Civis Mundi Digitaal #129
Reacties op mijn eerdere bijdragen aan Civis Mundi (# 127 en 128) brengen mij ertoe een derde artikel toe te voegen. Alvorens van wal te steken, daarom het volgende:
Zoals vermeld in “Oekraïne I” (CM # 127) wordt het gedrag van Vladimir Poetin in Oekraïne door mij NIET gelegitimeerd of gerechtvaardigd, want iets proberen te begrijpen is niet hetzelfde als het legitimeren of goedkeuren. Ook ik veroordeel zijn wandaden in Oekraïne ten strengste, maar enig begrip voor het waarom en de achtergronden van die daden lijkt mij niet overbodig. Ik wil dus nogmaals bedrukken dat ik een verschil maak tussen Poetin’s gewelddadige (en ook door mij ondubbelzinnig afgekeurde) optreden in Oekraïne en zijn motivatie daartoe. De "Drang Nach Osten" van het Westen is onmiskenbaar, zoals het ook onbetwistbaar is dat de Russische bewoners van de Donbas door of namens Kiev werden uitgejouwd, getreiterd of geterroriseerd. Geen woord hierover in de uitzending van het televisieprogramma Buitenhof van 11 December jl.! Ik ben zeker niet pro-Poetin, maar doe ten minste een poging hem te begrijpen. Een poging die mij helaas vaak niet in dank wordt afgenomen. Alle pogingen om mijn afwijkende mening over Oekraïne gepubliceerd te krijgen zijn mislukt. De argumentatie was eensluidend: “past niet in ons fonds” en “over deze beslissing wordt niet gecorrespondeerd”.
Joe Biden is – zei hij zelf – uit op "regime change" in Rusland; mondiale democratie is kennelijk wat hem voor ogen staat. Er ontbreken vooralsnog harde bewijzen dat Poetin omverwerping van het regime in de Verenigde Staten tot doel heeft; over de vestiging van een mondiale autocratie hoor je hem niet. In weerwil van de betekenis van zijn voornaam (heerser over de wereld), is Vladimir Poetin een ras-nationalist. Wat hij blijkbaar beoogt is te verhinderen dat de Amerikanen, die in de NAVO de dienst uitmaken, te dicht bij “Moedertje Rusland” in de buurt komen. Wie dit niet begrijpt of niet wil begrijpen, moet de rollen maar eens omdraaien.[i]
De Russen hebben geen, zoals enkele jaren geleden De Volkskrant kopte , “koudwatervrees voor democratie” (rule by many). Zij geloven echter in de mogelijkheid van een gekwalificeerde autocratie (rule by one), zoals ik in het volgende stuk tracht duidelijk te maken.
-------------------------------------
Nietzsche
In Also Sprach Zarathustra schrijft Friedrich Nietzsche (1844-1900) het volgende:
“Voll ist die Erde von Überflüssigen, verdorben ist das Leben durch die Viel-zu-Vielen. Möge man sie mit dem ‘ewigen Leben’ aus diesem Leben weglocken!” (Deel I)
Of de aarde overvol is en of er te veel individuen rondlopen, laat ik natuurlijk liever aan anderen over ter beoordeling, maar dat er veel, heel veel mensen zijn, staat voor mij als een paal boven water. Momenteel zijn er al meer dan 8.000.000.000 opvarenden op het zwaarbeladen ruimteschip aarde. Intussen gaat in sommige milieus de procreatie (horizontale produktie) gewoon door. Zie https://www.worldometers.info.
De mensen zijn ruimtelijk ongelijk verdeeld (urbanisatie), zodat op steeds meer plaatsen een levensgevaarlijke congestie ontstaat die beleidsmakers tot wanhoop drijft en die zij proberen weg te werken. Bovendien doen al die mensen een beroep op schaarse hulpbronnen, waarover steeds feller wordt gevochten.
Het bevolkingsvraagstuk, dus Nietzsche’s problematiek van de veel-te-velen, behoeft ons hier niet bezig te houden, daar het talloze, met elkaar samenhangende facetten heeft en de vakliteratuur hierover overweldigend groot is.
Ortega y Gasset
In 1930 verscheen een reeks artikelen in boekvorm van de Spaanse wijsgeer José Ortega y Gasset (1883-1955). Het boek is getiteld La Rebelión de las Masas, drie jaar later door Johan Brouwer (1898-1943) vertaald als De opstand der Horden en uitgegeven door Leopold. Na vele herdrukken volgde in 2015 De opstand van de Massamens, een vertaling van Diederik Boomsma die bij Lemniscaat is verschenen. Het goedgekozen woord horden verwijst naar de sterk toegenomen bevolking aan het begin van de twintigste eeuw, van 180 miljoen tot 400 miljoen, dus nog maar een fractie van het huidige aantal. Overal zwermden mensen rond en Ortega struikelde over zijn medeburgers. In wachtkamers van beroemde geneesheren, in theaters afgeladen met toeschouwers, in treinen waar geen zitplaatsen meer beschikbaar zijn, in badplaatsen vol met badgasten, in stadions of stierenarenaa bomvol met joelende mensen die niet voor rede vatbaar zijn, of In kerken stampvol met goedgelovigen en onnozele zielen. Wat de schrijver bezighield waren niet zozeer de materiële als wel de geestelijke gevolgen van deze enorme omwenteling, die hij met grote helderheid beschrijft en analyseert.
Ortega was uitermate kritisch ten aanzien van zowel de massa als de massamens.[ii] In zijn boek definieert hij de massamens als iemand die zichzelf ziet als gelijk aan ieder ander, maar desondanks luidkeels schreeuwt om zijn rechten. De schrjiver betwijfelt of de massamens in staat is om eigen baas te zijn en of een massa zichzelf ooit kan en zou moeten regeren. Immers, velen willen, doch slechts één kan de baas zijn. Je ziet het in vrijwel elke organisatie. Net als bij de zwaartekracht staan alle mensen onder invloed van een wetmatigheid. Een kudde zonder leider raakt op drift. Een schip zonder roerganger dobbert doelloos rond. Een vliegtuig zonder piloot stort onherroepelijk neer en een auto vol mensen moet door niet meer dan één persoon worden bestuurd; anders gaat het geheid mis. Een ronddraaiend wiel heeft maar één middelpunt; zo niet, dan loopt de wagen schoksgewijs.
Miguel de Unamuno
Miguel de Unamuno (1864-1936). een Spaanse (Baskische) filoloog en filosoof die aan de Universiteit van Salamanca klassieke talen doceerde, moest evenmin iets hebben van dat brullende, veelkoppige monster, de menigte. In zijn hoofdwerk, Del Sentimiento Trágico de la Vida (1913), vertaald als Over het Tragische Levensgevoel, benadrukte hij de tragiek van “el hombre de carne y hueso, el que nace, sufre y muere — sobre todo muere” (de mens van vlees en bot, degene die wordt geboren, lijdt en sterft —vooral sterft). Zie José Mora en Joseph Terricabras, Three Spanish Philosophers (SUNY Press, 2003) en https://www.philosophica.info/voces/unamuno/Unamuno.html.
Elias Canetti
Elias Canetti (1905-1994) was een Duitstalige Bulgaarse schrijver en winnaar van de Nobelprijs voor Literatuur in 1981. Twee boeken van hem hebben sterk tot mijn verbeelding gesproken. Zij zouden verplichte literatuur op de middelbare school moeten zijn.
In Die Blendung (Hanser, 1936) schetst hij het duivelse dilemma waarvoor ieder mens staat: Wie weigert zich aan te passen, wacht een vroegtijdige dood; wie op wil gaan in de massa, zal de rest van zijn leven vergeefs proberen zijn vuile handen schoon te schrobben. M.a.w., wie zich losmaakt van de kudde, krijgt het zwaar te verduren, maar conformisme leidt tot medeplichtigheid.
Masse und Macht (Hanser, 1960) is Canetti’s meesterwerk. Het is een sociologische studie van het collectieve gedrag van mensen, met hoofdstukken over “de massa”, “de meute”, “meute en godsdienst”, “massa en geschiedenis”, “het binnenste van de macht”, “de overlevende”, “elementen van de macht”, “het bevel”, “de verandering”, “aspecten van de macht” en “heerschappij en paranoia”. Masse und Macht geldt als de moderne voorbode van de stortvloed aan kritische litreratuur over democratie.
Democratie
Het woord democratie komt van de Griekse woorden δῆμος (volk) en κρατειν (heersen). Het betekent dus letterlijk "heerschappij van het volk", of, om bij Canetti te blijven, de macht van de menigte. Wie echter tot “het volk” behoort of zou moeten behoren, is eeuwenlang onderwerp van dicussie geweest; in ieder geval niet de slaven en de vrouwen.
De vraag of zwakbegaafden en geestelijk gehandicapten stemrecht moeten hebben en daarmee invloed op het bestuur van een land mogen uitoefenen, houdt tegenwoordig velen bezig, want wie is “zwakbegaafd” en wanneer is iemand licht, matig of ernstig “verstandelijk beperkt”? De oliebollenbakker? De kerkganger? De fruitplukker? De vakkenvuller? De CEO van een bedrijf? De krantenbezorger? De glazenwasser? De adjudant? De partijvoorzitter? De pedofiel? Meneer pastoor? De dominee? De stierenvechter? De barkeeper? De kapper? De kickboxer? De generaal? De bondscoach? De voorzitter van de Tweede Kamer? Vraag ieder van hen afzonderlijk hoe een land moet worden geregeerd en vraag het vervolgens aan allen tezamen. Persoonlijk denk ik dat er meer lieden zijn die niet dan lieden die wel in de gevangenis zitten en daar ook thuishoren.
Verder waren en zijn de geleerden het onderling oneens over de vraag hoe de heerschappij of macht van het volk wordt uitgeoefend of zou moeten worden uitgeoefend. Moet dit rechtstreeks of indirect (via een parlementaire vertegenwoordiging) gebeuren? En hoezeer of in welke mate vertegenwoordigen de leden van een parlement (praathuis, of beter: het huis waar men niet raakt uitgepraat) de wil van het volk?
Slavernij
Slavernij bestaat minstens zo lang als de geschiedschrijving. Het is een toestand waarin een mens eigendom is van een ander of als zodanig wordt behandeld en hierdoor geen rechten heeft of kan uitoefenen. Slavernij bestaat minstens zo lang als de geschiedschrijving. De drie grote Abrahamitische religies, Jodendom.Christemdom en Islam, zijn ontstaan in culturen waarin slavernij een bekend o vanzelfsprekend verschijnsel was. Deze monotheïstische godsdiensten zijn dubbelzinnig ten aanzien van het verschijnsel. Verscheidene passages in hun heilige geschriften keuren slavernij goed, moedigen ertoe aan of regelen het bezit en de behandeling van en de handel in slaven. Andere passages daarentegen veroordelen slavernij impliciet of expliciet, al naargelang de omstandigheden. Het kwam en komt voor dat aanhangers van deze religies zich op verschillende of zelfs dezelfde passages in hetzelfde heilige boek baseren om te pleiten voor zowel de invoering, verruiming of handhaving van slavernij als de vermindering of afschaffing en het verbieden ervan. In ieder geval heeft de leiding van de godsdienst van “Onze Lieve Heer”, naar wiens evenbeeld alle mensen zijn geschapen, nooit geprobeer om de slavernij daadwerkelijk af te schaffen.
Het is echter een algemeen heersende en door sommigen bewust in stand gehouden misvatting te veronderstellen dat alle slaven onmenselijk werden behandeld. In de Oudheid en in de Middeleeuwen was slavernij de gewoonste zaak van de wereld. Van Thomas Jefferson (1743-1826), de derde president van de Verenigde Staten die nauw was betrokken bij het opstellen van de Onafhankelijkheidsverklaring (1776) en zelf de in 1786 aangenomen Virginia Statute for Religious Freedom heeft geschreven, is bekend dat hij er slaven op na hield.
Tot ver in de 19e eeuw bestond in Rusland de praktijk van het lijfeigenschap. Landeigenaren hadden vrijwel volledige zeggenschap over het leven van de boeren die op hun land werkten. Op 3 maart 1861 kwam aan deze praktijk officieel een eind. Vanaf dat moment mochten alle lijfeigenen, meer dan een derde van de totale Russische bevolking, plotseling hun eigen land bezitten.
de Krimoorlog (1853-1856) bleek de druppel die de emmer deed overlopen.Tot deze oorlog waren de Russen trots geweest op hun militaire macht. Deze trots was zo groot dat het de onvrede over de economische en sociale achterstand van het land naar de achtergrond drukte. De Krimoorlog liep echter uit op een beschamende nederlaag voor de Russen, waardoor hun zelfvertrouwen werd aangetast. De toenmalige tsaar, Alexander II, maakte van dit moment gebruik en besloot de oorlog te gebruiken om de ook door hem gewenste veranderingen door te voeren. Eén van de veranderingen was het afschaffen van het lijfeigenschap. Op die manier hoopte hij ook boerenopstanden, die regelmatig hier en daar de kop opstaken, voor te zijn.
Met de afschaffing van de lijfeigenschap kregen de boeren echter geen compensatie. Ze moesten torenhoge leningen afsluiten om het land waaop zij hadden geploeterd te kunnen kopen. Veel boeren hadden daardoor de rest van hun leven te maken met enorme schulden, die vaak nooit afbetaald konden worden. Daarnaast was het land dat ze moesten kopen niet altijd even vruchtbaar. Dit zorgde hier en daar alsnog voor de opstanden, die de tsaar nu juist had willen vermijden. De opstanden bleven echter door gebrek aan organisatie klein en werden snel weer de kop ingedrukt. De meeste, nu “vrije” boeren hadden geen andere keus dan er maar het beste van proberen te maken. Het sappelen ging gewoon door.
Op 12 april 1861 begint de Amerikaanse burgeroorlog. Honderdduizenden slaven vluchten vanuit het Zuiden naar het Noorden, waar President Lincoln had verklaard dat ze voortaan vrije burgers zouden zijn. Pas na vier jaar vechten en ruim een half miljoen slachtoffers komt de oorlog in de Verenigde Staten ten einde en wordt op 18 december 1865 de slavernij officieel afgeschaft, dus na afschaffing van het lijfeigenschap in Rusland. President Lincoln heeft dat met de dood moeten bekopen, maar “vrij” zijn de bewoners van “het land van de vrijheid” nog allerminst.
De Hollanders liepen, zoals gewoonlijk, niet snel en schaften de slavernij in West-Indië pas in 1873 af. Officiële, maar onduidelijke excuses voor deze slavernij kwamen na veel geharrewar pas op 12 december 2022, bij monde van VVD-premier Mark Rutte. Of koning Willem-Alexander volgend jaar namens alle Nederlanders zijn welgemeende verontschuldiging (zonder herstelbetaling?) zal aanbieden, moet nog blijken.
Ondanks vele vrome toezeggingen zijn er nog steeds slaven onder ons, maar de kampioenen van de vrijheid willen er niet van horen. Volgens Georg Hegel (1770-1831) is de relatie “Herrschaft-Knechtschaft” kenmerkend voor elke maatschappij. Elke samenlweving kent onder- en bovengeschikten. Karl Marx (1818-1883) had het over loonslaven die zich in alle landen moesten verenigen. De kern van het marxisme (uitbuiting) staat als een huis, ondanks de pogingen van Friedrich von Hayek (1899-1992) en Paul Samuelson (1915-2009) om te bewijzen dat het marxisme op een vergissing berust. Het marxisme is een diepe zucht, de zucht van degenen die worden vernederd en vertrapt.
Werknemers (vroeger waren zij gewoon arbeiders) zijn in dienst van een werkgever en worden, gelijk onderdelen van een machine, na gebruik vervangen of, wanneer de markts zulks dicteert, als overbodig beschouwd. Werknemers zijn geneigd om hun baas naar de mond te praten, zoals werkgevers de neiging hebben om te commanderen. Wettelijke bescherming van de werknemers is niet essentieel voor de baas-knecht verhouding; macht is dat wel. Macht komt in allerlei vormen voor. Gelijkheid is een mythe en staat op gespannen voet met vrijheid, om maar te zwijgen over broederschap.
Woorden kunnen verhullen. De overzeese delen [sic] van het Koninkrijk der Nederlanden vallen onder het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hoewel het Huis van Oranje, dat door velen wordt vergoddelijkt, nauw betrokken is geweest bij de abjecte slavenhandel, wordt dit feit door premier Rutte c.s. en dus in de media angstvallig verborgen gehouden.[iii]
Feminisme
Het feminisme is een wereldwijde beweging voor de gelijkberechtiging van vrouwen op juridisch, politiek, economisch, sociaal en cultureel vlak. Het komt op voor vrouwenemancipatie en streeft naar opheffing van ongelijke behandeling van mannen en vrouwen. Feministen ijveren voor autonomie van vrouwen en strijden tegen huiselijk en seksueel geweld. De verschillende stromingen van het feminisme hebben soms tegengestelde visies, maar op hoofdlijnen bestaat er overeenstemming.
Het moderne feminisme gaat terug tot het begin van de 19e eeuw, toen Hegel twee wijzigingen in het denken van Kant ( 1724-1804) aanbracht:
a) van het ahistorische naar het historische en
b) van het individuele naar het maatschapelijk-culturele.
Deze veranderingen hadden een belangrijke wending in de epistemologische oriëntatie tot gevolg. Met name de feministen toonden aan dat achter het masker van de objectiviteit van de wetenschappen een complexe machtsstructuur schuil ging. Gevestigde belangen van mannen speelden hierin volgens hen een doorslaggevende rol.
In de daarop volgende feministische beweging traden twee posities op de voorgrond:
• het feministisch empirisme redeneerde dat het traditionele empirisme (John Locke, George Berkeley, David Hume e.a.) masculien was geweest en dat rigoreus empirisme moest erkennen dat de inbreng van vrouwen in het kenproces niet zonder betekenis kon zijn geweest. De sociale context was dus van belang.
• Andere feministen redeneerden dat noch het traditionele noch het nieuwe empirisme (zoals in het voorgaande beschreven) in staat was geweest om zich rekenschap te geven van de historische en sociale voorwaarden tot verwerving van kennis.
Beide posities gaven blijk van de invloed van de postmoderne kritiek op de Verlichting. Zij waren, elk op een bijzondere wijze, kritisch ten aanzien van pogingen om de waarheid te vertellen of een metanarratief te presenteren. De waarheid bestaat eenvoudig niet; elke uitspraak is relatief.[iv]
Transparantie
“Democracy Dies in Darkness” is sinds 2017 het officiële motto van de Amerikaanse krant The Washington Post. Duisternis en ondoorzichtigheid regeren alom in zogenaamde democratieën. Het gewone volk wordt onwetend gelaten over wat in rokerige en bedompte kamertjes of achter gesloten deuren is bekokstoofd door lieden die het woord democratie hoog in hun vaandel hebben staan.
“Democratie” betekent, zoals gezegd, letterlijk “volksheerschappij”. Het Latijnse woord voor δῆμος (volk) is populus. Republiekeinen behartigen of verdedigen de “zaak van het volk/publiek” (res publica) en populisten komen op voor de belangen van het eigen volk. Democratie, een bestuursvorm waarin de wil van het volk de bron is van legitieme machtsuitoefening, staat tegenover autocratie, een regeringsvorm waarbij ongelimiteerde macht wordt uitgeoefend door één persoon. Een koning (en hiemee bedoel ik niet iemand die enkel lintjes dooknipt) is in wezen een autocraat. Democratie en monarchie zijn onverenigbaar. Democratie is verbonden met vrijheid en verkiezingen; monarchie is niet verbonden met vrijheid en wars van verkiezingen. Het draait uiteindelijk om de soevereiniteit.
Wie is soeverein: het volk of de vorst?
Alvorens op de politieke bestuurvorm van de democratie in te gaan, wil ik stilstaan bij een aantal fundamentele vragen, die fervente verdedigers van de ”democratische rechtsstaat”, zoals Frits Bolkestein (VVD), Ernst Hirsch Ballin (CDA), Herman Tjeenk Willink (PvdA) Sigrid Kaag (D66) en Gert-Jan Segers (CU) onbesproken laten. Waarom eigenlijk?
De eerst vraag die ik zou willen stellen is of er überhaupt iets valt te kiezen. Iemand die op het punt staat door een vuurpeleton te worden gefusilleeerd, kan – lijkt mij – weinig kiezen.
Laten wij echter gemakshalve aannemen dat iemand kan kiezen, kan hij/zij dan vrijelijk kiezen? Is hij vrij om te kiezen wanneer hij continue wordt bestookt met misleidende en steeds meer geraffineerde reclame, die met die verfoeide, niet aflatende propaganda in Rusland of China kan worden vergeleken?
lndien het maken van bedrieglijke en frauduleuze reclame zou worden verboden (wat dus niet het geval is!), is iemand dan in staat om rationeel te kiezen wat nuttig voor hem is? Herbert Simon (1916-2001) introduceerde in 1957 de term “bounded rationality” en Amartya Sen heeft het zelfs over “rational fools”. Kan een liberaal serieus volhouden dat ieder mens zelf het beste weet wat goed voor hem is? Psycholoog Daniel Kahneman legt in zijn werk uit hoe en waarom het denken van de mens, zijn ratio feilbaar is.
Indien individuele vrijheid reeds in twijfel kan worden getrokken, is het zeer de vraag of het ganse Oekraïense volk in staat is om spontaan, rationeel en zonder malicieuze propaganda of reclame voor een liberale democratie te kiezen. Dat de NAVO een land dat eeuwenlang deel van het Russische rijk is geweest en waarvan de bevolking zich nadrukkelijk niet tot de Latijnse Kerk bekent belangeloos onder zijn atoomparaplu wil nemen, gaat er bij mij niet in.
Over nut en nutsmaximalisatie is trouwens een felle discussie losgebrand. De wereld dreigt aan ijver en vlijt ten onder te gaan, vond Max Dendermonde al in 1954.
Nut
Nut is een maat voor relatieve tevredenheid. Het is de totale tevredenheid die een consument bij het consumeren van een combinatie van goederen en diensten denkt te ondervinden (denkt, want hij kan natuurlijk bedrogen uitkomen). Nut kan gemodelleerd worden als kardinale of ordinale grootheid. In het laatste geval is bij het vergelijken van nutswaarden alleen van belang welke groter is, niet hoeveel groter. Een groter nut correspondeert met preferentie. Aangezien nut een maat is (en “maat” de grootte of omvang van iets betekent), blijft de vraag of de tevredenheid of het geluk van een mens is te meten.
Utilitaristen zien de maximalisatie van het nut als moreel criterium voor de organisatie van een samenleving. Volgens Jeremy Bentham (1748-1832) en John Stuart Mill (1806-1873) zou een samenleving er naar moeten streven het totale nut van alle individuele leden te maximaliseren, met als doel het realiseren van het grootste geluk voor het grootste aantal mensen.
In zijn boek A Theory of Justice (OUP, 1973) verdedigt de links-liberale filosoof John Rawls (1921-2002) de stelling dat een samenleving het nut zou moeten maximaliseren van het individu dat in eerste instantie de minste hoeveelheid nut ontving. Rawls hield, evenmin als Bentham en Mill , rekening met het feit dat kunst, schoonheid, charisma, charme, hoffelijkheid, creativiteit, inspiratie, smaak, stijl, geduld, respect, vertrouwen, vriendschap, eer, humor, verbeelding, integriteit, vreude, wijsheid, compassie, solidariteit, hoop, liefde of menselijkheid niet zijn te meten in termen van lengte, tijd, massa, temperatuur, elektrische stroom, lichtsterkte of hoeveelheid stof, maar zij kunnen toch aanzienlijk bijdragen aan iemands welbehagen of geluk. “They count, but cannot be counted”, zou Einstein ooit hebben gezegd.
Overal en altijd naar het nuttige vragen past allerminst een vrij en edel mens. Volgens het nuttigheidsbeginsel zouden bloeiende korenbloemen en klaprozen (die tussen het koren groeien) voor de rechter moeten worden gedaagd, omdat zij het graan bestelen. Wie bij alles wat hij doet vraagt: “Wat zal ik er aan hebben?”, vraagt zich aan het einde van zijn leven af: “Wat had ik er aan?”
Bovendien moet – en dit geldt voor alle utilitaristen – verschil worden gemaakt tussen individuele en collectieve goederen. Collectieve goederen zijn goederen die, als ze eenmaal aan één individu zijn verschaft, zonder extra kosten ook andere individuen ter beschikking staan. Deze eigenschap houdt in dat de consumptie van de één niet rivaliseert met die van de ander. Bij sommige collectieve goederen is het technisch onmogelijk te verhinderen dat andere consumenten ervan profiteren (defensie, openbare orde, zeewering, vuurtorens en het stabiliseren van een conjunctuurgolf). Bij andere collectieve goederen is het technisch mogelijk te verhinderen dat andere consumenten ervan profiteren. Dit kan worden geëffectueerd door anderen toegang tot het goed te ontzeggen of hun een toegangsprijs in rekening te brengen. Wanneer een brug eenmaal is gebouwd en aangelegd, kan dit collectieve goed (afgezien van de slijtage en het nodige onderhoud) zonder extra kosten aan anderen ter beschikking worden gesteld, maar het is niet noodzakelijk dit te doen (andere voorbeelden zijn: wegen, spoorwegen, havens, recreatieterreinen, brandweervoorzieningen en grondrechten).
Hoe dan ook, consumenten doen een keuze en geven blijk van hun voorkeur, wat aan de kassa tot op de cent nauwkeurig wordt geregistreerd. Wat niet wordt geregistreerd is of de koper bij het consumeren werkelijk tevreden is. Er is dus sprake van een vooralsnog “revealed preference” (gebleken voorkeur). Dit wil echter geenszins zeggen dat hierop altijd adequaat door de aanbieder van de goederen wordt gereageerd (probleem van de vooraadvorming) of dat naar de wensen van mensen daadwerkelijk wordt geluisterd (probleem van de relatie tussen overheid en burger).
Vrede
Van de regering van een land mag worden verwacht dat zij haar burgers beschermt en hun welvaart bevordert. Over het vrijwaren van de bevolking tegen buitenlandse agressie kan ik kort zijn. De regering heeft deze taak in handen gelegd van de minister van “defensie” (nooit agressie). Net als de stuurman op een schip, stuurt hij de handelingen en verrichtingen van de commandanten van de land-, zee- en luchtstrijdkrachten die in hun domein het opperbevel voeren. Gewone soldaten of matrozen hebben bitter weinig in te brengen; zij moeten gewoon doen wat er wordt gezegd en verder hun mond houden. Hun typisch gedrag (stram, dus als houten poppen, in de houding staan of marcheren en vuren op bevel) spreekt wat dit betreft voor zichzelf. Het uniform dat zij dragen is afdoend bewijs dat zij slechts één van de velen, dus geen individuen, geen mensen meer zijn. De generaal of admiraal, die ook een uniform draagt, laat zich maar wat graag door de koning befluimen (Toon Hermans) — om zich vooral te onderscheiden en er niet uniform, als een gewone soldaat of matroos uit te zien!
De Nederlandse krijgsmacht, die uit vier onderdelen bestaat (de koninklijke landmacht, de koninklijke marine, de koninklijke luchtmacht en de koninklijke marechaussee) en beweert onze democratie te verdedigen, is zelf een op-en-top commando-machine.
De minster van defensie, die op basis van politieke koehandel wordt benoemd, maakt deel uit van een ministerraard, die onder leiding staat van een premier, die zich in het geheim met de koning/koningin verstaat door regelmatig bij hem/haar op bezoek te gaan en met hem/haar over zaken van staatsbelang te overleggen, uiteraard achter een goed gesloten deur. Lakeien zien er op toe dat deze gesloten blijft tot het gesprek voorbij is. Hoezo, democratie?
Als er in het “vrije” Westen één organisatie is die NIET democratisch is, maar centraal en met strakke hand wordt geleid, dan is het wel de organisatie die wordt geleid door een politiek aangestuurde minister van “defensie” — de bijna ultieme bevelvoerder van uitgesproken de organisatie die zich bewapent tegen mogelijke aanvallen van en zich bekwaamt in eventuele gevechten met vertegenwoordigers van een autocratisch regiem. Leger, vloot en luchtmacht worden gekenmerkt door een commandostructuur. Het democratische beginsel telt daar niet. Autocratie tegen autocratie leidt niet tot demo- maar tot autocratie.
Welvaart
Wanneer iedereen het beste weet wat nuttig voor hem/haar is (het credo van de liberalen), vraag ik mij af waartoe een regering nog dient. Dat elke gemeenschap wordt bestuurd, is niet het gevolg van het liberale gedachtegoed en evenmin een consequentie van de ideeën van Thomas Hobbes (1588-1679), die veronderstelde dat het leven van de mens in de natuurstaat “solitary, poor, nasty, brutish, and short” was geweest. Het vloeit rechtstreeks voort uit de aard van de mens, die een kuddedier is, niet alleen een enkelwezen, maar ook en vooral een gemeenschapswezen. Zonder leiding kunnen mensen niet leven. Oude Chinese denkers, van wie wij veel zouden kunnen leren, hebben dit ingezien. Vandaar hun verering van de deudzame alleenheerser, die begiftigd was met het “hemels mandaat” (tiānmìng). Vandaar ook dat de Chinezen weinig voel(d)en voor de democratie, die in het Westen zo wordt bejubeld.
Een alleenheerser die deugt is in beginsel in staat om voor de welvaart van zijn onderdanen te zorgen, om – in modern jargon – het welvaarstoptimum te bereiken. In een rechtstreekse democratie, die de oude Grieken kenden, zou die taak nog kunnen worden overgenomen door een kleine groep wijze mannen. Toen de bevolking toenam en hiermee de besluitnemende groep groter werd, ontstond de indirecte of representatieve democratie, waarin tegenwoordig, als gevolg van de emancipatie, ook vrouwen een rol zijn gaan spelen.
Of de vertegenwoordiging, die zich in twee of meer dan twee strijdende partijen splitste en haar uitvoerende taak aan een door corruptie geplaagde bureaucratie moest toevertrouwen, werkelijk de “de stem van het volk” (vox populi) en “de stem van God” (vox Dei) was, werd een exreem ingewikkeld en haast onoplosbaar vraagstuk, waarover de knapste koppen zich intussen hebben gebogen.
Tot overmaat van ramp kwam hier het beruchte probleem van de interpersonele nutsvergelijking bij, d.w.z. het vergelijken van het nut dat individuen aan de resultaten van productie ontlenen. Volgens specialisten in de welvaartstheorie is dit onmogelijk, daar een uniforme meetlat ontbreekt. Een eenvoudig voorbeeld moge deze onverenigbaarheid verduidelijken.
Veronderstel dat iemand beweert goed te hebben gegeten omdat kaviaar en een fles dure wijn op tafel kwamen, terwijl zijn buurman zegt dik tevreden te zijn geweest met de hap zuurkool en een glas bier. Hoe zou de tevredenheid van deze personen t.a.v. de maaltijd moeten worden vergeleken? Is, wanneer zij vervolgens zouden besluiten om samen een stuk in de natuur te gaan fietsen , hun voldoening m.b.t. het zien van het landschap vergelijkbaar? Hoe verhouden hun gevoelens van tevredenheid over het eten zich tot hun ervaringen tijdens de fietstocht?
Wat maakt het uit?
Er zijn talloze boeken en tijdschriftartikelen geschreven over de rechtstreekse dan wel representatieve democratie. Het laatste mij bekende belangrijke boek is het monumentale werk van Jeffrey Alexander, The Civil Sphere (OUP, 2006). De “civil society” is volgens hem geen bestaande realiteit en al helemaal niet een realiteit die hoe dan ook moet worden verdedigd. De “civil society” is volgens Alexander een project, dat inspireert tot en hoop geeft op een democratisch leven. Als aanvulling dient de online voordracht “’Civil society’ weleer en nu: De Nederlandse stijl van burgerschap” te worden gelezen; deze werd door Prof. dr. James Kennedy, hoogleraar contemporaine geschiedenis aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, op 6 februari 2012 in de Arminiuskerk te Rotterdam gehouden.
Niemand kan mij voorrekenen hoe groot de kans van slagen is wanneer ik zou stemmen voor een fundamentele verandering in het regeringsbeleid, aangenomen dat het mogelijk is om een dergelijk stem uit te brengen. Volgens mij is deze kans vergelijkbaar met de kans dat ik de jackpot in de staatsloterij win. Aangezien de misleidende reclame voor dit soort loterijen nooit vertelt hoe groot mijn kans op een geldprijs is (dus niet: of ik zo’n prijs win) wanneer ik een lot koop, neem ik nooit deel aan een loterij.
Mijn uitgebrachte stem om harmonie in het land ot stand te brengen zal een kakafonie niet veranderen in een symfonie. Elke stem van mij is als een druppel op een gloeiende plaat. Het geluid van mijn stem (voor wat of wie dan ook) gaat verloren in de onberekenbare orkaan.
Ondoorzichtig
Democratie staat gelijk met ondoorzichtigheid. Many cooks spoil the broth. Vele mensen bemoeien zich op vele manieren met de politiek, met de wijze waarop belangentegenstellingen door de regering zogenaamd tot hun recht worden gebracht. Het is niet duidelijk hoe dat precies gebeurt, hoe effectief de gevarieerde bemoeienisen zijn en in welke mate met de belangen van de inwoners die niet in de politiek zijn geïnteresseerd rekening wordt gehouden. Aan de andere kant bemoeit de politiek van een land zich met de inwoners ervan. Het is evenmin duidelijk hoe dit in concreto geschiedt, of bijvoorbeeld de druk van de verschillende belastingen en de verdeling van de collectieve lasten rechtvaardig zijn en of aan ieders belang voldoende aandacht wordt besteed.
Politici, die over meer of betere informatie beschikken dan de vertegenwoordigers van het volk, hebben de neiging om zaakjes onderling in achterkamertjes te regelen (im Dunkeln ist gut munkeln). Verder is het de vraag of bij de diverse uitgaven van de overheid (bestedingen per ministerie) de uiteenlopende belangen van de inwoners van het land worden gediend. Tussen politieke beslissingen hieromtrent en de gelaagde uitvoering ervan bestaat vaak een kloof.
Bovendien zijn de meeste inwoners van het land niet in staat om een zinvolle bijdrage te leveren aan de technische besprekingen en besluitvorming inzake de dekking van het financierings- of begrotingstekort. Het is derhalve volkomen onduidelijk in welke mate een land democratisch wordt geregeerd of kan worden geregeerd.
Plato, Aristotle, Montesquieu, Jean-Jacques Rousseau, Alexis de Tocqueville, Friedrich Nietzsche, Robert Michels, Henry Adams, Henry Mencken, Robert Dahl, Joseph Schumpeter, Marcel Gauchet, Hélène Landemore, Michael Mann, Roger Scruton, David Runcimen, Steven Levitsky, Corey Bretschneider, David Estlund, Frank Ankersmit, Jean-Marie Guéhenno, Claude Lefort, Thomas Christiano, Pierre Rosanvallon, Jacques Rancière, Frédéric Worms, Nancy MacLean, Daniel Bell, Arend Lijphart, Hans-Hermann Hoppe, John Keane, Axel Hadenius, Adrian Leftwich, Tzvetan Todorov, Eduardo Nolla, Stephen Elstub, Frederick Whelan, Bernd Hamm, Mark Elchardus, Ben Rhodes, Markus Gabriel, Larry Diamond, Marc Plattner, Larry Siedentop, Yascha Mounk en vele andere denkers hebben kritische kanttekeningen geplaatst bij de democratisch vorm van regeren.
Zelfs Francis Fukuyama komt in Liberalism and it Discontents (FSG, 2022) tot het inzicht dat de liberale democratie toe is aan een grote onderhoudsbeurt. Zie ook Ullrich Mies en Jens Wernicke (red.), Fassadendemokratie und Tiefer Staat (Promedia, 2017). Dit wil niet zeggen dat alle kritici voorstanders zijn van autocratie of dictatuur, waarin één persoon het voor het zeggen heeft. Wanneer de lezer echter niet bereid is om kennis te nemen van hun werk en er ook lering uit te trekken, heeft het weinig zin al hun argumenten voor of tegen democratie te herhalen en op een goudschaaltje te leggen.
In De Democratie Voorbij: Waarom democratie niet leit tot solidariteit, welvaart en vrijheid maar tot onvrede, verspilling en een tirannieke overheid (Aspekt, 2011) ontkrachten Frank Karsten en Karel Beckman 13 mythen waarmee de democratie gewoonlijk wordt verdedigd en betogen zij dat democratie een vorm van dictatuur is. Kay Schlozmam e.a., The Unheavenly Chorus: Unequal Political Voice and the Broken Promise of American Democracy (Princeton Univesity Press, 2013) is een ander boek dat niet aan de aandacht van de lezer zou mogen ontsnappen.
Gezag
In The Nature and Limits of Authority (Unversity Press of Kansas, 1986) legt Richard De George haarfijn uit dat gezag (autoriteit) in elke maatschappij een rol speelt: ouderlijk, feodaal, politiek, wettig, moreel, charismatisch, persoonlijlk, natuurlijk, formeel, epistemisch, operatief, beroepsmatig, religieus of militair gezag. Gezag is moeilijk te rijmen met gelijkheid. Gezagsverhoudingen in welke vorm dan ook moeten Hegel voor ogen hebben gestaan toen hij in het vierde hoofdstuk van Phenomenologie des Geistes over de relatie tussen Herrschaft en Knechtschaft schreef. Problemen ontstaan wanneer gezag wordt misbruikt en macht een rol gaat spelen. Legitiem gezag wordt enerzijds begrensd door anarchie (wetteloosheid) en anderzijds door autoritarisme (misbruik van gezag). Wie zich beroept op privileges of een vookeursbehandeling is geen democraat, maar een crypto-autocraat. Iedereen kent de ego’s die zeggen: “Ik eerst”; van hoog tot laag kom je ze tegen.
Kiesersbedrog?
Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat op grote schaal kiezersbedrog wordt gepleegd. Terwijl de arbeiders (werknemers) getalsmatig veruit in de meerderheid zijn ten opzichte van hun bazen (werkgevers), is in Nederland de VVD de grootste politieke partij.
Van kiezersbedrog wordt gesproken als een politicus impliciet of expliciet gedane beloften tijdens de voorafgaande verkiezingsstrijd niet nakomt; impliciet wanneer hij/zij, na verkozen te zijn, weigert aan de volkvertegenwoordiging deel te nemen, expliciet wanneer hij/zij zich politiek niet gedraagt zoals hij/zij had beloofd.
In een indirecte of vertegenwoordigende democratie wordt van volksvertegenwoordigers verwacht dat zij enerzijds consequent vasthouden aan hun principes en de door hen gedane beloftes nakomen, maar anderzijds adequaat reageren op veranderende omstandigheden of nieuwe informatie en daarbij bereid zijn om zo nodig een compromis te sluiten, dus om zo veel mogelijk van hun idealen te verwezenlijken. De vraag of een politicus kiezersbedrog pleegt is daarom een politieke vraag. Het verschijnsel zit echter nog dieper.
Democratie lijkt mij een soort fopspeen in handen van een aantal geprivilegeerde en doorgaans rijke mensen (the high and the mighty) die er hoe dan ook op uit zijn hun bevoorrechte positie te behouden. Ik althans ken niemand die ooit openlijk heeft gezegd (en de daad bij het woord heeft gevoegd): “Ik ben omhoog gevallen. Ik ben totaal ongeschikt voor de functie die ik bekleed. Mij komt deze bevoorrechte positie niet toe”.
Hoge funtionarissen hebben vaak een enorm ego en voelen zich gauw gekwetst. Hoe hoger op de ladder, waarop naar boven wordt gelikt en naar beneden wordt getrapt, des te groter het ego. Hoge heren houden elkaar doorgaans de hand boven het hoofd, schermen zich af en zijn voor gewone mensen onbereikbaar. Voor het plebs is de patriciër ontoegankelijk; voor de man met de pet zijn de “tweehonderd van Mertens” onaantastbaar; de elite is sacrosanct. Kortom, hoog is heilig. Er zijn slechts enkele topdogs en vele, zeer vele underdogs. Het is de elite die regeert en er zal altijd een kloof bestaan tussen de ruler en de ruled.
Een regerende instantie die moreel deugt is de enige hoop die wij kunnen koesteren. De realiteit is volsrekt anders, Democratie? (rule by the many of the many) — ik geloof er niet in. Volgens mij klopt er iets niet tussen een minzaam wuivende koninkllijke familie op een balkon en een zwaaiende menigte beneden op straat. Wanneer ik berichten lees over een Premier die, als het hem uitkomt, zich niets meer kan herinneren, over een minister die in een bonnetjesaffaire verwikkeld raakt, fraudeert of de Kamer verkeerd inlicht, over een Commissaris van de Koning die zijn morele kompas kwijt is, over gedeputeerden die zich als regenten (uit de hoogte) gedragen en over burgemeesters die denken dat zij de zonnekoning zijn, dan weet ik dat democratie zo lek is als een kapot mandje en dat je er maar beter niet op kunt vertrouwen.
Dit betekent niet dat ik voorstander ben van autocratie (rule by one). Misschien was de in latere eeuwen uitgewerkte visie van Confucius (en Plato), namelijk dat de vorst in de eerste plaats deugdzaam moest zijn en geen partij mocht kiezen, zo gek nog niet. Karl Popper’s boutade tegen Plato in deel 1 van The Open Society and its Enemies (Routledge & Kegan Paul, 1945) lijkt mij dan ook niet terecht.
Volgens Pierre-Joseph Proudhon (1809-1865) is democratie “la tyrannie la plus exécrable de toutes, car elle a pour base le nombre" (de meest afschuwelijke tyrannie, want zij is op het aantal gebaseerd). Proudhon begreep Plato (427-347 v. Chr.), die had gezegd: “Een goed besluit is gebaseerd op kennis, niet op aantallen.”
Het valt niet te ontkennen: in ons democratisch bestel worden stemmen niet gewogen maar geteld. De stem van de eerste de beste koekenbakker of van iemand met een verstandelijke beperking telt evenzeer als de stem van degene die kritisch heeft leren denken en zijn verstand gebruikt.
De massa is een blind veelkoppig monster, altijd bereid om de algemeen heersende mening uit te kramen, doch nimmer in staat om een beginsel te verdedigen of zichzelf te regeren. De menigte is als een kudde schapen, die door een afgerichte hond nu eens de ene kant dan weer de andere kant wordt opgedreven.
Na zijn bezoek aan Amerika kwam Alexis de Tocqueville (1805-1859), een tijdgenoot van Proudhon, in een gruchtmakende en nog steeds actuele studie, De la démocratie en Amérique (1835, 1840), tot een overeenkomstige conclusie.
Democratie is volgens Anatole France (1844-1924) “l’incompétence et l’incohehérence" (de onbevoegdheid en het gebrek aan samenhang). In mei 1922, werd het gehele oeuvre van deze schrijver, die een jaar eerder de Nobelprijs voor Literatuur had gekregen, op de Index Librorum Prohibitorum (verboden-boeken index) geplaatst. Rooms-katholieke excuses voor deze schanddaad zijn er nooit gekomen, maar de paus mag wel dogma’s blijven verkondigen waarvoor geen enkel bewijs is te vinden.
Poetin en Hitler
Ik bestrijd geenszins dat Poetin bezig is tot het niveau van een Hitler af te dalen (of – gelet op zijn, naar men meent te weten, achteruitgaande fysieke en geestelijke gesteldheid – af te glijden). Wat ik alleen probeer te doen is tegen de stroom op te zwemmen, tegen de algemeen heersende mening van de niet-kritische goegemeente in te gaan en te vragen om historisch begrip voor (niet: rechtvaardiging van) de verschrikkelijke daden die Poetin in Oekraïene laat plegen. Wie mij dit recht wil ontzeggen, is zelf geen democraat.
De velen (en hierom gaat het toch in een democratie) kunnen de velen niet regeren. Ze kunnen niet zonder een leider, die zich onmiskenbaar manifesteert en de velen regeert. In de woorden van wijlen Wim Duisenberg : “Er is altijd wel iemand die ‘hup’ zegt, wanneer iets zwaars moet worden opgetild”. Sociaal psychologen laten dit zo duidelijk zien dat haast van een natuurwet kan woden gesproken.
Volgens de Romeinse geschiedschrijver Tacitus (56-120) heeft het publiek geen beginsel of gefundeerd oordeel. Geef het brood en spelen (“panem et circenses”) en het stemvee is tevreden, vond hij. Ik moet vaak aan die woorden denken, wanneer ik de discussies over koopkrachtplaatjes en de analyses van een sportbeoefening volg. Wie niet goed weet wat met “spelen” wordt bedoeld, raad ik aan eens naar de Europacup voor landskampioenen te gaan, een concert van André Rieux bij te wonen of een avondje naar de televisie te kijken, waar allerlei stupiede spelletjes worden gespeeld. Let vooral op het klappende publiek!
Gevraagd naar zijn keuze tussen een tiran en democratie, zou Voltaire (1694-1778), een van de wegbereiders van de Franse Revolutie en advocaat van de vrijheid van meningsuiting, hebben geantwoord: “Il vaut mieux être mangé par un lion que par mille rats” (men kan beter door een leeuw dan door duizend ratten worden opgegeten).
Edelman versus edel man
Een keizer of monarch kan zijn macht ontlenen aan het erven van deze titel, maar hij wordt pas autocraat, in plaats van vorst, genoemd, wanneer zijn macht groter is dan die waarop hij historisch of wettelijk gezien recht zou hebben. Dictaturen, waarin één leider (en zijn familie) het voor het zeggen heeft, worden vaak als autocratieën aangeduid, zij het dat “dictatuur” een zwaardere term is.
De aristocratie of oligarchie lijkt enigszins op een autocratie, maar in die regeringsvormen wordt de macht door meerderen, zij het door een gering aantal mensen uitgeoefend. De term aristocratie wordt ook gebruikt ter aanduiding van personen die de macht hebben of het gezag uitoefenen. Men spreekt dan van adel of regenten. Het woord adel lijkt veel op “edel”, maar iemand van adel (door erfenis) behoeft nog niet edel (van karakter) te zijn. Integendeel, lieden van adelijke afkomst (in rang oplopend van jonkheer, ridder, baron, burggraaf, graaf, markies en hertog naar prins) hebben in de loop van de geschiedenis hun persoonlijke belangen hardnekkig verdedigd, hun gezag in talloze omstandigheden misbruikt en vaak lekker de beest uitgehangen.
Het is de unieke en onsterfelijk verdienste van Confucius (551-479 v.Chr.) geweest de oorspronkelijk adelijke aanduiding “edelman” (junzi) een morele lading te hebben gegeven: de betekenis van “junzi” werd hiermee “edel man” (let op spatie). Wij zien dit terug in de dubbele betekenis van “heer”. Lang niet alle “weledelzeergeleerde” of “weledelgestrenge heren” (hoogwaardigheidbeklkeders) zijn ook heren, die zich waardig gedragen en waard zijn een toga of tabbaard te dragen. Bij universiteiten en rechtscolleges lopen heel wat boeven (lieden die niet deugen) rond. Een eerlijk en rechtschapen persoon moet er met een kaarslicht worden gezocht.
Populisme
Democratie mag niet worden verward met populime. In de meeste autocratieën is er sprake van systematische onderdrukking van andersdenkenden. Een dergelijke dictatuur wordt meestal geassocieerd met misstanden, zoals zelfverrijking door de dictator. Omdat er geen enkele controle op de dictator bestaat, is de mogelijkheid van machtsmisbruik aanwezig.
In democratieën ligt de macht, althans in theorie, bij de gekozen volksvertegenwoordiging. Het is echter de vraag of/in hoeverre er werkelijk sprake is van vertegenwoordiging van het volk. In de praktijk komt het vaak voor dat democratische instellingen niet onafhankelijk zijn of in macht worden overschaduwd door niet-gekozen instellingen. Daar komt bij dat ministeries vaak over meer expertise beschikken dan het parlement.
Er bestaan derhalve overgangsvormen van daadwerkelijke democratie tot absolute dictatuur. In sommige gevallen kan een dictator op democratische wijze aan de macht gekomen zijn. Eenmaal aan de macht bv. schakelde Adolf Hitler de democratische instituties geleidelijk aan uit. Voor asymmetrie (ongelijkheid van informatie), een fundamenteel democratisch probleem, zie David Aboody en Baruch Lev, “Information Asymmetry, R&D, and Insider Gains”, The Journal of Finance, 55:6 (2000), blz. 2747-2755 en Joseph Stiglitz, The Price of Inequality: How today’s divided society endangers our future (W.W. Norton, 2013).
Er is een belangrijk verschil tussen democratie en populisme. De centrale tegenstelling in het populisme is die tussen het volk en de elite, een bovenklasse die is geboren en opgegroeid in een sfeer van bestuurlijke, maatschappelijke of culturele verdiensten (oud geld). De populist kiest de kant van het volk. Onder “volk” verstaan populisten in de eerste plaats het eigen volk, waarbij aan andere volken en hun culturen slechts een tweederangs status wordt toegekend. Populisten zijn dan ook verklaard tegenstanders van multiculturalisme, het standpunt volgens welke er gelijkwaardigheid bestaat van verschillende culturele, van etnische of godsdienstige gemeenschappen binnen een land. Populisten krijgen in dit verband al gauw het odium van racisme opgedrukt. Typisch populistisch taalgebruik in Nederland is bijvoorbeeld: "de hardwerkende Nederlander", "het eigen volk", "Henk en Ingrid", "nepkabinet", "nepparlement", "tsunami van asielzoekers”, "asielprofiteurs", "islamisering" en “graaiers”.
Pim Fortuyn
Pim Fortuyn was een onvervalste populist, die veel volgelingen had. Hij was een soort rattenvanger van Hamelen. Zijn aanhangers en die van Geert Wilders, Thierry Baudet en Marine Le Pen zijn, evenals de sympathisanten van Vlaams Belang en de horden meelopers van Donald Trump en Narendra Modi populisten, die niet verder kijken dan hun neus lang is. Kortzichtige mensen dus die de belangen van het eigen volk voorop stellen en zich verheven voelen boven andere volken. Het zijn ook mensen met een ondoordachte ideologie, want hoe verhouden Hollanders, Vlamingen, Fransen en Amerikanen zich ten opzichte van elkaar? Wie is superieur aan wie en waarom? En waarom zou het verdeelde (!) Westen superieur zijn aan het Oosten? Net als links- en rechtsliberalen of links-en rechtssocialisten, zijn er ook links- en rechtspopulisten.
De democratie faalt, wanneer geen of onvoldoende rekening wordt gehouden met de belangen van de minderheid van een bevolking. Alexis de Tocqueville, een van de theoretische en visionaire grondleggers van het moderne liberalisme, heeft hierop al in de 19e eeuw gewezen. Het populisme schiet tekort, omdat niet of onvoldoende met de belangen van groepen met een andere cultuur (vreemdelingen) binnen de grenzen van een land rekening wordt gehouden. Populisten moeten een afdoende verklaring geven waarom hun cultuur superieur aan elke andere zou zijn. Of/in hoeverre in Oekraïne van falende democratie of van populisme/racisme sprake is zou nader moeten worden onderzocht.
Populisme versus nationalisme
Populisme mag niet worden verward met nationalisme. In theorie kan er sprake zijn van nationalisme zonder populisme, en populisme (het roepen om het belang van eigen volk) is per definitie niet hetzelfde als het nationale belang benadrukken. In de praktijk echter neigen populisten ertoe te geloven in blind patriottisme (vaderlandsliefde) — de eigen natie doet niets verkeerds en is superieur aan alle andere naties. Door het eigen gelijk te benadrukken en niet open te staan voor andere gedachten of culturen, vraagt men a.h.w. om oorlog. Populisme en nationalisme zijn in wezen fanatiek en krijgszuchtig.
Het nationaal socialisme (ook bekend als nazisme), een ideologie die verwant is aan het fascisme, bevat zowel antiliberale als antimarxistische elementen. Het meest opvallende verschil van het nationaal socialisme met andere ideologieën is het extreme racisme. Dat de ideologie in Oekraïne overwegend nazistisch is acht ik niet waarschijnlijk. Wat wel kan worden vastgesteld is dat degenen die met de Russen sympathiseren (waarom eigenlijk?) niet in het gehele land vriendelijk worden bejegend. Discriminatie komt er dus wel degelijk voor, maar dat de regering institutioneel en op grote schaal een racistisch beleid voert lijkt mij sterk.
“Gödel’s loophole”
De Oostenrijker Kurt Gödel (1906-1978) is waarschijnlijk de grootste logicus aller tijden. Op vierentwintig jarige leeftijd veroorzaakte hij een revolutie in de wiskunde waarover geleerden niet raken uitgepraat.[v]
Minder bekend is een uitspraak die hij in 1947 tijdens een hoorzitting ter verkrijging van het Amerikaanse staatsburgerschap heeft gedaan. Zijn vrienden Albert Einstein en Oskar Morgenstern waren er getuigen van. Gödel zou bij die gelegenheid hebben gezegd dat hij kon bewijzen dat de Amerikaanse Grondwet de Verenigde Staten de mogelijkheid bood om een dictatuur te worden. De uitspraak staat bekend als “Gödel’s loophole”. Over de passage waarop de uitspraak sloeg is druk gespeculeerd. Vermoedelijk betrof de ontboezeming Artikel V, waarin het proces wordt beschreven volgens welke de Grondwet kan worden gewijzigd. Een typisch voorbeeld van recursief taalgebruik , want de procedure zou dan op Artikel V zelf kunnen worden toegepast, waardoor de Grondwet zodanig werd veranderd dat de regering van de Verenigde Staten op legale wijze een dictatuur kon worden. Er zijn ook andere veronderstelligen geopperd. De gewraakte passage is niet in het verzamelde werk van Gödel terug te vinden. Feit is echter dat de Amerikaanse Grondwet sindsdien is gewijzigd.[vi]
Het valt niet te ontkennen dat vooral bij grote ondernemingen een gelaagde en hiërarchisch opgebouwde structuur ontstaat waarin de machtsvorming van groepjes topfunctionariisen en specialisten het democratisch beginsel aantast. Er is m.a.w. duidelijk een oligarchishe tendens aanwezig. Zowel in het kapitalistische als in het communistische systeem vormen zich machtsgroepen waarvan er uiteindelijk één zal overheersen, zodat beide stelsels overgaan in, of tenderen naar, een autoritair systeem. In feite kent elk bedrijf deze neiging tot piramidevorming. De door Robert Michels (1876-1936) geformuleerde “ehernes Gesetz der Oligarchie” (ijzeren wet van de oligarchie) stelt dat alle organisatievormen, onafhankelijk van het democratische of autocratische gehalte in het begin, onvermijdelijk oligarchisch worden. Nietzsche’s Wiile zur Macht is alom tegenwoordig; iedereen acht zichzelf überlegen en kijkt neer op de ander. Vooral degenen die tot de adel behoren of leden van het Koninklijk Huis hebben hier een handje van
Amerikaanse Grondwet
De Amerikaanse Grondwet staat overigens vol vaagheden, interne tegenspraken , valkuilen en andersoortige gebreken, die verontrustend zijn. Zo is de grontwettelijk onbeperkte macht van de president als opperbevelhebber van de Amerikaanse strijdkrachten ondemocratisch. Zeker, het Congres kan hem restricties opleggen, maar niet onder verwijzing naar de Grondwet. De president kan zich ook een autocraat tonen door het benoemen van hem welgezinde rechters die zitting hebben in de Hoge Raad.
Amerika telt vele staatsrechtgeleerden, die de “perfecte grondwet” (waarin het woord privacy ontbreekt) verschillend interpreteren. Wetten staan bovendien op gespannnen voet met het beginsel van gelijkheid (een ander fundamenteel recht in de Amerikaanse maatschappij), want hoe kan een wet algemeen geldend zijn wanneer mensen verschillen (soms enorm)? Het woord gelijkheid heeft vele betekenissen, maar de kernvragen zijn:
1) Wie is gelijk aan wie? en
2) Wie is gelijk in welk opzicht?
Zie Dennis Patterson (red.), A Companion to Philosophy of Law and Legal Theory (Blackwell, 1999, blz. 113-172), Robert Dahl, How Democratic is the American Constitution? (Yale University Press, 2003), Grant Gilmore, The Ages of American Law (Yale Unversity Press, 2015) en François Levrau en Noel Clycq (red.), Equality: Multidisciplinary Perspectives (Palgrave Macmillan, 2020). Ga ook naar https://oll.libertyfund.org/page/liberty-matters-the-constitutional-convention-and-the-peculiar-institution, https://plato.stanford.edu/entries/equality en https://philpapers.org/s/equality.
De anti-federalisten
Samen met de Onafhankelijkheidsverklaring en de Grondwet, legde een reeks artikelen van de hand van Alexander Hamilton, James Madison en John Hay de basis van de Amerikaanse democratie. De Federalist Papers, zoals deze stukken worden genoemd, waren echter niet onomstreden. De anti-federalisten, wier argumentatie tijdens de viering van het tweehonderdjarige bestaan van de Verenigde Staten in de jaren 70 werd verzwegen, hadden ernstige bezwaren tegen de federale regering (big government) en begrepen beter dan hun tegenstanders dat politieke macht kan worden misbruikt. Zo beklaagden zij zich over het feit dat sommige leden van het Congres de Amerikanen niet of niet goed genoeg vertegenwoordigden. Verder waren zij van mening dat de Grondwet de federale regering in staat stelde on een nationale schuld op te bouwen die het land in groot gevaar zou brengen, en dat – in verband hiermee – de belastingdruk te hoog was of dreigde te zijn. Wat vaak wordt vergeten is dat het de anti-federalisten zijn geweest die ervoor hebben gezorgd dat de Grondwet vele malen werd gewijzigd (bill of rights). Zie Herbert Storing, What the Anti-Federalists Were For: The Political Thought of the Opponents of the Constitution (University of Chicago Press, 1981), Saul Cornell, The Other Founders: Anti-Federalism and the Dissenting Tradition in America, 1788–1828 (University of North Carolina Press, 1999), Herbert Storing (red.), The Complete Anti-Federalist (Univesity of Chicago Press, 2007) en Amar Reed, The Words that Made Us: America’s Constitutional Conversation, 1760-1840 (Basic Books, 2021).
De Bijbel
De Amerikaanse grondwet en de amendementen of herzieningen erop zijn geschreven door mannen die heilig geloofden in het woord in de Bijbel dat alle mensen gelijk zijn, omdat zij naar het evenbeeld van God zijn geschapen. In overeenstemming hiermee vangt de Nederlandse grondwet aan met de woorden “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld”. De vraag is echter of twee gevallen gelijk kunnen zijn en of gelijke behandeling daadwerkelijk mogelijk en gewenst is. Ieders levensloop of streepjescode is ontegenzeglijk verschillend. De openingszin van de Nederlandse grondwet doet dan ook geen of onvoldoende recht aan de eigenheid, persoonlijkheid of individualiteit van een ieder die zich in Nederland bevindt. Zelfs klonen verschillen van elkaar, omdat het tijdstip waarop (of het tijdperk waarin) en de plaats waar zij leven en handelen niet identiek zijn.
De meer fundamentele vraag is of er een God bestaat, naar wiens evenbeeld wij allen zijn geschapen. Aangezien met het stellen van deze vraag een gevoelige snaar bij gelovigen wordt geraakt en het geenzins mijn bedoeling is hen op stang te jagen of hun tegen de haren in te strijken, moet ik dit onderwerp hier laten rusten met de opmerking dat de oude Chinezen over deze belangrijke zaak gans anders dachten.
Beknotting van de vrijheid
Van de Amerikaanse (en Europese, dus ook Nederlandse) grondwet wordt beweerd dat zij de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, meningsuiting, en vergadering en betoging waarborgt. In de Nederlandse grondwet staat hierover het volgende:
• Art. 6. “Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeen schap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders veranwoordelijkheid volgens de wet.”
• Art. 7. “Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.” en
• Art. 9. “Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.”
“Behoudens” betekent “met uitzondering van”,“onder voorbehoud”, “behalve” of “met uitzondering van”.
Iedereen is afkomstig uit of verblijft in een land en dient zich aan de daar geldende wetten te houden. Wetgeving (i.h.b. de fiscale) is echter in essentie een beknotting of inperking van de vrijheid, en aangezien die wetgeving meestal gedetailleerd is (de alsmaar uitdijende Verzameling Nederlandse Wetgeving, die alle wet- en regelgeving op het gebied van staats- en bestuursrecht, burgerlijk[proces]recht en straf[proces]recht bevat, bestaat momenteel uit drie kloeke delen), wordt de vrijheid van de burger drastisch beperkt. Voegt men daarbij de verplichtingen die voortvloeien uit de vele en in aantal toenemende internationale verdragen (globalisering), dan kan men zich met goede rede afvragen in hoeverre iemand in de VS of EU echt vrij is.
Grenzen van de wet
De grenzen van de wet worden tegenwoordig opgezocht. Deze uitdrukking kan men in de eerste plaats verwachten van een louche advocaat, die volgens Fjodor Dostojevski slechts een gehuurd geweten is. In een compleet dolgerdraaide en stapelgekke wereld, waarin iedereen (van popster tot patatboer en van glazenwasser tot groenteman) er een mening over van alles en nog wat op na houdt en een aantal ijdele, gewetenloze lieden het voor het zeggen heeft, is iedereen gebonden en niemand vrij. Vrijheid moet niet door de wet, maar door het geweten worden beknot, niet door wat van buiten komt, maar door wat van binnen leeft en soms knaagt.
Boven de majestueuze ingang van het Cenrale Secretariaat in New Delhi, waar het lot van honderden miljoenen Indiërs wordt bezegeld, staat geschreven: “Honour the State, the Root of Law and Wealth”. De Britten, die van 1773-1947 in India de scepter zwaaiden (British Raj), hadden hun centrale boodschap niet beter onder woorden kunnen brengen. Vanuit Indisch standpunt echter, staat de boodschap haaks op de oude wijsheid van de inwoners van het continent. Het opschrift zou volgens de Hindoes moeten luiden: “Honour the Law, the Root of State and Wealth” — niet de wet die door falende mensen wordt gepromulgeerd en met geweld wordt gehandhaafd, maar de wet-zonder -woorden die onuitwisbaar in het hart van ieder mens staat gegrift, de dharma.[vii]
De oude Grieken
Geïnspireerd door het werk van Louis Gernet (1882-1962), Georghes Dumézil (1898-1986) en Claude Lévi-Strauss (1908-2009), benaderden Jean-Pierre Vernant (1914-2007), Pierre Vidal-Naquet (1931-2006) en Marcel Detienne (1935-2019) de klassieke oudheid structuralistisch. In tegenstelling tot de opvattingen van de Duitse Altertumswissenschaftler, was de methode van de “Parijse School” antropologisch. Vernant, Vidal-Naquet en Detienne wilden de Griekse cultuur begijpen door de constructie van het Griekse wereldbeeld te bestuderen. Inzicht hierin kon volgens hen alleen tot stand komen door analyse van de mythen en riten die er inhoud, vorm en samenhang aan gaven. De Griekse beschaving had in hun ogen weinig tot niets gemeen met de moderne Westerse beschaving.
In een beroemd geworden essay, Les Origines de la pensée grecque (PUF, 1962), onderzoekt Vernant de opkomst van de Griekse polis {vanaf het Myceense tijperk [ca. 1650-1100 v. Chr.] tot de vijfde eeuw voor onze jaartelling) en in verband hiermee de overgang van mythisch naar logisch denken, een ontwikkeling die gepaard ging met de tegenstelling tussen Oost en West.
Het originele in de overgang van mythisch naar logisch denken (d.w.z. van een Rijk dat wordt bestuurd door een almachtige alleenheerser naar een aantal stadstaten waarvan de inwoners zelf uitmaken hoe die moeten worden geregeerd) was de wil om een profane, niet-religieuze verklaring van het onstaan van de kosmos te geven. De typisch Griekse geest ontstond in het kader van de polis, een nieuw soort sociaal-politieke ordening die democratisch was, omdat zij was gebaseerd op vrijheid van debat op de agora waaraan alle belanghebbenden van de polis werden geacht deel te nemen en waar de confrontatie van ideeën van wijze mannen, sofisten en filosofen plaatsvond. De Griekse geest werd gekenmerkt door rationaliteit, doch bleef oog houden voor het geheel der dingen, voor de ”ὅλον” (Gansheit) in plaats van de “πάν” (Gesamtheit).[viii]
Solon (636-558 v.Chr.), bekend om zijn uitspraak “μηδέν άγαν” (alles met mate), ging uit van een hiërarchische ordening, waarin de invloed van een deelnemer aan het publieke debat afhankelijk werd gesteld van diens rijkdom. Clisthenes (570-507 v.Chr), daarentegen, wilde aan alle deelnemers gelijke invloed toekennen. Zijn ideal van “ἰσονομία" (gelijkheid van politieke rechten) was gebaseerd op een circulaire i.p.v. hiërarchische ordening van de maatschappij.
Het democratisch debat op de Griekse agora verschilde fundamenteel van de discussies die eeuwen later in het parlement zouden worden gevoerd, omdat de belangen van hen die zich volksvertegenwoordiger zouden laten noemen, niet hetzelfde zijn als de belangen en noden van degenen die zij pretendeerden te vertegenwoordigen.[ix]
Het denken in diverse afdelingen, departementen of faculteiten, die zich niet met uisluitend sociaal-politieke zaken, maar met experimenteren zouden bezighouden, zou pas veel later, met de opkomst van de moderne wetenschap in de 17de eeuw, ontstaan. De ”ὅλον” (Ganzheit) zou van lieverlede “πάν” (Gesamtheit) worden, waardoor de wetenschap geleidelijk zou verbrokkelen en de samenhang tussen de wetenschappelijke deelgebieden zoek zou raken. Hoewel de heilloze fragmentatie van het wetenschappelijk onderzoek doorging (en zelfs is toegenomen) en het uitvoeren van experimenten bleef bestaan (en zelfs is verfijnd), is het David Hume (1711-1776) geweest die de beperktheid en funeste gevolgen van rationeel denken inzag — vele eeuwen nadat de Chinese filosoof Mencius (372-289 v.Chr.) reeds op dit idee was gekomen. Door te wijzen op het belang van emoties, luidde Hume (met Jean-Jacques Rousseau) het tijdperk van de Romantiek in, waarin irrationalisme en mythologie een grote rol zouden spelen.[x]
Vernant’s benadering is, vooral door Italiaanse en marxistische filologen, scherp bekrisiseerd. Hij zou met name de historische dimensie teveel uit het oog hebben verloren. Dit is niet geheel terecht, want Vernant benadrukt in zijn werk herhaaldelijk dat het door hem beschreven en geanalyseerde sociaal-politieke proces heel lang heeft geduurd. De polis, die was gebaseerd op het wisselen van argumenten, was de resultante van een zeer geleidelijke verwijdering van de mythische wijze van denken.
Voor de Griekse polis, zie Pernille Flensted-Jensen (red.), Further Studies in the Ancient Greek Polis (Franz Steiner, 2000) en het werk van Mogens Herman Hansen, specialist in de Atheense democratie. Ga ook naar https://www.stoa.org/demos.
John Dewey
Duidelijk beïnvloed door Plato (427-347 v. Chr.) en Rousseau (1712-1778), legde de Amerikaanse filosoof en bewonderaar van Confucius, John Dewey (1859-1952), een rechtstreeks verband tussen democratie en opvoeding. “A government resting upon popular suffrage cannot be successful unless those who elect and who obey their governors are educated”, schreef hij in Democracy and Education (Collier-Macmillan, 1916, blz. 87). Dit lijkt mij volkomen juist, maar is helaas een opvatting die ver is verwijderd van de alledaagse werkelijkheid in landen met een democratisch bestel. Kom er maar eens voor: goed opgevoede kiezers en lieden die de overheid gehoorzamen. “A democracy is more than a form of government; it is primarily a mode of associated living, of conjoint communicated experience” (id.).
Michel Foucault
Michel Foucault (1926-1984), een Franse filosoof die bekend is vanwege zijn politiek activisme in de jaren 70 en 80 en om zijn analyses in de politieke filosofie met begrippen als disciplinemaatschappij, biopolitiek en biomacht, beweerde dat macht de oorsprong van de wet is, maar macht, dus ook de macht van het volk (democratie), is een wezenlijk betwist begrip, waarover eindeloos kan worden gediscussieerd. Voor een kritische bespreking van de ideeën van Foucault, zie Gillin Rose, Dialectic of Nihilism: Post-Structuralism and Law (Basil Blackwell, 1984, blz. 171-208).
Cyberdemocratie
De snelle toename in het gebruik van het wereldwijde web (www) en Internet zou belangrijke veranderingen in het openbaar bestuur kunnen inluiden. Sommigen zijn van mening dat de toepassing van netwerk informatiesystemen (sociale media) vergezeld zal gaan door een verschuiving in de richting van een bestuur dat (meer) democratisch is. Anderen denken dat technologie slechts een secundaire factor is in democratische veranderingen of wijzen van regeren. Zie Ivan Katchanovski en Todd La Porte, “Cyberdemocracy or Potemkin E-Villages? Electronic Governments In OECD and Post-Communist Countries”, International Journal of Public Administration, 68 (2005), blz. 665-681. De schrijvers gaan uitgebreid in op de aspecten van en de problemen in verband met elektronisch regeren, maar zien over het hoofd dat het, ook in een cyberdemocratie, in laatste instantie neerkomt op de legitimatie van een maatschappelijke ordening.
Ordening
Uiteindelijk gaat het bij wetgeving om algemeen aanvaarde maatschappelijke ordening, die – zoals in de natuur (kosmos) – harmonieus en evenwichtig moet zijn en waarin de delen nauwkeurig op elkaar zijn afgestemd (finely attuned), want elk deel is altijd een deel van een geheel, dat per definitie uit constituerende delen bestaat. De delen en het geheel dat zij samen vormen zijn co-existent. Wie alleen de nadruk op één zijde legt en de andere zijde onderbelicht laat of verwaarloost, dreigt eenzijdig te zijn en te vertekenen.
Om praktische redenen, kan men natuurlijk de aandacht op een deel (bijvoorbeeld de slurf van de olifant) vestigen, maar dit mag alleen “by taking a crude look at the whole” (Murray Gell-Mann). Wie alleen oog heeft voor het algemene, loopt het gevaar te worden beticht van onduidelijke veralgemenisering en overhaaste generalisering. Wie daarentegen enkel aandacht voor het bijzondere en concrete heeft, zal gemakkelijk van bekrompenheid of beperktheid van visie worden beschuldigd. Het komt dus bij de studie van elk systeem of organisatie aan op wat in de fotografie bekend is als zooming in en zooming out. Holisme en reductionisme sluiten elkaar niet uit, maar complementeren elkaar, vullen elkaar aan
Bezielend verband
Jurisdictie (de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht) kan nimmer een groep mensen bij elkaar houden. Het bezielende verband van een gemeenschap zit bij ieder mens van binnen en is immanent. Het is de taak van de opvoeding om “uit te geleiden” (to educate) wat van binnen aanwezig is. Al het andere is overbodig. Huidige universiteiten, die eigenlijk multiversiteiten zouden moeten worden genoemd (kennisfabrieken met verschillende, onderling niet communicerende afdelingen), schieten in die schone taak schromelijk tekort. De Russen hebben een woord voor bezielend verband: sobornost.[xi]
“La liberté dans l’homme est la santé de l’âme” (de vrijheid van de mens is de gezondheid van de ziel), zei Voltaire. Wie zichzelf niet beheerst is een slaaf. “Liberté, Égalité, Fraternité” was de strijdkreet gedurende de Franse Revolutie, maar deze grote woorden hebben ook tot talrijke discussies geleid. Zijn ze verenigbaar? Broederschap houdt niet noodzakelijkerwijs vrijheid in en vrijheid laat zich moeilijk met gelijkheid verenigen. Vrijheid is verantwoordelijkheid, rekening houden met anderen; het is – schijnbaar tegenstrijdig – sociale gezindheid. Vrijheid is niet aan te tonen. Vrijheid kan dus niet worden opgedrongen, en zeker niet met geweld. Westerlingen, kampioenen van de vrijheid, zijn er opvallend goed in geweest om andere volkeren de les te lezen en hun de vrijheid te ontzeggen. Tegen deze achtergrond is de diep gewortelde wrok van Rusland en China tegen het Westen begrijpelijk. Het zal een hele heksentoer zijn om deze wrokgevoelens definitief weg te nemen. Helaas, ik zie dit niet gebeuren.
Nogmaals slavernij
Slavernij wordt doorgaans in verband gebracht met tyannie en despotisme. Wellicht met uitzondering van Thomas Hobbes, die een tirannie niets anders vond dan een “disliked” monarchie, beschouwden Plato, Aristoteles, Rousseau, Hegel en John Stuart Mill tirannie als een regeringsvorm die wordt gekenmerkt door onrecht en de willekeur van één persoon. Mensen, die zichzelf zouden moeten regeren of wier welvaart bij het regeren op z’n minst voorop zou moeten staan, worden in een tirannie als slaven behandeld, misbruikt en uitgebuit.
Er kan echter ook van slavernij sprake zijn wanneer mensen aan bijvoorbeeld alcohol, sigaretten , narcotica (drugs), seks, gokken of gamen verslaafd zijn.
Het valt moeilijk te zeggen welke vorm van slavernij erger is, maar een zogenaamd vrij land als Amerika dat tientallen miljoenen verslaafden telt is met zichzelf in tegenspraak: stoer naar buiten, maar zwak van binnen. Dit is wat ik de betonrot of betonkanker van de Westerse “beschaving” noem. Met de afloop van de twee opiumoorlogen (1839-1842 en 1856-1860) in gedachten, zullen de Chinezen er geen traan om laten. In tegendeel, zij hebben alle tijd en wachten geduldig af tot de Westerse “beschaving” door eigen gebreken of innerlijke tegenstrijdigheden ten onder gaat. Chinezen weten wat Sunzi (544-496 v.Chr.) in Bīng Fǎ ( de kunst van het oorlogvoeren) heeft geschreven.
De literatuur over slavernij is zeer omvangrijk, maar veruit de meeste boeken of tijdschriftartikelen gaan over slavernij in politieke zin. Het onderwerp van de verslaving komt dan niet aan de orde, laat staan de vraag hoe beide vormen van slavernij met elkaar zijn verbonden.[xii]
Amerikaanse hegemonie
Europa dat beweert pal voor haar waarden te zullen staan en haar culturele identiteit te zullen bewaren, maar intussen is het oude continent bezig om in rap tempo te veramerikaniseren. Niet China of Rusland, maar de verenigde Staten neemt sluipenderwijs de macht over. Men hoeft hiervoor alleen maar een van de Frans-, Duits-, Spaans-, of Italiaanstalige kranten of tabloids op te slaan. Als er goed geld mee valt te verdienen, zijn deze grif bereid om zelfs de grofste leugens te verspreiden.
• De Europese markt voor risicodragens kapitaal is in toenemende mate in handen van de Amerikanen en Amerikaanse koppensnellers zorgen ervoor dat noodlijdende bedrijven “professioneel” worden gerund.
• De rol van ExxonMobil en Chevron op de Europese markt voor energie mag niet worden onderschat, zeker nu Rusland zijn leverantie van gas aanzienlijk heeft verminderd.
• “Central Intelligence Agency” (CIA) en “Federal Bureau of Investigation” (FBI) zijn Amerikaanse instanties die bij het brede publiek geen toelichting meer behoeven, maar wier duistere praktijken worden beoefend.
• In Europese vestigingen van de Amerikaans hotelketens Hilton, Marriott, Best Western, Holiday Inn of Hyatt kunnen de meest verwende gasten terecht, terwijl de op Amerikaanse leest geschoeide casino’s, nightclubs en snackbars in Europa als paddestoelen uit de grond schieten
• Verhalen over cowboys, hèt symbool van “ the American Frontier” (het wilde westen), zijn geromantiseerd (John Wayne, Clint Eastwood, Henry Fonda, James Stewart, Dean Martin enz.).
• De lijst Amerikaanse filmacteurs en –actrices, die er niet tegenop zien iets aan hun uiterlijk te (laten) doen en altijd bereid zijn om uit de kleren te gaan, is opvallend lang.
• Een zichzelf respecterende paradontoloog, implantoloog of plastisch chirurg, die klaar staat om u desnoods helemaal te verbouwen, heeft in de Verenigde staten gestudeerd.
• Zelfs de op het Europse vasteland gesproken talen worden ontsierd door fraaie Amerikaans-Engelse wooorden als app, babe, babydoll, bar, baseline, beat, bestseller, blowup, blues, boyshorts, branding, breakeven point, breaking news, brinkmanship, bullshit, bungy jumping, business, bitcoin, bustier, callgirl, canned laughter, cannibalization, cash-and-carry, cheerleader, cheesy, chill, choker, cockpit, cocktail, conglomerate, cookies, cool, country, cowgirl, crowdfunding, crowding out, dating, deep throat, disclaimer, diskjockey, doggybag, dressing, dribble, drive, drop shipping, email, facelift, featherbedding, feedback, flip-flop, flirt, franchising. funk, gay, G-string, glamor, gloryhole, go-between, google, hands up, hang gliding, hangout, happening, hashtag, headhunter, high, highligther, hipsters, hit, hot, hotpants, human billboard, humbug, hype, jackpot, jaywalking, jazz, joint venture, joyriding, joystick, kingsize, kinky, label, lame duck, laptop, layout, leasing, leggings, logistics, loophole, lowrider, manager, marketing, markup, matchmaker, merchandising, motherfucker, musical, nightclub, online, photoshopping, pickup, pin-up girl, playboy, podcast, press-on nails, price lining, printer, public relations, push-up bh, queer, quizmaster, rack jobber, rapper, return on sale, rip-off, robber baron, rock, scanner, sciencefiction, scoop, screw, sexappeal, sexting, sexy, shakeup, showbiz, showgirl, sidekick, sitcom, situationship, skims, smart phone, snackbar, software, soul(mate), soundbite, soundtrack, spillover, stand-in, stoned, straight, strapless, streaker, stripper, striptease, stunt, suck up, SUV, swing, swipe, talkshow, teabagging, thongs, thriller, time-out, toastmaster, trade-off, trading down/up, trolley, turn on, tweets, uppercut, upstream, usher, visagist, whale tail, window dressing en womanizer — woorden die iets zeggen over de Angelsaksische “beschaving”.
Het Westen heeft een blind geloof in het economische sprookje dat de gehele maatschappij zal profiteren van de kracht van de vrije markt. Volgens Nobelprijswinnaar Angus Deaton echter is niets minder waar. De sociale en economische ongelijkheid is groter dan ooit en het aantal mensen dat in de westerse wereld in armoede leeft groeit exponentieel. Thomas Piketty heeft hierop al gewezen in zijn goed verkochte boeken Le Capital au xxie siècle (Seuil, 2013) en Capital et Idéologie (Seuil,, 2019). Er is duidelijk iets mis met het huidige kapitalistische model, dat Amerika de wereld opdringt. De berichtgeving over het “vrije, democratische Westen” is bedrieglijk. We worden allen tot slaaf gemaakt.[xiii]
Conclusie
Ik denk dat het beter zou zijn wanneer één persoon het roer van het schip van staat krachtig in handen neemt. Zo iemand moet moreel deugen en tegen de zware bestuurstaak zijn opgewassen. Hij moet standvastig zijn en zich omringen met bekwame raadgevers, die hem niet naar de mond praten Hij moet aandachtig naar hun adviezen luisteren en een wijze raad niet in de wind slaan, maar hij mag zijn oren onder geen beding naar een of enkelen van hen laten hangen. Toegegeven, de kans dat zo iemand in een land opstaat en tot kordaat handelen overgaat, is erg klein. Zij is echter vele malen groter dan de kans dat de menigte (dat brullende, redeloze, veelkoppige monster) er tot een zorgvuldig afgewogen oordeel komt. Vandaag “Hosanna!”, morgen “Kruisig hem!”.
Gekwalificeerde autocratie (rule by one) dus in plaats van democratie (rule by many).[xiv] Alleen zo, met aan de top niet meer dan één persoon, die het belang van alle onderdanen voortdurend voor ogen houdt en volkomen onpartijdig is, bevindt de kegel zich in een stabiele toestand. Alleen zo, met een vaste hand aan het roer, kan het scheepje op de woelige baren een veilige haven bereiken, de nauwelijks waar te nemen stip op de horizon.
Aldus kom ik uit bij de autocraat of alleenheerser, bij de man/vrouw die eerlijk, onbevooroordeeld en rechtvaardig is en als monarch of vorst(in) door het volk wordt aanbeden, of bij de man/vrouw die verstrikt raakt in machinaties, partijdig en onrechtvaardig is en als despoot of tiran door de massa wordt veracht en gehaat.
Welbeschouwd staat koningschap op gespannen voet met democratie. Het zijn twee zaken die niet met elkaar overeenstemmen; koningschap en democratie sluiten elkaar uit. De poging van Johan Rudolph Thorbecke (1798-1872) om deze onverzoenlijke discrepantie uit de weg te ruimen door het instellen van een constitutionele monarchie (een monarcie waarbij de positie van de monarch in een grondwet is geregeld) heeft het fundamentele probleem dan ook niet opgelost, want (grond)wet is nog steeds een omstreden onderwerp.[xv]
N’en déplaise à Sir Karl Popper (1902-1994), die in zijn veelgeprezen doch niet onweersproken boek The Open Society and Its Enemies (Routledge & Kegan Paul, 1945) Plato, Hegel en Marx met veel omhaal afserveert, was Plato’s idee “filosoof-koning” (de heerser over de ideale staat) zo gek nog niet. Een soortgelijke gedachte treft men ook in de Chinese Klassieken aan.
Om de orde te handhaven of te herstellen heeft elk gezin immers één gezinshoofd, elke familie één pater familias, elke stam één opperhoofd, elke politieke partij één parijleider, elke staat één staatshoofd,[xvi] elke natie één president of Premier, elk keizerrijk één keizer, elke stad één burgemeester, elk bedrijf één bestuursvoorzitter, elke land-, lucht- en zeemacht één commandant, elk zeeschip of verkeersvliegtuig één gezagvoerder, elke rijdende auto één bestuurder, elke vergadering één voorzitter en elke religieuze organisatie één geestelijkleider (paus, patriarch, imam, of dai lama), die de geloofsgemeenschap bij elkaar tracht te houden.
Gedurende de nacht lijken alle sterren door de rotatie van de aarde in een baan om de poolster heen te draaien. Elk wentelend wiel heeft exact één middelpunt, waaromheen alle andere punten van het wiel bewegen, maar dat zelf — raar maar waar— stilstaat!
Ik raak hier aan het nog onopgeloste mysterie van de macht dat twee fundamentele, met elkaar samenhangende en i.v.m. de oorlog in Oekraïne hoogst actuele vragen oproept:
1) Waarom gehoorzamen mensen? Wat is de reden waarom mensen zich conformeren (of met de vijand meeheulen)? Deze vraag werd kernachtig door Montaigne’s jong gestorven vriend Étienne de la Boéitie (1530-1563) in Discours de la servitude volontaire (vertoog over de vrijwillige slavernij) gesteld en is o.a. door Claude Lefort (1924-2010), Pierre Clastres (1934=1977), Miguel Abensour (1939-2017) en Marcel Gauchet (1946) opnieuw opgeworpen.
2) Waarom weigeren mensen te gehoorzamen? Wat brengt hen ertoe te rebelleren, in opstand tegen het gezag te komen of zelfs een revolutie te ontketenen? Dit vraagstuk wordt indringend behandeld door o.a. Eugen Rosenstock-Huessy (1888-1973) (zie https://plato.stanford.edu/entries/rosenstock-huessy), Albert Camus (1913-1960) (zie http://camus-society.com) en Harold Berman (1918-2007) (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Harold_J._Berman).
Het onderliggende probeen is filosofen bekend als het eeuwenoude probleem van de aard van en de relatie tussen het ene en het vele, het geheel (the whole) en de delen (the parts), het algemene en het bijzondere, het universele en het particuliere, identiteit en diversiteit, het noodzakelijke (must) en het contingente (may), het abstracte en het concrete, geest (mind) en materie (matter).
Aangezien elk land een unieke en voortdurend veranderende combinatie is van een politiek, juridisch, militair, economisch, financieel, sociaal, psychologisch, educatief, religieus, cultureel, geologisch, geografisch, demografisch en ecologisch systeem, zal de nog jonge netwerkwetenschap in de toekomst wellicht meer klaarheid verschaffen in dit allemachtig complexe onderwerp.
De “Verenigde” Staten, het “Verenigd” Koninkrijk, de Europese “Unie”, Rusland, China, India, Japan of Indonesië— het maakt helemaal niet uit. Elk land, dat hoe dan ook moet worden geregeerd (tenzij anarchie wenselijk en mogelijk wordt geacht), is een dynamisch, sociaal-cybernetisch en internationaal ingebed geheel bestaande uit delen, die niet-lineair dus complex met elkaar zijn verbonden. Het is een dynamisch systeem, omdat een land voortdurend verandert en daar niets hetzelfde blijft.
Heraclitus (540-480 v.Chr.) was al van mening dat “alles stroomt en niets blijft”; het meesterwerk van Ovidius (43 v.Chr. – 17 n Chr.), Metamorphoses, ging over de alomtegenwoordige transformatie of gedaantewisseling; en het eerste deel van de Chinese Klassieken, de Yì jīng, hamert op de veranderlijkheid en onbestendigheid aller dingen. Na Newton (1643-1727) en Leibniz (1646-1716) hebben vele Westese wiskundigen zich verdiept in de problemen van de analyse, die betrekking heeft op de bestudering van de functies van allerlei getallen.
Het lijkt aan geen twijfel onderhevig te zijn: alles stroomt en verandert, overal en altijd, zij het in verschillend tempo. Een boom bv verandert langzamer van gedaante dan een ster die explodeert; elektrische stroom gaat sneller dan de stroom van een rivier; een huis wordt sneller gesloopt dan gebouwd; en het menselijk verouderingsproces verloopt aanmerkelijk langzamer dan het helen van een operatiewond. Heraclitus’ uitspraak, “πάντα ῥεῖ, οὐδὲν μένει” (alles stroomt, niets blijft), lijkt volkomen terecht, eraclitus Heraclit Alleen weten wij nog niet precies hoe iets verandert.[xvii] De toekomst is, althans voorlopig, onvoorspelbaar, hoewel piskijkers en geschiedkundigen hier anders over denken.
[i] Zie Serhii Plokhy, Nuclear Folly (W.W. Norton, 2021) en Max Hastings, Abyss (Harper Collins, 2022}.
[ii] Zie Hendrik van Galen Last, Van Nietzsche tot Nu: Cultuurgeschiedenis van deze Eeuw [Wolters-Noordhoff, 1975] en bezoek de websites https://plato.stanford.edu/entries/gasset, https://iep.utm.edu/jose-ortega-y-gasset en https://www.philosophica.info/archivo/2012/voces/ortega/Ortega.html.
[iii] Zie verder Willem Wertheim, De Lange Mars der Emancipatie (van Gennep, 1976) en bezoek de websites https://en.wikipedia.org/wiki/Slavery en https://fr.wikipedia.org/wiki/Esclavage.
[iv] Voor details, zie Lisa Disch en Mary Hawkesworth (red.), The Oxford Handbook of Feminist Theories (OUP, 2015) en ga naar https://iep.utm.edu/fem-epis, https://plato.stanford.edu (vul in: feminist philosophy, approaches; feminist philosophy, interventions; feminist philosophy, topics) en https://philpapers.org/s/feminism.
[v] Zie https://plato.stanford.edu/entries/goedel.
[vi] Zie Enrique Guerra-Pujol, “Gödel’s Loophole”, Capital University Law Review, 41 (2013), blz. 637-673.
[vii] Zie Chhatrapati Singh, Law: From Anarchy to Utopia (OUP, 1986), Patrick Olivelle (red.), Dharma (Motilal Banarsidass, 2009), Alf Hiltebeitel, Dharma (OUP, 2011) en Arvind Kumar Rai, “The Concept of Dharma”, Journal of East-West Thought, 8:1 (2018), blz. 19-25.
[viii] Zie Humphrey Kitto, The Greeks (Penguin, 1961, hoofdstuk 10).
[ix] Zie David Held, Models of Democracy (Stanford University Press, 2006), Larry Diamond en Marc Plattner (red.), Democracy: A Reader (Johns Hopkins University Press, 2009), Benjamin Isakhan en Stephen Stockwell (red.), Companion to the History of Democracy (Edinburgh University Press, 2012), Ricardo Blaug en John Schwarzmantel (red.), Democracy: A Reader (Columbia University Press, 2016) en de Journal of Democracy (1990 e.v.).
[x] Voor de vriendschap tussen Hume en Rousseau die uitdraaide op een fikse ruzie, zie Robert Zaretsky en John Scott, The Philosophers’ Quarrel: Rousseau, Hume, and the Limits of Human Understanding (Yale University Press, 2010).
[xi] Zie Aleksey Khomiakov en Ivan Kireevsky, On Spiritual Unity (Lindisfarne, 1999).
[xii] Zie Nikolaj Berdjajev, Slavery and Freedom (Scribner, 1969), Roger Sawyer, Slavery in the Twentieth Century (Routledge, 1986), David Davis, The problem of Slavery in Western Culture (OUP, 1988), William Lowenstein, Ces dépendances qui nous gouvernent, comment s’en libérer? (Calmann-Levy, 2005), Sándor Ferenczi, Sur les addictions (Payot, 2008), Maia Szalavitz, Unbroken Brain (St. Martin’s Press, 2016) en Dick Harrison, De Geschiedenis van de Slavernij (Omnibook, 2019).
[xiii] Marketing of commerciële verkoopbevordering is een van de manieren om mensen tot de aankoop van goederen of diensten te verleiden, dus hen te binden/knechten. Zie de boeken of artikelen van bv. Philip Kotler, Michael Czinkota of Charless Schewe en bezoek de website van de American Marketing Association. Michael Porter, Jay Barney en Stuart Clegg schetsen de context.
[xiv] Soms vraag ik mij in gemoede af of het gros der mensen wel serieus in staatszaken is geïnteresseerd. Eten en vermaak, “panem et circenses” (brood en spelen) of, in het Russisch, “xле́ба и зре́лищ” (brood en spektakel), dit en alleen dit is waarvoor de meeste mensen belangstelling lijken te hebben. Zolang hierin wordt voorzien, roert het plebs zich niet. Verder wil democratie tegenwoordig niet zeggen dat iedereen (be)stuurt, maar wel dat iedereen zijn/haar stem uitbrengt en aangeeft wie er moet (be)sturen. Algemeen kiesrecht is zeker geen garantie voor eenheid van bestuurt. De huidige democratie, waarin het kwantitatieve beginsel van de-meeste-stemmen-gelden heerst, komt in feite neer op touwtrekken en koehandel. Zie Arend Lijphart, Patterns of Democracy (Yale, 2012) en Paul Clarke en Joe Foweraker (red.), Encyclopedia of Democratic Thought (Routledge, 2014).
[xv] Zie https://iep.utm.edu/law-phil, https://philpapers.org (vul in: philosophy of law en legal philosophy) en https://plato.stanford.edu/entries/legal-econanalysis.
[xvi] Zie René van Stipriaan, De Zwijger: Het Leven van Willem van Oranje (Querido,2021).
[xvii] Aristoteles (384-322 v.Chr.) onderscheidde vier soorten verandering: a) verandering in kwantiteit, b) verandering in kwaliteit, c) verandering van plaats, en d) verandering als generatie/eliminatie.