werk is niet gespeend van hoop en levensplezier... Zijn werk laat zien dat het diepmenselijke transcendent is, zich niet laat voegen in een bepaald referentiekader, maar spontaan tot uitdrukking komt in de liefde, de erotiek en de kunst: Dante en Proust waren geen andere mening toegedaan. Houellebecq sombert over tal van maatschappelijke kwesties, de globalisering, het seculiere kapitalisme, de multiculturele samenleving, maar au fond wil hij een veel dieper, existentieel verdriet tot uitdrukking brengen dat sinds mensenheugenis het leven deels bepaalt en dat veroorzaakt wordt door eenzaamheid, onvervuld liefdesverlangen en doelloosheid. Op een paradoxale manier biedt het werk van Houellebecq troost aan een ieder die mee kan voelen met hen die een zekere aversie tegen het leven hebben opgevat... om het menselijk lot met humor te bezien, te fantaseren over alternatieven... en bovenal om lief te hebben” (p35).
Aan het eind van zijn boek Quantum, de oerknal en God: Filosofische perspectieven van de quantummechanica gaat Maarten van Buuren uitvoeriger in op het constructieve alternatief dat Houellebecq biedt en dat besproken wordt in CM 108. (Zie link Quantumfysica in filosofisch perspectief).
Neoliberalisme, consumentisme, het ‘dreigende einde van de geschiedenis’ zie Hans Komen in Civis Mundi nr 32
De neoliberale maatschappij
2021 12 07 Na lezen en schrijven over Michel Houellebecq
De moraal heeft schipbreuk geleden
en God is lang geleden overleden
De mens verloor zijn waardigheid
en vindt alleen nog aardigheid
in een zinloos consumeren
en heilloos masturberen
Seksualiteit verloor zijn tederheid
Mensen vinden geen genegenheid
meer bij een ander dan zichzelf
waarbij zingenot als motivatie geldt
De postmoderne maatschappij
verkeert in zelfgewilde slavernij
Een enkeling die protesteert
en authentiek beleefd gevoel
verlangt als zinvol levensdoel
wordt als een outcast genegeerd
Die zin verlangt in plaats van zingenot
en liefde als geschenk van God
Een ingetogen leven in relatie
kent een authentieke gratie