Het knagende geweten van een openhartige hoogleraar

Civis Mundi Digitaal #125

door Toon van Eijk

Commentaar op: Imke de Boer (2022). Past het dier nog op ons bord? Uitg. Noordboek

 

 

Imke J.M. de Boer is hoogleraar Dieren & Duurzame Voedselsystemen aan Wageningen Universiteit en heeft het bedrijf De Boer en Voedsel. Als systeemdenker wil zij bijdragen aan een duurzame voedseltoekomst. Op de achterkant van haar boek staat: “Past het dier nog op ons bord? Deze vraag houdt de Wageningse wetenschapper Imke de Boer al lange tijd bezig. De huidige veehouderij draagt bij aan de klimaatcrisis en het verlies van biodiversiteit. Moeten we daarom allemaal veganist worden? Misschien niet. Het is mogelijk dieren alleen nog te voeren met biomassa die wijzelf toch niet kunnen eten, zoals reststromen en gras. Dan past een beetje dierlijk voedsel wel in een duurzaam dieet. Maar is zo’n dieet nog wel gezond voor ons? En willen we überhaupt nog wel dieren houden en doden voor de productie van ons voedsel? Dit boek neemt je mee op een persoonlijke reis langs al deze vragen, en biedt de wetenschappelijke basis die nodig is voor het formuleren van antwoorden”.

Jan Terlouw schrijft de volgende aanbeveling: “Imke de Boer durft ons in dit boek haar innerlijke strijd te laten zien die velen van ons moeten herkennen: wat is onze fundamentele houding tegenover dieren? Een eerlijk en helder geschreven boek met behartenswaardige aanbevelingen, ook over de rol van dierlijk voedsel in een planeetvriendelijk dieet”.

 

Inleiding

Als Wagenings wetenschapper, systeemdenker, zoon van kleine boeren, en vegetariër sinds vijf decennia ben ik het met de aanbeveling van Terlouw eens [1]. Het is zonder meer een openhartig en helder geschreven boek, dat zeker voor mensen met relatief weinig kennis over voedsel en landbouw nuttig en relevant is. Een mooi cadeau om te geven aan mensen die twijfelen over de klimaatcrisis, de landbouwtransitie, vlees eten, etc. Hieronder wat commentaar op een aantal m.i. cruciale opmerkingen van De Boer.

 

1. Verborgen honger, mestprobleem en klimaatneutrale zuivel

De Boer: “Wereldwijd zijn er ongeveer 700 miljoen mensen die te weinig voedsel hebben om aan hun energiebehoefte te voldoen. Daarnaast lijden ongeveer twee miljard mensen in meer of mindere mate aan verborgen honger. Verborgen honger betekent dat iemand wel voldoende koolhydraten, vetten en eiwitten binnenkrijgt, maar een tekort heeft aan één of meerdere micronutriënten. In een gemiddeld jaar sterven ruim een miljoen kinderen door verborgen honger” (FAO e.a., 2020)” (p.18/9).

Deze schrikbarende getallen laten zien dat er ook vandaag de dag nog veel te verbeteren valt aan voeding en de daarvoor benodigde transitie naar een meer ecologisch en maatschappelijk verantwoord landbouwsysteem.

De Boer: “Het geloof dat mestverwerking het mestprobleem gaat oplossen is er nog steeds, het mestprobleem echter ook. Er zijn gelukkig steeds meer collega-wetenschappers die hardop durven uitspreken dat de oorzaak van het mestprobleem ergens anders ligt, en de oplossing dus ook. We hebben eenvoudigweg te veel mest, omdat we te veel diervoer importeren in Nederland. De helft van het land waarop ons diervoer geteeld wordt, ligt in het buitenland (Post et al., 2020) … Alle veehouderij is grondgebonden, ook de intensieve varkens- en pluimveehouderij, alleen ligt de grond die zij gebruiken voor het telen van het voer voor hun dieren veelal niet op het eigen bedrijf en voor een deel dus zelfs niet in Nederland” (p.23/4).

De al decennia voortslepende discussie over het mestprobleem laat zien dat oppervlakkig, niet-systemisch denken in de vorm van het ontwikkelen van alleen maar technologische oplossingen ons niet gaat redden.

De Boer: “Het beweiden van grasland is niet gratis, want grazende herkauwers zijn netto producenten van broeikasgassen. Klimaatneutrale zuivel bestaat helaas niet ondanks dat het met koeienletters op sommige melkpakken staat” (p.39). Zij legt dit helder uit in een kader in haar boek (p.40-42). Het zou te ver voeren om het hier te herhalen.

De Boer: “De schaarse fosfaaterts die er nog is in de wereld [nog voor ongeveer 300 jaar als we doorgaan op de huidige voet], die zouden we mijns inziens moeten benutten om de bodemvruchtbaarheid in gebieden als Afrika te verhogen. Wij, Nederlanders, hebben ons eerlijke deel allang gebruikt. Dus wij zullen ons voedsel moeten produceren zonder eindige kunstmeststoffen” (p.48). Een rechtvaardige verdeling van het schaarse fosfaat is uiteraard gebonden aan (geo)politieke en economisch-financiële machtsverhoudingen.

 

2. Stikstofkringloop en ecologische principes

De Boer: “Over het sluiten van de stikstofkringloop verschillen de meningen nogal, zowel tussen boeren als tussen wetenschappers… Landbouw zonder stikstofverliezen naar het milieu is volgens mij niet mogelijk. De fosfaatkringloop kunnen we, als we heel erg ons best doen, misschien grotendeels sluiten, de stikstofkringloop niet… De bron van stikstof [bijna tachtig procent van de lucht bestaat uit stikstofgas] is… onuitputtelijk… Het meningsverschil gaat vooral over de manier waarop we de onvermijdelijke stikstofverliezen aanvullen [via vlinderbloemigen zoals in de biologische landbouw, wat meer land vereist, of via duurzaam, met hernieuwbare energie, geproduceerde stikstofkunstmest… Het gaat dus eigenlijk over de vraag: welke bron is schaarser in de toekomst, land of hernieuwbare energie? Ik vind het moeilijk om op basis van de huidige literatuur deze vraag te beantwoorden” (p.48/9).

Het is te waarderen dat De Boer in de context van de huidige gepolariseerde N-crisis openhartig is over het gegeven, dat deze vraag moeilijk te beantwoorden is. Ik zou weer willen benadrukken, dat de biologische landbouw in de afgelopen decennia slechts een minieme fractie heeft ontvangen van het geld besteed aan landbouwkundig onderzoek, voorlichting en onderwijs.

De Boer: “Betekent dit alles nu dat we teruggaan naar vroeger? Nee, dat denk ik niet. De ecologische principes van de landbouw zullen we inderdaad in ere moeten herstellen, maar dit kan ook prima in een modern jasje. We kunnen technologie inzetten om samen met de natuur ons voedsel te produceren [slimme machinerie, robots en drones voor gebruik in mengteelten, slimme toiletten, etc. … als ze de ecologische principes maar ondersteunen] … Eén ding is echter duidelijk, wij, mensen, zullen weer moeten leren te eten wat de aarde schaft, oftewel, we zullen moeten leren grotendeels plantaardig, lokaal en met de seizoenen mee te eten… We zijn gaan produceren wat we willen eten, in plaats van dat we eten wat de aarde ons kan bieden, oftewel wat de aarde schaft. We zullen ons opnieuw moeten verbinden met de natuur, of sterker nog, weer verliefd moeten worden op Moeder Aarde” (p.51/2).

Het ‘eten wat de aarde schaft’, het hanteren van ecologische principes en het ‘ons opnieuw verbinden met de natuur’ is gerelateerd aan ‘grondhoudingen naar de natuur’ (ik kom hierop terug).

 

3. Dieren als louter handelswaar

De Boer: “Het economisch belang van de export is jarenlang dominant geweest in de discussie rondom de bestrijding van dierziekten in Nederland, ook voor de vogelgriep… De vraag is: wegen de eventuele kosten van enting of verscherpte monitoring van vogelgriep niet gewoon op tegen het jaarlijks vergassen van gezond pluimvee” (p.58/9). Ook hier spelen onderliggende grondhoudingen naar de natuur een rol.

De Boer schrijft: “Jaarlijks worden er in Nederland ongeveer 1,7 miljoen kalveren geslacht, maar slechts de helft van deze jonge dieren komt oorspronkelijk van Nederlandse bedrijven. De overige kalveren komen uit [het buitenland]. Dit noem ik nu onnodig transport. Dit onnodige gesleep met kalveren verhoogt het risico op dierziekten… [Bovendien] resulteert transport altijd in stress… Ongeveer 90% van al het kalfsvlees dat in Nederland wordt geproduceerd wordt geëxporteerd… We slepen… ook met levende varkens. Nederland exporteerde in 2020 ongeveer zeven miljoen levende biggen en ruim één miljoen vleesvarkens… Levende dieren zijn louter handelswaar. Ik vind dit onnodig transport” (p.68-70). Het gebruik van levende dieren als ‘louter handelswaar’ wijst ook op een bepaalde grondhouding naar de natuur.

De Boer: “Goed boeren is een kunst. Je kunt je zelfs afvragen of we dieren op een commerciële wijze überhaupt wel diervriendelijk kunnen houden. Maar als we ervoor kiezen dieren te houden voor de productie van ons voedsel, dan vind ik dat we de huisvestingssystemen moeten aanpassen aan de behoeften van het dier… We erkennen nu dat dieren hun soorteigen gedragsbehoeften zouden moeten kunnen uitoefenen én het dier een positieve staat van welzijn ervaart… De discussie rondom het couperen van staarten [van jonge biggen] en het onthoornen van koeien [vaarskalfjes] speelt al jaren, maar staat opnieuw op de politieke agenda doordat de Eerste Kamer heeft ingestemd met de vernieuwde Wet Dieren, waarin letterlijk staat dat dieren vanaf 2023 niet langer mogen worden aangepast aan het systeem, maar het systeem moet worden aangepast aan de dieren” (p.76-84). Ik stem in met de vernieuwde Wet Dieren.

De Boer: “Het wordt zelfs tijd om dierenrechten op te nemen in de grondwet, zoals het recht op integriteit en heelheid, bijvoorbeeld, en het recht op het kunnen uitoefenen van essentiële, soorteigen gedragsbehoeften… En natuurlijk zijn deze rechten dan van toepassing op alle landbouwdieren die in Nederland worden gehouden, en niet enkel die dieren waarvan producten in Nederland worden verkocht… Veel mensen realiseren zich niet dat twee derde van alle kippen die in Nederland worden gehouden naar het buitenland wordt geëxporteerd, vooral naar Duitsland. Deze kippen krijgen geen beter leven. Raar toch, dat je alleen een beter leven krijgt wanneer je in Nederland wordt opgegeten, en niet als je toevallig op een Duits bord belandt” (p.85/6).

Hoewel vanaf 2023 de ‘plofkip’ [deze snelgroeiende kuikens groeien gemiddeld in nog geen zes weken van 40 gram tot ongeveer 2,5 kilogram] uit de Nederlandse supermarkt verdwijnt, verdwijnen Nederlandse plofkippen niet uit Duitse supermarkten. Raar maar waar.

 

4. Een knagend geweten

De Boer: “Mijn geweten knaagt aan mij. Ik weet dat ik door het eten van zuivel, kaas en eieren, medeverantwoordelijk ben voor het doden van dieren… De productie van melk is onlosmakelijk verbonden met het doden van koeien en kalveren. De van het melkveebedrijf afgevoerde [‘overtollige’] kalveren [stierkalveren en vaarskalveren die niet nodig zijn voor het op peil houden van de veestapel; p.68] worden gedood [als vleeskalveren] als ze ruim een half of net geen jaar oud zijn… Alleen al in Nederland worden jaarlijks ongeveer 45 miljoen eendagskuikens [haantjes] gedood [vergast]… Sinds 1 januari 2022 is het doden van eendagskuikens in Duitsland zelfs verboden. Maar ook als je die eieren koopt, ben je nog verantwoordelijk voor het doden van dieren. De legkip wordt na een legperiode van ongeveer veertien maanden namelijk ook gedood, ze wordt dan een soepkip. Mijn geweten blijft dus knagen” (p.87-9).

Ook mijn geweten knaagt, ondanks dat ik al heel lang vegetariër ben en alleen biologische melk en eieren gebruik. Het is zonder meer opmerkelijk en bewonderenswaardig dat een hoogleraar Dieren & Duurzame Voedselsystemen zo openhartig is.

De Boer: “De landbouwhuisdieren zijn ons eigendom. Wij, mensen, beslissen over de voeding, de voortplanting, het leven én de dood van deze dieren. Ik vraag me in toenemende mate af of wij als mens wel het recht hebben om deze dieren te houden of te bezitten… Volgens Gary Francione, een overtuigd veganist, maakt het feit dat je eigendom bent van een ander je tot een ding ofwel een gebruiksvoorwerp… [Volgens Francione] zijn landbouwhuisdieren net als mensen wezens met gevoel, ze zijn in staat tot het ervaren van pijn en plezier. Ze hebben net als mensen het recht geen eigendom te zijn. Dat dieren positieve en negatieve emoties kunnen beleven, weten we al een aantal jaren… Ieder dier heeft zijn eigen unieke capaciteiten om te kunnen leven op deze aarde. De vraag is of we de menselijke standaard voor intelligentie wel op andere dieren kunnen toepassen. Oftewel, zoals Frans de Waal zegt: ‘Zijn wij mensen wel intelligent genoeg om te begrijpen hoe intelligent dieren zijn?’” (p.91-3) [mijn cursiveringen].

In bovenstaande alinea heb ik de woorden gevoel en emotie cursief geschreven, omdat het onderscheid tussen die twee begrippen misschien kan helpen om het onderscheid tussen mensen en dieren te verduidelijken. De filosoof Marjan Slob zegt: “Emoties zijn lichamelijke gewaarwordingen, gevoelens zijn geïnterpreteerde emoties”. Slob zegt ook: “Wat emoties onderscheidt van gevoelens is dat emoties puur lichamelijke impulsen zijn die aanzetten tot gedrag, terwijl gevoelens ook om duiding van je eigen positie, vermogen tot reflectie, vragen” [2].

Wanneer emoties puur lichamelijke impulsen zijn die aanzetten tot instinctief gedrag terwijl gevoelens om een vermogen tot reflectie vragen, kan het dan zo zijn dat dieren wel emoties hebben maar geen gevoelens? Is het vermogen tot reflectie of interpretatie (is dat intelligentie?) alleen voorbehouden aan menselijke dieren? Het moge duidelijk zijn dat veel afhangt van hoe je emoties, gevoelens, instinct en intellect definieert. Ik heb daartoe een eerste poging ondernomen in mijn boek over Klimaatcrisis, gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling [3].

De Boer: “Ondanks dat ik tegen het doden van dieren voor de productie van voedsel ben, eet ik nog steeds zuivel, eieren en soms vis. Simpelweg omdat ik veganistische yoghurt of kwark echt veel minder lekker vind dan volle yoghurt of kwark van een koe of geit” (p.97).

Zij zegt dat vrijwel niemand volledig consistente afwegingen maakt. Daar ben ik het mee eens. Een aantal maanden geleden heb ik gedurende een aantal weken een stuk of zes verschillende typen veganistische (plantaardige) melk uitgeprobeerd. De smaak viel me echter tegen. Wellicht wen je aan een bepaalde smaak als je maar lang genoeg volhoudt. Maar ik ben weer teruggegaan naar ‘gewone’ dierlijke biologische melk.

 

5. Gelijkwaardigheid en gelijkheid

De Boer: “Een belangrijke vraag die ten grondslag ligt aan onze relatie met dieren is: wat maakt ons tot mens?… Er zijn verschillen tussen ons en andere dieren, en tussen dieren onderling” (p.98). Zij wijst vervolgens op verschillende mens- en wereldbeelden zoals de mens als meester oftewel heerser over de aarde, beheerder oftewel rentmeester, of partner. Zij schrijft: “Dier en mens zijn gelijkwaardig, dieren zijn onze partners, in de zin van medebewoners op deze planeet en deelgenoten in ons leven. Ongeveer een kwart van de Nederlanders vindt dat mensen en dieren gelijkwaardig zijn (RDA, 2019). Ook ik vind dat mensen en dieren gelijkwaardig zijn, maar dit betekent niet dat ik vind dat mensen en dieren gelijk of hetzelfde zijn… Het betekent dat dieren, net als mensen, recht hebben op een goed leven, wat dat dan ook moge zijn” (p.99).

De verschillende mens- en wereldbeelden die zij vermeldt, komen overeen met de eerder genoemde ‘grondhoudingen naar de natuur’ uit de eco-filosofie. Voor een nadere bespreking hiervan verwijs ik naar eerdere artikelen in Civis Mundi [4]. M.b.t. het onderscheid tussen mensen en dieren, en tussen gelijkwaardigheid en gelijkheid, refereer ik naar het eerder aangehaalde onderscheid tussen emoties en gevoelens, en tussen instinct en intellect (en ook nog een soort heel verfijnd denken dat ik intuïtie noem).

De Boer: “Dat je dieren niet als ding zou moeten zien, staat voor mij in elk geval buiten kijf, het zijn voelende wezens. We moeten altijd heel goed blijven kijken en luisteren naar dieren, om ervoor te zorgen dat we zo goed mogelijk tegemoetkomen aan hun behoeften… Klinkt mooi. Maar misschien vertellen ze ons dan wel dingen die wij niet willen horen” (p.100). De kans daarop lijkt mij inderdaad behoorlijk groot.

De Boer schrijft: “Eten blijkt niet alleen verbonden met je cultuur, maar ook met je identiteit. Onze eetgewoontes weerspiegelen wie we zijn en willen zijn. ‘Zeg me wat je eet, en ik zeg je wie je bent’, is een citaat dat Louise Fresco, de opperbaas in Wageningen, graag aanhaalt” (p.102).

Heel toevallig heb ik onlangs het boek uit 2006 van Fresco Nieuwe spijswetten. Over voedsel en verantwoordelijkheid gelezen, waarin deze relatie tussen eten, cultuur en identiteit wordt besproken. Mijn commentaar op dat boek is verwoord in een ander artikel in dit nummer. De laatste alinea van dat artikel luidt: “Fresco’s boek Nieuwe spijswetten uit 2006 is nog steeds relevant in de huidige discussie over de transitie naar een meer ecologisch en maatschappelijk verantwoorde landbouw. Begrippen zoals ‘ontaarding, zelfgekozen zelfregulering, discrepantie tussen technologie en waardesystemen, relatie tussen eten, weten en geweten, en betrokkenheid-op-afstand’ zijn ook nu nog belangrijk. Helaas krijgen deze begrippen niet de aandacht die ze verdienen in het huidige tumultueuze debat”.

 

6. Implementatie van maatregelen en bewustzijnsontwikkeling

De Boer schrijft: “Vanaf een bepaalde leeftijd zou je kinderen de mogelijkheid moeten bieden om te zien hoe dieren worden geslacht. Hoort een bezoek aan een slachthuis niet gewoon bij de opvoeding? Ik heb me wel eens afgevraagd hoeveel mensen er nog vlees zouden eten wanneer al onze slachthuizen volledig doorzichtig zouden zijn” (p.107).

Ook ik heb in verscheidene informele gesprekken geopperd om kinderen in bijvoorbeeld de laatste klas van de lagere school een bezoek aan een slachthuis te laten brengen. Ik denk dat het aantal vegetariërs daardoor snel zou stijgen. Ik ben zelf opgegroeid op een boerderij waar nog varkens, kippen en konijnen werden geslacht. Het kan zijn dat het aanschouwen en meehelpen bij de slacht mijn vroege vegetarisme heeft bevorderd.

De Boer: “Het herstellen van het contact tussen de boer, de burger en de natuur is mijns inziens essentieel voor de transitie naar een gezond en duurzaam voedselsysteem. En dit kan op heel veel manieren” (p.106). Zij vermeldt o.a. bezoek aan een slachthuis, schooltuinen, gemeenschapslandbouw (herenboerderij), boerderijwinkels, aanpassing van de voedselomgeving (veganistisch en vegetarisch voedsel als norm in supermarkten, stations, restaurants en kantines), de macht breken van de vijf grote supermarktketens, door de overheid verplichte ‘full cost accounting’ voor supermachten, verbod op reclames voor kiloknallers en ‘lege’ calorieën, door de overheid vastgestelde nationale en provinciale milieuplafonds, grenzen aan de import van veevoer, afstemming met EU-collega’s, dierenwelzijn niet overlaten aan de markt, afscheid van het BBP als graadmeter van onze economie, vaststelling van ons sociale fundament (eerlijke lonen, goede arbeidsomstandigheden en een goed dierenwelzijn), transparantie in de voedselketen, slimme inrichting van de openbare ruimte via een regionale, participatieve aanpak, etc. (p.107-15).

De vele maatregelen die zij voorstelt zijn inderdaad ‘geen eenvoudige kost’ (p.111). Ik denk dat de implementatie van deze maatregelen gefaciliteerd wordt door een ‘coherent collectief bewustzijn’ waaraan wij allen kunnen bijdragen door de beoefening van (bewezen effectieve) technieken voor bewustzijnsontwikkeling [5].

De laatste twee zinnen van haar boek luiden: “Je gaat jezelf pas begrijpen wanneer je praat met mensen die jou, zichzelf en de wereld anders zien en begrijpen. Het samen nadenken over onze relatie met dieren kan zelfs een beginpunt zijn voor een andere omgang met onze planeet” (p.116).

Het praten en nadenken met personen met verschillende mens- en wereldbeelden is ongetwijfeld nuttig en behulpzaam in het ontwikkelen van een andere omgang met de aarde. Naast het samen ‘praten en nadenken’ lijkt het me raadzaam om ook tijd te besteden aan ‘bewustzijnsontwikkeling’ (in de zin van persoonlijkheidsontwikkeling of spirituele ontwikkeling) omdat vooral dit daadwerkelijke gedragsverandering bevordert.

 

Literatuur

1. M.b.t. de classificatie ‘systeemdenker’: de titel van mijn proefschrift uit 1998 luidt: Farming Systems Research and Spirituality. An analysis of the foundations of professionalism in developing sustainable farming systems. PhD thesis, Wageningen Agricultural University, The Netherlands. http://edepot.wur.nl/121226

2. Zie voor literatuur referenties p.74 uit: Van Eijk T. (2021). Klimaatcrisis, gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling. Lulu. Ook beschikbaar als pdf-file: lulu.com/spotlight/toondotvaneijk… Zie voor meer daarover ook hoofdstuk 8.4 ’Onderscheid tussen emotie en gevoel bij Damasio’ en hoofdstuk 9.3.

3. Zie Eindnoot 2.

4. Zie o.a.: Van Eijk T. (2020). Commentaar op Wim Zweers. Participeren aan de natuur. Civis Mundi Digitaal #104, november 2020. En: Van Eijk T. (2020). Wat ontbreekt in het landbouwdebat? Grondhoudingen naar de natuur. Civis Mundi Digitaal #101, augustus 2020.

5. Zie voor meer over een ‘coherent collectief bewustzijn’ en technieken voor bewustzijnsontwikkeling verscheidene eerdere artikelen in Civis Mundi.