De halve waarheid over China

Civis Mundi Digitaal #117

door Hans Kuijper

Een maand of wat geleden stond er een uitgebreid artikel over China in NRC Handelsblad, de krant die zich ooit als “slijpsteen voor de geest” afficheerde, maar de kritische lezer tegenwoordig teleurstelt, waarmee de laatste kwaliteitskrant in ons land is verdwenen en Neder-land zichzelf heeft gedegradeerd tot Groot Madurodam. Het artikel, onder de weinig originele kop “Wereldleider China?”, was geschreven door Eric Hendriks-Kim, een mij volslagen onbekende wetenschapper die zich  “China deskundige” noemt of laat noemen.[i]

In het stuk wordt omslachtig betoogd dat China werkt aan werelddominantie maar cultureel en ideologisch onaantrekkelijk is. Het deed mij denken aan het boek van Rob de Wijk, De nieuwe Wereldorde: Hoe China sluipenderwijs de macht overneemt (Balans, 2019). Dit boek heb  ik in Civis Mundi  98 uitvoerig besproken. Boek en artikel kenschetsen het gezegde “Een halve waarheid is erger dan een hele leugen”.

Een eenvoudig voorbeeld ter illustratie: Jantje komt huilend met bloedneus en gescheurde broek thuis en zegt tegen zijn ouders dat Pietje, de buurjongen, dat heeft gedaan. De ouders stappen woedend naar de buren om verhaal te halen. Wat bljkt? Jantje is met vechten begonnen.  Hij had slechts de halve waarheid verteld en dus eigenlijk gelogen. De (Nederlandse) media, met name krantenredacties,  zijn zeer bedreven in het vertellen van halve waarheden. “De leugen regeert”, zei voormalig koningin Beatrix ooit in een openhartig gesprek met het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren (en zij kon het weten). Het volk wordt hierdoor continu genaaid, zodat democratie een aanfluiting is.

Het is ongetwijfeld waar dat Amerika het hart en de geest van vele mensen heeft gestolen. En het staat als een paal boven water dat mensen massaal naar Amerikaanse films en televisieseries kijken. Maar het is niet waar zonder meer. Wat ook zou moeten worden vermeld is dat deze films en televisieseries heel veel seks, glamour en geweld laten zien en dat dit de geest van jonge mensen vergiftigt, waardoor de maatschappij stuurloos wordt.

Misleidende reclame, zogenaamd kritische uitzendingen, kooklessen die de keel gaan uithangen, onbetrouwbare loterijen, leugenachtige verkiezingspraatjes, stupiede spelletjes , oppervlakkige talkshows en afstompende televisieprogramma’s  zijn vaak door Amerikaanse of Engelse TV producties  geïnspireerd, met dank aan de televisiebaasjes die in Media Park (hét mediahart van Nederland) “de weg weten”, maar zich achter de coulissen verschuilen, niet in de volle waarheid zijn geïnteresseerd  en enkel oog hebben voor kijkcijfers  (“Die im Dunkeln sieht man nicht”).[ii]

Onderzoeksjournalistiek is een wassen neus[iii] en de scheiding tussen feit en fictie is niet alleen flinterdun maar ook osmotisch.[iv] Kortom, wij leven in een droomwereld,  die  door geraffineerde beïnvloeders in stand wordt gehouden en –  niet onbelangrijk – waaruit het klootjesvolk eenvoudig niet wil ontwaken. Pooiers en plebs houden elkaar in een dodelijke greep; toneelscholen, de amusementsindustrie  en  de media varen hier wel bij. Wij “amuseren ons dood” (Neil Postman) en de kritische columns/boeken van Henk Hofland over infotaiment zijn al  lang en breed vergeten.[v] Kletskoek?  Probeer maar eens – met verwijzing naar de klimaatcrisis – uw stem te verheffen tegen Formuleracing!

Het is  ongetwijfeld ook waar dat nagenoeg alle aangeschafte spullen uit China afkomstig zijn. Wat echter onvermeld blijft is dat westerse ondernemers, die aan het thuisfront geen goed woord voor het socialisme of communisme over hebben, in China in de rij staan om in het land te mogen investeren,  in het bijzonder  waar het de farmaceutische industrie betreft, die pertinent weigert haar klanten inzage in haar boeken te geven. Zoals het ook waar is dat Westerse importeurs grof geld verdienen aan het verkopen van al die vaak nodeloze spullen.

Verder is het waar dat in de media  relatief weinig aandacht aan China wordt besteed, maar er wordt niet bij vermeld dat die aandacht behalve beperkt ook sterk  gekleurd is en dat het uitgerekend Uncle Sam is, die de media beheerst en controleert. Goede, betrouwbare verslaglegging, die nodig is om zich een juist beeld van een land te vormen, vergt meer dan het opschrijven of oplepelen wat werd/wordt waargenomen, aangevuld met wat losse flodders of gratuite opmerkingen, dus met opmerkingen die wetenschappelijk niet zijn onderbouwd.

 Om dit te begrijpen behoeft men slechts naar buitenlandcorresponden te luisteren of hun rapportages te lezen. Als zij in landen zonder persvrijheid zijn gestationeerd, zullen zij zich wel tweemaal bedenken alvorens zich negatief over hun gastland uit te laten. Buitenlandcorrespondenten zijn geen wetenschappers en al helemaal geen wetenschappers die niet vooringenomen zijn. Toch gaat wat zij beweren er bij het volk in als Gods woord in een oudedrling. 

Ten slotte valt niet tegen te spreken dat in China een partij met een akelig en duister verleden aan de macht is en dat daar geen vrijheid van meningsuiting is. Wat echter ook zou moeten worden vermeld is dat de zo rijke geschiedenis van het immense en diverse China vele malen ouder is dan het verleden van de Verenigde Staten. Toen bij ons de Batavieren de Rijn afzakten, konden de Chinezen al terugzien op een geschiedenis van meer dan duizend jaar, die niet altijd vreedzaam was verlopen, maar waarin de basis van hun beschaving was gelegd. De zeer  jonge Amerikaanse geschiedenis is een aaneenschakeling van geweldplegingen, niet alleen jegens de inheemse bevolking van het Amerikaanse continent (de Indianen) maar ook tegen niet blanke Amerikanen en tegen vreemde volken ver van huis. Iedere witte Amerikaan loopt tegenwoordig met een revolver op zak of heeft een geweer in huis om zijn, vooral zijn rechten te verdedigen. “Vrijheid”, dat wel, maar lang  niet voor iedereen.

 

De constellatie          

De huidige geopolitieke constellatie in het westelijk deel van de Stille Oceaan is het eindresultaat van ontwikkelingen die met de Eerste Opiumoorlog (1839-1842) tussen Groot-Brittannië en China zijn begonnen. Lees mijn boekbespreking van het boek van Frans-Paul van der Putten, De Wederopstanding van China: Van Prooi tot Wereldmacht (Prometheus, 2020) in Civis Mundi 105. Voor een helder overzicht van de ontwikkelingen, zie Wolfgang Franke, Das Jahrhundert der chinesischen Revolution (Oldenbourg, 1958), John King Fairbank, The Great Chinese Revolution (Chatto & Windus, 1987),  Immanuel Hsü, The Rise of Modern China (OUP, 2000) , John King Fairbank en Merle Goldman, China: A New History (Belknap, 2006, hoofdstuk 9 e.v.) of Jonathan Spence, The Search for Modern China (W.W. Norton, 2012)

Het zou goed zijn wanneer de Nederlandse krantenlezer of televisiekijker zich verdiepte in de vernederingen die de Chinezen sinds de Opiumoologen hebben moeten ondergaan. Jacques Gernet, ooit de nestor van de Franse sinologen, wijdt in zijn magistrale hoofdwerk, Le Monde chinois (1972), zelfs een deel aan de “kruisiging van China”. Laat er bij hen die dit wensen te weerspreken of te bagatelliseren door op te merken dat zoiets al lang is geleden geen misverstand over bestaan: de Chinezen hebben, net als olifanten,  een bijzonder goed geheugen. Nooit zullen zij  vergeten dat in de 19e eeuw (tot 1911) een buitenlander inspecteur-generaal was van hun maritieme douanedienst[vi] en dat  bij de ingang van het stadspark van Shanghai een bordje hing met het niet mis te verstane opschrift  “Verboden voor honden en Chinezen”.

            Anders dan Hendriks-Kim suggereert, ligt de liberale democratie overal onder vuur. Edmund Fawcett heeft dit overtuigend aangetoond in zijn boek Liberalism: The Life of an Idea (Princeton University Press, 2018). De uit 1992 daterende stelling van Francis Fukuyama, in zijn boek The End of History and the Last Man, dat de liberale democratie heeft gezegevierd of zal zegevieren is van vele kanten aangevochten en lijkt thans achterhaald. In recenter werk van zijn hand is ook Fukuyama dat anders gaan zien.

            Moord en brand schreeuwend, staat Amerika tot de tanden toe bewapend bij China op de stoep (niet andersom!). Wie geen oorlog wil maar een dialoog, wat iets geheel anders is dan een debat of discussie, zal zich in de ander moeten verplaatsen. Vanuit Chinees standpunt gezien, is het probleem niet hoe China het hoofd moet worden geboden, maar hoe – in een hypercomplexe wereld  – een passend antwoord kan worden gegeven op de westerse uitdaging, een vraag die Chinese denkers al in de 19e eeuw bezighield en met de technologische vorderingen in de wapenindustrie nog pregnanter is geworden.  

Terecht of niet, de Chinezen (en niet alleen zij) beschouwen het dacadente, opdringerige en zelfgenoegzame Westen (onder aanvoering van Washington) als een existentiële bedreiging. Het is aan echt samenwerkende wetenschappers, die zich beroepshalve uitsluitend in  één  aspect of dimensie  van China verdiepen, om in deze ingewikkelde zaak meer klaarheid te  verschaffen,[vii]  Het is ook  de dure plicht van Westerse politici om met het aldus verworven inzicht hun dienst te doen. Er staat meer op het spel dan ooit tevoren. De tijd dringt.

 

100 jaar geleden

Binnenkort is het een eeuw geleden dat The Problem of China verscheen, een boek van Bertrand Russell (1872-1970), die kort na de anti-imperialistische “4 Mei Beweging” [viii] een jaar in China had door gebracht en daar het gedachtegoed van Aristoteles, Frege, Hilbert, Gödel en Wittgenstein had geïntroduceerd. Het boek, dat was geschreven toen het tweede deel van Oswald Spengler’s  Der Untergang des Abendlandes van de pers rolde en China in het Westen desondanks als een zwak en achterlijk land werd beschouwd (Arnold Toynbee’s A Study of History moest nog verschijnen), toont duidelijk aan dat de auteur de vooroordelen van zijn tijd haarfijn doorzag.

Met opmerkelijk inzicht analyseert Russell het verleden van China en raadt zijn gehoor (waaronder Mao Zedong) aan niet het Westerse ontwikkelingsmodel te volgen, dat volgens hem op een combinatie van hebzucht en militair geweld is gebaseerd. Hij contrasteert de Chinese met de westerse beschaving en concludeert dat China sui generis is. In een fascinerend hoofdstuk gaat Russell in op het karakter van de Chinezen en typeert hen als fundamenteel vredelievend. Hij voorspelt China’s herleving, op voorwaarde dat de politieke orde wordt hersteld, industriële ontwikkeling niet onder leiding van buitenlanders, maar onder die van de Chinezen zelf plaatsheeft en ruim aandacht aan onderwijs wordt gegeven. In 1922, toen de Chinese Communistische Partij net was opgericht[ix] en het land door elkaar bestrijdende “warlords” (oorlogsheren) en regionale facties werd verscheurd, schreef Russell: “China is capable of being the greatest power in the world”. Honderd jaar later zijn deze woorden profetisch gebleken.

            In 1969, drie jaar voor het historische bezoek van wijlen President Nixon aan de Volksrepubliek China, schreef Jonathan Spence dat “to change China” drie eeuwen lang het doel was geweest van buitenlandse missionarissen, soldaten, dokters, leraren, ingenieurs en revolutionairen. De Chinezen, echter, hielden hardnekkig vast aan hun eeuwenoude tradities, hoewel zij openstonden voor Westerse adviezen op technisch gebied.

            Tien jaar later konden studenten van professor Martin Wilbur (1908-1997), die als een autoriteit op het terrein van de studie van China werd beschouwd, in een Festschrift  voor hem nog schrijven over “changing China” zonder enig opzien te baren. Westerse diplomaten, zakenlieden en geleerden bleven geloven dat China het beste naar Westerse (in plaats van Russische)[x] maatstaven zou moeten en kunnen worden getransformeerd..

            Thans beweegt het land zich als gevolg van de enorme groei van zijn economie in het centrum van de wereldpolitiek. Xi Jinping, de geheimzinnig glimlachende Gele Keizer in Westers kostuum, staat zij aan zij met de machtigen der aarde. De groei, die op gang werd gebracht door “capitalist roader” Deng Xiaoping (1904-1997) en zijn economisch adviseur Yu Guangyuan (1915-2013), werd vooral gestimuleerd door buitenlandse investeringen. Ik laat het aan kibbelende en disputerende economen als Loren Brandt, Gregory Chow, Ross Garnaut, Nicholas Lardy, Justin Lin, Barry Naughton, Peter Navarro, Peter Nolan, Dwight Perkins, Louis Putterman, Thomas Rawski, Carl Riskin, Dani Rodrik, Hlton Root, Scott Rozelle en Terry Sicular over om te beslissen wat ten grongslag heeft gelegen aan de weergaloze ecoconomische groei van China gedurende de laatste vier decennia.

Ik stel echter vast dat economen van nature sociale wetenschappers met een beperkt visie zijn. Zij kijken alleen naar de economische kant van China en laten beroepshalve, krachtens het ceteris paribus beginsel, niet-economische factoren buiten beschouwing. Er zijn weliswaar economen die buiten hun disciplinaire boekje gaan en uitspraken doen op bijvoorbeeld politiek, juridisch, militair, geografisch, ecologisch of cultureel terrein, maar zulke economen ventileren op deze gebieden slechts hun persoonlijke mening, weshalve zij (als economen die zich over niet-economische zaken uitlaten) niet au sérieux kunnen worden genomen. Helaas zijn dergelijke intellectuele alleseters aan alle Nederlands universiteiten te vinden. Sterker nog: dergelijke omnivoren bevinden zich niet alleen onder economen.

            De Chinese muizenval voor westerse investeerders, die uit zijn op het maken van zoveel mogelijk winst, werkte perfect. Het resultaat is bekend: de Chinese economie  groeide als kool en het Westen had meestal het nakijken. Ik herinner mij de zoveelste China-missie van het Nederlandse Minsterie van Verkeer en Waterstaat, waarvan de deelnemende bedrijven vurig hoopten een bijdrage te mogen leveren aan het uitbaggeren van de dichtslibbende monding van de Jangtsekiang of aan infrastructurele werken met betrekking tot de Gele Rivier, aan de middenloop waarvan de Chinese beschaving was ontstaan, maar bij de overstromingen waarvan talloze Chinezen zijn verdronken. In China werden door civiele ingenieurs uit Nederland talloze technische lezingen gegeven, die met grafieken en dia’s werden toegelicht en door listige, goed doordachte vragen (en uitvoerige antwoorden) werden gevolgd.

Mentaal totaal leeggezogen keerden de ingenieurs naar Nederland terug, in de veronderstelling dat een Chinese opdracht kon worden verwacht. Een missie is immers nooit mislukt! Een Nederlandse professor van wereldnaam op het gebied van waterbeheer wiens naam ik maar niet zal vermelden, vertelde mij ooit glunderend dat hij “heerlijk met zijn Chinese vrienden op regeringsniveau had gegeten”. Intussen hebben Nederlandse baggeraars nog geen enkel Chinees project van enige omvang binnengesleept. Gebruik makend van de opgestoken kennis uit het buitenland, achtten de Chinezen zich in staat om het werk zelf op te knappen. Aanvullende expertise wisten zij langs elektronische weg te bemachtigen. 

Lang geleden, toen China nog “maar” 600 miljoen inwoners telde, verkondigde wijlen Sidney van den Bergh (1898-1977), een roemruchte zakenman en prominent VVD-politicus, dat hij per jaar 600 miljoen stukjes zeep extra zou verkopen als elke Chinees eens per jaar maar één stukje zeep van hem kocht. Een drogreden van de bovenste plank, want het bedrijf Van den Bergh & Jurgens (later Unilever) heeft nimmer één stukje zeep aan de Chinezen verkocht.

De meer dan vierhonderd jaar oude betrekkingen tussen Nederland en China hebben altijd in het teken van de handel gestaan.[xi] Maar handel (speciaal die met opdringerige buitenlanders) is voor de nazaten van de Gele Keizer suspect geweest, omdat er een element van bedrog in schuil gaat.[xii] Toch gelooft het Nederlandse bedrijfsleven nog steeds heilig in het sprookje van Sidney. De leiders van (grote) bedrijven die likkebaardend naar China kijken, laten zich gek maken. Wie het land met een ander oog beziet en daarvan in woord of geschrift blijk geeft, wordt door wensdenkers met de nek aangekeken. Kritische geluiden worden niet op prijs gesteld en welgemeende adviezen worden in de wind geslagen.

 

Gebakken peren

Het Westen zit momenteel met de  gebakken peren. Investeringen in China leveren vaak niet het rendement op waarop was gehoopt. Dit is hoofdzakelijk  aan de investeerders zelf te wijten, want – dromend over de enorme afzetmogelijkheden in het dichtbevolkte land – vergaten zij uitgebreid en diepgaand marktonderzoek te doen en zowel de solvabiliteit als de rentabiliteit te berekenen van de Chinese ondernemingen met wie zij werden geacht in zee te gaan (joint venture). Het Westen is zo in de verdediging gedrongen en de Verenigde Staten vrezen in rap tempo te worden ingehaald door een land waarmee de leiding in Washington niet goed weet om te gaan. De liberale (dus op individualisme gebaseerde) wereldorde, waarvan Francis Fukuyama destijds hoog opgaf, is aan het wankelen gebracht. In theorie en praktijk worden steeds meer vraagtekens geplaatst bij democratie.

De kernvraag is: kunnen en moeten de velen door de velen worden geregeerd of is er op het schip van staat in wezen slechts plaats voor één leider en zijn adviseurs? Kan een vliegtuig  maar één piloot hebben die door een co-piloot wordt bijgestaan of kunnen en moeten er meerdere gezagvoerders zijn die het nooit volledig met elkaar eens zullen zijn? Moet de roerganger één persoon zijn die op assistentie kan rekenen of kunnen en moeten meerdere personen het roer in handen nemen?[xiii] De suggestie moge duidelijk zijn, maar is voor democraten onverteerbaar. De democratische geest is uit de fles en het gebrul van de massa zal niet verstommen.

Liberaaldemocraten, christendemocraten en sociaaldemocraten hebben geen boodschap aan (om niet te zeggen: zijn Oost-Indisch doof voor) de kritische kanttekeningen die door onder o.a. Plato, Aristotle, Montesquieu, Jean-Jacques Rousseau, Alexis de Tocqueville, Friedrich Nietzsche, Robert Michels, Henry Adams, Henry Mencken, Robert Dahl, Joseph Schumpeter, Hélène Landemore, Michael Mann, Roger Scruton, Steven Levitsky, David Runciman, Corey Bretschneider, David Estlund, Frank Ankersmit, Jean-Marie Guéhenno, Claude Lefort, Thomas Christiano, Pierre Rosanvallon, Jacques Rancière, Frédéric Worms, Nancy MacLean, Daniel Bell, Arend Lijphart, Hans-Hermann Hoppe, Marus Gabriël, Ben Rhodes, Marl Eichardus en Tina Eliassi-Rad bij theorieën over of de praktijk van democratie zijn geplaatst.

Wat democraten, van welke signatuur dan ook, zich niet realiseren is, dat hoe meer zij en hun geestverwanten (vooral in het VK en de VS) zweren bij democratisch leiderschap, des te meer zullen de autocratische landen  Rusland en China steun bij elkaar zoeken. De uikomst van een gevecht van twee tegen één lijkt mij niet moeilijk te raden..

Martin Jacques (lieveling van de leiders van de Chinese Communistische Partij) en Kishore Mahbubani (een met zichzelf ingenomen diplomaat die zich kenner van zowel China als het Westen waant) beweren, zo niet openlijk dan toch impliciet, dat het Westen de titanenstrijd heeft verloren of spoedig zal verliezen. Vele zelfbenoemde en politiek correcte “China experts”, die de televisiecamera niet schuwen, zingen hetzelfde deuntje, er op vertrouwend dat weinigen hen zullen tegenspreken. En wie niet wordt tegengesproken heeft gelijk, toch?

 

Verschil tussen land en regio

Een land bestaat uit (a) een (soms uitgestrekt) territorium dat juridisch is bepaald, militair wordt verdedigd en internationaal wordt erkend en (b) een politiek georganiseerde bevolking. Deze basiselementen hangen met elkaar samen. “Staat” is een ander woord voor “land”; het kan niet alleen beschrijvend (desciptief) maar ook voorschrijvend (prescriptief) worden gebruikt. Over het ontstaan en de ontwikkeling van een staat is een aantal theorieën ontwikkeld. Eensgezindheid ontbreekt.[xiv] Elk land is een regio, maar een regio is niet noodzakelijkerwijs een land.

Regio of gebied (area) is een uiterst vage en dus verwarrende term, die kan verwijzen naar een land (bv. Israël, Mexico, Rusland en Zuid-Afrika), naar een gedeelte van een land (bv. het Middenwesten van de Verenigde Staten, Zuidoost Brazilië, Noordoost China en Schotland), naar een deel van de wereld (bv. Afrika ten zuiden van de Sahara, het Midden-Oosten, Zuidoost-Azië en Midden/Centraal-Amerika), naar een beschaving (bv. de Romeinse, Egyptische, Indische en Chinese beschaving), naar een gedeekte van een huis, hotel of stad (bv. keuken, lounge, slaapvertrekken en “no-go zone”) of naar een studieonderwerp (bv. terrorisme, feminisne, de EU en Poesjkin’s poëzie in de jaren dat op het lyceum zat).

In 2016-2017, dus in de periode volgend op de “succesvolle” voltooiing van het driejarige project “Rethinking Asian Studies in a Global Context”, ontving het in Leiden gevestigde en door de Nederlandse belastingbetalers  gesubsidieerde International Institute for Asian Studies  (IIAS)  van  de Andrew W. Mellon Foundation, in  New York, opnieuw een beurs om haar “innovatieve” werk voort te zetten en “to develop new research and teaching paradigms that seek to move beyond traditional area studies, towards what can best be defined as globally connected humanities”. The vierjarige  financiering  dient ter ondersteuning  van  het nieuwe onderzoeksprogramma “Humanities across Borders: Asia and Africa in the World” (https://humanitiesacrossborders.org), met als doel de uitbreiding van het domein van de geesteswetenschappen “by mobilizing the knowledge in everyday life practice that have remained largely unrepresented in contemporary academia”.

Ik denk dat de leiding van het IIAS en die van haar Amerikaanse sponsor de weg totaal kwijt zijn. In plaats van  het entameren van studies die verder reiken  dan de traditionele studie van Azië, zouden zij diep moeten nadenken over de vraag hoe de dynamische complexiteit van deze regio, die uit volslagen verschillende landen bestaat, het best zou kunnen en  moeten worden benaderd.

De studie van een land, om maar te zwijgen over de studie van  een heterogeen samengestelde regio,  staat nog volledig in de kinderschoenen. Indien bij de studie van hemellichamen en -verschijnselen genoegen was genomen met lieden die over meer dan gemiddelde kennis ervan beschikten, dan zou  de sterrenkunde in het stadium van amateurisme zijn blijven steken en zou van de ruimtevaart (spin-off van de astronomie) niet veel terecht zijn gekomen.[xv]  Landendeskundigen,  wier kennis eigenlijk niet verder reikt dan kennis van een aantal wetenswaardigheden met betrekking tot een land, zijn niet wetenschappelijk gedisciplineerd;  zij nemen hooguit waar, maar zijn niet in staat om  het waargenomene holistisch te begrijpen.[xvi]

 

De hele waarheid over China

Wie in de waarheid is geìnteresseerd, zijn handen niet, zoals Pontius Pilatus,  in onschuld wenst te wassen en verder zoekt dan de postmoderne filosofen, die het bestaan van een absolute waarheid ter discussie stellen, raad ik aan zich te verdiepen in zowel de kennisleer (epistemologie) als de taalfilosofie, onderwerpen waarover ontzettend veel is en wordt geschreven. De lezer zou kunnen beginnen met het bezoeken van de websites

https://plato.stanford.edu/entries/epistemology en https://iep.utm.edu/lang-phi. Hij zou zijn studie kunnen voortzetten met een bezoek aan de website https://philpapers.org en het invullen van de woorden epistemology en philosophy of language, maar hij zal vroeg of laat tot de ontdekking komen dat hij het best had kunnen beginnen met een grondige studie van de wijsgerige antropologie, aangezien kennis en taalvaardigheid slechts enkele aspecten van de menselijke natuur zijn.

Een goede inleiding is het boek van Hans Lenk, Einführung in moderne philosophische Anthropologie (LIT, 2013). Ga ook naar https://philpapers.org en vul in: philosophical anthropology. In Civis Mundi 112 (Uren met Chinese Denkers, noot XIX), treft de lezer aanvullende literatuur aan over dit zeer belangrijke onderwerp. Wie echter alleen voor de hele (dus niet de halve) waarheid met betrekking tot China belangstelling heeft, verwijs naar de eerste noot.

China is sui generis en verschilt van zowel Europa als de VS. Het is een  geologisch en geografisch zeer divers land, dat zo’n tien miljoen km2 meet, 1.5 miljard inwoners telt die overwegend een niet-Indo-Europese taal spreken en een  buitengewoon lange, turbulente  geschiedenis heeft. China is geen natiestaat maar een partijstaat, geregeerd door een strikt gecontroleerdepolitieke partij die het marxisme-leninisme hooghoudt en eerder dit jaar het eeuwfeest van haar oprichting heeft gevierd. De Chinese communistische partij telt meer dan 95 miljoen leden, alom aanwezige verklikkers, die stipt uitvoeren wat partijleider Xi Jinping hun opdraagt.

De dynamische complexiteit van China kan onmogelijk door één enkele persoon worden uitgelegd of beschreven. Hietoe is een team van hecht samenwerkende natuurwetenschappers, sociale wetenschappers, cultuurwetenschappers en formele wetenschappers (wiskundigen, logici, computerdeskundigen, statistici en systeemwetenschappers) nodig. Deze wetenschappers zouden een voorbeeld kunnen nemen aan een voetbalteam, dat meer is dan de optelsom van elf goede voetbalspeles (Louis van Gaal weet wat ik bedoel). China is voor het Westen een gigantisch probleem aan het worden  in een steeds verder globaliserende wereld die afstevent op zijn ondergang.

Terwijl Russell zich geen “Chinakenner” durfde te noemen, zijn er tegenwoordig horden mensen die hiermee minder moeite hebben. Zij vergeten gemakshalve dat één persoon, net als een mier, nimmer het patroon van het hele tapijt kan zien. Wat wij In een alsmaar ingewikkelder wordende wereld nodig hebben om China werkelijk te begrijpen, is een internationaal team van wetenschappers, die alle disciplines  vertegenwoordigen. Dit is nodig om zowel eenzijdigheid als ethnocentrisme (nationalisme) te vermijden.

China heeft een geologische, geografische, biologische, demografische, ecologische, politieke, juridische, militaire, economische, financiële, sociale, psychologische, medische, educatieve en culturele dimensie. Deze dimensies of aspecten, die elk onderwerp van studie zijn, moeten niet afzonderlijk, maar in samenhang met elkaar worden gezien, want de geest onderscheidt waar slechts eenheid aanwezig is. Het eindresultaat is dan geen samenraapsel van halve waarheden, maar een met grote zorg zorg samengesteld bouquet van heterogene bloemen, waarvan de individuele schoonheid pas in het geheel tot uiting komt.

“Chinadeskundigen” hebben een explanandum (iets, d.w.z. een land dat moet worden uitgelegd). Zij hebben echter geen explanans (een geteste of testbare theorie om dat land uit te leggen). Het enige wat zij doen is leentjebuur spelen, grasduinen in de (wetenschappelijke) literatuur over China en pretenderen dat zij een sinologische visie presenteren. ”Chinadeskundigen” zijn dus geen wetenschappers en horen eigenlijk niet aan een universteit thuis.

Dit betekent natuurlijk niet dat Sinologen zouden kunnen volstaan met grondige scholing in een wetenschappelijke discipline.[xvii] Aangezien wetenschappelijke disciplines, hoe gefragmenteerd ook, met elkaar samenhangen en aldus een systeem van wetenschappen (een geheel bestaande uit delen) vormen dat onderwerp van discussie onder systeemwetenschappers zou mooten zijn, zullen Sinologen thuis moeten zijn in meer dan een discipline. Daar dit teveel zou zijn gevraagd (het is al moeilijk genoeg volledig thuis te zijn in één discipline), is interdisciplinaire samenwerking onontbeerlijk.[xviii]

Serieuze studie van China vereist een integrale, holistische benadering, een benadering die door moderne organisatie-theoretici, “scientific managers”, systeemdenkers, en projectleiders unaniem wordt bepleit. China is bij uitstek een complex en dynamisch geheel, een holon (Ganzheit) met vele facetten; het is geen aggregaat of optelsom (Gesamtheit). China is een individuum, dat zijn karakter verliest met opsplitsen en vasthouden aan het ceteris paribus beginsel.  Het land is een systeem bestaande uit (en niet los te zien van haar) subsystemen, een ragfijn web van gewoonten en gedragsregels,  een dicht en gelaagd netwerk van onzichtbare  betrekkingen. China is een onlosmakelijk deel van een supersysteem dat door Immanuel Wallerstein  “wereldsysteem” werd genoemd.  China is lid van de “family of nations”, hoewel deze aanduiding verhullend en eufemistisch is.[xix]

In tegenstelling tot wat de media ons willen doen geloven, denk ik dat er geen China-deskundigen zijn en dat degenen die zich als zodanig laten introduceren, de boel voor de gek houden. Generalisten tenderen ernaar niets over alles te weten en specialisten weten uiteindelijk alles over niets. Uit de verloren oorlog in Vietnam en Afghanistan zouden de Amerikanen een simpele les kunnen trekken: een land doorgronden is buitengewoon moeilijk, niet alleen omdat het een complexe en dynamische eenheid is met talloze, onderling verbonden facetten (vergelijkbaar met de aan elkaar genaaide stukken van een voertbal), maar ook omdat het land  wederzijdse en zich wijzigende betrekkingen met andere landen heeft, die van invloed zijn op de binnenlandse situatie.

Zelfs gerommeerde hoogleraren in Internationale Betrekkingen (subdiscipline van de politieke wetenschap) lijken over het hoofd te zien dat er geen kennis van relaties kan zijn zonder kennis van de relata (de dingen die zijn gerelateerd) en omgekeerd. Aankomende studenten op het terrein van de Internationale Betrekkingen zouden dus aansluiting moeten zoeken bij collega’s die zich met de nieuwe studie van een land bezighouden.

Aannemende dat een ecologische ramp van wereldwijde omvang kan worden afgewend, zal de academische gemeenschap  mijn radicale opvattingen omtrent de studie van landen hopelijk op tijd omarmen. De implicaties ervan zijn verstrekkend en hebben betrekking op alle faculteiten van een unversiteit, een instelling die alom ter discussie staat. “Alles ist vernetzt” (alles is verknoopt) en “tout tient à tout” (alles hangt met alles samen). Elke handeling, of gebeurtenis, heeft ergens op een tijdstip of in een bepaalde periode plaats en alle handelingen en gebeurtenissen (niet met elkaar te verwarren!) maken deel uit van de continu veranderended kosmos.

Geografie is niets anders dan geschiedenis in de ruimte en geschiedenis is enkel geografie in de tijd, zoals met name de antropologen Claude Lévi-Strauss (1908-2009) en Marshall Sahlins (1930-2021) welsprekend naar voren hebben gebracht. Voordat de milieuramp zich voltrekt die ons door eigen schuld te wachten staat,[xx] zullen, naar ik hoop, de aan universiteiten, onderzoeksinstellingen en denktanks verbonden wetenschappers beginnen in te zien hoe het alsmaar groter wordende probleem China moet worden benaderd.

Het wereldwijde klimaatprobleem of het vraagstuk van de duurzaamheid van Planeet Aarde houdt de mensheid momenteel in de ban. Zij heeft een strortvloed van publicaties over dit onderwerp te verwerken. Ik denk hierbij in de eerste plaats aan de rapporten van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). Het probleem lijkt mij echter onoplosbaar, tenzij tijdig wordt ingezien dat een global problem het best kan worden benaderd door het te verdelen in nationale problemen, “taking a crude look at the whole” (Murray Gell-Mann). “Coping with China” is daarom de allergrootste uitdaging voor het Westen. Helaas is de studie van China in het Westen niet een onderwerp  waarvoor de Union of Concerned Scientists (https://www.ucsusa.org) belangstelling heeft, zo werd mij bericht.

In 1954 verscheenn bij Harvard University Press een boek onder de titel China’s Response to the West. Het boek, dat vele malen is herdrukt, beschrijft op basis van Chinese bronnen hoe Chinese denkers al in de 19e eeuw worstelden met de voor hen fundamentele vraag wat het gepaste antwoord moest zijn op de Westerse uitdaging. Ironisch genoeg, zijn de rollen thans omgekeerd. Het Westen weet niet goed hoe op de Chinese uitdaging  moet worden gereageerd. Typerend is de denigrerende toon waarop van het door Xi Jinping in 2013 geïnitieerde gigaproject “De Nieuwe Zijderoute” in de Westerse media gewag wordt gemaakt.

Westerse studiecentra die zich met Chinese ontwikkelingen bezighouden moeten ervoor waken door de Chinese overheid te worden geïnfiltreerd. Hierbij dient niet alleen aan electronische infiltratie te worden gedacht; bemoeienis of beïnvloeding langs de weg van het personeelsbeleid moet eveneens worden tegengegaan.  Het moet iedereen opvallen dat Chinezen in nagenoeg alle nationale en internationale instellingen van wetenschappelijk, technologisch, economisch, fianancieel, politiek of  militair  belang zijn vertegenwoordigd.[xxi]

Hier past een waarschuwing. Columbia University en Harvard University, bepaald niet de minsten onder Amerikaanse universiteiten, hebben in 2004  een overeenkomst gesloten onder de naam Columbia-Harvard China and the World Program (C&WP), met als hooggestemde doelstelling “the integration of the advanced study of China’s foreign relations into the field of international relations, by bringing exceptional young scholars whose work bridges China studies and international relations together with recognized scholars in these fields”. Zowel het schromelijk tekort aan wetenschappelijk gehalte van Chinese studies in het Westen als de fundamentele tekortkoming van studies in Internationale Betrekkingen heb ik hierboven, naar ik hoop, gevoeglijk uit de doeken gedaan. Wie echter de website  van C&WP (https://cwp.sipa.columbia.edu) bezoekt zal zien dat veel Chinezen deel van deze organisatie uitmaken. Of en in hoeverre die Chinezen zijn gescreend weet ik niet, maar er is – althans theoretsch – een mogelijkheid dat zij een geheim lijntje met Beijing hebben. De eerste les van Sunzi (544-496 v. Chr.), auteur van het beroemde boek Bīng Fǎ(de kunst van het oorlogvoeren) is niet: ken uzelf, maar: ken uw tegenstander.[xxii] Zelfs al zouden evenveel jonge Amerikaanse geleerden in China mogen studeren, dan is het nog maar de vraag of zij alle colleges, die in het Chinees worden gegeven, kunnen volgen.

 

Ten slotte

Dit betoog is niet bedoeld om een hetze tegen Chinezen te ontketenen, maar van pottenkijkers is nog geen organisatie wijzer geworden. Het bovenstaande moet worden gezien als een pleidooi voor beter begrip met betrekking tot  en een betere politiek ten opzichte van China. Het land heeft, net als elk ander land, niet weg te poetsen gebreken, maar het is uniek en dient bloedserieus te worden genomen.

China krijgt in de Nederlandse media niet de aandacht die het verdient. Een wetenschappelijk verantwoorde documentaire over de lange en woelige geschiedenis van het land, met niet alleen aandacht voor de politieke, militaire of ideologische aspecten ervan, zou een uitdaging voor Nederlandse televiezenders moeten zijn en de redactie van een Nederlandse krant zou  zich serieus moeten beraden over een serie doorwrochte artikelen, waarin China van verschillende kanten wordt belicht.

Mocht de vereiste expertise in Nederland ontbreken, dan zou een beroep moeten worden gedaan op wetenschappers uit andere landen. Hierbij zou – behalve aan Engeland en Amerika – ook moeten worden gedacht aan Frankrijk, Duitsland, Rusland  en Japan. Laatstgenoemd land telt, buiten China, de meeste en waarschijnlijk best geïnformeerde wetenschappers met betrekking tot een of ander aspect van China. Elektronische telecommunicatie biedt hier ongekende mogelelijkheden. In geen geval, echter, mag China onderwerp worden van televieprogramma’s als Zembla of Tegenlicht, die enkel verfoeilijke infotainment te bieden hebben, waarin bovendien slechts de halve waarheid wordt verteld 

Met halve waarheden, die ook de redactie van NRC Handelsblad – dwalend of kwaadaardig – tracht te verkopen, wordt alleen maar verwarring gesticht. Uit verwarring worden, zoals bekend, wandaden geboren en wandaden veroorzaken heel veel ellende. De Amerikaanse nederlaag in Vietnam en Afghanistan heeft dit onomstotelijk aangetoond. De Latijnse spreuk AUDITE ET ALTERAM PARTEM (hoor ook de andere partij) in de raadzaal van het prachtige stadhuis in Gouda, de stad waar ik ben geboren en met mijn vrouw formeel in de echt ben verbonden, is hier dan ook nadrukkelijk van toepassing                                                                          



[i] Voor beantwoording van de vraag of er überhaupt landen-deslundigen bestaan verwijs ik naar mijn onlangs door Springer gepubliceerde boek Comprehending the Complexity of Countries; The Road Ahead (https://link.springer.com/book/9789811647086). Zie ook mijn bijdrage (“Hoe deskundig zijn ‘landendeskundigen’?”) aan Civis Mundi, jaargang 44, januari 2005, nummer 1/2, blz. 3-20. Met het artikel hoopte ik in Nederland een discussie op gang te brengen, maar bij het uitblijven ervan moest ik aan de aan Heinrich Heine toegeschreven uitspraak denken dat in Nederland alles 50 jaar later gebeurt.

[ii] Bekende voorbeelden zijn: “Adieu God?”, “Beau”, “Bed & Breakfast”, “Blauw Bloed”, “Boer zoekt Vrouw”, ”Buitenhof”, “Business Class”, “Chateau Meiland”, “College tour”, “Crisis in de tent“,“De Kist”, “De nachtzoen”, “De Slimste Mens”, “De TV Show”, “Deze quiz is voor jou”, “Draadstaal”,“Droomhuis gezocht”, “Eén tegen 50”, “Erica op Reis”, “Even tot hier”,“Expeditie Robinson”, “Fantasy Island”, “5 tegen 5”, “Floortje naar het einde van de wereld”, “Gedonder in de keuken”, “Goede tijden, slechte tijden”, “Hart van Nederland “,“Heel Holland Bakt”, “Het familiediner”, “Het perfecte plaatje”,”Hier zijn de Van Rossems”, “Holland’s Got Talent”, “Hotter than my daughter”, “Humberto”, “It’s a sin”, “Jinek”, “Komt een man bij de dokter”, “Lang Leve de Liefde”,”Lingo”, “M”, “Masterchef”, “Mastermind”, “Met het mes op tafel”, “Miljoenenjacht”, “Op1”, “Oplichters in het buitenland”, “Per seconde wijzer”, ”Radar”, “Reizen Waes”, “Rooijakkers over de vloer”, “RTL Boulevard”, “Sterren op het doek”, “Temptation Island “, “The Voice Kids”, “The voice of Holland”. “Top 2000 quiz”, “Transporter”, “2voor12”, “Undercover in Nederland”, “Veronica inside”, “Vriendenloterij miljonairs” , “Zomergasten” en “Zondag met Lubach”. Voor Media Park, ga naar https://mediapark.nl/mediapark.. 

[iii] Zie Hugo de Burgh en Paul Lashmar (red.), Investigative journalism, (Routledge, 2021).

[iv] Zie Hilary Putnam, The collapse of the Fact/Value dichotomy (HUP, 2004, deel I) en Giancarlo en Sarin Marchetti (red.), Facts and Values (Routledge, 2017). Ga naar https://plato.stanford.edu/entries/fact, https://plato.stanford.edu/entries/fiction en https://plato.stanford.edu/entries/value-theory.

[v] Zie Jean Baudrillard, Simulacres et Simulation (Galilée, 1981), Roger Silverstone, Television and Everyday Life (Routledge, 1994), Pepsi Leistyna (red.), Cultural Studies: From Theory to Action (Blackwell, 2005, deel II), Shaun Moores, Media/Theory: Thinking about media and communications (Routledge, 2005), John Fiske, Television Culture (Routledge, 2011), Victoria O’Donnell, Television Criticism (Sage, 2016) en Emely Nussbaum, I Like to Watch: Arguing My Way Through the TV Revolution (Random House, 2019).

[vi] Zie  Hosea Morse, International Relations of the Chinese Empire (Longmans, 1918 ) en Jonathan Spence, To Change China: Western Advisers in China, 1620–1960 ( Penguin, 1980, blz. 93-128 ).

[vii] Ga naar https://doi.org/10.1093/irap/lcy010.

[viii] De “4 Mei Beweging” was een keerpunt in de modene gschiedenis van China. Zie Chow Tse-tsung, The May Fourth Movement: Intellectual Revolution in Modern China (HUP, 1960).

[ix] Zie Maurice Meisner, Li Ta-Chao and the Origins of Chinese Marxism  (HUP, 1967), Arif Dirlik, The Origins of Chinese Communism (OUP, 1989), Johan van de Ven, From Friend to Comrade: The Founding of the Chinese Communist Party, 1920–1927 (University of California Press , 1991), David  Shambaugh, China’s Communist Party (University of California Press. 2008). Robert Kuhn, How China’s Leaders Think: The Inside Story of China’s Past, Current and Future Leaders (Wiley, 2011), Richard McGregor, The Party: The Secret World of China’s Communist Rulers (Harper, 2012), Timothy Cheek, e.a. (red.), The  Chinese Communist Party (CUP, 2021) en Desmond Shum, Red Roulette: An Insider’s Story of Wealth, Power, Corruption, and Vengeance in Today’s China (Scribner, 2021).

[x] Het rode schisma of de Sovjet-Chinese breuk was de geleidelijke verslechtering van de relaties tussen de Volksrepubliek China en de Sovjet-Unie vanaf 1956 en openlijk vanaf 1961. Zie Donals Zagoria, The Sino-Soviet Conflict, 1956-1961 (Princeton University Press, 1962), Herbert Ellison (red.), The Sino-Soviet Conflict: A Global Perspective (Washington, 1982)  François Joyaux, La nouvelle question d’Extrême-Orient 2: L’ère du conflit sino-soviétique (Payot, 1988) , Odd Arne  Westad (red.), Brothers in arms (Stanford University Press, 1998), Lorenz Lüthi,. The Sino-Soviet Split (Princeton University Press, 2010) en Nicolas Lewkowicz,  The Role of Ideology in the Origins of the Cold War (Scholar’s Press, 2018).

[xi] Zie Leonard Blussé, Tribuut aan China (Cramwinckel, 1989).

[xii] Dit moet iemand die de Chinezen als gwiekste (onder)handelaars heeft leren kennen, vreemd in de oren klinken. Toch stonden (en staan) niet handelaren maar geletterden (in de Chinese klassieken)  het hoogst in aanzien. Zie Mary Wright, The Last Stand of Chinese Conservatism (Stanford University Press, 1957).

[xiii] Volgens Wang PI (226-249) kan de menigte de menigte niet regeren (zhòng bù néng zhì zhòng). Zie Marie-Ina Bergeron, Wang Pi: Philosophie du non-avoir (Ricci Institute, 1986, blz. 55-125).

[xiv] Zie Peter Flora (red.), State Formation, Nation-Buildng, and Mass Politics in  Europe (Clarendon, 1999), Kenneth Dyson, The State Tradition in Western Europe (ECPR, 2010), Bob Jessop, The State: Past, Present, ,Future (Polity, 2016) en Davita Glasberg e,a,, The State of State Theory (Rowman & Littlefield, 2017). Zie ook het in noot 1 vermelde boek (hoofdtuk 3).

[xv] Zoek naar informatie over de “James Webb Space Telescope” op het Internet..

[xvi] Zie Erwin Panofsky, Studies in Iconology (OUP, 1939, blz. 3-17) en Barry Stroud, Seeing, Knowing, Understanding (OUP, 2018). Waarnemen (perceiving) en begrijpen (comprehending) zijn controversiële onderwerpen.

[xvii] Wat hier wordt gezegd over “Chinadeskundgen” is evenzeer van toepassing op “Japanologen”, “Koreanologen”, “Indologen”, “Amerikakenners” en “Ruslanddeskundigen” (vroeger: sovjetologen). “Midden-Oosten experts” en “Afrikanisten” zijn qualificaties die bij mij op de lachspieren werken. Het Midden-Oosten is geen land maar een regio, bestaande uit volslagen verschillende landen zoals  Egypte, Irak, Iran, Israël, Libanon, Saoedi Arabië, Syrië en Turkije. Azië is een enorm gebied (44.580.000 km²), bestaande uit Noord-Azië (Siberië), Oost-Azië (China, Taiwan, Mongolië, Korea en Japan), Centraal-Azië (Kazachstan, Oezbekistan, Toerkmenistan, Kirgizië en Tadzjikistan), Zuid-Azië (India, Pakistan, Afghanistan, Nepal, Bhoetan, Bangladesh, Sri Lanka en de Malediven), Zuidoost-Azië (Cambodja, Laos, Myanmar [Birma], Thailand, Vietnam en de Indische Archipel) en Zuidwest-Azië  (een gebied dat gedeeltelijk samenvalt met de regio waarnaar de  traditionele Europese benameningen Midden-Oosten en Nabije Oosten verwijzen, dus een regio die wordt gezien als een plaats ten opzichte van Europa). Terwijl de reeks Harvard East Asian Monographs uit honderden (!) diepgravende boeken bestaat en alleen Oost-Azië betreft, houdt het International Institute for Asian Studies (IIAS) zich oppervlakkig met de gehele regio bezig, zonder de studie van slechts één land methodologisch aan de orde te stellen. IIAS verspreidt gratis een kwartaalblad dat gretig schijnt te worden gelezen. Hoe iemand zonder vleierij of  ellebogenwerk hoogleraar in de afrikanistiek of Europese Studies kan worden is mij een raadsel. Niemand is meester in het bespelen van de viool, de cello,  de klarinet, de blokfkuit, de dwarsfluit, de hobo, de saxofoon.de trombone, de trompet, de fagot, de hoorn, de xylofoon, de harp en de piano. Niemand is een professionele fysicus, chemicus, astronoom, geoloog, geograaf, demograaf, bioloog, ecoloog, economist, socioloog, jurist, politicoloog, taalkundige en letterkundige, Zie noot 1. 

[xviii] Interdisciplinair moet niet worden verward met multidisciplinair. Juxtapositie is nog geen compositie. Voor uitgebreide literatuur over interdisciplinaire samenwerking, zie Appendix A van het in noot 1 vermelde boek.

[xix] Zie Peter Zeihan, Disunited Nations: The Scramble for Power in an Ungoverned World (Harper, 2020).

[xx] Wanneer ik  al die heilige maar blikken  koeien op het parkeerterrein voor mijn huis  zie, zinkt de moed mij in de schoenen.,

[xxi] Zie Marshall Sahlins, Confucius Institute: Academic Malware (Prickly Paradigm Press, 2015).

[xxii] Volgens de Zwitserse geleerde Harro von Senger heeft het Westen geen adequate vertaling van het Chinese concept móulüè (谋略).Zijn voorstel is: Supraplanung (http://www.supraplanung.ch/en). Niet onbelangrijk:  Amerikanen zijn goed in gokken; Russen in schaken; Chinezen (en later ook Koreanen en Japanners) in wéiqí (aka go)!