Civis Mundi Digitaal #130
Shankara, de grondlegger van de Advaïta Vedanta, met vier leerlingen
https://in.pinterest.com/pin/81979655695759446/
In India zijn er diverse termen die te maken hebben met bewustzijn. De term cit komt er het dichtst bij. Jnana of gyana en vidya staan voor kennis of cognitie. De woorden vidya en veda zijn verwant met ons woord ‘weten’. Manas is verwant met mind, geest. Buddhi staat voor intellect, onderscheidingsvermogen, een hoger, meer verfijnd vermogen dan de geest. “Het onderscheid van Kant tussen het innerlijk zintuig, intellect en bewustzijn komt in grote lijnen overeen met het onderscheid in manas, buddhi en cit... Volgens Kant behoren alle mentale afbeeldingen tot het innerlijk zintuig” (p338). Dat komt overeen met mind of manas als het geheel van mentale ervaringen.
Chinese benaderingen worden niet behandeld. Chinese filosofen waren vaak meer aards en maatschappelijk gericht, vooral het dominante confucianisme, en minder innerlijk gericht op bewustzijnsonderzoek (zie CM 99-113).
De zes systemen van Indiase filosofie
India kent zes filosofische systemen of scholen die teruggaan op de Veda’s, daarnaast de materialistische school van de Charvaka’s. Nyaya omvat logica en kenleer. “Vaisesika analyseert de werkelijkheid in termen van atomen, eigenschappen en categorieën.”
“Samkya is een dualistische school met het onderscheid tussen bewustzijn (purusa) en materie (prakriti, ook wel vertaald als natuur).” Purusa is transcendent bewustzijn. De geest, het intellect en het ik (ahamkara) behoren tot prakriti, dat ook subtiele vormen van materie en energie omvat.
Yoga is de praktische filosofie, die is gebaseerd op sankya en bestaat uit “fysieke en mentale praktijken om het onderscheid tussen purusa en prakriti op te heffen.” (p341). Yoga betekent letterlijk verbinding, verwant met het Latijnse yugere en het Nederlandse juk.
Karma mimamsa houdt zich vooral bezig met ritualistische interpretatie van de Veda. Karma betekent handelen en betreft hier ritueel handelen. Vedanta, letterlijk ‘het einde van de Veda’, is gebaseerd op de Upanishaden de monistische filosofie van de Veda. Het gaat om inzicht, niet om ritueel. Yoga en Vedanta zijn het meest bekend en invloedrijk, ook wat betreft kennis omtrent bewustzijn en zelfrealisatie of bewustzijnsontwikkeling.
https://scriptures.redzambala.com/upanishads-index.html
Grondstellingen en beginselen
“De Indiase filosofische literatuur behandelt de problemen van bewustzijn op een zeer gedetailleerde wijze” (p342). Hiervan worden hoofdzaken weergegeven.
De Mandukya Upanishad onderscheidt vier bewustzijnstoestanden: waken, dromen en slapen en de vierde, transcendente toestand, die door meditatie kan worden geraliseerd.
De grondstelling van de Upanishaden is: Atman is Brahman. Brahman: het Zelf is de wereldziel of het grote, universele bewustzijn. Atman, Zelf of ziel isverwant met ons woord ‘adem’. Brahman is afgeleid van een wortelwoord dat ‘groot’ betekent. “Zowel Atman als Brahman zijn op te vatten als zuiver bewustzijn”
“Karma [handelen en de gevolgen...] speelt een centrale rol in het Indiase denken. Karma is verbonden met iemands plicht [dharma]... Bewustzijn kan wel het fundamentele concept van het Indiase denken worden genoemd” (p347,348).
De Vedische goden “symboliseren verschillende innerlijke psychologische krachten, zoals wilskracht, intellect en morele zuiverheid. De dubbele benadering van uiterlijk en innerlijk... opent twee paden: dat van handelen, van rite en rituelen en dat van niet-handelen, van contemplatie’’ (p348, zie CM 122). Het laatste is gericht op Zelfrealisatie of verlichting, moksha of samadhi. Het Zelf (Atman) is zuiver, transcendent bewustzijn, vrij van het ego.
https://www.kd.nl/2017/05/25/zo-boven-zo-beneden-de-gouden-draad-van-het-bewustzijn/
Klassieke Indiase filosofie en moderne bewustzijnswetenschap
“Ziegelaar waardeert de these van Vedanta inzake bewustzijn: bewustzijn is het zelf dat dieper ligt dan alles wat aan het bewustzijn verschijnt en wat die verschijning mogelijk maakt. Het individuele zelf valt samen met het universele zelf. De auteur ziet daarin een bevestiging van het door hem ontwikkelde bewustzijnbegrip: bewustzijn is de fundamentele openheid die aanwezigheid van iets aan een zelf schenkt” (p352).
Kwantumfysici als Schrödinger (Mind and Matter) en Heisenberg hebben kennis genomen van het Indiase denken na hun baanbrekende werk. Heisenberg bezocht Tagore in India. Er zijn veel fysici die na Capra, The Tao of Physics, hebben gewezen op parallelen tussen kwantumfysica en oosterse filosofie. Behalve Ziegelaar en Deepak Chopra gaan ook andere bewustzijnswetenschappers in op de Indiase filosofie, die echter meer metafysisch dan psychofysisch georiënteerd is en wat ‘buitenwerelds’ overkomt (zie bijv. Max Weber, die het heeft over ‘wereldmijdende ascese’ in The Religion of India). “Psychologie in India imiteerde de westerse insteek, concepten, modellen, theorieën en onderzoeksmethoden. Uitzondering daarop vormt de studie van bewustzijn, waar tot op zekere hoogste het klassieke Indiase gedachtegoed wel een rol speelt. De rijkdom van het klassieke Indiase denken bleef lang verborgen voor zowel de Indiase als de westerse psychologie” (p342).
Bovendien werd het weinig geïntegreerd met westerse psychologie, uitzonderingen daargelaten, zoals Daniel Goleman (zie CM 76). “Een belangrijke oorzaak is dat klassiek psychologische denkbeelden metafysisch zijn en zich niet lenen voor empirische toetsing” (p346). Wel voor ‘verruimd empirisme’, dat innerlijke ervaringen omvat, het eerste-persoonsperpectief, dat onontbeerlijk is voor de studie van bewustzijn als subjectief en kwalitatief verschijnsel. “Meer recent zien we pogingen om op meditatie geënte praktijken als mindfulness te verbinden met wetenschappelijk onderzoek” (p389).
De auteur beperkt zich tot enkele recente Indiase werken en de klassieke inzichten die reeds in grote lijnen zijn samengevat, o.a. B Gupta, CIT cionsciousnessen het Trident Model van K Ramakrishna Rao. “In de ogen van Gupta heeft de Integrale Vedanta van Aurobindo het meeste te bieden voor modern wetenschappelijk onderzoek naar bewustzijn. De evolutionaire bewustzijnstheorie van Aurobindo vindt evenwel weinig steun... Voor Indiase denkers staat de lichtgevendheid van bewustzijn voorop en minder de empirische vragen of die van het moeilijke probleem... Indiase filosofie is meer gericht op lichtgevendheid (verlichting) en westerse filosofie op intentionaliteit” (p340).
De drietand of trident is het instrument van Shiva, de god van transcendentie
https://www.sentinelassam.com/editorial/lord-shiva-the-symbol-of-universal-consciousness-528032
Het Trident Model van Rao
“Lichaam, geest en bewustzijn zijn de fundamenten van het model” (p352). Ze zijn fundamenteel verschillend, maar ook verbonden met de psychologische geest-lichaam verbinding en de transcendentale geest-bewustzijn verbinding. Geest bestaat uit subtiele materie en heeft drie componenten. “Manas is de centrale processor. Ahamkara is de egofunctie. Buddhi is de component die het dichtst bij bewustzijn staat.”
“Bewustzijn (purusa) heeft geen begin noch een eind...Bewustzijn als zodanig is onbeschrijfelijk, niet-intentioneel, niet-relationeel. Het heeft vorm noch verschijning. Het is ongedifferentieerde subjectiviteit die verbonden is met alles wat bestaat als de inhoud ervan... Het is zelfverlichtend en de bron van verlichting van alle [individuele] geesten” (p353-54).
Het model onderscheidt verschillende gradaties: onbewust, voorbewust, bewust, superbewust en zuiver bewust. De geest is een instrument en een gedachtestroom. De geest reflecteert bewustzijn, de waarnemer die getuige is van wat zich in de geest en daarbuiten afspeelt. De geest is het actieve centrum van denken, willen en voelen en andere psychische functies.
“De persoon denkt dat de geest hem-, haarzelf is en dit leidt tot een staat van onjuiste kennis, avidya [onwetendheid]. Het resultaat is dat de persoon de geest opvat als het ware zelf en het centrum van bewustzijn. Op transcendentaal [bovenzintuiglijk] niveau speelt de verbinding tussen geest en zuiver bewustzijn (bewustzijn als zodanig)... Het verlicht de vorm van materiële objecten in de geest. Het is inhoudsloze, ongedifferentieerde subjectiviteit. Subjectiviteit ontstaat uit de verbinding van de geest met bewustzijn. Door toegang te krijgen tot het bewustzijn als zodanig realiseert de geest het universum [het universele bewustzijn]” (p355).
Zuiver bewustzijn als ongedifferentieerde subjectiviteit is te realiseren door meditatie en gnosis, d.w.z. intuïtief weten. Bewustzijn kent ook een betekenisverlenende functie door de verbinding van een object met bewustzijn. “De existentiële queeste van de persoon is waarheid (satyam) te kennen, goed te doen (sivam) en te genieten van schoonheid (sundarum) [...Ook realisatie] van het zijn van de persoon (sat), stralende kennis (cit) en... gelukzaligheid (ananda)” (p356-57). Het model is gebaseerd op Samkya, Yoga en Vedanta.
Boeddhistische bewustzijnsopvattingen
Het boeddhisme en in mindere mate de Vedanta worden beschouwd als reactie op het ritualistische Vedische brahmanisme. Er zijn verschillende boeddhistische scholen. Deze kennen alle de leer van het onderling afhankelijk bestaan met een veelheid van oorzaken en de leer van ’geen zelf’ (anatman). Er is geen ziel en ook geen ik met bewustzijn, en alles is van elkaar afhankelijk. “Er is veeleer sprake van een bewustzijnsstroom... Kern van alles is continue verandering.” Dat geldt ook voor het bewustzijn. “Geest en lichaam worden als onafscheidelijk van elkaar beschouwd” (p361).
De leer van ‘geen zelf’ is in strijd met de Vedanta leer van Atman is Brahman, waarbij alles Atman is, de essentie van alles. Daarentegen leert het boeddhisme dat er geen essentie is, veeleer ‘leegte’ (sunyata). Daarin speelt de onderling verbonden stroom van steeds veranderende verschijnelen zich af. “De ultieme werkelijkheid is leegte. Leegte staat tegenover vorm c.q. verschijnselen. De Hartsoetra stelt dat leegte niet anders dan vorm is en vorm niet anders dan leegte.” De hartsoetra vat de essentie van het boeddhisme samen. Bij Vedanta “omvat bewustzijn alles als een vormloze lege ruimte.” Bij het boeddhisme “’bestaat er slechts een onderling verweven en vergankeijke stroom van verandering” (p359,360). Een aspect of onderdeel daarvan is de bewustzijnsstroom.
Skandhas: combinaties en aggregaten van oorzaken
De onderling verbonden geest en lichaam en ook de persoonlijkheid ontstaan uit “skandhas... aggregaten in de zin dat iets gevormd wordt door de gezamenlijke combinatie van meerdere oorzaken en condities.” En wel vijf categorieën: 1. fysiek, 2. sensatie: zintuiglijk en emotioneel, 3. cognitief, 4. gewoonten van de geest, en 5. bewustzijn of onderscheidingsvermogen.
“De vijf skandhas... scheppen de illusie van een ‘ik’ of ego [dat...] bestaat uit vijf aggregaten, te weten materie, gevoelen, waarneming, mentale formaties en bewustzijn... Bewustzijn [als vijfde skandha] ontstaat op basis van de vier skandhas” en is daarvan afhankelijk (p361,362). Bewustzijn is geen fundamentele realiteit, zoals bij de Vedanta en sommige westerse wetenschappers. “Bewustzijn conditioneert geest en lichaam” en andersom. “Er is sprake van een wederzijdse omhelzing” (p366).
Het boeddhisme kent evenals het hindoeïsme minstens drie termen voor geest: manas, (vi)jnana en citta, resp. het mentale domein, onderscheidingsvermogen en geest als “mentale bestanddelen” (p367). Ze worden ook min of meer als synoniem gebruikt bij sommige filosofen, bij wie de betekenis enigszins kan variëren. Vervolgens behandelt de auteur verschillende scholen of richtingen: de idealistische yogacara school van Asanga en Vasubandhu, waarbij alles bewustzijn en geest is. Vervolgens de Madhyamaka school van Nagarjuna en een synthese van beide. Hier gaan we er niet verder op in. Het is nogal specialistisch. Daarna volgt de logisch-epistemologische richting van Dignana en Dharmakirti, die lijkt op een uitgewerkte cognitieve psychologie. Zo zijn er nog meer filosofen.
Vergelijking van Indiase en westerse visies
Zoals gezegd is de Indiase benadering meer gericht op helderheid of lichtgevendheid van (zelf)bewustzijn “dat [in] een staat van bewustzijn zich van zichzelf bewust is”. Dit wordt zuiver bewustzijn genoemd. In het Westen ontbreekt de notie van zuiver, op zichzelf staand bewustzijn. Bewustzijn wordt als intentioneel beschouwd, gericht op iets, vooral in de fenomenologie. “Iemand is zich altijd van iets bewust... Het kan om een extern object, een intern of mentaal object of een abstracte entiteit zoals een getal of illusoir object” (p379-80). Dit zien we bijv. bij Kant.
Materialisme en fysicalisme speelt in India geen rol van betekenis. Dualisme en monistisch idealisme des te meer. Intentionaliteit in de zin van bewustzijn van iets of (zintuiglijke) gerichtheid op objecten wordt in India als onwetendheid (avidya) gezien. Het gaat uiteindelijk om atmavidya: realisatie van Atman. Intellectuele kennis en onderscheidingsvermogen heeft ook zijn waarde en wordt vidya, kennis, weten, genoemd.
In India worden geest en bewustzijn onderscheiden en als gelaagd en samengesteld gezien, met termen als manas, cit(ta), buddhi en ahamkara, resp. geest, bewustzijn, intellect en ik. Bovendien is bewustzijn niet louter individueel zoals in het Westen, maar ook universeel. In het Westen komen echter ook dergelijke noties voor. Bijv. de ‘wereldziel’ bij Schelling en de ‘absolute geest’ bij Hegel. In India wordt onderscheid gemaakt tussen geest (mind, bestaande uit bewustzijnsinhouden) en (zuiver zelf)bewustzijn, dat een fundamenteel en onherleidbaar transcendent gegeven is. “In het westen worden geest en bewustzijn vaak als synoniem beschouwd” (p382).
In India gaat filosofie vaak over in spiritualiteit, religie en mystiek. Het Westen kent vanouds spanning en conflict tussen geloof en rede. In India is religie enerzijds meer gericht op rituelen, anderzijds op spirtuele kennis, innerlijke ervaring en religieuze toewijding, niet op geloof. Indiase religies zijn niet dogmatisch. “Ziegelaar constateert dat hindoeïsme en boeddhisme minder vanuit dogma’s werken vanuit een goddelijke openbaring en meer vanuit filosofische intuïties... en vanuit eenheid met het mysterie van de wereldgrond. Overigens moet de betekenis van goden en devotie... niet worden onderschat” (p337).
“In de oosterse cultuur overheersen mystieke visies op bewustzijn, terwijl in de westerse cultuur de nadruk ligt op wetenschappelijke visies... Het oosten ziet bewustzijn (meer) als een feit van de onderliggende werkelijkheid. Het ontstaat niet uit welke interactie dan ook. Het is er gewoon. Het is gegeven.” Het westen zoekt er een definitie en een verklaring voor en ziet het meestal als “oprijzende eigenschap uit de complexiteit van de materie... Voor het oosten kan bewustzijn niet worden gelokaliseerd.” Ook niet in het brein, zoals in het westen.
“Het oosten wil weten wat het [bewustzijn] is, het westen eerder hoe het werkt... In het westen zijn kennis en bewustzijn vaak als hetzelfde gezien... In het oosten zijn bewustzijn en kennis verschillend. Alle kennis is in bewustzijn opgeslagen... [Innerlijke] ervaring wordt gerapporteerd vanuit eerste-persoonsperspectief. Westerse onderzoekers zoeken naar bewustzijn in andermans brein. zij hanteren meer het derde-persoonsperspectief. Oosterse geleerden sluiten hun ogen” (p382,383). Westerse geleerden zijn gericht op zintuiglijke ervaring, niet op meditatie en innerlijke ervaring. In het oosten vormen brein en bewustzijn open systemen verbonden met kosmische niveaus. In het westen is het brein een gesloten systeem.
Ondanks de verschillen zijn er diverse raakvlakken, met name bij de meer idealistische en panpsychistische benaderingen, maar ook bij dualistische visies. De auteur gaat specifiek in op David Bohm, een adept van de Indiase spirituele leraar Krishnamurti. De ‘implicate order’ komt overeen met het “grondbewustzijn” (p385). Max Planck veronderstelde achter alle materie een kracht, die weer een uitdrukking zou zijn van een universele Geest. Dit komt in de buurt van de Vedanta, waardoor ook Schrödinger en anderen werden geïnspireerd.
De Orch OR van Penrose en Hameroff “pendelt volgens Chopra tussen het fysicalistische perspectief en de Vedanta-visie... Shelli Joye vergelijkt het gedachtegoed van Samkya-Yoga met elektromagnetisme” (p386). Zij verbindt bewustzijn met een elektromagnetisch veld en schreef o.a. het boek Sri Aurobindo: Quantumphysics and Consciousness. In Palet van oosters en westers denken: tegenspraak of samenspraak (2017) gaat van Esch uitvoeriger in op de onderlinge vergelijking van oost en west. Ook P T Raju doet dat in Oosterse en westerse wijsbegeeerte.
Poging tot synthese
Uit de vele benaderingen bleek dat bewustzijn een veelomvattend verschijnselis, dat zich in uiteenlopende visies uitstrekt van de hersenen via het mentale domein naar het hele universum en daaraan voorbij het transcendente domein. Enerzijds gelokaliseerd in de hersenen, anderzijds in grotere gehelen of in het geheel niet te lokaliseren. Bovendien zijn er diverse soorten en lagen van bewustzijn, van zintuiglijk naar transcendent, van individueel bewustzijn naar fundamenteel proto-bewustzijn. Het bewustzijn laat zich kennen via het eerste- en het derdepersoonsperspectief.
“Bewustzijn varieert naar complexiteit [...] Bewustzijn en proto-bewustzijn worden onderscheiden. Proto-bewustzijn geldt als ongedifferentieerd... Er ontbreekt informatie, cognitie of betekenis” (p398). Het zou bij meer elementaire bestaans- en levensvormen aanwezig zijn.
Van belang is ook het onderscheid tussen geest (mind) en bewustzijn. “Mind is een paraplubegrip dat verwijst naar alle gesteldheden, vaardigheden en processen die ook wel als mentaal worden aangeduid: denken, waarnemen, bewustzijn, het hebben van opvattingen en verlangens, ervaren van emoties, hop, mhet vormen van bedioelingen en het handelen daarnaar... zowel bewuste ea; onbewuste gesteldheden en processen... Bewustzijn duidt eerder de mysterieuze, subjectieve, eerste-persoonswereld aan... waarin niemand anders kan inbreken.”
Het wordt ook wel aangeduid met ‘de binnenkant’, de subjectieve ervaringskant van de ‘qualia’, “de kwalitatieve eigenschappen van ervaringen binnen die bewuste gesteldheden en processen... Qualia zijn op te vatten als vibraties van een bewustzijnsveld... Voor qualia... is een geest nodig, die de qualia schept en daarbij het brein gebruikt” (volgens Ziegelaar, p397-98).
Het onderscheid tussen geest en bewustzijn heeft raakvlakken met het Indiase onderscheid in manas (geest, mind), ahamkara (ego), buddhi (intellect)en cit (bewustzijn) en daarnaast atman (Zelf) en jiva (ziel, de belichaamde persoon). De Indiase gedifferentieerde benadering kan de westerse aanvullen.
Perspectieven op bewustzijn
Vervolgens onderscheidt Van Esch in zijn poging tot synthese vier perspectieven: 1. het fysicalistische perspectief van alles-is-materie,
2. het idealistische en panpsychistische perspectief van alles-is-geest,
3. het dualistische co-existentieperspectief en
4. het vervlechtingsperspectief, waarbij het mentale en het fysische niet naast elkaar maar verweven zijn met elkaar.
1. Bij fysicalistische benaderingen ligt de nadruk op onderzoek naar neurale correlaten van bewustzijn vanuit de derde persoon, niet op qualia en bewuste ervaringen, het eerste-persoons perspectief. “Via een begrip als neuronale synchroniciteit wordt gepoogd de dynamiek van hersenactiviteit te koppelen aan eigenschappen van bewuste ervaring. Waarbij bewuste ervaring wordt gezien als product van het brein... Bewustzijn is evenwel een veel groter fenomeen dan vurende neuronen... De heersende theorieën kunnen grosso modo als reductionistische worden aangemerkt... Bewustzijn wordt beschouwd als hersenactiviteit” (p404,405). Informatie(verwerking) krijgt toenemende aandacht.
2. Bij idealistische benaderingen brengt het mentale het het fysische voort, bijv. bij het Duitse idealisme van Kant, Fichte, Schelling en Hegel, de levensfilosofie van Schopenhauer en de Indiase Vedanta.
3. Bij het co-existentieperspectief wordt bewustzijn onderscheiden als fundamentele realiteit naast materie, ruimte en tijd, waartoe het niet herleidbaar is. De werkelijkheid heeft een fysisch en fenomenaal ervaringsaspect. Er zijn kwantitatieve en kwalitatieve aspecten, die elkaar beïnvloeden. Zo ook het psychische en het fysische. Het waarnemerseffect in de kwantumfysica zou een voorbeeld zijn van de invloed van bewustzijn op materie.
Volgens het enactivisme is bewustzijn “embodied, embedded, enacted en extended” (p407). Mentale processen verkeren in wisselwerking met lichaam en omgeving. Volgens het neutraal monisme zouden bewustzijn en materie een mentaal noch fysisch fundament of substantie hebben, zoals bij God-ofwel-de natuur bij Spinoza. “Meer recent komt informatie in beeld als neutraal iets” (p408). Bij het duaal-aspect monisme zou het fundament zowel mentaal als fysisch zijn. Bewustzijn zou dan een intrinsiek apsect van de fysische werkelijkheid zijn.
4. Volgens het vervlechtingsperspectief evolueren bewustzijn en materie samen. Beide zijn fundamenteel. Bewustzijn evolueert met de complexiteit van materie.. “Materiële vormen en bewustzijnsvormen co-evolueren, raken vervlochten. De evolutietheorie kan het bestaan van bewustzijn niet verklaren, maar wel met behulp van het principe van co-evolutie de ontwikkeling van specifieke bewustzijnsvormen [...zoals] de ontwikkeling van leven, representatie, zelfrepresentie, enz.” (p409). Ongedifferentieerd proto-bewustzijn ontwikkelt zich tot meer gedifferentieerd bewustzijn van wezens met grotere autonomie en zelfbewustzijn. Het brein is daarbij een instrument veeleer dan omgekeerd. Bohm en Meijer worden genoemd als representanten van deze benadering.
Eerste- en derde-persoons perspectief
“Het probleem is dat wetenschap een objectief verslag van een verschijnsel moet leveren, terwijl bewustzijn een inherent subjectieve gesteldheid betreft... de kloof tussen een objectieve en subjectieve beschrijving wordt wel de verklaringskloof genoemd” (p410,411). Subjectieve ervaringen kunnen moeilijk in louter objectieve termen beschreven en verklaard worden. Dan verdwijnt het subjectieve karakter. Bovendien is er altijd een subject dat de objectieve registratie waarneemt en verwerkt. Ervaringen laten zich niet vangen in een fMRI-scan. Objectief en subjectief vormen de binnen- en buitenkant van een ervaring. Het eerste- en het derde-persoonsperspectief dienen te worden gecombineerd voor een meer compleet bewustzijnsonderzoek.
“Contemplatieve tradities hebben op grond van ervaring subtielere bewustzijnstoestanden verkend die normaliter slechts toegankelijk zijn na jaren van strenge meditatieve training... Deze komen uit op subtiele, niet-fysische continua van bewustzijn. wetenschappers hebben geen instrumenten om die subtielere gebieden te betreden en laten ze dan ook links liggen. De enige manier om verschijnselen te observeren die inderdaad niet-fysisch zijn – denk aan mentale beelden, gedachten en verschillende wijzen van bewustzijn – is door de eigen geest te grondig te observeren. Tot nog toe is dat de psychologie nog niet gelukt” (p413).
Over het licht van bewustzijn is nog veel onhelder
Overzicht
Tot slot volgt een ordenend overzicht, volgens Van Esch een taxonomie van bewustzijn:
De fundamentele aard van bewustzijn is geest, materie, beide of geen van beide.
De essentie wordt beschouwd als intentioneel, ervaringsgericht of lichtgevend, (zelf)verlichtend en onthullend “zoals een licht, waardoor objecten eraan kunnen verschijnen” (p415).
Kennis van bewustzijn is subjectief en objectief: het eerste- en derde-persoonsperspectief of beide gecombineerd.
De drager van bewustzijn wordt beschouwd als entiteit, bijv. een (levend) wezen of een eenvoudiger iets; een stroom van bewustzijn of gedachten (bij William James en het boeddhisme) of ‘holoflux’ (bij David Bohm); of een elektromagnetisch veld, kwantumveld of informatieveld.
Vormen van bewustzijn zijn proto-bewustzijn; sensomotorisch en perceptueel bewustzijn waaronder reflectie en introspectie d.w.z. innerlijke waarneming van gedachten, gevoelens e.d; zelfbewustzijn van waarnemend subject en “meta-bewustzijn van zelf, verwijst naar eigen zelf van iemand” (p416).
Staten van bewustzijn zijn waken, dromen en slapen, de meditatietoestand van alerte rust, en andere toestanden zoals trance, hypnose, anesthesie en coma.
Typen van bewustzijn zijn bron-bepaald, zoals visueel, auditief, tast, smaak, reuk; gebruiksbepaald zoals lichamelijk, motorisch, emotioneel, sociaal; of systeembepaald: mens, levend wezen of bij proto-bewustzijn een andere entiteit, en een machine bij kunstmatige intelligentie. Vooral over het laatste is discussie
Nabeschouwing: persoonlijke interesse en conclusie
Het boek van Van Esch sluit aan bij een oude interesse. Hij geeft een vrij volledig overzicht van de staat van het bewustzijnsonderzoek, zonder een voorkeur uit te spreken voor een bepaalde visie. Het laat de lezer bijna verbijsterd achter met vele vragen in een jungle van theorieën, die zich slechts ten dele laten toetsen.
Bewustzijn is een interessant en grotendeels nog onontdekt terrein. Het heeft me al jong bezig gehouden, evenals oosterse en westerse filosofie, meditatie en mystiek. Het laatste komt bij Van Esch nauwelijks aan de orde, maar bij de Indiase filosofie is het onvermijdelijk. Toch kan mystiek belangrijke aspecten van de geest en het bewustzijn onthullen, met name het verband tussen individueel en universeel bewustzijn, zie CM 101 over kosmisch bewustzijn.
De Oepanishaden waren voor mij een openbaring en bevestigen mijn visie dat de natuur bezield is. Deze visie zal ermee te maken hebben dat ik dichtbij de natuur ben opgegroeid op een boerderij. Daar werd mij duidelijk dat dieren een eigen soort van bewustzijn hebben en dat de zgn. levenloze natuur vol leven is.
Op school werd ik gefascineerd door de kwantumfysica, die liet zien dat materie als het ware golfde in velden. Ik vroeg aan de natuurkundeleraar: ‘wat golft er nou eigenlijk?’ Waarop hij toen geen antwoord kon geven.
Zou er een bewustzijnsveld kunnen zijn dat golft? Het zou misschien enig licht kunnen werpen op het klassieke filosofische probleem van de relatie tussen geest en materie. In het oosten is dit eigenlijk geen probeem. We zagen dat daar het concept van subtiele materie een brugfunctie vervult. Hoe dat in zijn werk gaat, kwam niet aan de orde.
Mijn studie psychologie verloor binnen een jaar mijn interesse. Er was weinig aandacht voor bewustzijn. Gedrag en psychische functies stonden centraal. Deze studie werd opgevolgd door culturele antropologie, westerse en niet-westerse sociologie. Andere culturen trokken mijn belangstelling, die in een antropologisch kader vooral op India werd gericht, ook omdat ik een uit India afkomstige vorm van meditatie beoefende.
In de sociologie ging mijn belangstelling uit naar de samenhang van bewustzijn en samenleving. Het resulteerde uiteindelijk in een dissertatie over collectief bewustzijn aan een Indiase universiteit. Daar maakte ik kennis met Indiase wetenschappers en spirituele leraren. Bij Van Esch krijgen deze vrijwel geen aandacht, terwijl Hans Komen ze ruime aandacht geeft (zie CM 40-44).
Balans en conclusie van het bewustzijnsonderzoek
Van Esch maakt de balans op van het bewustzijnsonderzoek. In termen van Thomas Kuhn, The Structure of Scientific Revolutions, bevindt het zich nog voor een groot deel in een pre-paradigmatische fase met verschillende rivaliserende paradigma’s. Dat was in de sociologie ook het geval volgens Goudsblom, mijn hoogleraar sociologie, zie zijn Balans van de sociologie, gebaseerd op de colleges die hij gaf.
Van Esch laat zien dat de fysicalistische benadering de kloof tussen hersenwerking en subjectieve ervaring en bewustzijn niet overbrugt en eigenlijk geen monistisch, maar een dualistisch perspectief biedt. Bij de idealistische benaderingen lijkt dat minder het geval, hoewel deze de kloof ook niet overbruggen. Van het concept subtiele materie dat een brugfunctie kan vervullen, wordt geen gebruik gemaakt. Zoals uit een ander begrip blijkt, nl. donkere materie, en ook uit de transformatie van materie in energie en golven, blijft materie evenals bewustzijn een raadselachtig verschijnsel.
Er komen uiteindelijk vier fundamentele begrippen naar voren, die verschillende lagen en aspecten hebben, nl.
1. materie, inclusief donkere materie en subtiele materie,
2. energie in diverse vormen van zwaartekracht tot elektromagnetische energie en kernkrachten (de vier fundamentele velden van de Unified Fieldtheory),
3. informatie in diverse soorten, van bits tot formules van natuurwetten, en
4. bewustzijn, inclusief geest, intellect en waarnemingsvermogen (zintuigen). Interessant is dat de Indiase filosofie geest en zintuigen aan de subtiele materiële kant plaatst en dat er westerse benaderingen zijn die ze beschouwen in termen van energie en informatie. Aangezien gedachten, gevoelens en zintuiglijke indrukken bewegen en informatie bevatten, zijn het vormen van energie en informatie die in bewustzijn zijn gelocaliseerd en gestructureerd
Interessant is ook het Indiase onderscheid in zuiver of transcendent bewustzijn op zichzelf als pure subjectiviteit en bewustzijnsinhouden, zoals gedachten, gevoelens en gewaarwordingen, die opgevat kunnen worden als vibraties van het bewustzijnsveld, waarin zij vorm krijgen. “Mind is vibrating consciousness,” zei een Indiase leraar. Maar hoe het bewustzijn vibreert in bewustzijnsinhouden en hoe deze vibreren in vormen van informatie, energie en materie is nog onontgonnen terrein.
Wat is zuiver bewustzijn? Het kan worden ervaren in meditatie maar ook daarbuiten als innerlijk wakker zijn. Het bewustzijn is zich bewust van zichzelf en weet als het ware dat het wakker is. Met andere woorden, het is voor zichzelf een object, is tegelijk subject en object en neemt zichzelf waar als object. Betekent dit dat bewustzijn an sich de kloof tussen bewustzijn en materie kan overbruggen, zoals het ook de kloof tussen subject en object kan overbruggen? Neuroloog Tony Nader meent van wel en doet daartoe een poging in zijn boek One unbounded ocean of consciousness: Simple answers to the big questions in life, besproken in CM 109. Daar wordt ook het boek van Jolij besproken: Wat is bewustzijn nou eigenlijk?Een prikkelende zoektocht van neurobiologie tot parapsychologie. Diens Q continuüm is genoemd aan het eind van Deel 2, evenals andere benaderingen. Zoals veel onderzoekers wijzen ze op het belang van een multidisciplinaire benadering. “Je zult naar alle facetten moeten kijken om iets te weten te komen over dat rare, bijzondere bewustzijn,” schrijft Jolij aan het eind van zijn boek. Van Esch heeft daarvan een overzicht gegeven. Het voert hier te ver de visies van Jolij en Nader samen te vatten, zie CM 109. Hun werk overlapt dat van Van Esch, maar vult het ook aan.
Er wordt met man en macht gewerkt aan de ontsluiting van het voor een groot deel onontdekte terrein van bewustzijn. Er zijn vorderingen. Het wachten is op doorbraken. Die zijn afhankelijk van de openheid en de creativiteit van ons bewustzijn.