Democratie onder druk: de democratietheorie van Lefort en het wetsvoorstel Politieke Partijen

Civis Mundi Digitaal #132

door Gelijn Molier

De democratie staat onder druk, verkeert in zwaar weer of erger nog is stervende, dergelijke geluiden horen we steeds vaker, zowel in de media als in serieuze wetenschappelijke studies.[1] Bottomline is telkens dat we historisch gezien in een unieke, voor de democratie gevaarlijke tijd leven waarin democratieën afglijden naar illiberal democracies[2], democraturen[3] of autocratieën.[4]

Zijn we echt een de democratie bedreigend nieuw tijdperk ingegaan of staat de democratie per definitie onder druk? Het is die laatste stelling die door  Claude Lefort wordt verdedigd. En het is de stelling van deze bijdrage dat zijn democratietheorie ons kan helpen de huidige staat van de democratie beter te duiden en daarmee ook minder snel in de paniekmodus te schieten. Daarnaast wordt kort stilgestaan bij het wetsvoorstel van de Wet op de Politieke Partijen en verdedigd dat hierin een Lefortiaanse democratie-opvatting doorklinkt en dat het in het wetsvoorstel neergelegde partijverbod een logische consequentie is van zijn democratietheorie.

Claude Lefort (1924-2010) was een politiek filosoof in wiens werk twee nauw verbonden vragen centraal staan: Wat is politiek en wat is kenmerkend voor de democratie als politiek regime?[5] Lefort omschrijft politiek als ‘de publieke ruimte waarin verschillende individuen verschillende standpunten verkondigen zonder dat er ooit een einde aan het debat komt. Men blijft dus, zonder een definitieve oplossing of eenheid te zullen bereiken,  tot het einde der tijden verschillende standpunten uitwisselen en van mening verschillen.’[6]

 

De onbepaaldheid en openheid van de democratie

Om de democratie als politiek regime te kunnen begrijpen dienen we te kijken naar wat hieraan vooraf ging. Lefort richt zich daarbij op de Franse situatie en noemt de periode voorafgaande aan de democratie het Ancien Régime. Kenmerkend voor dit Ancien Régime was dat de macht werd belichaamd in de koning. Het koningschap als instituut stond voor een hiërarchische orde waarin iedereen zijn plek had en kende. De koning vertegenwoordigde de macht op aarde, maar de uiteindelijke macht was gelegen in God; de macht was met andere woorden transcendent. Met de onthoofding van Lodewijk XVIe in 1793 kwam er volgens Lefort een einde aan dit systeem en raakte de macht gedesincorporeerd: van nu af aan werd de macht gezien een symbolisch lege plek.[7] Daarmee werd de verdeeldheid die er in iedere samenleving noodzakelijkerwijs bestaat, voor het eerst zichtbaar.

Nu de macht niet langer aanwijsbaar was in één persoon, diende zij derhalve vertegenwoordigd te worden. Van vertegenwoordiging is pas sprake wanneer een samenleving zich voorstelt als politieke samenleving én degenen die deze voorstelling uitbeelden, zich onderscheiden  van de groep.  Elke poging om die samenleving te belichamen en voor te stellen, leidt echter telkens tot een nieuwe verdeeldheid. Met andere woorden, de samenleving is altijd en noodzakelijkerwijs verdeeld. De vertegenwoordigende democratie is in feite een poging om de inherente verdeeldheid van de samenleving te institutionaliseren. Of in de woorden van Lefort: ‘Aan de ene kant blijft de machtsuitoefening afhankelijk van de strijd tussen partijen; en aan de andere kant verleent deze nauwkeurig vastgestelde strijd de conflicten die zich in de samenleving afspelen een soort legitimiteit en biedt hij ze het symbolische kader dat ervoor zorgt dat ze niet in burgeroorlog ontaarden.’[8]   

Dit moderniseringsproces is onomkeerbaar: de symbolisch lege plaats van de macht  kan niet langer  belichaamd worden door een transcendente orde. Vanaf nu kan de macht slechts door verschillende mensen op verschillende wijzen worden uitgeoefend, zonder dat zij definitief kan worden toegeëigend. Er is sprake van ‘onbelichaamde’  macht. Tijdens verkiezingen wordt dit ook duidelijk: op het moment van stemmen wordt ‘de stem van het volk’ in miljoenen afzonderlijke individuen opgedeeld. Deze symbolische omwenteling van het Ancien Régime naar de moderne tijd komt niet alleen tot uiting in de onthoofding van de koning, maar ook in de afkondiging van de Verklaring van de Rechten van de Mens en Burger als constituerend principe van de politieke orde tijdens de Franse Revolutie van 1789. Vanaf dat moment worden gelijkheid en vrijheid de basisbeginselen van de samenleving. De vertegenwoordigende democratie en mensenrechten gaan met andere woorden hand in hand: ‘(…) de doeltreffendheid van vertegenwoordiging [is] nauw verbonden met de erkenning van politieke en burgerlijke vrijheden, en (…) precies deze vrijheden [maken]  de diversiteit van het maatschappelijke zichtbaar.’[9] 

De combinatie van vertegenwoordigende democratie enerzijds en mensenrechten anderzijds hebben tevens geleid tot een ontkoppeling van ‘De Macht, De Wet en het Weten’ en daarmee tot een nieuwe verhouding tot de werkelijkheid: ‘zoals de machtsuitoefening blijkt vast te zitten in de tijdelijkheid van de weergave ervan en afhankelijk blijkt te zijn van het conflict tussen de collectieve wilsuitingen, zo is de autonomie van het recht (…) altijd afhankelijk van een debat over zijn grondslag en over de legitimiteit van wat is gevestigd en wat gevestigd dient te zijn; en net zo gaat de erkende autonomie van het weten gepaard met een voortdurende wijziging van het kenproces en met een onderzoek naar de fundamenten van de waarheid.’[10]  Als gevolg van dit alles verliest de samenleving zijn bepaaldheid en vanzelfsprekendheid. Het eindpunt ligt niet langer vast. De geschiedenis van de moderniteit is derhalve de geschiedenis van het omgaan met deze onbepaaldheid. Kenmerkend voor het recht is dan ook dat verschillende groepen hun ‘rechten’ opeisen, te denken valt aan arbeiders, vrouwen, gehandicapten en personen behorend tot de LHBTIQ+-gemeenschap. Door het opeisen van hun rechten veroveren zij een plaats in het publieke debat. De onbepaaldheid en openheid van de democratie impliceert dat er in beginsel geen einde is aan dit proces en dat zich telkens nieuwe groepen kunnen aandienen (vergelijk nu de boeren). De taak of opgave van de moderne samenleving is om het debat en conflict toe te staan, met andere woorden: de combinatie van democratie en mensenrechten heeft geleid tot een institutionalisering van het altijd  in de samenleving aanwezige conflict. Of, om met Lefort te spreken: ‘[De democratie] luidt een geschiedenis in waarin de mensen worden geconfronteerd met een ultieme onbepaaldheid met betrekking tot de grondslag van de Macht, de Wet en het Weten.’[11]

 

Totalitaire verleiding

Deze onbepaaldheid geldt derhalve alle niveaus van het maatschappelijk leven, voor Lefort is democratie niet zozeer een regeringsvorm, als wel een samenlevingsvorm. Democratie is dan ook niet voor onzekere of bange mensen. De democratie loopt  gevaar wanneer de onzekerheid of het gevoel van onveiligheid bij grote delen van de bevolking toeneemt, bijvoorbeeld als gevolg van een economische depressie, een pandemie zoals het coronavirus, een vluchtelingencrisis of natuurramp; wanneer tegelijkertijd de conflicten tussen de verschillende groepen van de samenleving tot het uiterste worden doorgedreven en in de politieke sfeer geen symbolische oplossing meer vinden, ontstaat het waanbeeld van het ene volk en de roep om een sterke leider die de problemen oplost, orde op zaken stelt en een einde maakt aan de verdeeldheid.[12] De macht wordt weer terug de samenleving in getrokken en verschijnt niet langer als symbolisch. Er ontstaat het verlangen naar het ‘ene volk’, naar een aanwijsbare macht, bij voorkeur belichaamd in een sterke leider, door Lefort de Egocraat genoemd.[13]  De macht en de samenleving vallen nu weer samen, de macht wordt immanent en de scheiding tussen de domeinen van de macht, het recht en de kennis wordt opgeheven. De macht is nu niet langer onbepaald en bediscussieerbaar. Dit proces heeft zich inmiddels, zij het in verschillende gradaties, voltrokken in landen als Turkije, Polen, Hongarije en Rusland.

Maar ook in Nederland hebben we de aanhang van populistische partijen zien groeien het afgelopen decennium. Zo sprak PVV voorman Wilders van een ‘nepparlement’, omdat het niet zou luisteren naar de bevolking.[14] Populisten baseren zich op de vermeende wil van het volk en ontkennen derhalve dat de volkswil altijd in een vertegenwoordigende vorm tot uiting komt in een parlementaire democratie. De redenering van de populisten komt altijd op hetzelfde neer: het land is in crisis, we staan aan de rand van de afgrond en dat is de schuld van de zittende elites enerzijds en saboteurs van buiten (‘de vluchteling’, ‘de immigrant’, ‘de moslim’) anderzijds. Deze spelen onder een hoedje met elkaar en de enige manier om hier een einde aan te maken is de elite een kopje kleiner te maken en de saboteurs het land uit te gooien of dan toch in elk geval de grenzen te sluiten. De inherente verdeeldheid van de democratie wordt door de populisten tegen de democratie ingezet met behulp van de mythe van het ene, ondeelbare en onverdeelde volk. Niettegenstaande het bestaan van een veelheid aan religies, meningen en standpunten, stellen zij de sleutel in hand te hebben van de enige juiste interpretatie van de ondeelbare wil van het volk. [15] In Lefortiaanse termen is hun vertoog niet langer democratisch te noemen. Immers, in een Lefortiaanse opvatting van democratie bestaat die juiste interpretatie niet; daarentegen is die interpretatie de inzet van een eeuwig voortdurend debat in onze politieke instituties.[16]

De voorlopige conclusie is dat het politieke regime van de democratie volgens Lefort te verkiezen is boven alle andere politieke regimes, omdat het de verscheidenheid aan opvattingen en de dynamiek binnen de samenleving niet verbergt, maar juist zichtbaar maakt. De inherent aan elke samenleving ten grondslag liggende verdeeldheid wordt daarentegen juist geïnstitutionaliseerd (middels democratische verkiezingen) in plaats van opgeheven. Daarmee accepteert de democratie dat de toekomst onbepaald en open is. De symbolische verdeeldheid – als basisprincipe van de politieke samenleving – wordt in de democratie derhalve omarmd in plaats van op gewelddadige wijze bedekt. Het gevolg is dat de democratische samenleving slechts kan uitsluiten dat ze iemand uitsluit.[17]

Een dergelijk politiek regime is als gezegd niet voor bange mensen. Omdat er altijd tijden van onzekerheid zullen zijn, is er ook altijd een latent gevaar of latente dreiging voor het voortbestaan van de democratie als samenlevingsvorm: in onzekere tijden zullen er altijd politieke krachten zijn die een einde willen maken aan de verdeeldheid, onbepaaldheid en openheid die eigen zijn aan het democratische regime, Lefort spreekt in dit verband van de totalitaire verleiding. Zo bezien  zijn de opkomst van het populisme en andere antidemocratische tendensen een logischerwijs noodzakelijk gevolg van de onzekere tijden waarin de democratieën van de Europese Unie sinds jaar en dag verkeren als gevolg van de vluchtelingencrisis, energiecrisis, de (inmiddels vrijwel voorbije) coronacrisis en de oorlogscrisis in het Europese achterland.

Daarmee ontstaat wel een nieuw probleem: hoe om te gaan met politieke bewegingen die groepen willen uitsluiten van het debat, ergo hoe om te gaan met de vijanden van de democratie. Lefort zelf geeft in zijn geschriften geen antwoord op deze vraag,[18] maar als het wezen van de democratie wordt gevormd door een voortdurend debat waarin alles en iedereen im frage gestellt kan worden, waarvan openheid, onbepaaldheid, gelijkheid en vrijheid de kernwaarden vormen, dan is een welhaast logische consequentie hiervan dat politieke partijen en bewegingen die hieraan een einde willen maken, verboden kunnen worden.

 

Wet op de Politieke Partijen

Het is precies deze redenering die ten grondslag ligt aan het wetsvoorstel van de Wet op de Politieke Partijen.[19] In de Memorie van Toelichting van het wetsvoorstel klinkt een Lefortiaanse democratie-opvatting door, waaraan de wetgever als uiterste consequentie verbindt dat politieke partijen die een daadwerkelijke bedreiging vormen voor een of meer grondbeginselen van de democratische rechtsstaat verboden kunnen worden.

Een nadere blik op de Memorie van Toelichting leert dat het uitganspunt van de wetgever is om zo terughoudend mogelijk te zijn bij de regulering van politieke partijen: ‘De vrijheid om naar eigen inzicht deel te nemen aan het politieke debat is vanzelfsprekend groot. Een gezonde democratie is immers gebaat bij een veelheid aan opvattingen en een vrij debat daarover. Ook als het gaat om opvattingen die door gedeelten van de samenleving als onwenselijk worden gezien. Dat geldt niet alleen voor het individu, maar ook voor een collectief als een politieke partij.’[20]

Deze terughoudendheid kent echter wel zijn grenzen: De pluriformiteit van gedragingen en uitgedragen gedachtegoed, dat een wezenskenmerk vormt van een democratische rechtsstaat, maakt ook dat deze grondrechten en vrijheden potentieel kunnen worden misbruikt en ingezet voor de realisering van antidemocratische doelstellingen. Politieke partijen kunnen zowel binnen het democratische proces als daarbuiten de democratische rechtsstaat bedreigen. De eerste wijze ziet op het gebruiken van het democratische proces om de democratische rechtsstaat te bedreigen of af te schaffen.’[21]

Wanneer hiervan sprake is dan is een verbod van een politieke partij volgens art. 86 van het wetsvoorstel juridisch gerechtvaardigd.[22] Een nauwkeurige bestudering van de Memorie van Toelichting leert derhalve dat de nauwe relatie die er in Leforts democratietheorie bestaat tussen democratie enerzijds en mensenrechten/c.q. de rechtsstaat anderzijds ook ten grondslag ligt aan het wetsvoorstel van de Wet op de Politieke Partijen. Kern van de democratie is openheid en onbepaaldheid: pluriformiteit van opvattingen en gedragingen vormt het uitgangspunt, ook als het gaat om opvattingen en gedragingen die door delen van de samenleving worden afgekeurd. Politieke partijen of bewegingen die de democratie, mensenrechten of de rechtsstaat willen aantasten, vormen een bedreiging voor die onbepaaldheid, openheid en pluriformiteit en kunnen derhalve verboden worden. Daarmee bouwt het wetsvoorstel voort op de geest van Leforts democratietheorie en past het tevens in een tijdsgeest waarin de onder druk staande democratische rechtsstaat juridisch beschermenswaardig wordt geacht.


[1] Vergelijk: S. Levitsky and D. Ziblatt. How Democracies Die.What History Tells Us About Our Future, Penguin Books Ltd 2018; J. Munk, The People vs. Democracy: Why Our Freedom Is In Danger And How To Save It, Harvard University Press 2018; F. Fukuyama, Liberalism and Its Discontents, New York: Farrrar,  Straus and Giroux 2022. 

[2] F. Zakaria.The Rise Of Illiberal Democracy, Foreign Affairs, Vol. 76, No. 6 (Nov. - Dec., 1997), pp. 22-43.

[4] https://scientias.nl/democratie-wereldwijd-onder-druk-wetenschappers-stellen-golf-van-autocratisering-vast/ : “72 procent van de wereldbevolking, oftewel 5,7 miljard mensen, leven onder een autoritair bewind,” stelt onderzoeker Staffan I. Lindberg. “En 28 procent van de wereldbevolking, 2,2 miljard mensen, leeft in een gesloten autocratie, terwijl 13 procent, 1 miljard mensen, in een liberale democratie leven.” Daarmee leven er voor het eerst in twee decennia meer mensen in een gesloten autocratie dan een liberale democratie.

[5] Zie Algemeen: C. Lefort, Wat is politiek?, Amsterdam: Boom 2016.

[6] P. Pot en B. Verheijen, ‘Inleiding – Wat is Politiek?’ in Lefort 2016, p. 11.

[7] Lefort 2016, ‘Het Vraagstuk van de Democratie’, p. 94-96.

[8] Lefort 2016, ‘Democratie & Vertegenwoordiging’,  p. 103.

[9] Lefort 2016, ‘Democratie & Vertegenwoordiging’,  p. 103.

[10] Lefort 2016, ‘Het Vraagstuk van de Democratie’, p. 96.

[11] Lefort 2016, ‘Het Vraagstuk van de Democratie’, p. 98.

[12] Lefort 2016, ‘Het Vraagstuk van de Democratie’, p. 99.

[13] Lefort 2016, ‘Het Beeld van het Lichaam & Het Totalitarisme’, p. 44-45.

[15] Zie B. Verheijen, ‘Onbepaaldheid als Weerbaarheid. Claude Leofort over democratie, totalitarisme en pluralisme’, in : De Strijd Om de Democratie. Essays Over Democratische Zelfverdediging’,  A. Ellian, G. Molier & B. Rijpkema (red), Amsterdam: Boom 2018, p. 108.

[16] P. Pot en B. Verheijen, ‘Inleiding – Wat is Politiek?’ in Lefort 2016, p.25.

[17] Verheijen 2018, p. 110.

[18] Zie in dit verband: A. Ellian en B. Rijpkema, ‘Weerbare democratie. Lessen uit het denken van Claude Lefort en Karl Popper’, Ethische Perspectieven 27 (2), p. 123-149.

[19] Te vinden op: file://vuw/Personal$/Homes/M/molierg/Downloads/Concept%20wetsvoorstel%20Wet%20op%20de%20politieke%20partijen%20(1).pdf. NB Het wetsvoorsel Wet op de Politieke Partijen wordt op dit moment d.m.v. een internetconsultatie voorgelegd aan de bevolking: https://www.internetconsultatie.nl/wpp/b1

[21] Memorie van Toelichting par. 9, p. 30-31.

[22] Art 86 WPP: 1. Een politieke partij wordt door de Hoge Raad op verzoek van de procureur-generaal bij de Hoge Raad verboden verklaard en ontbonden indien de partij door haar doelstelling of werkzaamheden een daadwerkelijke en ernstige bedreiging vormt voor een of meer grondbeginselen van de democratische rechtsstaat. 2. Onder de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat worden in ieder geval verstaan: a. periodieke, vrije en geheime verkiezingen; b. democratische besluitvorming; c. grondrechten; d. scheiding van machten; e. onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak. 3. Een verzoek tot een verbod op grond van het eerste lid kan betrekking hebben op één of meer neveninstellingen van een politieke partij.