Afrika

Civis Mundi Digitaal #129

door Jan de Boer

Het faillissement van Ghana

Er was een tijd dat het West-Afrikaanse Ghana bedolven werd onder complimenten. Het was een stabiele en democratische staat en een kampioen op het gebied van economische groei op het continent. Toen president Nana Akufo-Addo op 7 januari 2017 aan de macht kwam, varieerde de economische groei tussen de 6% en 8% per jaar. Hij riep op om te breken met het « bedelaars-imago van Afrika ». Deze vroegere advocaat, met zijn ronde en joviale gezicht, verzekerde dat de oude « Gold Coast » geen internationale hulp meer nodig had.

Maar helaas luidde de coronapandemie een tijdperk van desillusies in. De economische groei vertraagde plotseling en geldleningen op de internationale markten werden steeds duurder. De moeilijkheden verergerden met de gevolgen van het Oekraïens-Russische conflict voor de mondiale prijzen van voedsel en energie. De inflatie nam een hoge vlucht en bereikte zelfs bijna 34%, terwijl de nationale munt steeds minder waard werd: de « cedi » verloor meer dan 40% ten opzichte van de dollar sinds het begin van dit jaar.

Vooral de nationale schuld, de achilleshiel van de Ghanese economie, nam steeds grotere vormen aan en vertegenwoordigt vandaag de dag bijna 80% van het BBP. Een onhoudbare zaak die de Ghanese regering dwong te breken met haar doctrine: drie jaar na zich verlost te hebben van de hulp van het IMF moest het land voor de zeventiende keer sinds zijn onafhankelijkheid in 1957 dit instituut om financiële hulp vragen.

Het Ghanese failliet is niet alleen teleurstellend, het is ook zeer verontrustend. Allereerst omdat het land tot nu toe een modelstaat was in een regio die gekenmerkt wordt door politieke instabiliteit en veiligheidsrisico’s. Sinds de instelling van een meerpartijenstelsel dertig jaar geleden heeft Ghana acht eerlijke verkiezingen en drie verschillende vreedzame politieke veranderingen meegemaakt. Maar de gigantische prijsverhogingen en de maatregelen om zo goed en kwaad als het kan uit de financiële problemen te komen, voeden de gevoelens van verbittering tegen de regerende klasse.

Ghana is overigens niet het enige land dat er niet meer in slaagt de eindjes aan elkaar te knopen: 22 landen van het Afrikaanse continent zitten tot over hun oren in de schuld. De Afrikaanse landen betalen een forse prijs voor de recente economische schokken, zonder dat ze in het epicentrum zitten en zonder ook maar op een beetje internationale solidariteit te kunnen rekenen. De consequenties zijn onthutsend: volgens de Wereldbank leeft 60% van de allerarmsten op deze planeet, oftewel bijna 390 miljoen mensen, in Afrika ten zuiden van de Sahara. En Ghana laat zien dat zelfs de meest dynamische landen de huidige warboel van crises niet kunnen weerstaan.

Er kunnen ook nog andere lessen uit deze situatie getrokken worden. Er zijn maar weinig mensen die zich afvragen waarom de Afrikaanse schulden steeds weer opnieuw ontstaan. Eén van de belangrijkste oorzaken is het feit dat Afrika nog steeds niet heeft besloten om zelf te produceren wat zij consumeert en zich tevreden stelt met het exporteren van natuurlijke hulpbronnen zonder deze te hebben getransformeerd. Zo is de Ghanese economie te afhankelijk van de export van haar grondstoffen (cacao, goud, olie…) om werkelijk robuust en schokbestendig te zijn. Ghana en andere Afrikaanse landen moeten serieus werk maken van een endogene ontwikkeling – met of zonder hulp van internationale geldschieters – als de enige weg naar een werkelijke emancipatie, een werkelijke economische zelfstandigheid, een veel mindere afhankelijkheid (anders gezegd een vorm van plundering) door de rijke (vooral westerse) landen. Zij hebben er de grondstoffen voor, laten zij die daarvoor dan ook gebruiken!

 

Geschreven in december 2022