Civis Mundi Digitaal #119
https://en.wikipedia.org/wiki/Martha_Nussbaum 2008
Dit artikel berust vooral op haar boek Wat liefde weet: Emoties en moreel oordelen. Dit komt aan de orde na de inleiding over Nussbaum en haar werk. Deel 5B betreft Politieke emoties: Waarom een rechtvaardige samenleving niet zonder liefde kan (2013). Het eerste boek gaat over emoties in een individueel moreel kader aan de hand van filosofische literaire werken. Het tweede heeft een sociaal en politiek kader en bouwt een brug van ethiek naar politieke filosofie, twee van haar belangstellingsgebieden, die nu bijzonder actueel zijn.
Martha Nussbaum (1947) is hoogleraar rechtsfilosofie en ethiek aan de Universiteit van Chicago. Haar meisjesnaam is Craven. Haar vader was advocaat in New York. Haar elitaire achtergrond wekte haar interesse voor gelijkheid en rechtvaardigheid voor de qua mogelijkheden minder bedeelden in plaats van geld en status. “I don’t like anything that sets itself up as an in-group or an elite” (https://en.wikipedia.org/wiki/Martha_Nussbaum).
Nussbaum is de naam van haar eerste echtgenoot, met wie zij een dochter had. In 1987, het jaar van haar scheiding en van de geboorte van haar dochter, bekeerde zij zich tot het jodendom. Haar dochter overleed in 2019 en werkte als juriste bij een dierenbeschermingsorganisatie. Dierenethiek en feminisme behoren tot de interessegebieden van Martha Nussbaum (zie Animal Rights: Current Debates and New Directions, 2004). Zij bekritiseerde o.m. besnijdenis bij meisjes en vormen van gender ongelijkheid (o.m. in Sex and Social Justice). Zij verzet zich tegen racisme, sexisme en antisemitisme.
Nussbaum studeerde aanvankelijk klassieke talen en theater. Dit wekte haar belangstelling voor de klassieke filosofie. Zij doceerde filosofie en klassieke talen aan Harvard, later aan Brown University en sinds 1994 te Chicago. Ze heeft 64 eredoctoraten en eerbewijzen van andere universiteiten, o.a. van de Universiteit voor Humanistiek te Utrecht.
Belangrijkste boeken en ideeën
Ze schreef ruim 20 boeken o.m.De breekbaarheid van het goede: geluk en ethiek in de Griekse filosofie en literatuur (1986), haar doorbraak, waarin ze laat zien dat we ons leven niet in de hand hebben, zoals in Griekse tragedies. Daarnaast Wat liefde weet: emoties en moreel oordelen (1990), The Quality of Life (1993) met de econoom en de Indiase Nobelprijswinnaar Amartya Sen, over de ‘capability’ benadering inzake ongelijke menselijke mogelijkheden.
Verder Grensgebieden van het recht: Over sociale rechtvaardigheid (2006) en Mogelijkheden scheppen: Een nieuwe benadering van de menselijke ontwikkeling (2011). Beide sluiten aan bij de capabilities-benadering.“Een goede samenleving stelt iedereen in de gelegenheid om zijn of haar capaciteiten te ontplooien. En schept daarvoor materiële, juridische, politieke en culturele voorwaarden. Dat is de kern van haar denken” (https://www.humanistischverbond.nl/martha-nussbaum/).
Haar theorie van sociale rechtvaardigheid sluit aan bij Kant en haar voorloper John Rawls. Ieder mens is een doel op zich en geen middel. Het vrijheidsprincipe wordt uitgedrukt in termen van vrijheden en mogelijkheden. Dat geldt ook voor ongelijkheid. Ieder mens recht heeft op een minimumniveau van tien vermogens. Te beginnen met lichamelijke gezondheid en onschendbaarheid, verder o.m. vrijheid van denken en voelen, verbondenheid met anderen en met de natuur, recht op vrijheid van meningsvorming en politieke participatie, arbeid en inkomen. De lijst doet nogal willekeurig aan, intuïtief en idealistisch, bijna utopisch.
Emoties hebben haar aanhoudende interesse, zie Wat liefde weet: emoties en moreel oordelen (1990), For Love of Country (1996), Oplevingen van het denken: over de menselijke emoties (2001). Deze onderwerpen komen samen in haar boek Politieke emoties. Recent heeft ze ook boeken geschreven over emoties zoals intolerantie, afkeer en angst, die ons bedreigen. Haar meest recente boek is Bastions van hoogmoed. (Het betreft mannen, zie HP/De tijd 9 feb. https://mail.google.com/mail/u/0/#inbox/FMfcgzGmtrLJKTdbqXXGkhGmcpLhXDWW)
Kenmerkend is dat zij literatuur en filosofie, ethiek, recht en menselijke mogelijkheden verbindt. “De centrale gedachte in mijn werk is dat deze verschillende manieren van denken steeds met elkaar in gesprek zouden moeten blijven, en daaraan probeer ik een bijdrage te leveren” (Interview in Wat liefde weet, p 319). Filosofen die haar vooral inspireren zijn Aristoteles, Kant, John Stuart Mill en John Rawls: de klassieke liberale traditie. In 1990 hield zij de Pierre Bayle lezing op uitnodiging van de Erasmus Universiteit te Rotterdam: Politieke dieren: Aristoteles over de natuur en het menselijk bedrijf. (Mogelijk gebaseerd op haar eerste boek: Aristotle’s De Motu Animalium).
Ze heeft zich ook intens bezig gehouden met onderwijs als institutie die voor meer gelijkheid en ontplooiing van menselijke mogelijkheden kan zorgen. Vooral in haar boeken Cultivating Humanity (1997) en Not For Profit: Why Democracy Needs the Humanities (Niet voor de winst: Waarom democratie de geesteswetenschappen nodig heeft, 2010), een scherpe kritiek op het huidige, door economisch nut en winst geleide onderwijssysteem, en een pleidooi voor vorming tot menselijkheid en wereldburgerschap.
De capabilities benadering en andere benaderingen
“Nussbaums capabilities benadering cirkelt rond drie kernideeën. Elk mens wordt geboren als een kwetsbaar wezen vol mogelijkheden en talenten die ieder zelf tot ontwikkeling moet kunnen brengen om zo de mens te worden die hij of zij in aanleg is. Anderen zijn daarbij onmisbaar, want zonder hun zorg, hulp, ondersteuning, vriendschap en liefde kan geen mens tot leven komen. Door de manier waarop anderen meeleven, beïnvloeden zij het al dan niet lukken van de ontwikkeling. Ieder mens blijft echter zelf verantwoordelijk voor dit proces. Een goede samenleving is een samenleving die elk van haar leden in de gelegenheid stelt om zijn capaciteiten te ontplooien en die daarvoor ook de materiële, juridische, politieke en culturele voorwaarden schept, minstens tot een drempelniveau” (Citaat: Humanistische canon. https://filosofiegroepseniahaarlem.wordpress.com/2016/04/17/martha-nussbaum-mogelijkheden-scheppen/).
Menselijke waardigheid is een cruciaal verbindend element. Het heeft o.m. te maken met actief streven, respect, zelfstandigheid, gelijkheid, vrijheid, lichamelijke integriteit). Sommige levensomstandigheden bezorgen mensen een leven dat menswaardig is en andere levensomstandigheden niet.
Haar benadering sluit aan en zet zich af t.o.v. het utilitarisme van Bentham, Mill en Sidgwick (zie CM 116), met name het principe van het meeste nut voor de meeste mensen. Positief is dat iedereen telt voor één en niemand voor twee of meer. Er werd echter vrij eendimensionaal gekeken naar nut, plezier of voldoening, zoals Mill en Sidgwick al opmerkten. Het principe van nut en geluk kan worden verruimd tot zingeving, kunst en cultuur, en geestelijke waarden. Mill vulde zijn utilitarisme aan met nadruk op de factor vrijheid in On Liberty (CM 117).
De capabilities-benadering is verwant met de mensenrechten-benadering: mensen (dienen te) beschikken over essentiële rechten op basis van hun menselijkheid. Het is de fundamentele plicht van de samenleving en de overheid is om die rechten te respecteren en te ondersteunen. Zoals gezegd sluit Nussbaum vooral aan bij de rechtvaardigheidstheorie van John Rawls, die zij integreert met de rechtvaardigheidsbenadering van de econoom Amartya Sen.
https://filosofiegroepseniahaarlem.wordpress.com/2016/04/17/martha-nussbaum-mogelijkheden-scheppen/
Emoties en ratio: Wat liefde weet
“Filosofen hebben nooit veel opgehad met emoties,” zo begint de inleiding van Wat liefde weet: Emoties en moreel oordelen. Emoties zouden rationeel inzicht verminderen. “Het goede, gelijkmatige leven kon volgens hen dus alleen worden bereikt door rationele reflectie” (p8). Emoties hebben echter ook te maken met cognitie en vormen een integraal onderdeel van ons leven. Ze hebben ook te maken met waarden en geluk. Een gevoelloos leven lijkt betrekkelijk waardeloos en weinig gelukkig. Volgens Nussbaum zijn “afhankelijkheid en kwetsbaarheid inherent aan het goede leven” (p10). Ze dragen daartoe niet automatisch bij, maar vooral in combinatie met “reflectie op emotionele ervaringen” (p11).
Literatuur, kunst en muziek kunnen daarbij behulpzaam zijn en empathie en verbeeldingskracht bevorderen. Dergelijke inzichten kwamen al naar voren in De breekbaarheid van het goede: geluk en ethiek in de Griekse filosofie en literatuur. Het leven blijkt niet (altijd) beheersbaar en is vaak tragisch en kwetsbaar, zoals onze ervaring en de literatuur leren. Gevoelens spelen volgens Nussbaum ook een belangrijke rol bij onze morele oordeelvorming. Liefde en empathie zijn te prefereren boven zelfzucht en afgunst. Er zijn ‘hogere’ verbindende en voedende, positieve gevoelens en ‘lagere’ tweedracht zaaiende, negatieve gevoelens.
De belangstelling van Nussbaum bewoog zich van het individuele leven, waarop het accent ligt in de Griekse filosofie en literatuur, naar het sociale en politieke leven, ook gezien in mondiaal perspectief. Rechtvaardigheid en kwaliteit van leven werden hoofdthema’s in haar werk, in het voetspoor van J S Mill, John Rawls en Amartya Sen. Zij had daarbij vooral oog voor de ongelijke en onderdrukte positie van vrouwen, minder bedeelden en dieren. Door politiek en onderwijs is hierin verandering aan te brengen. Maar dan dient dit niet op nut, winst en rendement, maar op menselijke ontplooiing te zijn gericht. Zij denkt kosmopolitisch in termen van wereldburgerschap. Dit kan in combinatie met de liefde voor het eigen land, zoals bijv. de Duitse schrijver Friedrich Herder en de Indiase schrijver Tagore laten zien.
https://www.zorgwelzijn.nl/de-dilemmas-van-sociaal-professionals/
Concrete levenssituaties
Soms lijkt de moderne filosofie, met uitzondering van Rawls, aan haar voorbij te zijn gegaan. Zij verwijst niet of nauwelijks naar de levensfilosofie, de existentiefilosofie of de analytische filosofie of andere toonaangevende moderne stromingen. Geen verwijzing naar het boek van Max Scheler over sympathie, dat veel verbindingspunten met haar werken heeft. Toch zijn existentiële thema’s prominent aanwezig in haar werk, zoals ook in Griekse tragedies en andere literatuur (bijv. Dickens, Henry James en Proust) waaruit zij rijkelijk put. Daarin komen concrete levensvragen ter sprake, die onderwerp kunnen zijn van filosofische reflectie, om te komen tot een antwoord op de klassieke vraag wat het goede leven inhoudt in individueel, sociaal en mondiaal opzicht.
Nussbaum grijpt vooral terug op de klassieke filosofie en het klassieke liberalisme bij de vraag naar het goede. Deze vraag plaatst ons vaak voor tragische dilemma’s en existentiële keuzen. “Het goede is veelvoudig, maar altijd fragiel... Het goede bestaat uit kwalitatief verschillende elementen die niet zonder meer vergelijkbaar zijn” (p21,22). Dat bleek al bij de soorten geluk die Mill onderscheidde. Er zijn vele bronnen van geluk waaruit we kunnen kiezen, die niet allemaal tegelijk toegankelijk zijn. De ene keuze sluit de andere uit en kan verschillen naar gelang de situatie. Daarom is het moeilijk universele morele regels te geven, de categorische imperatief van Kant ten spijt.
“Algemene regels geven bovendien niet automatisch aan wat er in een concrete situatie moet gebeuren,” zoals ook existentiefilosofen al aangaven (zie CM 118). “Regels en principes krijgen pas betekenis door interpretatie in een specifieke context... Nieuwe situaties kunnen altijd nieuwe interpretaties van algemene principes voortbrengen” (p23). Ze kunnen wel richting geven maar geen zekerheid. Hoe we de principes dienen toe te passen, vraagt (moreel) onderscheidingsvermogen, morele perceptie, door Aristoteles ‘phronèsis’ genoemd. Deze berust niet op “een mysterieuze vorm van intuïtie” (p24), maar vraagt veeleer een vorm van reflectie en deductie vanuit algemene waarden en normen, waarover een zekere consensus bestaat. Deze kunnen aangepast worden aan de situatie. Morele oordeelsvorming berust op ervaring en reflectie in de zin van verantwoorde, gereflecteerde inschatting.
Emotie, reflectie en distantie
Reflectie en regelgeleide argumentatie structureren emoties en verbeelding. Daarbij zijn zoals gezegd moeilijk sluitende algemene regels te geven. Wel richtinggevende principes, waarover gereflecteerd kan worden. Reflectie gaat samen met een zekere vrijheid van keuze en van denken en handelen. Een ‘dichtgetimmerde’ moraal ziet Nussbaum niet zitten. Dogmatisme is haar vreemd, evenals doorgevoerd moreel relativisme. Er zijn wel degelijk regels, die per situatie een specifieke toepassing en aanpassing ondergaan. Daarover kan een zekere consensus bestaan.
Reflectie impliceert een zekere distantie t.o.v. emoties, die vermijdt deze blindelings te volgen. Nussbaum verwijst naar de toeschouwer in The Theory of Moral Sentiments van Adam Smith (zie CM 103-108) en diens invoelende vermogen: “Het mededogen van de toeschouwer dient voort te komen uit de beschouwing van wat hij zelf zou voelen... in dezelfde situatie... als hij die situatie tegelijkertijd kon beschouwen met zijn huidige rationaliteit en oordeelsvermogen” (p30, Smith in Nussbaum, Poetic Justice, p 73-74).
Als we een boek lezen, nemen we volgens Nussbaum en Smith ook de positie in van een oordelende of ‘oordeelkundige toeschouwer’ in. Daarom is lezen van literatuur volgens haar van belang voor onze morele educatie en de ontwikkeling van onze morele perceptie en oordeelsvermogen. “We zijn betrokken bij de personages in het verhaal; we leven als het ware met hen mee... We kunnen als lezers tijd nemen om te reflecteren op de situatie en op de emoties die bij ons worden opgeroepen... Het lezen van romans appelleert dus tegelijkertijd aan onze empathie en onze distantie” (p31).
Niet alle romans zijn even geslaagd. Het morele gehalte en het soort waarden verschilt. “’Om die reden blijft het belangrijk iedere roman op zijn morele merites te beoordelen” (p33). Zie wat dit betreft de serie over de Romantiek in CM 111-113, die echter niet bedoeld was als beoordeling van de morele merites, maar waarin deze wel geregeld aan de orde komen. Het werk van Albert Camus heeft bijv. een hoog moreel gehalte, evenals dat van Dickens, Tolstoi, Dostojewski en vele anderen.
De rol van passie, liefde en emoties bij Plato
De breekbaarheid van het goede eindigt met Nussbaums interpretatie van Plato. “Ascetische opvattingen bepalen het gangbare beeld van deze filosoof... Het meeste hoogstaande leven een leven is waarin contemplatie van het ware, het goede en het schone centraal staan... Dat liefde altijd de contemplatie van het schone inhoudt.” Dit is het beeld van de zgn. ‘platonische liefde’, die niet fysiek maar geestelijk is. Fysieke liefde speelt bij Plato echter wel degelijk een belangrijke rol en sluit ‘geestelijke’ liefde niet uit. Symposion bestrijkt het hele bereik van de liefde van fysieke lust naar geestelijke liefde zonder grenzen. “Hij neemt volgens Nussbaum de aantrekkingskracht van andere levenswijzen [dan de contemplatieve] uiterst serieus... Socrates... houdt een gloedvol pleidooi voor een bepaalde rol van de passies” (Wat liefde weet, p 38,39, zie bijv. het slot van Symposion).
“De Phaedrus toont een nieuwe manier om de rol van het gevoel, emotie en individuele liefde in het goede leven te beschouwen” (p45). Ook in Symposion is het verlangen van de Eros de drijfkracht van het leven. Plato wijst emoties en passies niet af, maar verheft ze op een ‘hoger’ plan door verbinding met en sturing van de rede. Aan zichzelf overgelaten kunnen passies leiden tot verblinding en “waanzin” (‘mania’, p43,48-51). Begeerten zijn “redeloze krachten”. “Emoties... hebben de leiding van het intellect nodig” (p52). “Wie verliefd is oordeelt niet helder” (p59).
https://www.veeghetstofvanjedromen.nl/tips-inspiratie/54-7-tips-voor-meer-passie-in-je-leven
Verschillende aspecten van passie en emotie
In de Phaedrus plaatst Plato twee keuzen van twee hoofdpersonen tegenover elkaar: “de afstandelijke welgezindheid van Lysias, of de gevaarlijke hartstocht van de verdwaasde minnaar” (p61). Typerend voor de dialogen van Plato is dat hij verschillende kanten laat zien, die vaak met elkaar wedijveren in een discussie. De werkelijkheid heeft verschillende kanten en is niet altijd eenduidig. Soms kan passie “ons de grootste zegeningen brengen” (244a); en in sommige omstandigheden kan zelfbeheersing tot blikvernauwing leiden (p71). Vervoering en bevlogenheid heeft een bijzondere charme. “De niet-intellectuele elementen zijn onmisbare bronnen van motiverende energie [...en] vervullen een belangrijke rol bij ons streven naar inzicht” (p72,73). Te vergelijken met paarden, die echter door de rede dienen te worden gemend. Er bestaat wellicht ook zoiets als gepassioneerd of bevlogen inzicht, als de ziel vleugels krijgt.
Schoonheid is begeerlijk. Passie drijft de ziel naar schoonheid. Door verliefdheid smelt de persoonlijkheid, “waardoor hijzelf een stromend, vloeibaar licht wordt... Door die transformatie begint hij toegang te krijgen tot inzichten die niet beschikbaar zijn in het droge leven van de niet-verliefde... Ook de verliefde volgt de weg omhoog naar de contemplatie... De erotische motivatie blijft bestaan” (p79,80, zie Symposion). Erotiek is niet alleen fysiek, maar er is ook oog voor de unieke schoonheid, zelfs de “goddelijkheid” van de geliefde en de ziel krijgt vleugels (p82).
Passies zijn waardevol
“De passies en de handelingen waartoe zij inspireren, zijn intrinsiek waardevolle bestanddelen van een leven zoals dat voor een mens het beste is” (p83,84). Geliefden behandelen elkaar met respect. “en ze bevorderen aldoor elkaars ontwikkeling, zodat hun diepste verlangens tot bloei kunnen komen... Duurzame toewijding aan een ander individu hoort bij het beste leven voor de mens. Dit leven omvat gedeelde intellectuele activiteit; maar het omvat ook blijvende waanzin en gedeelde gevoelens van begeerte en ontroering.” Ze zoeken “elkaars nabijheid en aanraking” (p85,86). Het fysieke element blijft. Ook bij kennis en inzicht speelt “hartstochtelijke toewijding” een belangrijke rol (zie bijv. Max Weber, Wetenschap als beroep en roeping).
Iemand die echt verliefd is, zoals Phaedrus, ontvangt volgens Socrates van de liefde “goddelijke gaven”, die bij aardse zelfbeheersing spaarzaam zijn. Begeerten kunnen motiverend zijn, maar ook leiden tot buitensporigheid, als ze niet goed worden geleid en beteugeld. “Het schamele leven van aardse zelfbeheersing” biedt echter ook niet alles wat het leven ons te bieden heeft. Het gaat om groei van de hele persoonlijkheid, inclusief emoties.
De ziel is bij Plato driedelig. Een deel is onsterfelijk. Begeerte, hoop, vrees, genot en andere emoties zijn bewegingen van de ziel. Het derde aspect zal de rede zijn, het intellect. Ze mogen er alle drie zijn en hebben hun eigen waarde (in ons groeiproces). Accenten kunnen verschillen per dialoog.
De denker van Rodin verzonken in reflectie
De dichter en de filosoof
Plato contrasteert ook de dichter en de filosoof: “irrationele inspiratie of vervoering... tegenover de zelfbeheersing en het gezonde verstand van de filosoof” (p95,96). Dichters zijn vaak “verdwaasden”. Plato was een dichterlijk filosoof en kende beide aspecten. In veel dialogen staat de filosoof hoger in aanzien. In de Phaedrus geldt deze positie voor “iemand die de wijsheid en de schoonheid liefheeft of iemand de Muzen dient en verliefd is (248d).” Beide “gelden als verenigbaar”. Het betreft hier (uitsluitend) ‘filosofische dichters’, “dus geen mildere houding tegenover de niet-filosofische dichters” (p100,101). Ook het leven van de filosoof zou volgens Socrates gewijd zijn aan de muzen Calliope en Urania, resp. verbonden met dichtkunst en kosmologie (259c).
In Plato’s werk vinden we het gedachtengoed van de “geïnspireerde dichter-filosoof” (p103). Hij neemt geregeld zijn toevlucht tot mythen, waarin verbeelding en intellect een hoge vlucht nemen. Zijn werk vraagt de “de inzet van alle delen van de ziel”. Zijn filosofie is dialectisch, in de zin van dynamiek van complementaire tegendelen. Intellect en emotie zijn twee van deze tegendelen, twee aspecten van de psyche, waarvan de ‘eros’ de motiverende kracht is.
https://nospodemos.org.br/nl/zinnen-over-vriendschap-quotes/
Liefdevolle vriendschap
Het einde van de Phaedrus bevestigt de liefdevolle vriendschap tussen Socrates en Phaedrus. Het ascetische leven is velliger dan het riskante leven dat door passie wordt gedreven en minder of geen stabiliteit biedt. “Aan het slot van de dialoog bidt Socrates tot Pan, de erotisch verdwaasde god, zoon van Hermes, de god van het toeval, en tot andere goden van dit wilde oord en hij vraagt om een mooi innerlijk en een uiterlijk waar hij met dat innerlijk van kan houden (279b)” (p115). Ziehier zowel aandacht voor het innerlijke als het fysieke, om ook daarvan te houden. En oog voor de risico’s en de positieve aspecten van passie. Maar ook oog voor het onderscheid tussen ziel en lichaam, innerlijk en uiterlijk en een gebed om harmonie en liefde tussen beide. “’Hij vraagt aan Phaedrus of ‘wij’ nog iets anders nodig hebben: Want ‘voor mij is dit gebed precies goed’ (279c). En Phaedrus antwoordt... ‘Het kan ook voor mij gelden, want vrienden delen alles met elkaar’” (p116).
In deze dialoog komt het grote motiverende en inspirerende belang naar voren, dat Plato toekent aan passie en liefde, die verenigbaar is met de sturing van het intellect. Dit komt overeen met de visie van Nussbaum, die nog verder wordt uitgewerkt. Plato was een edelman, bij wie zelfbeheersing hoog in het vaandel stond. Hij was echter ook dichterlijk filosoof bevlogen door liefde tot de wijsheid: het ware, het schone en het goede. Het goede leven was niet uitsluitend een leven volgens de rede. Liefde, passie en emotie vormden de motiverende drijfveren en het intellect kon er richting aan geven. Het ging om de ontwikkeling van de gehele persoonlijkheid, niet alleen de rede, maar ook het gevoel en de geest.
Kennis van het hart
In het volgende essay plaatst Nussbaum “de kennis van het hart” tegenover “nauwgezet intellectueel onderzoek van je eigen toestand zoals een wetenschapper zijn onderzoekswerk zou uitvoeren. Met intellectuele precisie volgen we zorgvuldig de wisselingen van onze passie... Marcel, uit de roman van Proust, is zeer gehecht aan deze opvatting.” Na nauwkeurig onderzoek komt hij tot de conclusie “dat er geen liefde voor Albertine meer aanwezig is.” Tot hij hoort dat zij vertrokken is. Dat geeft hem zo’n schok, zo’n pijn, dat hij dan zeker weet dat hij van haar houdt, “er is niet de minste ruimte voor twijfel” (Wat liefde weet, p 139-42).
Deze kennis ontleent hij niet aan psychologisch onderzoek, maar komt rechtstreeks uit het hart zelf. Hoe weet hij dat het geen zelfbedrog is? Emoties belemmeren immers volgens vele filosofen, bijv. Plato en John Locke, het juiste inzicht en vertroebelen het intellect. Passies misleiden het heldere oordeel, aldus Locke.
Pijn snijdt echter door de pseudo-waarheden van het intellect en laat een zogeheten ‘cataleptische’, dwingende indruk achter, die overtuigender lijkt dan intellectuele analyse, die juist vertekend kan werken en onze ‘ware gevoelens’, “het ware gezicht van het hart”, kan camoufleren (p145). ‘Katalèpseis’ was een begrip van de stoïcijnse filosoof Zeno en betreft indrukken die zekerheid afdwingen als stempels van de werkelijkheid “en die onmogelijk afkomstig zouden kunnen zijn van iets wat niet die werkelijkheid is’... Zij dwingen de waarnemer tot instemming” (p147,149). Dat zou dan ook gelden voor emoties, “met name indrukken van emotionele pijn” (p148). “Door en met de dwingende indruk komt Marcel dus tot de erkenning van zijn liefde... Ze laat zien dat zijn intellectuele analyse fout was” (p152,153).
Dit roept vragen op. “Waarom moeten dat gevoelens van leed zijn?... Waarom geen gevoelens van vreugde? Of... een gevoel van bezorgdheid?” In principe zouden dergelijke gevoelens ook dwingende indrukken kunnen geven. Maar is een emotie “een betrouwbaar waarmerk”? Hoe weet hij dat de emotionele pijn, die hij voelt liefde is en geen verlatingsangst of iets van dien aard? “Is het hele idee om liefde en het weten van liefde op dwingende indrukken te baseren zelf niet een soort vlucht – een vlucht voor de openheid naar de ander, voor al die dingen in de liefde waarvoor in feite geen zeker criterium bestaat?” (p154,157).
Om emoties te verwerken is rust en reflectie nodig
https://www.justbeyou.nl/omgaan-met-emoties-als-hooggevoelig-persoon/
Interpretatie van emotionele indrukken en filosofische reflectie
“Indrukken vereisen interpretatie” (p156). Deze wordt begeleid door reflectie, waarbij het intellect een belangrijke rol speelt. “Catalepsis geordend door reflectie” was ook Prousts uiteindelijke opvatting in het laatste deel van Op zoek naar verloren tijd. “Het intellect gebruikt dwingende indrukken... als basismateriaal en leidt daaruit algemene ‘wetten en ideeën’ af... Reflectie maakt het mogelijk indrukken kritisch te beoordelen, ze tot een algemeen patroon samen te voegen” (p160-63).
Dat neemt niet weg dat liefde een onuitwisbare en onomstotelijke indruk kan geven, die aan alle twijfel een einde kan maken. Dat leert onze ervaring en tal van liefdesverhalen.
Filosofische theorieën leggen het vaak af tegen verhalen, omdat ze te eenduidig zijn. Verhalen laten vaak de ambivalentie van de liefde zien, zoals ook in sommige dialogen van Plato. En tevens tonen ze de subjectieve zekerheid van het gevoel. Het gaat om “literatuur die welbewust liever tastenderwijs en suggestief te werk dan dogmatisch,” aldus William James, die “om een bondgenootschap vraagt” (p185,186). Nussbaum pleit voor beide: filosofische reflectie èn literatuur.
“Ik geloof dat het menselijk hart soms de reflectie nodig heeft als bondgenoot. Soms hebben wij filosofie nodig om ons terug te voeren naar de waarheden van het hart” (p184). Dit zou evenzeer of nog meer omgekeerd kunnen gelden: diepe filosofie betreft vaak ‘waarheden van het hart’ en spirituele inzichten. Ook in dit essay dus een warm pleidooi voor het bondgenootschap van filosofie en literatuur, om meer licht te werpen op de wonderlijke werkelijkheid van het gevoel.
De tragedie Medea van Seneca: risico’s van de liefde
In de laatste bijdrage ‘Slangen in de ziel’ in het boek Wat liefde weet bespreekt Nussbaum de tragedie Medea van de stoïcijnse schrijver Seneca. Stoïcijnen hebben het niet zo op gevoelens, die maar beter beheerst of zelfs uitgeschakeld kunnen worden voor ze met ons aan de loop gaan en ons overweldigen. “Seneca... lijkt duidelijk te maken dat emoties het goede leven ondermijnen. Medea is immers het levende bewijs dat de liefde tot afschuwelijke daden kan aanzetten... Liefde en woede kunnen beide de grenzen die moraal en opvoeding ons stellen overschrijden... Je hebt je leven niet meer helemaal zelf in de hand. Dit betekent volgens de stoïcijnen dat emoties onvermijdelijk gepaard gaan met een verlies van persoonlijke integriteit en waardigheid” (p197-99).
Haar daden en moorden worden hier niet beschreven. Ze komen voor uit liefdespassie, die omslaat in woede en wraakzucht, als haar geliefde echtgenoot haar ontrouw is. Haar liefde is buitensporig en mateloos. Dat is een probleem en het kenmerk van passie. Ook deugdzame mensen met een voorbeeldig, zelfs heroïsch karakter zoals Medea, kunnen eraan ten prooi vallen. Het toneelstuk wijst op de afschrikwekkende gevaren van liefde, die onbeheersbaar is geworden. “Ons wordt gevraagd onze diepste gevoelens onder ogen te zien en te beseffen dat zij permanent risico van chaos en kwaad inhouden.” Dat doet Seneca “op een heftige en confronterende manier” (p208-09).
Medea is een ‘grote ziel’ en krachtige persoonlijkheid “met grote geestkracht en een goed inzicht... Zij is een goed voorbeeld van aristotelische deugd” (p212). Seneca schildert geen slecht persoon, maar vooral een tragisch lot.
Seneca en Medea
Nussbaum ziet Seneca als “een ongrijpbare, gecompliceerde en tegenstrijdige figuur... Een figuur die zijn hart verpand heeft aan het stoïcisme en aan de wereld, aan de zuiverheid en aan het erotische. Een figuur die thuis zit en hoog opgericht rijdt in zijn triomfwagen. De spanningen tussen zijn loopbaan en zijn denken zijn talrijk en vermaard... Deze spanningen omtrent de waarde van het wereldse streven werken ook door in zijn geschriften... Er blijkt dat er ook een hevige en tragische spanning bestaat tussen deze belangstelling, vermetelheid, moed en menselijk streven enerzijds... en enkele fundamentele principes van de stoïcijnse moraal anderzijds.” Dat blijkt ook uit zijn voorkeur voor drama dat uitpuilt van emotie en passie met “waarden die Plato en de stoïcijnen juist willen verwerpen” (p250,251).
De persoon van Medea wekt aanvankelijk ondanks haar excessen onwillekeurig ook sympathie en respect. “Het gevoel dat haar woede gerechtvaardigd is, is onontkoombaar” (p210). Zij pikt de wandaden en het verraad van haar man niet. Daardoor “komt ze tot monsterlijke daden” (p213). Haar misdaden begaat ze vanwege haar buitensporige liefde, die omslaat in haat, als haar man haar verlaat. Ze neemt haar liefde en haar man te serieus, te absoluut en weet geen maat te houden. “Ze kent teveel belang toe aan dit wisselvallige wezen buiten haar... Medea weet niet hoe zij haar woede of haar liefde moet breidelen” (866-867)... haar razende hartstocht ‘stroomt over... De razernij gaat alle perken te buiten’ (387-392)” (p219,228,229).
Medea doodt haar kinderen uit wraak. Eugène Delacroix, Medea furiosa (1862)
Ver van ons bed?
Is deze klassieke tragedie een ver van ons bed show van zo’n 2000 jaar geleden? “Dit is een heel extreem verhaal. Liefde leidt zelden tot moord; nog minder vaak tot het doden van de eigen kinderen. De buitensporigheden van dit verhaal zijn zo vreemd, dat het een open vraag is of we ons er ook maar iets van moeten aantrekken... Maar als je kijkt naar het hele terrein van het huwelijk, en vooral van de echtscheiding, dan kun je niet gemakkelijk aan de conclusie ontkomen, dat hartstocht en wreedheid vaak hand in hand gaan... hoeveel echt leed mensen iedere dag wordt aangedaan uit naam van de hartstochtelijke liefde... Kijk naar de vernuftige, wraakzuchtige represailles, die in de steek gelaten partners nemen tegen vroegere geliefden en tegen rivalen, de manipulatie van het leven en de gevoelens van kinderen, de financiële oorlogvoering, het buitensporige procederen – kijk naar dit alles en je zult ontdekken dat de risico’s en onzekerheden die met erotische passie zijn verbonden, inderdaad heel veel slecht en destructief gedrag voortbrengen... Erotische liefde leidt niet altijd tot dit soort schade. Zelfs stukgelopen erotische liefde hoeft er niet toe te leiden” (p252,253).
Er zijn scheidingen waarbij de schade binnen de perken blijft. Maar bij Seneca gaat dit alle perken te buien. Hij lijkt vooral op mogelijke risico’s en excessen te willen wijzen met veel oog voor drama. Maar het is de vraag of hij een huwelijk aanbeveelt “in stoïcijnse trant met hartstocht uitgebannen,” ook al zou dat veiliger zijn. “In het hart liggen verdriet en woede dicht bij elkaar” (p255). Dat geldt ook voor gepassioneerde liefde en verdriet. “Seneca zegt: zelfs als je weet te voorkomen dat een ongelukkige liefde je tot kwade externe handelingen brengt, kun je toch nooit verhoeden dat je gewelddadige en boze gedachten hebt, en fantasieën krijgt waarbij je vroegere geliefde kwaad berokkent... Redelijkheid en een goed karakter kunnen deze gedachten niet onder controle houden. Zij leiden een eigen leven, als vlammen, als slangen. Ze ontstaan uit het vuur van de liefde zelf en gaan hun eigen gang in de ziel” (p258). Vandaar de titel: ‘Slangen in de ziel’.
De moraal van het verhaal
“De boodschap is dus, dat er geen veilige manier is om diepe persoonlijke liefde (met name... erotische liefde) te combineren met vlekkeloze morele zuiverheid” (p265). Dit geldt met name bij gepassioneerde zielen. “Medea... heeft iets van een tijgerin” (p264). Zij doet soms denken aan de Indiase godin Durga, die zittend op een tijger wordt afgebeeld. Een andere godin Kali, trapt op Shiva en verplettert hem, omgeven door een krans van schedels. In andere mythen, drama’s en verhalen zijn misschien vergelijkbare personages te vinden en de romantische literatuur zit vol met liefdesdrama’s, die het risico van passies laten zien en hoe “de liefde niet op een harmonische manier binnen de moraal kan blijven.” Het kan ook anders en hoeft niet tragisch af te lopen, hoewel “niet alles wat mooi en wonderbaarlijk is, in een ordelijk patroon voor het volmaakte, gezonde leven gedwongen kan worden” (p266).
“De stoïcijnse remedie is je terug te trekken binnen engere grenzen.” Gevoelens beheersen, niet toelaten of er afstand van nemen en er vrij van te blijven. Nussbaum wijst op het belang van “meevoelend begrip zonder afstandelijkheid; dit is de bron van mildheid tegenover jezelf en anderen die de hartstochtelijke reactie kan verzachten, ook als er sprake is van onrecht, ook als je woedend bent en de ander iets kwaads toewenst” (p268). Sommige verhalen kunnen daarbij helpen. “Dit toneelstuk zou heel goed één van die verhalen kunnen zijn. We zouden er ook gelukkigere verhalen naast willen hebben – waarin grote hartstocht nu eens zonder kwaad tot bloei kwam; of althans waarin de wederzijdse liefde tussen de hoofdpersonen niet door de gebeurtenissen werd aangetast. En we zouden behalve tragedies ook komedies willen hebben” (p269).
Slot: de ambivalentie van de liefde
Tot slot vertelt Nussbaum de afloop van het stuk om de ambivalentie van de liefde te illustreren, die voorbij goed en kwaad gaat, en minstens twee kanten heeft. “Om de dubbelzinnigheden te accentueren die we intussen onder de moraliserende oppervlakte hebben ontdekt, dubbelzinnigheden die de moraal te buiten gaan”. De seksuele symboliek is zonneklaar, maar heeft ook iets verhevens. Jason, haar ontrouwe echtgenoot ziet Medea op het dak van het paleis verschijnen “gloeiend en stralend, gewikkeld in het rode licht van haar grootvader de Zon... De keurige orde van de alledaagse wereld loopt gevaar, maar glanst met een verbijsterende schoonheid... Nooit heeft haar schoonheid zo wonderbaarlijk geleken. En nu komt door de heldere lucht een triomfwagen naderbij, getrokken door twee geschubde slangen met vleugels... Als zij de teugels grijpt wordt hun draaiende beweging één met haar haren en met de beweging van haar lichaam.”
“Jason ziet ze als de dubbelgangers van haar lichaam en het zijne, verstrengeld in een hartstochtelijke omhelzing. Buitensporig, gevleugeld, vloeiend, fataal, symbolen van dood èn potentie, van moord èn geboorte. Daar stijgen ze op... Helemaal één geworden met haar hartstocht verdwijnt Medea uit onze wereld naar de zon, van de plaats waar moreel geoordeeld wordt naar de plaats waar geen goden zijn.”
Het is alsof Jason en de geest van de toeschouwer in tweeën worden gespleten tussen hartstocht en moraal, tussen de schittering van de liefde en het vrome oordeel. “Hij neemt afstand van Medea’s vlucht met de woorden: ‘Waar jij gaat, zijn geen goden’’ (p271). Geen waarden, geen dualiteit. Aan de hemel staan twee slangen die zich om elkaar heen kronkelen: Jason en Medea, gevleugeld herboren buiten het bereik van de goden in “een flikkerend vurig licht... Het is de triomf van de liefde” (p271-72).
Ons morele oordeel wordt erdoor verblind. Liefde gaat eraan voorbij op vleugels van draken, de getransformeerde paarden uit de mythe van de wagenmenner in de Phaedrus van Plato. Eén paard is tegendraads, het andere blijft op het juiste pad. Ook dit span geeft de ambivalentie van de passie aan. Het hangt ervan vanaf hoe we deze richten en mennen met onze rede.
In het eerste essay over Plato komt vooral het bevlogen aspect van passies naar voren, die een inspirerende en vooral motiverende werking hebben. In het tweede essay over Proust komt de pijnlijke kant van de liefde naar voren, die haar dwingende indruk onomstotelijk werkelijk maakt. In het derde essay over Medea steekt het tomeloze, redeloze en vernietigende aspect van de gepassioneerde liefde de kop op. Maar ook hier blijft een zekere ambivalentie, wisselvalligheid en tegenstrijdigheid, die moeilijk te vatten is. We dienen van de liefde maar het beste zien te maken en ons gezonde verstand blijven gebruiken met behoud van de motiverende drijfkracht van de liefde, zonder welke het leven saai zou zijn.
De wagenmenner
Nussbaum blijft ook haar filosofische verstand gebruiken, hoe gecharmeerd ze ook is van de gepassioneerde literatuur. Zij probeert tussen Scylla en Charybdis door te varen, een mythisch beeld uit haar boek Politieke emoties, waarover Deel 5B gaat. Scylla is een veelkoppig monster, dat de veelvormige en gevaarlijke ambivalentie van de liefde symboliseert. De draaikolk Charybdis “vertegenwoordigt het gevaar van een ‘waterige’ motivatie” (p206), het gebrek aan vurige gevoelens en opgesloten zijn in het kringetje van een leven volgens beginselen, zoals de stoïcijnen leken aan te bevelen.
Zoals Plato en andere filosofen beschreven, gaat het erom de passies goed te mennen met een helder intellect en de verschillende aspecten van onze persoonlijkheid op elkaar af te stemmen. Hoe dat kan is een volgende vraag. Filosofie kan hierbij wellicht behulpzaam zijn, mits deze niet blijft steken in de rede, maar ook het gevoel en de liefde een belangrijke plaats geeft, zoals vervat in het woord filosofie: liefde tot de wijsheid. Ook kunst, literatuur, religie, meditatie en spiritualiteit kunnen bijdragen tot de gewenste bewustzijnsontwikkeling.
Nussbaum beschrijft hier vooral de gepassioneerde liefde. Er zijn ook andere soorten liefde, die niet tot excessen leiden. Kun je teveel empathie, sympathie, compassie of vriendschap met een andere voelen? Dergelijke liefdesgevoelens lijken minder ambivalent. Vriendschap kan misschien soms leiden tot jaloezie, maar dan zijn er meestal ook andere gevoelens in het spel. In haar boek Politieke emoties beschrijft zij o.m. dat vaderlandsliefde ook beteugeld en gevormd dient te worden tot redelijke proporties. Dit boek, besproken in Deel 5B, werpt meer licht op het vaak grillige, ongrijpbare fenomeen van de emoties.
https://www.zeelandnet.nl/foto/bekijk/foto/id/321502/Ochtendgloren.html
Ochtendgloren 2022 02 21
Opeens wordt het stil
Ook de tijd staat stil
In het eerste ochtendgloren
wordt de nieuwe morgen geboren
Onbesmet als verse sneeuw
in contrast met deze eeuw
met al zijn smakeloos kabaal
zoekend naar een nieuw verhaal
Hoe een nieuwe tijd gestalte krijgt
naar eindelijk gelijkwaardigheid
en wereldwijd rechtvaardigheid
Wordt dit nieuwe ochtendgloren
in stilte in ons hart geboren?
Of is het slechts een wenselijke droom
en ontpopt de dag zich heel gewoon
met alle onvolkomenheden
in ons onvoltooide leven