Naar een nieuw ecologisch wereldbeeld

Civis Mundi Digitaal #137

door Erik Jansen

Bespreking van Koo van der Wal, Nieuwe vensters op de werkelijkheid, contouren van een natuurfilosofie in ontwikkeling. Uitg. Klement, 2012.(1)

 Koo van der Wal, emeritus-hoogleraar filosofie aan de Erasmus Universiteit, stelt dat de hedendaagse filosofie aan ‘natuurvergetelheid’ lijdt. De filosofie is vooral gericht op mens en maatschappij en minder op onze relatie met de natuur. Dat wreekt zich nu we een houding moeten aannemen ten opzichte van de groeiende klimaatproblemen. Met dit boek wil hij bereiken dat we ons wereldbeeld gaan bijstellen. Dat wereldbeeld is nu te antropocentrisch en te materialistisch.

Voor een andere houding tegenover de natuur is ook alle aanleiding want in de wetenschappen is de laatste tijd een paradigmaverschuiving opgetreden naar een meer ‘ecologische’ zienswijze. De natuur is daarbij geen statisch gesloten systeem meer opgebouwd uit losse elementen en grondstoffen, maar een dynamisch systeem, dat zich kenmerkt door zelforganisatie en zelfrepresentatie. Vele afzonderlijke elementen zoals diersoorten en planten zijn onderling verweven en vormen een ecologisch systeem, waarbij energie uit de omgeving wordt opgenomen en verwerkt. De natuur bestaat uit diverse systeemlagen en de aarde als geheel is een overkoepelend systeem dat zichzelf in balans houdt als het niet te veel verstoord wordt. De hoop van de schrijver is dat een beter besef van het ingenieuze en kwetsbare van de natuur de mens zal leren zuiniger met de natuurlijke omgeving om te gaan.

Premoderne tijd

In de premoderne tijd was de mens opgenomen in een zinvol natuurlijk verband met de omringende natuur. Wat Jan en Annie Romein ooit het ‘algemeen menselijk patroon’ noemden kenmerkte zich door een gesloten wereldbeeld waarbij alles een betekenis en zin had. Niets gebeurde willekeurig. De objecten en natuur waren goddelijk bezield. Mythen en verhalen vertolkten de structuur van de geesteswereld en schreven de manier van leven voor om in verbondenheid en eerbied met die omgeving te leven. Leven en dood, zaaien en oogsten was een cyclisch gebeuren. De wereld was begrensd, statisch en de tijd werd bepaald door de seizoenen. Het woord ‘schepping’ kent nog al die connotaties van voorbestemd en geordend zijn. De mens kon zaken uit de natuur nemen of dieren doden, maar alles met eerbied voor de natuur en voor de goden, die met offers goedgunstig gestemd moesten worden. De samenleving was hiërarchisch en de geschiedenis speelde zich af rond goden, helden, koningen en vorsten.

Moderne tijd
Vanaf de 15e-16e eeuw treedt een toenemende rationalisatie op ten aanzien van de natuur. Het animistische wereldbeeld wordt vervangen door een abstracte godheid of door een secularisering waarbij de goddelijke macht geheel verdwijnt. Deze ‘desacralisatie’ leidt ook tot een scheiding tussen mens en natuur. Sindsdien heeft alleen de mens een geest en de rest van de wereld is dode materie. In analogie met de ontwikkeling van praktische werktuigen ontstaat een mechanisch wereldbeeld met een lineair verstrijkende tijd die een toekomst biedt waarheen de samenleving zich ontwikkelt. De natuur wordt achtergrond van de menselijke ontwikkeling en de mens kan vrijelijk putten uit de natuur voor zijn materiële behoeften. De mens leert hoe de kennis van de natuur te gebruiken in de vorm van technologie voor de eigen levensbehoeften. De burger krijgt meer zelfbewustzijn en maakt zich los van de feodale structuren en de staat wordt in toenemende mate gezien als een ‘contract’ tussen de burgers onderling in plaats van als een van God gegeven ordening.

Wetenschap en techniek
Newton ontdekt de mechanische bewegingswetten en ontwikkelt daarvoor de nodige wiskundige technieken. Hij postuleert “krachten” zoals de zwaartekracht zonder dat hij nog expliciet begrijpt hoe die krachten veroorzaakt worden. Maar na eenmaal de vallende appel begrepen te hebben, blijken de planeten en manen dezelfde bewegingswetten te volgen. De wereld wordt nu begrepen als een mechanisch model, waarbij de wiskunde een voorspellende beschrijving geeft van wat er in de natuur plaats vindt. Met de ontwikkeling van het uurwerk wordt de tijd telbaar en mechanisch en komt los van het ritme van dag en nacht en van de seizoenen.

Descartes trekt de conclusie dat de natuur alleen beantwoordt aan causale wetten van oorzaak en gevolg en geen goddelijke interventie meer nodig heeft. De mens beseft door eigen introspectie dat hij zelf nog de enige is die over een ‘geest’ beschikt, en dat de natuur als ‘ontzield’ kan worden beschouwd. Daarmee wordt de natuur een bak materialen (‘substanties’) waaruit vrijelijk geplukt kan worden. Ook de onontwikkelde gebieden in de wereld kunnen nu in eigendom genomen worden en tot koloniën worden gemaakt.

Het succes van het nieuwe wereldbeeld leidt tot een antropocentrisch zelfbeeld van de mens als ‘ingenieur’ en ‘manager’. Francis Bacon is de woordvoerder bij uitstek an dit perspectief in zijn boek Nova Atlantis (1627) waar hij een opsomming geeft van de technische verworvenheden die in het verschiet liggen, inclusief het verbeteren van gewassen voor een hogere opbrengst.

Nadere ontwikkelingen
Het mechanisch wereldbeeld wordt in de loop van de tijd wel enigszins bijgesteld. Zo leert de ontwikkeling van de stoommachine dat warmteprocessen niet omkeerbaar zijn. Hoogwaardige warmte kan gebruikt worden voor het opwekken van mechanische vermogen, maar eenmaal omgezet in laagwaardige warmte (bij kamertemperatuur) is die potentie verdwenen en de warmte kan niet meer worden opgewerkt tot hogere temperaturen zonder nieuwe energie toe te voegen.

Ontdekt wordt dat gassen bestaan uit losse moleculen die botsen en alleen bij druk of koude tot een vloeibare fase kunnen worden gebracht. Er zijn echter te veel moleculen om daar mechanische berekeningen op te kunnen toepassen en men moet zijn toevlucht zoeken tot benaderingen met stochastische schattingen en berekeningen.

Naarmate men er meer in slaagde tot de kern van de atomen door te dringen, blijkt dat de kwantummechanische processen bij die elementaire deeltjes ook alleen met stochastische methoden kunnen worden beschreven. Klassieke eigenschappen als gelocaliseerdheid, separabiliteit, en individualiteit, blijken op dit niveau niet meer op te gaan. Door de ‘relativiteit’ is ook de tijd een veelvormig fenomeen geworden, er is geen tijd meer die voor iedereen in het universum dezelfde is, de idee van de gelijktijdigheid van de gebeurtenissen, samenhangend met de gegevenheid van een God’s eye-point, vervalt. Voor deeltjes met de snelheid van het licht verloopt de tijd anders dan voor deeltjes met geringere snelheid. Einstein bleef echter tot het eind van zijn leven geloven dat de natuur in feite op mechanische grondslag werkte en dat de stochastiek voor alles alleen een benadering bleef (“God dobbelt niet”). Dat principe is inmiddels verlaten. De kwantumfysica is nu de norm. 

Complexiteit en zelforganisatie
De afgelopen decennia blijken de kosmos in het groot en de kosmos in het klein beide heel “magisch” te zijn, en wel zo dat de natuurconstanten en krachten precies zo zijn dat ze een leefbare aarde hebben opgeleverd [2]. Ook het leven zelf is een wonder. Waar Darwin nog uitging van een selectiemechanisme gebaseerd op stapsgewijze variaties in het erfelijk materiaal en een ‘survival of the fittest’ van de varianten die het meest levensvatbaar zijn, daar blijkt dat puur op basis van toeval het leven in de huidige vorm niet in negen miljard jaar zou kunnen zijn ontstaan. Het blijkt dat er in de natuur ‘zelforganisatie’ optreedt zoals mogelijk gebeurde bij de vorming van cellen met een kern. De oercel waaruit al het leven ontstaan is, was kernloos. Later ontstaan cellen met een kern, waarschijnlijk doordat bacteriën en enzymen in cellen binnendringen en zich daar nestelen, en samen de celkern en de energiefabriekjes (mitochondriën) van de cel vormen. Ook het DNA-mechanisme in de celkern blijft een wonder en op zich verantwoordelijk voor een enorme sprong in de evolutie. Dit ‘digitale’ mechanisme is goed voor de miljarden variaties waarvan Darwin er slechts enkele waarnam. Hoe ooit een ‘digitale codering’ heeft kunnen ontstaan in een analoge fysiologische wereld blijft een groot raadsel.

Ecologisch systeem

Het zelforganisatie principe speelt zich ook af tussen afzonderlijke organismen. De natuur blijkt een complex zelforganiserend systeem te zijn, op basis van energie en materiaal kringlopen en symbiotische samenwerking tussen dieren, planten, schimmels en grondstoffen. Dit ‘ecologisch’ systeem streeft naar zelfhandhaving maar is ook kwetsbaar voor verstoringen. Net als afzonderlijke organismes kunnen overlijden, zo kunnen ook leefsystemen sneuvelen bij gebrek aan voedsel, predatoren, temperatuursveranderingen, etc.

Het grootste wonder is nog ons ‘bewustzijn’. Er bestaan verschillende theorieën over hoe het bewustzijn ontstaat. Is het puur een ‘radicaal fysicalisme’, dat wil zeggen “wij zijn ons brein”, of is het een ‘epifenomeen’ (bijverschijnsel) dat ontstaat als resultaat van de werking van de hersencellen. Daarbij kan weer onderscheid gemaakt worden tussen een vorm van dualisme (‘interactionisme’) waarbij brein en bewustzijn in directe wisselwerking met elkaar staan, of als een combinatie van twee-aspecten, waarbij het brein en het bewustzijn twee verschijnselen zijn binnen hetzelfde hersenweefsel. Ook daarbij blijft dan onduidelijk hoe het geheugen werkt en hoe herinneringen in ons bewustzijn kunnen worden gehaald.

 

Postmoderne tijd
Al met al vindt Koo van der Wal dat we kunnen spreken van een nieuwe ‘post-klassieke’ moderniteit. Binnen dat wereldbeeld is de natuur geen passief dood systeem van afzonderlijke elementen en materialen, maar een complex dynamisch geheel dat principes van zelforganisatie en overleving uitoefent en dus een ‘teleologie’ (doelbestemming) heeft. In die zin vertoont het postmoderne wereldbeeld wel enige gelijkenis met het premoderne wereldbeeld, in de zin dat de natuur bezield is en innovatief, zelfsturend en flexibel. Het is zeker niet statisch en kent in zijn nonlineariteit ook kantelpunten waarbij nieuwe ‘emergente’ verschijnselen kunnen optreden, die tot nieuwe verschijnselen, maar ook tot ineenstorting en verval kunnen leiden. Wij moeten ons dus wel zorgen maken over de opwarming van de aarde en over het verlies van biodiversiteit. Het uitsterven van een enkele soort kan een heel ecologisch systeem ontregelen.

Problematisch blijft dat onze kenwijze geheel is ingesteld op de waarneming van de wereld in de gedaante zoals we die alledag waarnemen en daarvan ook de krachten van ondervinden. Causaliteit bijvoorbeeld zou niet theoretisch gepostuleerd kunnen worden zonder onze eigen ervaring van dingen voortbewegen. Waar het dus al problematisch is hoe we de de wereld op klassiek-moderne wijze waarnemen en interpreteren, dit geldt nog meer voor het post-moderne wereldbeeld. 

Tot besluit
Koo van der Wal heeft een mooi en indrukwekkend boek geschreven dat de ontwikkelingen in de wetenschap en ons zelfbeeld in veel detail (400 pagina’s) schetst. Bovenstaande samenvatting is slechts een eenvoudige schets, die niet goed recht kan doen aan alle beschouwingen en analyses.

Opvallend is wel dat het nieuwe wereldbeeld dat gepresenteerd wordt de recente ontwikkelingen in wetenschap en techniek weerspiegelt. Waar in de premoderne tijd het organisme (de mens) de metafoor was voor het leven, is in de klassiek moderne tijd het mechanisch werktuig, en in de postmoderne tijd het intelligente gedistribueerde systeem (de computer) de nieuwe metafoor. In die zin gaat het wereldbeeld “met zijn tijd mee”.

Of dit nieuwe wereldbeeld enig impact zal hebben op de gewone burger wat betreft zijn leefstijl en zijn verhouding met de natuurlijke omgeving blijft open. De schrijver blijft tot de laatste pagina’s ingaan op de kennistheoretische implicaties en gaat niet nader in op de praktische aanwending. Voor de praktische consequenties kunnen we ons beter richten op de essaybundel die Koo van der Wal recent heeft gepubliceerd: Zoektocht naar de wortels van het milieuprobleem, die in het volgende CM-nummer wordt besproken.

Noten
[1] Sinds 2018 is er ook een e-book versie beschikbaar die (ook) te leen is bij www.bibliotheek.nl

In CM#21 is eerder een bespreking van het boek verschenen onder de titel Naar een rijker natuurbegrip, maar hoe dat in maatschappelijke en politieke praktijk operationeel te maken?  van de hand van prof. Harm Bart.
In 2020 is er een ingekorte, herwerkte en geactualiseerde versie van het boek gepubliceerd onder de titel De symfonie van de natuur. Tableau van een kleurrijke en creatieve werkelijkheid (uitgeverij Gompel & Svacina, Oud-Turnhout/`s-Hertogenbosch). Daarvan is een bespreking verschenen in CM#98 van Toon van Eijk onder de titel Een symfonisch wereldbeeld.

[2] Zie ook de bespreking in CM#136 van het boek van Arie Sonneveld, Boven tijd en toeval, schepping en evolutie als open geheim, door Toon van Eijk.