Naar een nieuw wereldbeeld
Deel 1

Civis Mundi Digitaal #125

door Mathieu Wagemans

Prezi.com

Inleiding en aanleiding

Er is een toenemend besef dat de vraagstukken waar we voor staan, het karakter hebben van een crisis. Of het nu gaat om de milieu- en klimaatcrisis met de stikstofcrisis als onderdeel daarvan, de woningbouw die de vraag niet aankan, de toeslagenaffaire, het afbrokkelend vertrouwen van burgers in de overheid of de problemen in de zorgsector, ze mogen inhoudelijk verschillend zijn, maar ze hebben gemeenschappelijk, dat ze niet zo eenvoudig zijn aan te pakken en op te lossen. Gebruikelijke interventies werken niet en hebben eerder het karakter van symptoombestrijding.  Gewenste of noodzakelijke veranderingen roepen problemen op van tegenstrijdigheid met regels of leiden tot forse maatschappelijke protesten. Er is sprake van een systeemcrisis, zo valt dan te horen. Of, zoals met betrekking tot duurzaamheid wel wordt gesteld, er is een verruiming van ons bewustzijn nodig en een meer bewuste, waardegedragen levenswijze.

In dit artikel wordt als insteek genomen, dat we eraan toe zijn de overstap te maken naar een nieuw wereldbeeld.  Dat roept vragen op. Wat verstaan we onder een wereldbeeld? Wat schort er aan het bestaande wereldbeeld? Welke veranderingen zijn nodig en hoe kun je die doorvoeren?

Wereldbeeld

Een wereldbeeld beschouwen we als een perspectief  van waaruit we de werkelijkheid tegemoet treden. In meer wetenschappelijke termen wordt het ook wel een paradigma of denkkader genoemd. Het veronderstelt, dat we de wereld op nogal uiteenlopende wijze kunnen inkleuren. We kunnen een dramatisch beeld schetsen van de problemen waar we voor staan, maar we kunnen ook een hoopvol perspectief schetsen, bijvoorbeeld omdat we een groot vertrouwen hebben in de creativiteit van mensen. We vestigen dan misschien onze hoop op nieuwe technologie. Technologie kan weliswaar oorzaak zijn van ongewenste neveneffecten, maar we vertrouwen erop dat nieuwe technologie in staat zal stellen daarvoor oplossingen  aan te reiken.

Uitgangspunt daarbij is dat we de werkelijkheid op heel uiteenlopende wijze kunnen ‘betekenen’, betekenis kunne geven. De werkelijkheid is zoals die “is”, maar de betekenis die we eraan geven kan nogal verschillen. We nemen dat als uitgangspunt en zullen beginnen met een korte introductie van het constructivisme.

Constructivisme

Het constructivisme kan worden opgevat als een kennistheorie. Uitgangspunt daarbij is dat de werkelijkheid zoals die “is”, niet kenbaar is en dat we die slechts kunnen benaderen door er ons een afbeelding van te vormen. We geven betekenis aan de werkelijkheid en de afbeelding die we ons ervan vormen, beschouwen we in ons dagelijks functioneren als de werkelijkheid. Afbeelding en werkelijkheid vallen dan samen. Dergelijke afbeeldingen komen tot stand in interactie met anderen. Het construeren wordt opgevat als een sociale activiteit, zoals Peter Berger en Thomas Luckman stellen  (Berger, 1966).

De wijze waarop we de werkelijkheid ‘betekenen’ is dus afhankelijk van ons perspectief, dat op zijn beurt het resultaat is van ervaringen en overtuigingen die we ons eigen hebben gemaakt. Dat zijn complexe processen waarvan we ons slechts deels bewust zijn. Nu lijkt het een vrijwel onmogelijke opgave, om dag in dag uit je telkens  af te vragen hoe je nieuwe  gebeurtenissen, ervaringen, waarnemingen of ontmoetingen met anderen betekenis moet geven. Dat zou onoverzienbaar veelaandacht en energie vragen.

In de praktijk is betekenisgeving niet het resultaat van afwegingen, maar doen we dat routinematig. We hebben ons in opvoeding, onderwijs, in interactie met anderen  en op basis van ervaringen beelden gevormd van hoe we de werkelijkheid moeten betekenen. Dat leidt tot min of meer vaststaande en breed gedeelde beelden die we niet meer ter discussie stellen. Dat vergemakkelijkt ons leven aanzienlijk. Het perspectief c.q. betekeniskader dat we hebben geconstrueerd, kan worden opgevat als een uitdrukking van onderliggende overtuigingen en vanzelfsprekendheden. Die hoeven niet meer te worden bevraagd, maar we nemen ze voor “waar” aan. Waarnemen wordt dan “voor waar aannemen”. Betekenisgeving wordt dan een impliciet proces. We zijn er ons niet mee van bewust.

Dergelijke processen vinden niet alleen  individueel plaats maar ook in groepen. Wanneer mensen in een nieuwe samenstelling bij elkaar komen, ontwikkelen ze gezamenlijkheid op het vlak van betekenisgeving. Die is ook nodig omdat de onderlinge communicatie anders lastig zou worden. Er ontstaan gedeelde en geaccepteerde definities van situaties en daarop gebaseerde normen.  Wat worden de omgangsvormen? Wat hoor je te doen en te laten? Er ontstaan een cultuur die berust op gezamenlijk gedeelde uitgangspunten en vanzelfsprekendheden. Die kunnen worden opgevat als constructies. We zijn er ons na enige tijd niet meer van bewust. Nieuwkomers kunnen zich aanvankelijk erover verbazen, maar gauw genoeg maken ze zich het geldend betekeniskader eigen en worden ze zelf deel van de cultuur en gedragen ze zich conform wat in de groep gebruikelijk wordt geacht. Ze worden gedresseerd, vaak zonder dat men zich dat zelf realiseert.  

Vanzelfsprekendheden vergemakkelijken ons functioneren. Ze bieden houvast. Ze nemen de noodzaak weg ons vragen te stellen. Ze bieden zekerheid. Juist de zucht naar ordening en overzicht maakt, dat we niet gauw geneigd zijn die zekerheden op te geven. We kiezen liever voor schijnzekerheden dan voor chaos. Er zijn vaak ingrijpende ervaringen nodig om onze zekerheden aan het wankelen te brengen. We zijn geneigd te ontkennen wat niet binnen onze mentale voorprogrammring past. We sluiten dergelijke ervaringen liever buiten of betekenen ze als onbelangrijk of zelfs als niet-bestaand. We zijn er blind en doof voor. Daardoor hoeven we ons niet op te zadelen met de noodzaak ons betekeniskader kritisch te beschouwen.

Te vergelijken met de discussie over duurzaamheidsproblemen. We kunnen de verhoging van de zeespiegel betekenen als patronen die zich nu eenmaal altijd al hebben voorgedaan en die passen in ontwikkelingen van duizenden eeuwen. Zelfs in de hogere delen van Nederland kunnen we schelpen aantreffen als indicatie dat ze in vroeger tijden onder de zeespiegel lagen. Dus waarom zoveel ophef maken over enkele centimeters? Zo ontwijken we de noodzaak om onze maatschappij duurzamer te laten functioneren. We legitimeren bestaande praktijken. Er is dan geen noodzaak voor verandering.

Wanneer we met nieuwe gebeurtenissen te maken krijgen, die ons aan het denken zouden kunnen zetten, zijn we geneigd die te rationaliseren en wel zodanig dat ze passen in ons dominant denkkader. Ze geven dan geen aanleiding tot verontrusting meer. We sluiten de verbazing buiten omdat we er de grond aan ontnemen. Het nieuwe wordt dan betekend als meer van hetzelfde.

Positivisme en constructivisme

Een keuze voor het (sociaal) constructivisme heeft ingrijpende gevolgen. We kunnen de werkelijkheid slechts benaderen door er betekenis aan te geven. We kunnen ons afbeeldingen vormen van de werkelijkheid, maar we hebben niet de zekerheid dat de afbeelding een correcte en getrouwe voorstelling is van de werkelijkheid. Dat uit zich ook in de dagelijkse praktijk. Wat de een ervaart als een ernstig probleem, daar gaat de ander achteloos aan voorbij. De werkelijkheid zelf is niet bereikbaar en doordringbaar voor ons. Die gedachte is reeds aan te treffen bij Kant. 

Daarmee staat het constructivisme tegenover het positivisme, waarbij we tot vrijwel zekere en onbetwistbare feitelijke kennis kunnen komen van de werkelijkheid. In het constructivisme heeft alle verworven kennis over de werkelijkheid  het karakter van een constructie. De werkelijkheid zou ook op heel andere wijze kunnen worden betekend met als gevolg dat we tot andere conclusies kunnen komen. Niet de werkelijkheid is daardoor veranderd, maar onze constructie van de werkelijkheid.

Behoefte aan ordening

Die gevestigde afbeeldingen van de werkelijkheid  vergemakkelijken dus ons dagelijks functioneren. Ze bieden orde en structuur. We hoeven ons niet meer telkens af te vragen, hoe we situaties moeten betekenen. Er is sprake van een mentale voorprogrammering. Vanzelfsprekendheden spreken nu eenmaal vanzelf. We zijn er ons niet meer van bewust dat het resultaten van betekenisgeving zijn.  Maar gevolg is ook dat we de werkelijkheid buitensluiten, die niet vanuit het door ons gekozen perspectief zichtbaar is. Die werkelijkheid is er wel, maar kan niet worden betekend, wanneer we ons gevestigd perspectief centraal stellen. Die werkelijkheid blijft buiten beeld.

De behoefte aan ordening beheerst de wijze waarop we de werkelijkheid betekenen. De afkeer van chaos en de behoefte tot kennen en begrijpen bepaalt onze waarneming. Daardoor nemen we de werkelijkheid selectief waar. We trachten ordeningen in de werkelijkheid te zoeken of, en dat is een stuk gemakkelijker, de werkelijkheid waar te nemen vanuit het perspectief van bekende ordeningen. Wat zich niet laat ordenen, heeft niet onze belangstelling. We betekenen die werkelijkheid als chaos. Dat doen we grotendeels onbewust. Het centraal stellen van onze behoefte aan ordening gebeurt eveneens grotendeels onbewust. We benutten de ordeningen die we gaandeweg, ook in onszelf, hebben opgebouwd, als perspectief.

Positief gesteld zoeken we naar ordening. Negatief gesteld kunnen we zeggen dat we een afkeer hebben van chaos. We proberen dus ons een geordend beeld van de werkelijkheid te vormen. Logischerwijze ligt het dan voor de hand om daarbij gebruik te maken van bestaande ordeningen, dat wil zeggen van ordeningen die we voor een belangrijk deel op basis van opvoeding, opleiding en ervaring hebben aangereikt gekregen en die algemeen gangbaar zijn. 

We nemen dus de werkelijkheid waar als geordend, althans we zoeken naar ordeningen. Ordenen helpt ons tot inzicht te komen en inzicht stelt ons in staat tot beïnvloeding van de werkelijkheid, zo menen we. Afhankelijkheid daarentegen vinden we onwenselijk. Afhankelijkheid betekent erkenning van ons onvermogen. Liever plaatsen we ons in een positie waarin we in staat zijn de werkelijkheid te begrijpen en te beïnvloeden. Het is een externe positie van waaruit we de werkelijkheid objectief waarnemen. Het is de positie die kenmerkend is voor het Verlichtingsdenken.

Een heel ander beeld is dat we onszelf in een positie plaatsen in de werkelijkheid zelf. Dan zien we onszelf als een element binnen de werkelijkheid. We plaatsen ons dan in een positie van afhankelijkheid. Het is de mens gegeven tot verwondering en verbazing. We kunnen ons bewust zijn van onze afhankelijkheden en die kunnen aanleiding geven ons vragen te stellen. Waar berusten die afhankelijkheden op? Waar zijn we van afhankelijk? Welke krachten zijn er werkzaam die de grond vormen voor onze afhankelijkheden?

De wijze waarop we de werkelijkheid betekenen is afhankelijk van ons perspectief dat op zijn beurt het resultaat is van ervaringen en overtuigingen die we ons eigen hebben gemaakt. Dat zijn complexe processen waarvan we ons slechts deels bewust zijn. Het vanzelfsprekende kan ook worden opgevat als een constructie.

Orde en chaos

We kunnen dus een onderscheid maken tussen datgene wat betekend wordt en de werkelijkheid die geen betekenis krijgt, dus betekenisloos blijft. Die laatste werkelijkheid heeft als kenmerk dat die niet kan worden ingepast in onze ordeningen. De definities die onderdeel zijn van onze ordening hebben een splitsende werking. Ze maken onderscheid tussen wat tot de definitie behoort en wat erbuiten valt. Door te definiëren sluiten we dus datgene buiten, wat niet kan worden omvat door de definitie. Dat blijft betekenisloos. We hebben er geen aandacht voor. Het is ongeordend, chaos dus.  We richten onze aandacht enkel op wat tot de definitie behoort. Voor het buitengeslotene hebben we geen oog,  omdat de aandacht is gericht op wat binnen de definitie valt.

Het onderscheid tussen orde en chaos kan ons helpen om nieuwe perspectieven te construeren, waardoor de werkelijkheid anders aan ons verschijnt. We zullen daartoe eerst de relatie tussen orde en chaos verkennen. Beide begrippen zijn tegengesteld, maar tegelijkertijd is er sprake, zoals we zullen zien, van onderlinge afhankelijkheden.

Orde en chaos zijn existentieel  met elkaar verbonden

We zijn geneigd om orde en chaos te beschouwen als onderling tegengestelde begrippen. Het zijn twee werelden, twee polariteiten. Verdiepen we ons echter in het ontstaan ervan vanuit het perspectief van betekenisgeving, dan zijn beide aan elkaar gekoppeld. Wat we chaos noemen, is in wezen de niet-betekende werkelijkheid, de werkelijkheid die niet in onze ordeningen past.

Zo beschouwd is chaos de logische consequentie van onze ordeningsdwang. We zijn zelf de constructeurs van de chaos. De chaos kan slechts bestaan dankzij de ordening. Zonder ordening geen chaos. Anders gezegd, de chaos kunnen we opvatten als de bestaansvoorwaarde voor de ordening.  Het omgekeerde geldt ook. Zonder chaos geen ordening. De chaos is het restproduct van de ordeningsactiviteit. Dat staat haaks op het splitsend denken. We kunnen ze onderscheiden maar niet scheiden. Orde en chaos veronderstellen elkaar.

De werkelijkheid bestaat bijgevolg uit een betekend deel en een niet-betekend deel. Dat laatste bestaat weliswaar, maar we hebben er geen oog voor. Het blijft voor ons betekenisloos. Maar het bestaan ervan kunnen we niet ontkennen. We kunnen de werkelijkheid niet voor een deel “wegbetekenen”. De niet-betekende werkelijkheid bestaat en oefent ook invloed uit. Die kan zich uiten, bijvoorbeeld doordat onze planning wordt verstoord. De werkelijkheid blijkt minder voorspelbaar dan verondersteld. Dat onze beelden van de werkelijkheid onvolledig zijn, kan daarbij een rol spelen. 

De chaos heeft een eigen identiteit

Het loont om chaos van naderbij te bezien. Wat verstaan we onder chaos? Een logische vraag die echter niet logisch te beantwoorden is. Althans niet volgens de gebruikelijke opvatting van logica. Volgens die opvatting zoeken we naar beredeneerbare verbanden. Onze ordeningen zijn op die logica gebaseerd. Chaos is dan de werkelijkheid die we niet kunnen inpassen in onze verbanden. Het is de werkelijkheid die we niet kunnen verklaren met onze begrippen. Maar met die benadering doen we chaos geen recht. Dan miskennen we een deel van de werkelijkheid.

Er is ook een ander beeld van chaos mogelijk. Dan is aan de orde dat we de chaos niet opvatten als “slechts” een restproduct maar erkennen we dat de chaos een eigen identiteit heeft. We hebben het dan over de chaos zoals die “is”. De chaos heeft een zelfstandigheid. Dat vraagt erkenning van chaos als een niet te doorgronden en dus te accepteren werkelijkheid. Als voorbeeld: iedere definitie van het begrip oneindigheid gaat mank omdat een dergelijke definitie fundamenteel mank gaat. Oneindigheid is niet te omvatten, omdat deze ons bevattingsvermogen te boven gaat.   

Er is dus sprake van een fundamenteel verschil tussen de werkelijkheid en de afbeelding die we ervan vormen. We vormen ons een geordende afbeelding van de werkelijkheid, omdat we orde verkiezen boven chaos. Maar we moeten er rekening mee houden, dat de werkelijkheid anders is geordend dan verondersteld in de afbeelding die we construeren. De werkelijkheid kan een andere ordening hebben dan de patronen in ons denken. David Bohm (2019) maakt een treffend onderscheid tussen de orde in ons denken en wat hij noemt de impliciete orde van de werkelijkheid. We hebben dus geen zekerheid dat de ordening die we in ons betekeniskader aanbrengen, overeenstemt met de ordening van de werkelijkheid. Dat is zelfs hoogst onwaarschijnlijk. We leggen als het ware ons betekeniskader over de werkelijkheid heen en richten onze aandacht op datgene wat opicht.

Institutionalisering

Dergelijke veranderingen in ons denken hebben ingrijpende gevolgen. Onze denkpatronen zijn namelijk bepalend voor de ordeningen die we in ons leven aanbrengen. We hebben ons betekeniskader geïnstitutionaliseerd. We kunnen onze organisaties, procedures en regels opvatten als een uitdrukking van ons betekeniskader. Ze zijn de dragers van een onderliggend betekeniskader, ook al zijn we ons van dat onderliggend kader lang niet altijd bewust. Instituties kunnen we opvatten als stolsels van ons betekeniskader. Dat houdt in, dat ze aan betekenis kunnen verliezen wanneer ons denken verandert. Tegelijkertijd kunnen nieuwe instituties ontstaan, omdat we de werkelijkheid anders betekenen. Heel concreet: door verandering van perspectief kunnen organisaties hun werkveld zien verkleinen of zelfs geheel verdwijnen. Tegelijkertijd kan er nieuwe bedrijvigheid ontstaan.

Dynamisch versus statisch

We hebben de neiging te stellen dat de wereld verandert, terwijl die verandering kan worden herleid tot veranderingen in de betekenis die we aan de werkelijkheid toekennen. Het voorgestelde wereldbeeld maakt het mogelijk en ook noodzakelijk om aandacht te schenken aan de dynamiek in ons denken.  

Het vertrekpunt dat we de werkelijkheid zoals die “is” niet kunnen doorgronden en ons tevreden moeten stellen met afbeeldingen, houdt in dat ons wereldbeeld, zoals de naam aangeeft, eveneens een afbeelding is. Het is een afbeelding van een werkelijkheid waarin betekende objecten door elkaar bewegen waarin clusteringen van elementen plaatsvinden en, omgekeerd, bestaande clusteringen hun betekenis kunnen verliezen. Waarin de afbeeldingen van objecten lange tijd als vaststaand worden beschouwd, maar ook voortdurend kunnen veranderen. En welke krachten daarbij een rol spelen.

Als voorbeeld de vraag hoe gebeurtenissen tot nieuws kunnen worden verheven.  Wat nieuws is, is het resultaat van processen van betekenisverlening. Uit de veelheid van gebeurtenissen worden sommige gebeurtenissen met betekenis beladen en andere niet. Wat vandaag nieuws is, kan over een week aan betekenis hebben verloren. Maar niet alleen de vraag of een gebeurtenis wordt betekend, is van belang. Dat geldt vooral ook voor de vraag hoe een gebeurtenis wordt betekend. Dan gaat het om de inhoud van de betekening. Bij een conflict speelt niet enkel de gebeurtenissen zelf een rol, maar is vooral ook belangrijk waar het conflict inhoudelijk over gaat, wie het conflict heeft veroorzaakt, of dat terecht is gebeurd, wat mogelijke oplossingen zijn en hoe die kunnen worden bereikt. Hoe een redactie ook zijn best doet, een willekeurige reportage kan worden opgevat als het resultaat van processen van betekenisgeving.          

De niet-betekende ruimte kan worden opgevat als chaos, maar ook als niet-betekende werkelijkheid. De werkelijkheid als een oneindige ruimte die onoverzienbaar veel mogelijkheden biedt om er betekenis aan toe te kennen. De werkelijkheid als een werkplaats voor betekening en dus vol opties voor nieuwe betekening, voor vernieuwing dus. Maar die ruimte kan ook bron zijn van verstoringen. We kunnen de werkelijkheid niet onbeperkt geweld aan doen door die in de door ons geconstrueerde kaders te stoppen. We kunnen die werkelijkheid niet ongestraft weg definiëren. Ze bestaat niet enkel, maar laat zich ook horen doordat ze ons toont dat onze planningsstructuren zijn gebaseerd op een al te ingesnoerd en gemankeerd beeld van de werkelijkheid.  

Belangrijk is ook het besef dat we de niet-betekende werkelijkheid niet kunnen betekenen met behulp van de woorden en begrippen die ons discours vormen. Sterker nog, het dominante discours c.q. betekeniskader kan juist worden opgevat als de bron van het buitengeslotene, van de chaos dus. We missen de betekenaars om tot die werkelijkheid door te dringen. Dat buitensluiten gebeurt bijvoorbeeld,  wanneer we in een onderzoek de onderzoekopdracht vaststellen.

We herformuleren dan een vraagstuk op een zodanige wijze dat we het met behulp van geaccepteerde methoden kunnen onderzoeken en zo tot nieuwe kennis kunnen komen. We realiseren ons daarbij doorgaans niet goed, dat we de werkelijkheid daarmee geweld aandoen. We herdefiniëren de werkelijkheid, opdat die kan worden onderzocht. We willen via onderzoek de werkelijkheid beter leren kennen, maar daartoe moet de werkelijkheid zich eerst aanpassen aan wat we geschikte en geaccepteerde onderzoekmethoden vinden. Een vreemde paradox. De kennis die we vervolgens verwerven heeft betrekking op een ingesnoerd beeld van de werkelijkheid. Dat zal doorgaans gevolgen hebben voor de toepassing van die kennis. In een artikel over het wetenschapsdomein zullen we hier uitvoeriger op terugkomen.

Wereldbeeld op basis van het constructivisme

Wat moeten we ons nu voorstellen bij een aldus geconstrueerd wereldbeeld? Het is een beeld van de werkelijkheid als een ruimte waarin betekende elementen door elkaar schieten. Het zijn afbeeldingen van elementen. Die elementen zelf kunnen we niet doorgronden. We kunnen wel proberen ons er een zo goed mogelijk beeld van te vormen. Maar wat is een goed beeld? De kwaliteit daarvan kunnen we niet toetsen aan de elementen zelf. Die zijn immers ondoorgrondelijk. We zijn slechts in staat kritisch te kijken naar ons eigen perspectief, naar onze eigen betekening van elementen. En bijgevolg zijn we afhankelijk van onze eigen logica. Die kunnen we aanscherpen door niet alleen zelf kritisch te zijn, maar vooral door kritisch commentaar van anderen. Aldus vormen we ons een zo goed mogelijk beeld van een element.

Een element of object kan bijv. bestaan uit materie of uit verschijnselen die zich voordoen. Maar naast materie kan een object ook betrekking hebben op opvattingen. Een element kan het karakter hebben van een opvatting van iemand anders. De mening van een ander verschijnt aan ons als een object, als gestolde betekenis. Het is een opvatting van iemand die door de betrokkene als “waar” of “waarschijnlijk” wordt gehouden. Bij objecten kunnen we dus een onderscheid maken tussen materie zoals een stoel of een landschap of een medicijn en opvattingen of argumenten. We vormen ons een eigen opvatting over de mening van een ander. We geven er betekenis aan. Een standpunt van een ander kan ons diepgaand aan het denken zetten, waardoor we dat standpunt met energie beladen. We maken ons dan dat standpunt eigen. We kunnen het echter ook achteloos en zonder er verder aandacht aan te besteden, terzijde schuiven. We beschouwen het dan als oninteressant en kennen er geen of nauwelijks betekenis aan toe.

Een derde opmerking betreft de afbeeldingen die we ons over onszelf hebben gevormd. De mens beschikt over het vermogen tot reflectie. Hij kan kritisch zijn over zijn eigen handelen en denken. Hij kan eerdere opvattingen als object beschouwen en hij kan zich een beeld vormen over zijn eigen eerder geconstrueerde opvattingen. Hij kan worden geconfronteerd met gebeurtenissen of zienswijzen van anderen die hem ertoe aanzetten de eigen afbeeldingen van de werkelijkheid kritisch tegen het licht te houden.    

Die elementen kunnen elkaar aantrekken of afstoten. Er kunnen zich clusters van elementen vormen die het karakter hebben van begrippen. Ze kunnen ook weer aan betekenis verliezen en “oplossen” doordat de bindingen wegvallen. Een cluster c.q. een begrip kan worden opgevat als een min of meer logisch geordende combinatie van elementen. Ze kennen een structuur en hebben iets gemeenschappelijks.

Als illustratie de Chinese taal. Die is opgebouwd op basis van tekens. Toen in de tachtiger jaren een project werd uitgevoerd met als doel een voorlichtingsdienst op te zetten om zo de landbouwproductie te verbeteren, bleek dat er in de Chinese taal geen begrip was dat vergelijkbaar was met wat wij onder voorlichting verstaan. In een totalitaire command-structuur tellen bevelen, geen adviezen. Dat begrip van voorlichting moest nog worden gevormd door een nieuwe combinatie van tekens. Het had iets te maken met kennis, hulp, relaties enz. Er werd een combinatie van tekens gevormd die ons begrip van landbouwvoorlichting benaderde. Toen in een andere regio hetzelfde project werd uitgevoerd, bleek de combinatie van tekens er iets anders uit te zien. Er was sprake van een andere constructie.  

Elementen, begrippen en perspectieven kunnen ook zelf veranderen. Ze kunnen met meer betekenis  worden beladen of juist betekenis verliezen. We kunnen een probleemopvatting zo sterk betekenen dat het als waarheid wordt beschouwd. We kunnen de begrippen uit de chemie benutten die een onderscheid maakt tussen gas, vloeistof en vaste stof. De moleculen in een vast stof zijn strak geordend in een vaste structuur, terwijl in een gas de moleculen door elkaar bewegen zonder dat vaste patronen herkenbaar zijn. Een willekeurige opvatting van iemand kan worden beschouwd als gas, ook al is de persoon zelf overtuigd van de waarheid ervan. Wat voor de een vaste stof is, is gas voor een ander. Omgekeerd kunnen bepaalde definities zo algemeen en zo intens worden gedeeld, dat ze tot vaste stof zijn geworden. Dat alles (vast, vloeibaar, gas) tolt door elkaar heen, vertoont zich in telkens andere vormen aan ons, vervluchtigt of verdicht met als tussenvorm de vloeistof.   

Nog een stap verder is, wanneer begrippen opgaan in een perspectief, een manier van kijken en betekenisgeving. Een perspectief kan dan worden opgevat als een min of meer consistente combinatie van clusters. Enigszins schematisch zouden we ons dan een beeld kunnen vormen van een werkelijkheid waarin elementen, begrippen en perspectieven door elkaar bewegen en waarbij er sprake is van binding en afstoting, waarin elementen, begrippen en perspectieven kunnen ontstaan, aan kracht en werking kunnen winnen maar ook inboeten.

De chaos onderzoeken

Chaos is het ongedachte, datgene dat nog moet worden betekend, datgene wat zich niet in onze ordeningen laat persen. Chaos kan dus ook worden opgevat als de zoekruimte voor innovatie, voor nieuwe perspectieven. Bestaande perspectieven schieten daarbij te kort. Sterker nog, die kunnen juist worden opgevat als de oorzaak van de chaos. Zolang we het geldende perspectief centraal stellen, blijven we het verleden reproduceren. We komen dan niet los van het bestaande betekeniskader (Wagemans, 2016). Slechts door de werkelijkheid anders te betekenen, verschijnt de wereld anders aan ons en kunnen probleemdefinities worden vervangen door afbeeldingen van de werkelijkheid die ons inzicht vergroten, overtuigingen doen wankelen en nieuwe mogelijkheden binnen ons gezichtsveld brengen. We kunnen de werkelijkheid niet doorgronden zonder dat we de niet-betekende en dus buitengesloten werkelijkheid leren kennen.

Onderzoeken van de chaos moet dus beginnen met de erkenning dat de chaos deel uitmaakt  van de werkelijkheid. Binnen ons wereldbeeld kunnen en moeten we dus een onderscheid maken tussen de betekende ruimte en de niet-betekende ruimte. Die laatste ruimte is er wel maar kan zich niet aan ons vertonen, omdat die binnen ons betekeniskader niet kan worden betekend. Dat biedt een andere kijk op het onderscheid tussen orde en chaos. Dat onderscheid is niet strak maar vloeiend. De niet-betekende ruimte kan onderdeel worden van onze ordeningen door onze begrippen en definities te verruimen. Tegelijkertijd kunnen onderdelen van onze ordeningen aan betekenis verliezen. We kunnen van gedachte veranderen. Wat we jarenlang als vanzelfsprekend beschouwden, kan zijn betekenis verliezen. Of we ontwikkelen een heel andere kijk op de wereld waardoor we oog krijgen voor wat voorheen buiten ons gezichtsveld viel.

Een dergelijk wereldbeeld nodigt uit tot ontdekking, tot expedities in de terminologie van Michel Serres (Latour, Serres, 1995). Dergelijke expedities dienen te beginnen bij de deelnemers zelf. Om het onontdekte te verkennen is een kritische beschouwing nodig van het heersend betekeniskader en van het dominante wereldbeeld dat we ons hebben gevormd. Dat wereldbeeld doet zijn werk veelal zonder dat we ons daarvan bewust zijn. We handelen op basis van en denken vanuit een bestaand betekeniskader, dat we ons in de loop van ons leven hebben eigen gemaakt en dat voor ons vanzelfsprekend is geworden. Dat is handig en begrijpelijk in de praktijk van alledag omdat we ons daardoor niet meer telkens met vragen rond betekening. We kunnen voor een belangrijk deel routinematig functioneren.

Daarbij helpt het dat het geldend betekeniskader in sterke mate is geïnstitutionaliseerd.  Onze organisaties, regels en procedures kunnen worden opgevat als gestolde betekenisgeving, als resultaat van processen van betekenisgeving. Dat is weliswaar gemakkelijk maar tegelijkertijd staat het verandering in de weg. Een betekeniskader heeft doordringende werking en uit zich op tal van manieren en op tal van terreinen. Gevolg is dat wanneer verandering ervan aan de orde is, we ons voor een complexe opdracht gesteld zien. Verandering betekent verandering van perspectief en houdt in dat we onze vanzelfsprekendheden kritisch beschouwen. Iedere definitie van een situatie of object heeft buitensluitende werking. Een definitie maakt een onderscheid tussen wat tot de definitie behoort en datgene wat niet door de definitie wordt omvat. Dat laatste beschouwen we impliciet als betekenisloos.

Aan de orde zijn dan twee vragen. Allereerst wat we als gevolg van onze vanzelfsprekendheden hebben buitengesloten en, een slag dieper, wat de onderliggende processen van betekenisgeving zijn die tot de vanzelfsprekendheden hebben geleid. Denk bijvoorbeeld aan het betekeniskader van de moderniteit waarin de werkelijkheid wordt beschouwd als een entiteit die onafhankelijk is van de mens als waarnemer en onderzoeker. Hoe dit, gecombineerd met rationalisatie, leidde tot standaardisering en uniformering. Hoe we bijgevolg een wereldbeeld hebben vastgezet dat dwingt tot reproductie en er slechts moeizaam verandering in kunnen aanbrengen. Of beter gezegd, hoe onze pogingen tot verandering vaak beperkt blijven tot herschikkingen binnen dat gevestigde wereldbeeld maar waarbij we nauwelijks toekomen aan een overstap naar een nieuw wereldbeeld dat ons in staat stelt tot andere betekening en tot een dieper inzicht, zowel in onszelf als in de werkelijkheid waar we onderdeel van zijn.

Uitgangspunten in ons denken en vanzelfsprekendheden kunnen worden opgevat als de bergplaatsen van het buitengeslotene. Ze hebben als werking dat ze ons het zich ontnemen op een deel van de werkelijkheid. Ze worden als vaststaand beschouwd. Ze bieden geen ruimte mee voor twijfel. De mogelijkheid dat een andere betekening denkbaar is, is buitengesloten. En vormen blokkades om de niet-betekende ruimte, de chaos dus, te onderzoeken. Serres stelt dat we de rivier zoals die zich stroomafwaarts toont, slechts kunnen begrijpen door stroomopwaarts te gaan, op weg naar de bron van de rivier. Dat kan ons inzicht verschaffen in de momenten waarop we werkelijkheid hebben buitengesloten als gevolg van al of niet expliciet gemaakte keuzes. 

Een energetisch wereldbeeld

We stelden dat elementen kunnen overgaan van gas via vloeistof naar vaste stof en omgekeerd. We legden ook de relatie met betekenisgeving. Dat biedt een opstap om het wereldbeeld energetisch te beschouwen. Wanneer een willekeurige opvatting door veel mensen en met veel overtuiging wordt bevestigd, kunnen we stellen dat een dergelijke opvatting meer werking heeft. We voegen betekenis toe en naarmate we meer betekenis toekennen, krijgt een opvatting meer werking. Door betekenis te geven beladen we een element met energie.

Wanneer een opvatting breder wordt gedeeld, ook door personen en instanties die binnen onze structuur een belangrijke plaats innemen, wordt de werking ervan groter. Gaandeweg ontwikkelen zich praktijken die we vanzelfsprekend vinden. We vinden ze normaal en handelen ernaar. We zijn ons niet meer bewust van de onderliggende betekening. We houden gevestigde praktijken in stand en bevestigen daarmee het onderliggend betekeniskader. En dus hebben we geen oog voor mogelijk negatieve effecten van ons handelen. We voeren simpelweg opdrachten uit van instanties die we bevoegdheden hebben toegedeeld. Wat kan daarmee mis zijn? We bevragen onszelf niet meer. Dat is ook niet nodig omdat we ons hebben gemodelleerd c.q. ons hebben laten modelleren in een systeem dat we als geldend en geldig ervaren.

 Hannah Arendt (2017) doorzag hoe patronen die we als normaal en geaccepteerd beschouwen, de basis kunnen gaan vormen voor “het kwaad”. In een recent boek (Desmet, 2022) belicht Mattias Desmet vanuit een psychologisch perspectief hoe processen van massavorming met zichzelf aan de haal kunnen gaan en we de grip erop kunnen kwijtraken. Het totalitaire kan ontstaan zonder dat er sprake is van weloverwogen besluitvorming. Er is binnen een maatschappij c.q. massa sprake van onderliggende krachten die niettemin grote invloed kunnen hebben. Hoe bijvoorbeeld een onbestemde angst zich kan hechten aan objecten waardoor de voorheen onzichtbare vijand een gezicht krijgt. Dat heeft als voordeel dat we voortaan weten wie of wat er moet worden bestreden. Hoe gezamenlijkheid kan ontstaan op basis van valse beelden.  Eerder thematiseerde Le Bon (1895, 2022) de vraag wie het eigenlijk in een maatschappij voor het zeggen heeft: de leiders of het volk. En hoe het volk door de leiders kan worden bespeeld en zich laat bespelen, waardoor de roep om krachtig leiderschap in brede kring en krachtig klinkt.    

Tot slot

We hebben in dit artikel in grote lijnen een wereldbeeld geschetst met als aanleiding dat het bestaande wereldbeeld eerder problemen in stand houdt dan oplost. Alvorens vanuit het perspectief van dat voorgestelde wereldbeeld de stap te zetten naar de werkelijkheid van alledag en de daarin bestaande denkwijzen en handelingspraktijken, zullen we in een volgend artikel dit wereldbeeld eerst verdiepen. Dan gaat het om een nader bezien van processen van betekening. Immers, als we de werkelijkheid zoals die zich aan ons toont, beschouwen als een betekende werkelijkheid , is inzicht in de processen van betekening en de daarbij spelende krachten een onmisbaar aandachtspunt. Het wereldbeeld komt daar immers uit voort. We moeten de totstandkoming ervan bezien om het uiteindelijk resultaat te begrijpen. We zullen daarbij dankbaar gebruik maken van de inzichten van o.a. Foucault, Deleuze en Latour. Daarna zullen we de aandacht richten op bestaande domeinen zoals het overheidsbeleid, de wetenschap, de rechtspraak en voorts enkele inhoudelijk georiënteerde systemen zoals de psychiatrie en de landbouw.

Literatuur

Arendt, Hannah, De menselijke conditie, Boom, Amsterdam, 2017

Berger, Peter en Luckman, Thomas, The social construction of reality, 1966

Bohm, David, Over Dialoog, Helder denken en communiceren, Ten Have, 2019.

Latour, Bruno, Serres, Michel, Conversations on Science, Culture and Time, University of Michigan Press, 1995

Desmet, Mattias, De psychologie van Totalitarisme, Pelckmans Uitgevers, Kalmpthout, 2022

Le Bon, Gustave, De psychologie van de massa, Uitgeverij Succesboeken, 2022

Van der Wal, G.A., De Omkering van de wereld; achtergronden van de milieucrisis en het zinloosheidsbesef, Ambo, 1996

Wagemans, Mathieu, Een oceaan van betekenisloosheid, een kritische beschouwing van beleid, politiek en wetenschap met een verwijzing naar de filosofie van Michel Serres,  Digitalis, Utrecht,2016

Wagemans, Mathieu, Orde en chaos, Deel I: Splitsend denken, in: Civis Mundi, nr 97, april 2020