Rechten en plichten van het burgerschap

Civis Mundi Digitaal #127

door Erik Jansen

Bespreking van Patrick Loobuyck, Burgerschap, politiek-filosofische perspectieven. Boom, 2022.

 

Het begrip burgerschap verwijst naar onze verantwoordelijkheden als burger van een land. Het staatsbestel kan functioneren op basis van wettelijke rechten, en van een minimale invulling van onze plichten. Toch geldt het idee dat ons bestel niet goed functioneert, als we ons niet óók kunnen identificeren met ons land en met de instituties. Goed burgerschap is dan niet alleen het onderschrijven van de normen en waarden, maar ook dat we ons verantwoordelijk voelen voor de gemeenschap en dat we daarin actieve en mondige burgers zijn.

In dit boek bespreekt Patrick Loobuyck, hoogleraar moraalflosofie van de Universiteit van Antwerpen, het begrip burgerschap vanuit drie invalshoeken: burgerrechten, politieke activiteit, en gemeenschap. De burgerrechten zijn voornamelijk juridisch van aard: burgers hebben recht op persoonlijke vrijheid, vrijheid van meningsuiting, en het hebben van particulier bezit. De tweede invalshoek, politieke activiteit, omvat de mogelijkheid om te participeren in de democratie en om al of niet lid te zijn van een politieke partij. De gemeenschap ten slotte biedt de burger een gedeelde identiteit binnen een groep of natie.

Het denken in termen van burgerschap verenigt dus het liberale rechtendiscours met de republikeinse plichten van deelname in het bestuur en met het lid zijn van een gemeenschap.

Het boek biedt een overzicht van de politieke filosofie aan de hand van prominente denkers als John Rawls en Jürgen Habermas en stipt actuele vragen aan zoals de interne diversiteit in een open samenleving, de opkomst van het populisme, en de druk van de globalisering op de natiestaat.

 

Gemeenschap

De drie genoemde aspecten (rechten, politieke activiteit, gemeenschap) worden wel in verband gebracht met respectievelijk het ‘liberale’, het ‘republikeinse’ en het ‘communitarische’ perspectief.

Het liberale discours gaat uit van het contractdenken dat de relatie tussen burger en overheid regelt en vooral gebaseerd is op de notie van ‘negatieve’ vrijheid: de burger is vrij zijn eigen gang te gaan, de overheid mag hem geen ideologie opleggen.

Het republikeinse aspect biedt de burger de vrijheid om met andere burgers samen de regering te bepalen.

Het derde perspectief wijst erop dat een stabiele samenleving meer is dan een optelsom van individuen die rechten en plichten hebben ten aanzien van elkaar, maar dat alleen een levende gemeenschap een basis biedt om met elkaar samen te leven en een echte ‘demos’ te vormen.

Daarbij moet wel worden opgemerkt dat die gemeenschappelijkheid stevig onder druk staat door de toenemende individualisering en culturele segregatie. De vraag is of er nog een nationaal gevoel mogelijk is. Migratie, globalisering en supranationale politiek (EU) reduceren het landelijke perspectief. Door de migratie worden we ook een land van minderheden. En veel wordt er besloten buiten Den Haag, of anders komt er wel een rechterlijke uitspraak die de regering dwingt zich te houden aan internationale afspraken.

 

Invloed van de burger

De populistische partijen spelen hierop in, door te beweren dat het gewone volk in de steek gelaten wordt door een bestuurlijke elite met een kosmopolitische levenshouding, die via het stimuleren van immigratie de traditionele volkscultuur om zeep helpt. De Haagse kaasstolp wordt gezien als een kongsi van hogeropgeleiden die het belang van het gewone volk verraadt. Ook vanuit een links-populistische hoek wordt de impact van de burgers op het bestuur in twijfel getrokken, want het zijn de financiële belangen die aan de touwtjes trekken. Terwijl de middenpartijen verkruimelen is er steeds meer onrust, wisselen politieke leiders elkaar sneller af, of zijn ze al aan het eind van hun latijn voor ze echt begonnen zijn (Liz Truss!). Het lijkt of de samenleving steeds meer uit elkaar valt.

Om de invloed van de gewone burger te versterken pleiten de rechts-populistische partijen voor een meer activistische ‘vitalistische’ politiek die doet wat het volk wil en minder rekening houdt met individuele rechten en met internationale afspraken. Vandaar de roep om “take control back”. Aan de linker zijde zijn er voorstellen om via burgerfora of burgerberaden de invloed van de burgers op het politieke debat te versterken en de nadelen van de moeizame coalitievorming en het kortetermijndenken in de politiek te ondervangen. Helaas bieden beide benaderingen geen weerstand tegen invloeden die de onvrede exploiteren, zoals we zagen bij het Oekraïne referendum in 2015 en het Brexit referendum in Groot-Brittanië. Ook kan men het zittende parlement en regering achteraf niet verantwoordelijk houden voor de uitkomsten van dit soort volksraadplegingen.

 

Democratische paradoxen

Persoonlijk rechten kunnen niet zonder een democratisch staatsbestel. Omgekeerd verkleinen individuele rechten ook de speelruimte van de politiek. Zo kunnen inkomens- en vermogensongelijkheden maar in beperkte mate worden gecorrigeerd door belastingen, zonder het recht op particulier bezit te ontkrachten. Ook kan een meerderheid geen besluit nemen dat de grondrechten van minderheden niet respecteert. En in veel gevallen zijn politieke besluiten gebaseerd op compromissen die de uitkomst zijn van machtsconflicten. Het is goed die conflicten niet toe te dekken, want dat versterkt het idee dat alles achter de schermen wordt geregeld, en dat het niet uitmaakt of je door de hond of kat wordt gebeten. Wel is duidelijk dat het vertrouwen in de de politiek afneemt, terwijl we niet mensen kunnen verplichten om aan het politieke debat deel te nemen of om ook maar te gaan stemmen. De legitimiteit van de politiek neemt daardoor echter wel af. Zijn we nog wel één land?

 

Gedeelde cultuur

Het begrip natie sluit bepaalde groepen in maar sluit andere groepen buiten, ondanks dat er universele mensenrechten zijn. Dus de plek van geboorte heeft enorme consequenties op welvaart en mogelijkheden om jezelf te ontwikkelen. Welk recht ontlenen we aan onze plek van geboorte? Wat is de meerwaarde van een gedeelde cultuur? Een minimale vorm van nationale cultuur gaat uit van een gedeelde taal, een geschiedenis, nationale helden, bekende Nederlanders, de Hollandse keuken. Dit is ook de basis van de ‘inburgeringscursussen’. Dit raakt echter totaal niet aan onderwerpen zoals de godsdienst, man-vrouw verhouding, en de lhbtiq-problematiek. Zo merkt de auteur fijntjes op dat de rechts-populisten nu juist wél de regenboog stickers “omarmen”, omdat de islamitische landgenoten dat uit geloofsovertuiging juist niet doen.

Als we tot een meer geintegreerde (multi)cultuur willen komen, dan kunnen we niet zonder meer onze traditionele cultuur voortzetten, maar moeten we ook ruimte maken voor de culturele aspecten van minderheden, zoals andere feestdagen, meer inclusiviteit en een gelijk speelveld bij sollicitaties.

 

Rechten en plichten

Deze samenvatting is maar een dun draadje door het hele boek. Veel aandacht besteedt de auteur aan de theoriën van Rawls over een rechtvaardige samenleving en hoe te komen tot een minimale consensus binnen een multiculturele samenleving (zie CM 117 voor een bespreking van A Theory of Justice). Ook de opvattingen van Habermas over het belang van het informele debat in de media en de omstandigheden die dat debat beinvloeden, krijgen ruim aandacht (zie CM 74). Het boek is met een fijne pen geschreven en geeft een goede inleiding in de thema’s van de politieke filosofie. Het is echter, zoals de inleiding ook aangeeft, vooral theorie en actuele problemen worden wel aangestipt, maar meer als illustratie van de theorie, dan als onderwerp van discussie.

Om een voorbeeld te noemen. Loobuyck vermeldt dat de republikeinse traditie ervan uitgaat dat goed burgerschap niet alleen het naleven van de democratisch tot stand gekomen wetten impliceert, maar ook een meer normatieve morele invulling moet krijgen: “Goed burgerschap kan impliceren dat mensen hun kinderen goed opvoeden, de officiële taal leren en integreren, er een gezonde levensstijl op na houden, niet van de welvaartsstaat afhankelijk zijn, participeren op de arbeidsmarkt, lid zijn van verenigingen en vrijwilligerswerk doen, goede doelen ondersteunen, diversiteit omarmen, onrecht aanklagen, mensen in nood helpen, de natuur niet te veel vervuilen en duurzaam leven” (p. 40).

Dit zijn alle onderwerpen waar geen dwang op staat, maar waar in de praktijk ook maar weinig van terecht komt. Zo betekent “er een gezonde levensstijl op na houden” niets als bijna de helft van de bevolking obesitas heeft en de kosten van de gezondheidszorg de pan uit rijzen, en het toch aan ieders eigen verantwoordelijkheid wordt overgelaten, en je er vooral niets tegen elkaar over mag zeggen. Heeft de burger naast de rechten ook nog plichten en als iedereen zich als free-rider (vrijbuiter) opstelt, wat doen we daar dan mee?

Zo ook de vraag of een nationale cultuur nog wel enige betekenis heeft voor een wereldburger, een “civis mundi”. Het zijn vragen die aangestipt worden, maar niet echt besproken. Het huidige boek moet daarom meer gezien worden als een algemene introductie in de politieke filosofie. Misschien dat eerdere boeken van Patrick Loobuyck meer gericht zijn op praktische levensvragen.

 

Noten

Eerdere boeken van Patrick Loobuyck: De seculiere samenleving (2013), Samenleven met gezond verstand (2017), Verdwaald in verlichting (2019), Met elkaar voor elkaar, de kunst van het samenleven in crisistijd (2021).