Civis Mundi Digitaal #138
Boekbespreking van Peter Frankopan, The Earth Transformed, an Untold History. Bloomsbury Publishing, 2023.
Vertaling: De transformatie van de aarde, een nieuwe wereldgeschiedenis. Unieboek/Het Spectrum, 2023.
Het samenhangend beschrijven van de geschiedenis van het klimaat en de invloed daarvan op de aarde, de flora, fauna en de mensen is een omvangrijke klus. Frankopan heeft er dan ook een dik boek voor nodig gehad. Inderdaad spelen alle gebeurtenissen en ontwikkelingen zich af tegen de achtergrond van ecologische omstandigheden, maar er wordt meestal slechts fragmentarisch aandacht aan besteed. Deze lacune vult de auteur met dit boek.
De auteur en het boek
Frankopan is een Engelse historicus die wereldgeschiedenis doceert aan het Worcester College, Oxford en is directeur van het Oxford Centre for Byzantine Research en lid van de Royal Asiatic Society. Hij is vooral bekend geworden door zijn historische bestsellers The Silk Road en The New Silk Roads.
Het boek beoogt drie doelen te bereiken. Ten eerste het beschrijven van de rol van de achterliggende en vaak genegeerde klimaatomstandigheden van historische gebeurtenissen en ontwikkelingen. Ten tweede aandacht geven aan de interactie tussen de mens en de natuur in het verleden en nu. Ten derde om de historische horizon te verbreden. Er is veel meer geschreven over het mondiale noorden dan over de rest van de wereld. Hoewel er witte plekken zijn omdat er minder onderzoek is gedaan, heeft Frankopan gepoogd zo gebalanceerd mogelijk over alle continenten te schrijven. Ook ligt er meestal een nadruk op steden, leiderschap en bureaucratieën, terwijl de mensen buiten de steden en hun manier van leven minder aandacht krijgen.
De auteur heeft gebruikt gemaakt van de nieuwste onderzoeksresultaten en de nieuwste wetenschappelijke technieken. Hij verwijst onder andere naar methoden om veranderingen in het landschap ver terug in het verleden te achterhalen, isotopenonderzoek dat informatie geeft over de voeding van mens en dier duizenden jaren geleden, boomringenonderzoek, analyse van gasbellen in het Groenlandse ijs, DNA van fossielen, afzettingen op de rotsen in grotten. DNA van mensen en de ontwikkeling van talen geeft informatie over migratie en culturele uitwisselingen. Daarnaast zijn de mogelijkheden voor het maken van modellen en data-analyses steeds verder ontwikkeld.
Zo kan hij al in vroege geschiedenis invloeden van weer en klimaat bespreken. Zijn verhaal onderbouwt hij steeds met wetenschappelijke gegevens. De lijst met voetnoten beslaat 212 pagina’s en dat geeft de reikwijdte en de wetenschappelijke waarde van zijn bevindingen aan. Omdat het boek zelf al bijna 800 bladzijden telt, heeft de uitgever besloten om de voetnoten alleen digitaal beschikbaar te stellen.
Er is een ongelofelijke hoeveelheid informatie in het boek bijeengebracht. De auteur volgt de historische opeenvolging van tijdperken, maar maakt ook soms thematische uitstapjes. Zoals zijn bedoeling was, worden er staatskundige, culturele en ecologische ontwikkelingen op alle continenten beschreven. Het is interessant om de opkomst en ondergang van heersers, steden, rijken of rijkjes in Azië, Amerika en Afrika in relatie tot het klimaat te lezen, maar er worden wel heel veel tot nu toe voor mij en vermoedelijk voor andere lezers onbekende namen genoemd. Een samenvatting hiervan geven is onmogelijk. In deze bespreking zullen we een aantal terugkerende thema’s bespreken en enigszins willekeurig een aantal van de verhalen als voorbeeld opnemen.
Het prille begin
Gedurende het grootse gedeelte van het bestaan van de aarde waren de klimatologische omstandigheden zo dat er geen mensen hadden kunnen bestaan. Wij profiteren nu van ontwikkelingen die gedurende miljarden jaren hebben plaatsgevonden. Het heeft tijden geduurd voordat er zuurstof in de lucht was en er leven is ontstaan. De ontwikkeling van dat leven heeft veel meegemaakt: meteorietbotsingen, ijstijden en vulkaanuitbarstingen, de vorming en het in stukken breken van continenten, opwarming en afkoeling, droogte en overstromingen en in ieder geval vijf uitstervingsgolven waarna het leven weer op andere manieren opbloeide.
Geologisch gezien is de mens pas heel laat op het toneel verschenen. Het is overduidelijk dat we een enorme invloed uitoefenen op onze omgeving. Toch is de mens niet het enige organisme dat zo’n sterke invloed heeft op de natuurlijke omgeving. Altijd zijn ecosystemen, dieren en planten in ontwikkeling en ook zij hebben hun leefgebied altijd veranderd. Dat neemt niet weg dat wij sinds de industriële revolutie wel heel grote veranderingen hebben veroorzaakt, die ons nu aan de rand van een fatale ontwikkeling hebben gebracht.
Toen de mens ontstond zijn we in een ecologische situatie terecht gekomen waarin wij kunnen floreren en waar nogal wat toevalligheden onze situatie nog steeds bepalen. Af en toe beschrijft Frankopan ketens van gebeurtenissen die ver teruggaan. Geologische toevalstreffers die ontstonden bij het uiteenvallen van het supercontinent, zoals waar zich olie en gasvelden bevinden hebben de geschiedenis van de laatste eeuw ingrijpend beïnvloed. Ook andere delfstoffen zijn ongelijk verdeeld over de aarde. Een curieus gegeven is bijvoorbeeld dat toen het Engelse rijk het meest uitgebreid was er geen gebied was waar meer dan een kleine hoeveelheid olie is gevonden, wat ongetwijfeld de Engelse politiek na de eerste wereldoorlog in het Midden-Oosten heeft beïnvloed. Dat er in het verre oosten specerijen geoogst konden worden en de zijdeworm het goed deed, heeft handelsrelaties over lange afstanden bevorderd en de historische gebeurtenissen mede bepaald. Of dat er op het Amerikaanse continent geen grotere te domesticeren dieren waren, wat gevolgen had voor de manier van leven, bijvoorbeeld hoe de mensen tegenover de natuur stonden, hun immunologische respons op ziekten en hoe ze voedselvoorraden aanlegden.
Het begin van de mensheid
Er zijn meerdere theorieën in omloop om te verklaren hoe de verschillende mensensoorten ongeveer zijn ontstaan. Er worden nog steeds nieuwe vondsten gedaan en waarschijnlijk zijn er een aantal soorten geweest, naast de wellicht wat meer bekende zoals de Neanderthalers en de Denisovans. Sommige theorieën wijzen op het veranderende klimaat, waardoor de eerste mensensoorten uit de bomen kwamen en op de steppen gingen leven. Rechtop lopen en ander voedsel nuttigen ging hiermee samen. Er is gewezen op het zeevoedsel dat mensen gingen eten, wat veel stoffen bevatte die een grotere hersenomvang, een kenmerk van mensensoorten, mogelijk gemaakt zou hebben. Anderen benadrukken het samenleven in groepen, wat een groter beroep deed op sociale vaardigheden en daarmee gepaard gaande hersenontwikkeling. Ook het kunnen omgaan met vuur zal een rol gespeeld hebben.
In de eerste honderdduizenden jaren van het bestaan van de mensensoorten was het klimaat zeer dynamisch, met afwisselingen van natte en droge perioden aanpassingsvermogen noodzakelijk maakte. De verschillende soorten verspreidden zich vanuit Afrika in golven, het is met vallen en opstaan gegaan en ongetwijfeld zijn er vele kleine groepen en tenslotte de andere mensensoorten behalve de onze uitgestorven. De Homo Sapiens is met zijn aanpassingsvermogen, vindingrijkheid en initiatief als soort wel heel succesvol geweest.
Een voorbeeld van de ingrijpende klimaatveranderingen is wat genoemd wordt een Heinrich event ongeveer 130.000 jaar geleden, waarbij een aantal ijsbergen afbraken bij Groenland waardoor er storingen in de oceaanstromingen ontstonden en de zeespiegel enorm steeg. Een andere gebeurtenis is een uitbarsting van de Toba supervulkaan ongeveer 75.000 jaar geleden in het huidige Indonesië, die wereldwijd invloed heeft gehad op het klimaat. Er was een jarenlange vulkanische winter. Frankopan noemt meer van dit soort gebeurtenissen, grotere en kleinere die de mensensoorten hebben overleefd. ‘Kennelijk waren er voldoende groepjes die het redden, door zich aan te passen, door te innoveren en door – en dat is misschien het allerbelangrijkste – in de gelukkige omstandigheid te verkeren niet op de verkeerde tijd en op de verkeerde plaats te zijn.’ (hfst 2)
Een meer stabiele periode van het klimaat
Ongeveer 11.000 jaar geleden had de moderne mens zich over alle continenten (behalve Antarctica) verspreid. Naar schatting was ongeveer driekwart van het landoppervlak bewoond. Ongerepte gebieden waren dus betrekkelijk zeldzaam, zij het met veel minder mensen dan vandaag de dag.
Alle ontwikkelingen die sinds die tijd hebben plaatsgevonden zijn mede mogelijk geworden omdat het klimaat over het algemeen genomen veel minder instabiel en veranderlijk was dan in perioden daarvoor. Deze klimaatperiode wordt het Holoceen genoemd. Frankopan stelt: ‘landbouw zou misschien niet onmogelijk geweest zijn voor het Holoceen, maar daarna was het daarvoor heel gunstig.’ (hfst 3)
Over een lange periode ontstonden steeds meer dorpen waar stukje bij beetje de landbouw werd ontwikkeld en dieren werden gedomesticeerd. Soms mislukte dat en ging men weer terug op de nomadische leefwijze. Zijn visie op de zeer geleidelijke overgang van jagen-verzamelen op landbouw komt overeen met die van Graeber en Wenthrop in The beginning of everything. Hij wijkt af van wat Yuval Harari in Sapiens en Jared Diamond in Guns, germs and steel hebben geschetst. Zij zagen een scherpe overgang, eerder een revolutie.
Met de landbouw ontstonden vaste verblijfplaatsen en een sterke groei van de bevolking. Vanaf 3500 v C ontstond een toenemende complexiteit van samenlevingen, het gevolg van de grotere bevolking en grotere steden. Dat creëerde de noodzaak van sociale organisatie. Schrift en politieke systemen ontwikkelden zich door de grotere behoefte aan voedsel en water in die steden. Hoezeer die ontwikkelingen ons leven in de meer recente millennia hebben beïnvloed, eerst ging het alleen om te overleven. De natuur beheersen en risico’s verminderen was de drijvende factor.
In de millennia daarna zijn er steeds golfbewegingen van migratie, culturele impact, verdere verspreiding van talen, uitbreiding en inkrimpen van handelscontacten. Een voorbeeld: de west Europese genenpool is vrijwel helemaal vervangen door immigranten uit Centraal Azië.
Welke weerfenomenen hebben zich in de loop van de tijd voorgedaan?
Vanaf deze periode na 3500 v C waarin de bevolking was gegroeid en meer complexe samenlevingen waren ontstaan, beschrijft Frankopan in meer detail de invloed van klimaat en weersomstandigheden op de menselijke geschiedenis. Hij legt verbanden met de opkomst en ondergang van rijken en rijkjes. Het is opvallend hoe vaak periodes van droogte en veel neerslag, hogere en lagere temperaturen zich hebben afgewisseld in deze millennia. Wel deden de veranderingen zich vaak niet plotseling voor, maar duurde het decennia of eeuwen om zich te manifesteren, sommige zoals vulkanen hadden wel een onmiddellijk gevolg. Het mondiale klimaatsysteem is altijd zeer dynamisch geweest, hoewel er daarnaast perioden van meerdere eeuwen zijn geweest waarin het weer voorspelbaar en stabiel was. Frankopan verwijst in zijn tekst vaak naar de oorzaak van veranderingen in het weer, maar hij wijdt er niet in detail over uit. Hieronder een (waarschijnlijk niet volledige) opsomming van wat er zoal aan klimaatverschijnselen genoemd wordt.
*Meteorieten hebben enorme invloed gehad op de toestand van de aarde, maar vóór het verschijnen van de moderne mens. We kennen allemaal wel de botsing die 66 miljoen jaar geleden plaatsvond en die een einde maakte aan het tijdperk van de dinosauriërs. Kometen beïnvloeden soms wel de grote oceaanstromingen, waardoor er ongewone neerslagpatronen ontstaan.
*Vulkanen zijn vaak de oorzaak van abrupte klimaatverschuivingen geweest, meer dan wat dan ook. Er zijn heel grote uitbarstingen geweest die over vrijwel de hele planeet gevolgen hebben gehad, omdat ze zoveel as en stof in de atmosfeer brachten dat het zonlicht verduisterd was. Sommige hadden meer lokaal een invloed.
*Omdat de aarde niet een perfecte cirkel rond de zon maakt en er ook lichte veranderingen zijn in de stand van de aardas brengen die verschuivingen in de temperatuur met zich mee. Dat geldt ook voor zonnevlekken en andere variaties in zonneactiviteit. Frankopan noemt meerdere cycli, bijvoorbeeld de Hallstatt cyclus van ongeveer 2400 jaar, die zonnemaxima en -minima met zich meebrengt wat gevolgen heeft voor de klimaatsystemen, zoals de winden en de oceaanstromingen.
*Fluctuaties in Noord-Atlantische oscillatie, AMOC, (vaak de warme golfstroom genoemd) komen vaak terug als verklaring voor een verandering van het weertype. Een voorbeeld is het instorten van de ijsdam van de Hudsonbaai, waardoor meren leeg liepen, er zwakkere Atlantische circulatiepatronen in de oceaan optraden, het 1-3 graden kouder werd en de mondiale zeespiegel een meter hoger werd. Op het zuidelijk halfrond ging dit gepaard met droogte door veranderingen in het moessonsysteem
https://nl.wikipedia.org/wiki/Golfstroom#/media/Bestand:Golfstrom_Karte_2.png
Warm water stroomt naar het noorden, koelt af en zinkt mede door hoger zoutgehalte naar beneden, warm water blijft aan de oppervlakte, maakt het klimaat in Europa warmer en stroomt weer terug naar het zuiden.
*El Nino en El Nina (ENSO) zijn min of meer regelmatig, meestal eens in de zes tot acht jaar, optredende verschijnselen in de oceanen rond de evenaar. Die warmen extra op of koelen juist af en beïnvloeden de temperatuur en neerslagpatronen in die regio´s sterk. Soms hebben ze wereldwijd ook enige invloed.
*Ook aardbevingen hebben soms meer dan lokale gevolgen. Zo is waarschijnlijk rond 6000 v C na een aardbeving een sediment rand afgebroken in Noorwegen, er ontstond een tsunami en Doggerland dat zich tussen Europa en Engeland bevond, is ondergelopen. Sindsdien is Engeland een eiland.
Een opeenvolging van tijdperken
Zoals het zijn bedoeling was beschrijft Frankopan de ontwikkelingen op alle continenten en probeert de nadruk op Europese geschiedenis te vermijden. Het maakt wel dat de informatie overweldigend is. Zijn boek is geordend naar tijdvakken die globaal genomen uitgaan van ofwel toestanden van het klimaat ofwel van de sociale gebeurtenissen. Hieronder een aantal voorbeelden.
Vanaf ongeveer 3000 v C waren er grotere steden en grotere handelsnetwerken ontstaan, maar rond deze tijd ook steeds meer uitdagende omstandigheden. Wellicht door weersinvloeden, maar ook omdat de grond werd uitgeput door de landbouw, door het intensieve contact met dieren en het dichter op elkaar wonen in steden waren er ook meer ziekten. De pestbacterie is bijvoorbeeld gevonden op de Euraziatische steppe rond deze tijd. De ontwikkelingen gaan samen met een intensivering van rituele praktijken.
Rond 2200 v C was er een moeilijke periode. Er was sprake van droogte, economisch verval, migraties op verschillende plaatsen, maar niet gelijkmatig over de wereld. Het is onduidelijk hoe dat komt, wellicht zijn stukken poolijs afgebroken en was er een daling van de temperatuur van het zeeoppervlak. Er zijn veranderingen in de vegetatie en stofbelasting in de dampkring. En bijvoorbeeld de overgang van een groene naar een verdrogende Sahara door een andere vochtverdeling in de atmosfeer.
Niet overal waren de gevolgen heel slecht. In Harappa, een voor die tijd grote stad in Noordwest India, zien we dat de mensen zich aanpasten. De eerste periodes van langdurige droogte kon men doorstaan. De mensen trokken naar kleinere nederzettingen, we zien dat ze andere gewassen gaan verbouwen ed. In een tweede periode van regentekort rond 2000 v C laten de gegevens zien dat de stad een kleinere bevolking heeft, zijn er verwaarloosde gebouwen, en tenslotte toenemend onderling geweld. Het klimaat speelt een rol en is misschien een katalysator voor het optreden van problemen, maar de oorzaken lijken meer complex te zijn. Onenigheid en meningsverschillen waren in het geval van Harappa onder de elites misschien de belangrijkste oorzaak. Ontstedelijking en migratie lijken een negatieve wending, maar zijn wellicht logische oplossingen voor problemen met te weinig aanbod en te veel vraag.
Klimaat niet de belangrijkste factor
Hier en op veel plaatsen in het boek benadrukt Frankopan dat veranderingen van het klimaat en slecht weer eerder verzwarende omstandigheden dan directe oorzaken zijn van catastrofale veranderingen. Hij signaleert dat de langere perioden van de klimaatproblemen geleidelijk aan het vermogen en bereidheid van mensen om samen te werken ondermijnen. Veel neerslag is meestal gunstig, afgezien natuurlijk van veel te veel neerslag. Droogte is een meestal een groter probleem. De veranderingen in neerslag waren vaak een onderdeel van lange termijn trends, die eeuwen besloegen. De marges om genoeg voedsel te hebben werden steeds smaller en dat maakte ook de sociale structuren kwetsbaarder. De neergang kon zich verder verspreiden. Als één netwerkonderdeel wegviel door misoogst, een aardbeving of ruzie tussen bloedverwanten kon dat ontaarden in een verstoring, ontwrichting of zelfs systeemuitval in het complete netwerk.
Overstromingen en decennialange droogte waren vaak niet eens het ergste probleem, het grootste was de bevolkingsdruk. Gemeenschappen lijken beter te zijn in het overleven van incidentele traumatische voorvallen dan omgaan met lang voortdurende bedreigingen. Die ondermijnden de cohesie en stimuleerden vertrek. Elites die rijk wilden worden zorgden vaak voor uitputting. Een zwakte was de grootte van individuele steden, die vatbaar waren voor crises: oproer door honger, er kon een revolutie uitbreken. Hongersnoden en ziekten waren vaak het meest verwoestend en in de regel een gevolg van menselijke fouten.
Cruciaal was of de heersende elites, de priesters, ambtenaren en handwerkslieden zich aanpasten aan de druk vanuit het milieu en of hun maatregelen werkten. De heersers communiceerden met de goden, als er natuurrampen waren kregen de heersers vaak de schuld.
Romeinse warme periode 300 v c-500 n
We slaan een kleine twee duizend jaar over en kijken naar het Romeinse Rijk.
Rome is een anomalie, het was niet voor de hand liggend dat een kleine stad in Italië tot zo’n groot rijk zou uitgroeien, stelt Frankopan. Het Romeinse Rijk heeft zoveel uiteenlopende regio’s geografieën, culturen en volken een zo lange tijd verenigd. Historici verklaren dat soms door het niet omlijnde, open karakter van hun identiteit. ‘Maar de meest overtuigende reden is wel dat Rome en zijn burgers in één ding excellent waren: ze waren beter georganiseerd en waren eerder uit de startblokken dan hun rivalen, wisten beter dan anderen profijt te trekken van gunstige omstandigheden en waren beter in staat kansen om te zetten in tastbare resultaten. Simpel gezegd heeft Rome een rijk kunnen opbouwen omdat het in staat was al zijn concurrenten en potentiële rivalen te slim af te zijn.’ (hfst 9) Ze hadden ook geluk, de Middellandse zee is rustiger dan andere zeeën, de klimaatomstandigheden waren gunstig, het was de natste tijd van voorbije 4000 jaar, waardoor de gewassen goed groeiden, er was bevolkingsaanwas en een tijdlang een stabiele politiek. De toenemende handel was een impuls om netwerken uit te breiden, hun intellectuele horizon werd verruimd en gemeenschappelijke culturele waarden werden verder verspreid. Ondanks deze gunstige invloeden, vereiste het ook bestuurskwaliteiten en logistieke vaardigheden om een dergelijk rijk sociaal, economisch en politiek in evenwicht te houden. De onderlinge verschillen waren zeer groot, het was een consolidatiekunststuk dat na de val van Romeinse Rijk niet is geëvenaard.
Het bevoorraden van de grote stad Rome was een opgave, er werd zoveel naar het centrum gezogen. De ecologische voetafdruk van Rome is aanzienlijk geweest. De elite ging op een bepaald moment opvallend consumptiegedrag vertonen. Er was een enorme vraag naar exotische dieren, vermaak, voedsel, curiositeiten, ook zeedieren. De grond werd slecht verzorgd, er werd roofbouw gepleegd en er ontstond bodemerosie in delen van de Romeinse mediterrane wereld, mede omdat te veel bomen werden gekapt. Op termijn werd er aanzienlijk minder voedsel geproduceerd. Nieuw land werd wel ontgonnen, maar problemen waren de beschikbaarheid van arbeidskrachten, het was vaak moeilijker te exploiteren terrein en lag verder weg van de grote bevolkingscentra.
https://wikikids.nl/Romeinse_Rijk
Het Romeinse Rijk op zijn grootst, ongeveer 100 na C
De neergang van Rome na de eerste eeuwen van onze jaartelling is vooral toe te schrijven aan gebrekkige bestuur en overzicht vanuit het centrum en toenemende problemen in de periferie. Dat lijken belangrijker krachten dan het minder gunstig wordende klimaat en bieden een betere verklaring voor de onrust en herstructurering eind 2e, begin 3e eeuw op meer plekken in het rijk. Vanaf 350-550 heeft Centraal-Azië met droogte te maken, en zien we een sterke migratie van de Hunnen over de steppen naar het westen, naar de grenzen van het Romeinse Rijk. Ze vielen het rijk binnen in Perzië en in de westelijk Romeinse provincies in het huidige Duitsland en Frankrijk. Dit bracht een volksverhuizing tot in Spanje en Noord Afrika met zich mee. Het uiteenvallen van de staat en het gecentraliseerde gezag dat als cement had gewerkt, zorgde voor de neergang. De langeafstandshandel en aanvoer vanuit de netwerken zakte in, bevolkingsgroepen gingen uitzwermen en was een groeiende armoede. Steden liepen leeg door gebrek aan grondstoffen. We zien het afglijden naar de ‘duistere middeleeuwen’.
De pest, de Mongolen en andere ziekten
Daarbovenop trad er in de 6e eeuw in de mediterrane wereld een epidemie op, die vaak aangeduid wordt als de Pest van Justinianus. Omstandigheden rond de Middellandse en Rode Zee waren ideale incubators voor de bacterie. Het was uitzonderlijk koud weer, waardoor de ratten en hun vlooien die de bacterie met zich mee droegen overleefden. Omdat er nieuwe netwerken voor voedsel aangeboord werden, ontstond een snelle verspreiding. De schattingen hoeveel mensen overleden door de epidemie lopen uiteen. Recent onderzoek stelt dat de hoge sterftecijfers heel lokaal optraden, en er elders maar kleine gevolgen waren.
https://historiek.net/dzjengis-khan-ca-1162-1227-mongoolse-wereldheerser/64270/
De Zwarte Dood, de grote pestepidemieën vanaf het midden van de 13e eeuw hebben volgens Frankopan een verband met de opkomst van de Mongolen onder leiding van Dzjengis Khan. Deze ‘veroverde het grootste landimperium in de geschiedenis van de mensheid’. (hfst 13) Verklaringen voor zijn succes waren in ieder geval het gebruik van extreem geweld, en daarnaast de organisatorische kwaliteiten van de mobiele verkenningseenheden, logistiek vernuft , de introductie van nieuwe technieken en tactieken en andere innovaties op het slagveld.
Wat ook heeft bijgedragen aan het succes is een buitengewoon regenachtige periode in Mongolië die een lang decennium heeft geduurd. Er kwamen meer weelderige graslanden en dus weidegrond. Kuddes vee konden groter worden en vooral belangrijk was dat het aantal paarden enorm kon toenemen. Ze hadden het geluk dat ze op precies het juiste moment aan de macht waren. Aan het einde van jaren 1220 waren er meerdere vulkaanuitbarstingen. Het klimaat verslechterde en oogsten mislukten, waardoor veel staten verzwakten en de Mongolen hen onder de voet konden lopen.
Ze hadden zeer efficiënte administratieve en bureaucratische structuren en lijfden de lokale elites in. Naast het geweld is de Pax Mongolica toch van grote betekenis geweest: ze bouwden steden, het intensiveerde de handel in Eurazië en droeg bij aan een onderling verbonden wereld. Maar de intensieve contacten waren ook bevorderlijk voor het verspreiden van ziekten. De pest verspreidde zich langs de handels- en reisroutes buiten gebieden in centraal Azië waar het endemisch was. De pestbacterie kon lang overleven. Ongetwijfeld hebben meer factoren bijgedragen aan de pestepidemieën die in heel Eurazië voorkwamen, maar de reizende mensen zijn waarschijnlijke de meest bepalende factor geweest. ‘Wat Europa, het Midden Oosten, Noord Afrika vermoedelijk ook delen van Sub Sahara Afrika betreft: naar schatting stierf 40 a 60 procent van de bevolking.’ (hfst 13) Het is het hoogste sterftecijfer dat bekend is door een epidemie, behalve de impact van pokken en mazelen op de inheemse volken in Amerika na de eerste contacten met Europeanen. Maar niet overal was het even erg, soms hebben door stadsbestuurders opgelegde lockdowns geholpen. Zoals bij vrijwel alle catastrofes leden de mensen in arme huishoudens het meest.
In het midden van de 13e eeuw was er intense vulkanische activiteit, dat kan de problemen hebben vergroot. Een periode van verhoogde zonnestraling ging over in een groot zonneminimum, de temperaturen daalden en dat bleef ongeveer tachtig jaar zo. Maar de gevolgen waren zeer wisselend op de wereld. In Noordwest Europa was het weer veranderlijk, dat was slecht voor de oogsten en gaf een grotere kans op ziekten ook voor dieren. Dat dit optrad na een periode van bevolkingsgroei, maakte het extra moeilijk. Het gaf sociale onrust, hoge voedselprijzen, plunderende meutes, en bevorderde antisemitisme.
Frankopan haalt een onderzoek aan waarin aangegeven wordt dat tussen 1100 en 1800 een iets lagere temperatuur tijdens de groeiperiode van de gewassen al kon leiden tot een verhoogde waarschijnlijkheid dat de joden werden aangevallen als er voedseltekorten en hogere prijzen waren. Iets dergelijks zien we optreden in Egypte, waar de meerderheid van de moslims bij te lage waterstanden van de Nijl tekeer gingen tegen christenen. De kerk ging spreken over ketters die opgespoord en gestraft dienden te worden. Het zijn parallelle verschijnselen van het zoeken naar een zondebok die ook in latere tijd zich voordeden bij de heksenvervolgingen in 17 e eeuw. Ook die traden op in behoeftige tijden waarin voedselvoorziening onder druk stond, omdat het slecht weer was.
Merkwaardig genoeg waren de eeuwen die volgden op de bloeitijd van het Mongoolse Rijk door de intensivering van commerciële en culturele contacten tussen de continenten en na de desastreuze pandemie een prelude van nieuwe ontwikkelingen en een rustige periode van consolidatie. Staten en volken in de geografische periferie van de machtscentra en netwerken bleken nu in staat te profiteren van de nieuwe mogelijkheden. Ze breidden uit en gingen nieuwe werelden verkennen…
Ontdekkingsreizen
Vijf jaar nadat Columbus naar het westen was vertrokken, vond Vasco da Gama de route rond het puntje van Afrika, ging weer noordwaarts, stak de Indische Oceaan over en landde in Zuid India. Anderen volgden en gingen nog verder naar Oost Azië. Binnen enkele decennia doorkruisten schepen niet alleen de Atlantische maar ook de Stille Oceaan. Een geglobaliseerd handelssysteem ontstond. Met grote gevolgen voor de ecologie. ‘Wat hebben tomaten, paprika, ananas, chilipepers, pinda’s en aardappelen met elkaar gemeen?’ Ze komen allemaal uit Amerika.
Niet alleen in Europa, ook op andere continenten was men de wereld om zich heen aan het verkennen. Dit gold zowel voor christelijk Ethiopië, China, Indië, Oceanië, en in Zuid- en Midden Amerika voor de komst van de Europeanen. De Ottomanen veroverden in deze periode grote stukken van Afrika en Azië en van Oost en Midden Europa. Hun opmars stokte voordat ze Wenen in konden nemen, een voorbeeld waar het weer een directe invloed had op het verloop van de geschiedenis. Het had zo overvloedig geregend toen de Ottomanen in de buurt van Wenen kwamen, dat hun zware kanonnen vast kwamen te zitten in de modder en zij het moesten opgeven.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Portret_van_Giovanni_Arnolfini_en_zijn vrouw_
Op dit portret van Jan van Eyck uit 1443 zijn op de achtergrond vloerkleden uit het Ottomaanse Rijk, metalen voorwerpen uit Spanje, porselein en zijde uit China te zien. Al zulke zaken waren beschikbaar voor de Europeanen in deze tijd, een illustratie van de reikwijdte van de wereldhandel.
Portugezen reisden naar de westkust van Afrika en de Canarische eilanden, Madeira en de Azoren. Het ging steeds om de handel en de winsten, waar de kroon een percentage van kreeg. Afgezien van het winstbejag als primaire motivatie gingen de ontdekkingsreizen wel samen met andere ontwikkelingen. Er werd kennis opgedaan over de nieuw bereikte gebieden. De volken, geografie en natuurlijke historie werden zeer uitgebreid beschreven en geïllustreerd door met de expedities meegereisde schilders en graveurs. De verkregen kennis werd echter heel vaak geheim gehouden om de concurrenten er geen voordeel van te laten trekken. Ook heeft die grotere kennis niet geleid tot meer onderling begrip en een respectvolle bejegening. ‘Integendeel na enige tijd verhardde de ideeën zich en werden er rare sprongen gemaakt om het Europese gevoel van superioriteit te benadrukken’. (hfst 14)
De voorrechten die Europeanen meenden te hebben boven andere mensen werden weerspiegeld door vergelijkbare voorrechten ten aanzien van de natuur. Niet alleen werden de tot slaaf gemaakten uitgebuit, naast de menselijke prijs om winst te maken met suiker, koffie, katoen en andere gewassen waren de gevolgen voor de ecologie ook dramatisch. Door ontbossing en bodemuitputting ging die enorm achteruit. De nieuwe werelden werd gezien als ongerepte gebieden die klaar waren om geëxploiteerd te worden. De inheemse mensen en lokale bevolking waren daarbij irrelevant.
Exploitatie van de nieuwe werelden
In de eeuw volgend op de ontdekkingen werden over de hele wereld ecosystemen getransformeerd en omdat arbeidskrachten nodig waren, werden mensen vrijwillig of als slaafgemaakten ingezet. Stuwende krachten waren de machtscentra die toch al machtig waren, zij konden zichzelf en hun routes beveiligen. Wereldrijken ontstonden vooral in Europa. Zij verlegden hun grenzen om materialen en gewassen te bemachtigen, die duizenden kilometers verderop werden vervoerd en daar de economische en demografische groei ondersteunden. Er was een grotere variatie aan spullen en soms dalende kosten in Europa, het gaf sociale veranderingen. In de oude Wereld nam de welvaart aanzienlijk toe, in de Nieuwe niet. De baten waren niet gelijk en rechtvaardig verdeeld. Het bracht ook een transformatie van landschappen met zich mee door mijnbouw en de aanleg van plantages. Waar Europeanen zich vestigden, zien we een enorme daling van de oorspronkelijke bevolking. Er wordt geschat dat in Amerika 80 % van de inheemse bevolking omkwam, bij een latere epidemie nog eens 45%. Pokken en mazelen, de salmonellabacterie en dysenterie waren de oorzaken. Daarnaast waren er veel wreedheden.
Adam Smith schrijft een ruime eeuw later, rond 1775: ‘Op het moment dat deze ontdekkingen gedaan werden was de macht van de Europeanen zo superieur. Ze hebben hier op groteske wijze misbruik van gemaakt en straffeloos elk soort onrecht gepleegd in verre landen.’ (hfst 15) Later ontstonden wel andere rechtvaardigingen voor de kolonisatie, de drijvende krachten achter de expansie na 1492 waren echter handelskapitaal en -belangen. Degenen die rijk werden door de handel wilden hun activa beschermen.
Ironisch genoeg hielden slavernij, moorden en landonteigeningen door Europeanen in vele uithoeken van de wereld gelijke tred met het verankeren en versterken van de rechten in eigen huis: er werden parlementen, rechtbanken en instituties opgericht die onafhankelijk waren van de monarch. De elites probeerden hun onafhankelijkheid te behouden en mogelijkheden uit te bouwen. Vooral in Noord-Europa lukte dat, in Spanje en Portugal minder.
Bevervellen voor hoeden, struisvogelveren, rubber, ivoor, producten walvisjacht, en natuurlijk suiker, koffie, thee en katoen en tabak die later op de grote plantages verbouwd werden, werden naar Europa gebracht. Onder wat voor omstandigheden deze toenemende rijkdom ontstond, bleef onopgemerkt door de consumenten en als vanzelfsprekend beschouwd.
Het leven in Europa werd door de beschikbaarheid van de goederen uit andere continenten ‘interessanter, opwindender en gevarieerder’. Er werden rechtvaardigingen gezocht voor dit onrecht, in een gevoel van superioriteit van beschaving en raciale superioriteit. ‘Al deze ideeën waren echter gefundeerd op de kille realiteit van het exploiteren van hulpbronnen, het scheppen en verbeteren van aanvoerlijnen en het negeren van misstanden. Er moesten niet te veel vragen worden gesteld over degenen die de verliezers waren waar anderen winst oogstten.’ (hfst 16)
Slavernij
Grote afhankelijkheid van onvrije mensen is karakteristiek voor de situatie van de Europeanen in de nieuwe werelden. De lokale mensen werden tot arbeid gedwongen ondanks dat koningin Isabella van Portugal en de koning van Spanje zich in eerste instantie daartegen hadden uitgesproken. Ook de Paus heeft daarover een bul uitgevaardigd. Het goed behandelen van de mensen in de andere continenten werd zelfs verankerd in een wet, maar er was een diepgaande kloof tussen strekking van de wet aan ene kant van de wereld en de harde realiteit ter plaatse aan de andere kant. Ook in Engeland was eerst slavernij verboden bij wet. De economische voordelen waren echter zeer groot: ‘zonder de slavenhandel, dan zouden de koloniën verloren gaan.’ Later werd de slavernij wel toegestaan en in wetten vastgelegd. (hfst 16)
Met grote verontwaardiging beschrijft Frankopan hoe er met mensen in de nieuwe wereld is omgegaan. Eerst met de inheemsen, dan met contractarbeiders en Afrikaanse slaven. Tegelijk is het zo dat het omgaan met de wisselende prijzen, de inschattingen van risico’s, ontwikkeling van havenfaciliteiten, het verzamelen en analyseren van gegevens leerprocessen waren die later de industrialisatie hebben bevorderd. ‘Ecologische kansen die werden geboden door gronden die zich leenden voor lucratieve handelsgewassen, de efficiënte inzet van kapitaal in de zoektocht naar winst, de opzet van een driehoek handelssysteem, de ontwikkeling van toeleveringsketens en de prijsstelling van mensenlevens kwamen hier samen om kansen te creëren voor sommigen en ellende voor talloze anderen.’ (hfst 16)
Waarom werden er geen plantages gesticht in West Afrika? De grond was er geschikt voor en het was veel dichterbij. Het klimaat was ongeveer hetzelfde als in Amerika en er waren veel arbeiders. De Europeanen hadden echter geen weerstand tegen malaria en gele koorts, de lokale bevolking kon er veel beter tegen. Niet alleen de Europeanen hebben de wereld opnieuw vormgegeven, ook insecten hebben dat gedaan… Maar ook waren de politieke systemen in West Afrika hoogontwikkeld, zodat kolonisatie niet voor de hand lag. Tot 19e eeuw is dat niet gelukt, de Europeanen kregen er geen toegang. Daarom is gekozen voor het alternatief: slaven afvoeren.
Rond 1800 was de bevolkingsomvang van Afrika de helft van wat het geweest zou zijn zonder slavenhandel. Door continue plundertochten, geweld en onzekerheid waren de banden tussen dorpen verbroken, samenlevingen verpulverden, het onderling vertrouwen kelderde. Nog steeds zijn sporen van deze ineenstorting terug te vinden in huidige delen van Afrika.
De kleine ijstijd (1500-1800)
Deze periode wordt door historici vaak als één periode van een verschuiving in het klimaat beschouwd. Er zijn echter veel lokale variaties. Enkele decennia zijn inderdaad aanzienlijk verstoord, maar er is geen sprake van een consistent andere klimaatperiode.
Over het geheel genomen waren er in Europa wel enigszins lagere temperaturen, er waren afwijkende neerslagpatronen in Azië en in de tropische delen van de Stille en Indische oceaan. De hele 17e eeuw is een tijd van tumult in grote delen van de wereld.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Hendrick_Avercamp
De wintergezichten van Hendrick Avercamp, deze uit 1608, waren zeer populair. Was dit omdat er inderdaad veel strenge winters optraden?
In deze periode vinden de heksenvervolgingen plaats. Door een paar historici wordt gesuggereerd dat mensen leden aan een klinische depressie door het koelere weer, er waren ook meer zelfdodingen. In de tijd zelf werden de problemen toegeschreven aan de zonden die zouden zijn begaan. Een slechter immuunsysteem door slechtere weersomstandigheden is een andere verklaring, maar daartegen pleit dat lange periodes vrij normaal waren. Echt duidelijk is het niet. Wat betreft de heksenvervolgingen wordt ook wel gewezen op een toename van de syfilis gevallen, of dat mannen hun voorrechten wilden veiligstellen of alleen maar het aanwijzen van zondebokken voor de economische neergang.
Het was ook een periode van de opkomst van het Westen, hoewel de Europese staten intensief onderling oorlog voerden. Het bracht echter verbeteringen in de krijgskunst met zich mee, manieren om de benodigde financiën bijeen te krijgen. Het droeg bij aan het creëren van instituties en een efficiënt staatsapparaat. Daarbovenop raasde de pest over Europa, met zijn bekende hoge sterftecijfers. In delen van Italië stierf 30-40 % van de bevolking, elders in Noordwest Europa was dit cijfer 8-10%. Dit gaf echter mogelijkheden voor de economische opkomst van Noord-Europa en was een mijlpaal in de Kleine Divergentie – het punt waarop Noord Europa haar achterstand wegwerkte en vervolgens het Zuiden inhaalde en ver voorbijstreefde.
Ook in andere delen van de wereld waren veel oorlogen, soms tegelijk met voedselschaarste en hongersnoden. Sommige landen, ook in Zuid Europa werden geteisterd door ernstige sprinkhanenplagen, rond 1570 excommuniceerde Paus Pius V hen. Door een breed scala aan elkaar versterkende factoren werden de bestaande crises verergerd en geïntensiveerd. Klimatologische stress brachten de aanhoudende problemen zoals een grotere bevolking, ineffectief leiderschap, hoge oorlogskosten, effecten van inflatie, concurrentie binnen de elite naar hun kookpunt. ‘Er was niet veel voor nodig om her en der de wankele balans te verstoren die maar kleine foutmarges toeliet’. (hfst 17)
Een voorbeeld van hoe Frankopan af en toe aandacht geeft aan een samenhangende serie van gebeurtenissen is het volgende. In de Lage Landen werd tijdens de tachtigjarige oorlog gevochten tegen de Spanjaarden. Er waren ook godsdiensttwisten, die van tijd tot tijd uitbarstten in bijvoorbeeld de beeldenstorm. In 1576 werd Antwerpen wreed geplunderd en in brand gestoken door Spaanse soldaten die niet betaald waren na het mislukte beleg van Leiden. Dit gaf veel boosheid in de noordelijke provincies en droeg op zijn beurt weer bij aan de vereniging daarvan in de Unie van Utrecht waarin feitelijk de Republiek werd opgericht.
We beschouwen deze periode in Nederland als onze Gouden Eeuw. Frankopan stelt: Japan en de Lage Landen waren wel in staat om de klimaatproblemen te doorstaan zonder crises. ‘Het geheim van dit succes lag in het alledaagse: de competentie van ambtenaren en functionarissen om problemen te herkennen, te anticiperen op de moeilijkheden die deze met zich mee zouden brengen en dienovereenkomstig vooruit te plannen.’ (hfst 17)
De recente eeuwen
De laatste hoofdstukken in het omvangrijke boek leggen de nadruk op de ongebreidelde hebzucht en de bereidheid van mensen om elkaar en de omgeving te exploiteren. Het heeft geleid tot de precaire situatie in de wereld waarin we ons nu bevinden. Frankopan wijst op het falen van een houding om de natuur te beheersen zonder veel inzicht of zorg voor de consequenties.
In de twintigste eeuw heeft de mens een serie catastrofes doorgemaakt die haar gelijke niet heeft gehad in de menselijke geschiedenis en de historie van de natuurlijke wereld. Miljoenen stierven als gevolg van oorlogen, miljoenen door vervolgingen en haat, miljoenen als gevolg van hongersnoden of opzettelijke uithongering, of gebrek aan basale gezondheidszorg. De schade aan het milieu was ook enorm door de enorm toegenomen industrialisatie en globalisering. Frankopan bespreekt in dit kader de invloed en enorme gevolgen van het gebruik van olie op vele terreinen.
In de Sovjet-Unie hoorde het tot de ideologie om verbeteringen in de natuur aan te brengen, met vaak desastreuze gevolgen voor de mensen en de natuur. Een van de grote milieurampen in de Sovjet Unie dat wel ‘het ergste geval van ecocide is genoemd’ is het omvormen van de rivieren die het Aralmeer voedden tot irrigatiekanalen, waardoor dit meer droogviel. De wind creëerde enorme stofwolken die tot ver in de omtrek verontreinigd en zout stof verspreidden, waar miljoenen mensen gezondheidsproblemen van ondervinden.
In de Great Plains in het midden van de Verenigde Staten ontstonden stofstormen in de jaren 30 van de vorige eeuw. Het was een warme en droge periode geweest. Door overbegrazing en te zware belasting van de grond kon de wind de bovenste laag aarde wegblazen, wat grote problemen heeft gegeven. Wel heeft dat het besef van milieuschade doen ontstaan en sommige mensen gestimuleerd om zich hier mee bezig te houden.
In China kunnen we als voorbeeld van te kortzichtig omgaan met ingrijpen van de natuur de Vier Plagen campagne van Mao Zedong noemen. De vier plagen waren ratten, vliegen, muggen en mussen. Iedereen jong en oud werd gestimuleerd om hen te elimineren. Het doden van de mussen die veel van de insecten die landbouwgewassen bedreigen opeten had tot gevolg dat er enorme misoogsten waren die honger veroorzaakten.
Altijd is geprobeerd het weer te beïnvloeden, vroeger door rituelen en offerandes te brengen aan de goden. In onze tijd is er wetenschappelijk onderzoek naar naar geo-engineering, waarbij gepoogd wordt kunstmatige wolken te maken. Ook worden manieren onderzocht om stoffen in de atmosfeer te brengen om de zonnewarmte te verminderen. Het lijken riskante ondernemingen omdat we te weinig kunnen voorspellen wat de ecologische gevolgen zijn, ook hoe bijvoorbeeld de neerslagpatronen zullen veranderen.
Frankopan heeft niet veel nieuwe inzichten hoe we uit onze precaire huidige ecologische situatie kunnen komen behalve de bekende remedies van terugdringen van de uitstoot van CO2. En afgezien van de suggestie dat koeien zouden kunnen leren om latrines te gebruiken… Hij heeft wel een groot vertrouwen in de wetenschap om met technologische oplossingen te komen. Dat vertrouwen heeft hij veel minder in de mensen, hun gedrag is in het verleden maar al te vaak gekenmerkt door hebzucht, wreedheid en domheid. Hij stelt: ‘het zal eerder de natuur zijn dan menselijke activiteit die uiteindelijk de netto-emissies op nul brengt.’ Helaas een nogal somber vooruitzicht want het schetst een toekomst met een catastrofale ontvolking, door ziektes, honger of conflicten. Als we samenwerken zouden we onze huidige problemen kunnen oplossen. ‘Als historicus zou ik daar echter niet op wedden’, (conclusie) zo eindigt hij zijn boek.
De meest opvallende punten
Er is al heel vaak en heel vroeg gewaarschuwd voor schade die mensen toebrengen aan de natuur door hun manier van leven. Steeds hebben echter economische, kortzichtige of egocentrische belangen de doorslag gegeven. Waarschuwingen tegen overbevolking, die kwetsbaarheid met zich meebrengen worden al gegeven in teksten van 3000 jaar geleden. Ook in het Gilgamesh Epos dat uit ongeveer 2100 v C komt, wordt gewaarschuwd dat het kappen van bossen droogte met zich mee zal brengen. In vrijwel alle historische perioden zijn verwijzingen te vinden die nadelige gevolgen van het ingrijpen van de mens in de natuur benadrukken. In vrijwel alle spirituele boeken van de mensheid uit de oude tijden, de Veda’s, de Mohammedaanse geschriften, commentaren op de Thora, taoïstische en confucianistische geschriften wordt het belang van evenwicht in de natuur en de zorg die de mens hiervoor zou moeten hebben benadrukt. De huidige zorg voor het milieu heeft diepe historische wortels.
Steeds terugkerend is dat in de meeste gevallen een capabel bestuur, een vooruitziende blik, flexibel reageren succes opleverde ondanks de wisselende klimaatomstandigheden. Als een heerser of rijk toch al verzwakt was, maakten de slechte klimaatomstandigheden de situatie moeilijker, maar zelden was het klimaat de primaire oorzaak van de problemen.
In het mensbeeld van Frankopan is de voornaamste dynamische factor in de menselijke geschiedenis het verlangen naar meer bezit en invloed. Steeds hebben hebzucht, het voorop stellen van handelsbelangen en machtsbehoud de overhand gekregen. In het boek wordt weinig aandacht gegeven aan de godsdienstige en culturele ontwikkelingen. Problemen hebben gemaakt dat men rituelen gebruikte en verklaringen zocht voor de boosheid van de goden. Hier en daar noemt hij wel levensbeschouwelijke, filosofische en morele ontwikkelingen, maar die zijn in zijn verhaal steeds ondergeschikt aan het winstbejag.
In positieve zin waardeert hij onmiskenbaar een capabel bestuur en een goede organisatie, de vooruitziende blik van de bestuurders om risico’s in te schatten en passende maatregelen te nemen. Goede instituties kunnen daarbij helpen. De druk van slechte perioden en situaties brengen wel vaak een toename van uitvindingen en goede ontwikkelingen met zich mee.
Het is overduidelijk dat het uitbuiten van mensen onderling hem zeer tegenstaat. Juist het kunnen verenigen van verschillen tussen volken en bevolkingsgroepen ziet hij als een positieve eigenschap die in sommige perioden en bij sommige machthebbers sterker aanwezig was.
Al met al een zeer lezenswaardig boek, dat een enorme aanvulling kan zijn op onze kennis van de geschiedenis buiten onze westerse wereld en dat vaak een nieuw perspectief biedt. Het is relativerend om te bedenken hoeveel de mensheid in de loop van de geschiedenis al heeft meegemaakt zowel wat betreft sociale als klimatologische veranderingen. De mensen hebben kennelijk een enorme veerkracht, hoewel het in het relaas van Frankopan wel sterk naar voren komt dat we erg egocentrisch zijn en niet erg verstandig…