Deel 21B. De wereld van de coronapandemie: macht en propaganda

Civis Mundi Digitaal #139

door Maarten Rutgers

Wezenlijke elementen in een dystopie zijn vrijwel absolute macht, een leidende elite, gerichte communicatie vanuit het machtscentrum en propaganda.

 

Elitemacht

In vrijwel alle dystopische romans is er sprake van een leidende elite. In de romans met een epidemie komt dit wat minder goed uit de verf. In De pest van Ulitzkaja is het zeer duidelijk wie de leiding heeft. Het is de communistische partij, tijdens de epidemie vooral zichtbaar door middel van de staatsveiligheidsdienst die een stil schrikbewind uitoefent. In Arrowsmith van Lewis en Monschau van Kopetzky zijn het de experts die de macht in handen nemen en deze via de bestuurders uitoefenen.

In vrijwel alle andere romans is er duidelijk een leidende kleinere of grotere elite. Het opmerkelijke is dat het veelal onduidelijk is wie deze elitemacht vormen. In diverse romans wordt de elite slechts vaag aangeduid of weliswaar met een naam betekent, echter zonder nadere uitleg. In enkele wordt de elite expliciet genoemd en beschreven. Wij besteedt redelijk veel aandacht aan de ‘Weldoener’, de leider van de ‘Vereende Staat, ook al een bijzonder eufemisme, die door de Nummers aanbeden wordt.

Ook Lewis beschrijft deze situatie in zijn Dat gebeurt hier niet met Buzz Windrip, de presidentskandidaat en latere president die aanbeden wordt door zijn aanhangers. Om hem heen een kleine groep, een elite, die meebepaalt, aangevoerd door Buzz’ rechterhand.
Bij Dekker is het de hoogste klasse van de Denkers – “in de eerste klasse waren zij ingedeeld, die aan het hoofd der grote bedrijven stonden of beoefenaars der wetenschap, die zich op een of andere manier bijzonder hadden onderscheiden” – die de macht in de “Verenigde Staten van Europa’ in handen heeft.

Bordewijk laat de ‘Staat’ besturen door de ‘Raad’, “het College van tien, vijf mannen, vijf vrouwen.” Nadere aanduiding ontbreekt. Verder zijn er nog andere hoge Colleges van Staat, zonder dat duidelijk wordt wat hun rol is. Allen dragen zij de voorgeschreven uniforme kleding als alle anderen. Geen onderscheid.

Forster spreekt slechts over de ‘Centrale Commissie’, maar legt verder niet uit wie hierin zitting heeft. Stephenson laat een versnipperde en verscheurde wereld zien waarin elkaar bestrijdende private organisaties de macht in handen hebben en elkaar deze proberen te ontnemen in kleine en grote conflicten met veel geweld.

Sansal is volstrekt helder over de elitemacht in zijn roman. Deze berust bij de ‘Rechtvaardige Broederschap’ met het ‘Apparaat’ en is gebaseerd op religie. Hij laat uitgebreid zien hoe deze elite in weelde leeft in tegenstelling tot de arme bevolking, en wie het zijn.

In Cressmans roman maakt het ‘High Establishment’, de elite, met daarbinnen een leidende groep, de dienst uit. Deze elite wordt niet veel duidelijker omschreven. Zij woont in afgescheiden gebieden met prachtige woningen. Hun rijkdom komt ook tot uiting door het vele personeel dat zij nodig hebben voor hun leefstijl.

Eggers noemt de elite in zijn romans bij naam en geeft de leden een gezicht. Hij beschrijft hun gedrag en toont hun kwetsbaarheden.

Huxley is ook duidelijk over de leiding in de ‘Wereldstaat’. Deze is handen van de tien Wereldbeheerders, ieder aangesproken met Zijn Fordschap. In de roman wordt een van de tien, Zijn Fordschap Mustapha Mond, nader ten tonele gevoerd. Juli Zeh, ten slotte, legt de macht neer bij de ‘METHODEraad’, het hoogste orgaan van de staat. De samenstelling wordt niet nader genoemd. De raad is onfeilbaar en bepaalt wat feiten zijn. De regels waarnaar deze raad handelt worden door experts opgesteld. Of zij deel uitmaken van de raad blijft onduidelijk.

In het essay van Philippe Muray is de elite onduidelijk. Wel is de macht helder. Het is enerzijds het geld dat de macht in handen heeft en daarmee leidt dit onverbiddelijk tot de conclusie dat er een elite moet zijn die het grote geld bezit. Anderzijds is het de publieke opinie, minstens zo gevaarlijk. Hij vraagt zich daarnaast af of “als hij nu eens aardig, vriendelijk, geruststellend was geworden, Big Brother?” Uiteindelijk komt hij tot de conclusie dat dit er weliswaar zo uitziet, maar in werkelijkheid is dit niet het geval. Het is opnieuw schijn. Daarnaast geeft hij aan dat in zijn ogen de macht van de wetenschap tot grote hoogte gestegen is: “Sinds het principe werd aanvaard dat ons handelen gevolgen heeft, niet alleen voor onszelf natuurlijk, maar ook vooral voor de anderen, kent de reinheids- en morele bewaking geen halt meer, kent de macht van de ‘wetenschappers’ geen grenzen meer.” Hij schreef dit in de negentiger jaren van de vorige eeuw, geen weet hebbend hoe de elitemacht zich zou ontwikkelen en welke rol deze zou spelen tijdens een pandemie.

 

Elitemacht in Nederland?

De Onderzoeksraad voor Veiligheid gaat in zijn analyse van de crisisaanpak rond SARS-CoV-2 in het eerst deel van de rapportage uitgebreid in op de organisatie van crisissituaties bij infectieziekten. Na een beschrijving van de wettelijke kaders en de formele posities van de diverse partijen die betrokken zijn bij een dergelijke crisissituatie analyseert de Onderzoeksraad zeer kritisch de feitelijke gang van zaken. Hieruit blijkt dat er het nodige commentaar kan zijn op de wijze waarop de overheid is omgegaan met de beoogde crisisaanpak en de wijzigingen al doende onderweg werden aangebracht. Het gevolg: onduidelijkheden, die de aanpak hinderden, waarop weer geacteerd werd. De uiteindelijke wijze van aanpakken met de minister-president en de minister van VWS als leiding wordt van kanttekeningen voorzien.

Ook Gert-Jan Ludden, expert in crisisbeheersing, kan het niet nalaten om forse geluiden te laten horen en al in 2021 kritische kanttekeningen te plaatsen[1]: “De overheid is onvoldoende in staat om complexe crises zoals de coronacrisis het hoofd te bieden. Haar institutioneel crisismanagement berust op achterhaalde en ondeugdelijke aannames en vooronderstellingen.”

In vele andere landen was het niet veel beter. Hoe het ook zij, de indruk bij de buitenwacht is gewekt dat vooral het OMT de lakens uitdeelde. Feitelijk was dit niet geheel juist, maar het lukte niet meer hier bij derden nuances in het denken erover aan te brengen. Zo komt naar voren dat het OMT tot elitemacht werd. Ewald Engelen, hoogleraar financiële geografie te Amsterdam[2], noemt het “sacralisering van het OMT.” Robin Fransman, politicoloog en later overleden ten gevolge van COVID-19, spreekt in 2021 over wetenschappers die gezalfd zijn met macht[3].

In lijn met hetgeen in diverse romans beschreven wordt, is enige tijd schimmig gedaan over de samenstelling van het OMT, hoewel de basissamenstelling in de wet verankerd is. Schimmig wordt het pas echt wanneer de extra toetredende experts niet bekend gemaakt worden. Ook dit is uiteindelijk gecorrigeerd, maar de eerste beelden zijn blijven hangen.

Dit alles laat onverlet dat het OMT voor velen de belangrijkste machtsfactor is gebleven. Hierbij speelt in belangrijke mate de positie van de voorzitter van het OMT een rol. Betrokkene is ongeveer bij ieder overleg op hoog niveau betrokken, waardoor de buitenstaander de indruk krijgt dat hij de spin in het advies- en besluitvormingsweb is. Ook de OvV komt in zijn eindrapport tot de conclusie dat de positie van het OMT en het RIVM door het kabinet als bijna onaantastbaar is neergezet. Adviezen van andere gremia waren ondergeschikt en werden ook terzijde geschoven. De OvV wijst hier op de zeer beperkte invloed van de sociale wetenschappen op het gevoerde beleid. De prognoses en scenariomodellen van het RIVM zetten de toon.

Door deze gang van zaken bleef het kabinet hangen in korte termijnbeleid. Daarnaast was het kabinet niet in staat flexibel om te gaan met veranderende omstandigheden. Voortdurend “hield het kabinet vast aan dezelfde doelen en bleef het beschermen van de IC het belangrijkste doel van de crisisbestrijding.” Het gevolg is dat wanneer er een situatie ontstaat die “tot overbelasting van de IC dreigt te leiden, het kabinet drastische maatregelen neemt.” Een behoorlijk eenzijdige benadering, waarbij andere schade dan direct door corona veroorzaakt totaal buiten beeld bleef. De informatie was er en werd aangereikt, maar er werd vrijwel niets meegedaan. Een onthutsend beeld van het functioneren van de regering is het gevolg.

In CM 137 heb ik al de nodige aandacht aan de problematiek besteed, waarbij de politiek de wetenschap volgt, zoals ze zelf zegt te doen. Hier is sprake van politisering van de wetenschap. Fransman opnieuw: “zodra de politiek uitbesteed wordt aan de wetenschap, volgt ze niet de waarheid, maar de consensus over de realiteit zoals die binnen een beperkte groep van elitewetenschappers en hun sociale dynamiek op enig moment tot stand komt.”

 

Communicatie en propaganda

In de romans met een epidemie is de communicatie omtrent de uitbraak geen erg belangrijk thema. In de werkelijkheid wel. Bij Ludmilla Ulitzkaja is het simpel. Niemand communiceert officieel wat er aan de hand is. Zwijgen is het credo. In Arrowsmith en Monschau is er na een fase van onzekerheid en ontkenning sprake van een (relatief) open houding van de autoriteiten. De communicatie is gericht op informatie verschaffen over de werkelijke gang van zaken. Dit voorkomt overigens niet dat er een parallelcircuit van informatie ontstaat.

Bij A. den Doolaard is er sprake van chaos en derhalve ook van elkaar tegensprekende communicatie. Niemand weet meer goed wat er aan de hand is. Voor de schrijver waren andere thema’s belangrijker voor zijn verhaal. In de andere roman van Lewis Dat gebeurt hier niet uit presidentschapskandidaat Buzz duidelijk zijn mening over de media. Deze verspreiden leugens. Zelf blijkt hij een meester in het verdraaien van de waarheid. Daarnaast belooft hij van alles, zonder het waar te maken. Zijn rechterhand is zijn ghostwriter. Dit leidt tot teksten als: “… dat het niet eerlijk is om eenvoudige mensen al die ware feiten te laten slikken die meer geschikt zijn voor een hogere klasse mensen – ze raken ervan in de war. … de avond is het beste moment mensen voor je standpunt te winnen, want dan zijn ze moe van het werken en minder geneigd weerstand te bieden dan op andere uren van de dag.”

In de verder besproken romans is de communicatie in het algemeen stevig in handen van de staat. Deze beslist over wat er aan berichtgeving is en bepaalt de inhoud. Hier kun je beter van propaganda spreken. Vanzelfsprekend is alles wat er gebeurt en waarover te berichten valt een ondersteuning en ophemeling van het regiem. Voor zover er andersoortige berichten zijn, is dat in verband met derden die de staat niet welgezind zijn en derhalve als verraders, criminelen of de vijand afgeschilderd worden. Deze communicatie of propaganda is een wezenlijk onderdeel van de onderdrukking door de staat.

Cressmans samenleving wordt overspoeld door digitale berichtgeving vanuit de elite, waarbij er een geheel Departement van Informatievoorziening, intussen geprivatiseerd en eigendom van een infotainmentfirma, door derden gefinancierd nieuws produceert, naast fakenieuws, desinformatie.

Bij Eggers is communicatie door het gebruik van digitale technieken vooral in handen van iedereen zelf. Desalniettemin beïnvloedt ook hier de elite de onderlinge communicatie en stuurt deze. Het heeft stevige propagandatrekken.

Juli Zeh toont fraai aan dat de communicatie in haar roman als propaganda moet worden gezien. In de door haar beschreven samenleving verschijnt de krant ‘HET GEZONDE MENSENVERSTAND’ en het televisieprogramma ‘WAT IEDEREEN DENKT’. Duidelijker kan ze niet zijn.

Opvallend is dat bijna altijd communicatie van derden als desinformatie, als onjuist, als bedrieglijk wordt afgedaan. De opstellers en verspreiders ervan worden opgespoord, vervolgd en vooral het zwijgen opgelegd. Voor zover er nog andersoortige berichtgeving bestaat, gaat deze ondergronds verder.

Ook in de beide essays De spektakelmaatschappij en L’ empire du bien speelt de vorm van communicatie een grote rol in de analyse van de maatschappij. Het stuurt en vormt de mening van de bevolking. Debord, schrijver van het eerstgenoemde essay is duidelijk over de grote invloed van de media op onze samenleving. Voor hem leidt deze door beelden opgeroepen invloed van de media tot een schijnwereld die wij voor waar aanzien. Hij waarschuwt tevens scherp voor desinformatie, die meekomt met dit bombardement van de media.

Bij Muray is er eveneens de door de media opgeroepen schijnwereld. Een wereld die ons weerhoudt te denken. “Mensen geloven alleen nog… wat ze op tv gezien en gehoord hebben.”

Veel informatie in de romans is desinformatie, fake-news, vol onwaarheden, post-faktische waarheden en leugens. Ik ga er later nog op in.

 

Communicatie in coronatijd

Het is niet verbazingwekkend dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid de nodige aandacht besteed aan de overheidscommunicatie tijdens de pandemie. In de aanpak van een crisis is voorzien dat er een Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie (NKC) wordt ingericht. Los van andere zaken werd al snel ingezien dat “het belangrijk was de bevolking niet alleen te informeren over de crisis, maar ook te overtuigen van het nut van de genomen maatregelen en te activeren zich daadwerkelijk aan de maatregelen te houden.” Om dit te bereiken “worden in de publiekscommunicatie de effecten van de crisis op de zorg continu benoemd als drijfveer om de bevolking aan te sporen zich aan de maatregelen te houden.

Er wordt ook benoemd dat de aanpak en de maatregelen zijn gebaseerd op adviezen van experts.” Deze laatsten, OMT-leden, informeren op hun beurt eveneens het grote publiek. Dit gebeurt vooral doordat zij participeren in diverse informatie en discussieprogramma’s op TV. Enkele van hen bereiken hiermee een BN-status. Op zich was bij deze activiteiten de afspraak dat zij zich zouden beperken tot hun eigen vakgebied, maar allengs laten enkelen zich ook verleiden uitspraken te doen over andere terreinen.

In CM 137 ben ik uitvoerig ingegaan op wetenschap, beleid en uitvoering en de rol van wetenschappers erin. Er zij hier nogmaals benadrukt dat wetenschap inherent tijdelijke ‘waarheden’ weergeeft. Het uitgangspunt dat overheidsbeleid de wetenschap volgt, is dientengevolge ook een beleid dat wisselend zal zijn naar mate de wetenschappelijke standpunten veranderen. Deze flexibiliteit is nimmer goed gecommuniceerd en het is zelfs de vraag of de overheid zich bewust was van deze tijdelijkheid van wetenschappelijke kennis.

Daarnaast blijft overeind dat de overheid helemaal geen behoefte heeft aan wisselingen in een roerige tijd als de pandemie. Vasthouden aan eenmaal ingenomen standpunten is handiger. Veranderen is uitsluitend aan de orde wanneer er niet maar aan te ontkomen is. Voorbeelden zijn er zeker uit de pandemietijd.

In maart 2020 wordt besloten bij het RIVM een Corona Gedragsunit in het leven te roepen, een instantie die diverse landen al enige jaren voordien hadden ingesteld in het kader van op wetenschap gebaseerde communicatie en daarmee samenhangende gedragsbeïnvloeding in de door de overheid gewenste richting. De Onderzoeksraad: “Deze ondersteunt beleid door gedragswetenschappelijke kennis te ontsluiten, te ontwikkelen en te vertalen naar antwoorden en adviezen voor overheidsbeleid en –communicatie. Op deze manier probeert men de communicatiestrategie te verbeteren.” In hoeverre dat gelukt is is de vraag.

Hier hoort ook de fenomenen nudging en framing thuis. Een belangrijk element bij framing is dat het gevaar dat uitgaat van het virus of de ziekte geduid wordt als een (fors) risico om dood te gaan[4]. Het is bekend dat dit beter werkt dan bijvoorbeeld het spreken over het redden van levens. Daarom helpt oorlogstaal bij volksgezondheidsvraagstukken meer dan bijvoorbeeld ‘red levens’. We zijn in oorlog met een onzichtbare vijand met het virus, met corona; wij bestrijden het virus; wij spreken over een slagveld; over een frontlinie.

Dit alles werd internationaal meer gebruikt dan in Nederland. Hier spraken wij veelal over onder controle krijgen, maar ook; “samen tegen corona”. Bij nudging – volgens Byung-Chul Han, voormalig hoogleraar filosofie in Berlijn, is het een neoliberale machtstechniek van het informatiekapitalisme[5] – gaat het om een subtiele manier om gewenst gedrag te verkrijgen. Huxley wees met andere woorden al op dit fenomeen in zijn Brave New World Revisited uit de vijftiger jaren van de vorige eeuw (zie mijn bespreking in CM 130): “beheersing door het opdwingen van gewenst gedrag door middel van beloningen. […] door vele soorten bijna ongewelddadige manipulaties, fysisch zowel als psychisch is veel doelmatiger.” Het is sinds een vijftiental jaren een bekend fenomeen, waarbij het erom gaat de context een klein beetje te veranderen waardoor ook het gedrag van mensen in die context onbewust verandert. Het werkt met positieve prikkels en niet met sancties.

Het verbaast niet dat er ook gesproken wordt over nudging als psychologische manipulatie. Een ding wordt tot nu toe voor zeker aangenomen, nudging heeft slechts korte termijneffecten op het gedrag in het kader van gezondheidszorg. Het instrument is tijdens de pandemie in diverse landen ingezet. Het voert hier te ver op de ethische aspecten van nudging als een vorm van manipulatie in te gaan.

De Onderzoeksraad is redelijk mild in haar commentaar op de communicatiestrategie. Ook op de manier waarop werd omgegaan met groepen die er anders over dachten, zowel wat communicatiestrategie betreft, maar vooral inhoudelijk, komt nauwelijks aan de orde. Hier moet worden aangetekend dat de harde kritiek op de laatste groep vooral uit de media klonk of uit de mond van individuele personen. Hiertoe moeten ook bewindslieden en andere overheidsdienaren gerekend worden die ferme uitspraken deden. Dit was natuurlijk geen overheidscommunicatie? Of toch wel? Door velen zal dit onderscheid niet gemaakt worden.

Interessant is dat de overheid ook een tijdlang zogenaamde influencers inzette om boodschappen over te brengen. Uit antwoorden[6] op vragen van Tweede Kamerleden komt naar voren: “de content die de influencers produceerden, had betrekking op: de corona basisregels (handen wassen, quarantaine, (zelf)testen, ventilatie en afstand houden), coronavaccinatie, coronaregelgeving over reizen en vakanties in combinatie met het advies om een zelftest te doen bij terugkomst en mentale gezondheid en welbevinden van jongeren.” Of deze aanpak tot meer effect geleid heeft is onbekend.

De influencers zouden niet ingezet zijn “de mening van andersdenkenden te beïnvloeden of hierop te reageren.” Dit sluit niet uit dat ze wel een dergelijk effect hadden.

 

Denktank Desinformatie

Het ministerie van VWS heeft in 2019 het programma ‘Verder met vaccineren’ opgestart, met diverse betrokken partijen de vaccinatiealliantie opgericht en onder de vlag van deze vaccinatiealliantie een denktank – in een latere brief[7] Denktank Desinformatie geheten – in het leven geroepen[8], “die zich richt op het aanpakken van onjuiste informatie.” Indertijd was de dalende vaccinatiebereidheid voor de in die tijd bekende vaccinaties de aanleiding meer aandacht te (laten) besteden aan de noodzaak van vaccinaties en “een gerichte aanpak van desinformatie over vaccinatie te bevorderen.”

In de eerste brief van het ministerie wordt vermeld dat er ook contact is gezocht met “Facebook en Google over hun rol bij het onder de aandacht brengen van betrouwbare, wetenschappelijke informatie over vaccinatie.” Het ministerie is “blij met de maatregelen die ze ondernemen om misleidende informatie minder prominent te maken op hun platforms.” Ook tijdens de pandemie werd gebruik gemaakt van deze Denktank Desinformatie, nu[9] aangeduid als “een groep professionals met medische, wetenschappelijke en communicatie-expertise die op onafhankelijke, vrijwillige basis reageren op desinformatie of misinformatie.” In deze brief worden enkele leden van de denktank vermeld: “… waaronder de grote online platforms als Google, YouTube, Instagram en Facebook.”

In het antwoord op vragen van Tweede Kamerleden in 2022 wordt uitvoerig ingegaan op de Denktank Desinformatie. Wie deel uitmaken van de denktank wordt niet openbaar gemaakt “in verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de deelnemers.” Deze situatie is ook nu nog onveranderd; de namen van de deelnemers blijven geheim. In december 2022 volgen dan de relevante documenten[10] omtrent de Denktank Desinformatie uit 2020, waaruit duidelijk wordt wat de bedoeling met dit gremium is.

Het werd er tijdens de coronaperiode niet gemakkelijker op, toen bleek dat het vermoede seizoenseffect inderdaad optrad. In 2020 en 2021 zagen we dit. In 2022 ebde de pandemie geleidelijk aan volledig weg. Deze gang van zaken had grote invloed op de communicatie vanuit de overheid. Ook de media-aandacht werd anders. De kritische noten uit de samenleving namen toe en af. De overheid probeerde de burgers bij de les te houden terwijl er tevens op- en afschalen van maatregelen verkondigd en verlangd werd.

Gert Meyers, postdoctoraal onderzoeker van de Universiteit van Tilburg wijst in zijn artikel[11] op de dilemma’s die daarbij optreden: “waar men eerst alle onzekerheid die voortkomt uit niet-weten probeert te controleren door radicaal alle potentieel gevaar af te wenden, moet men nu keuzes legitimeren op basis van (on)waarschijnlijkheid. Het wordt duidelijk dat er risico’s genomen worden, al waren het op het moment van de beslissing mogelijk nog geen risico’s maar louter onzekerheden.” De ontwikkelingen in de wetenschap speelden hier weer een grote rol, gevolgd door erop gebaseerd beleid.Al tijdens die periode was er gedoe over de communicatie en de vermeende censuur. Het is opmerkelijk en misschien nog wel meer verbijsterend dat de berichtgeving in de media, zowel in wat tegenwoordig kwaliteitskranten heet als in andere kranten en tijdschriften, grotendeels de officiële lijn volgde, zoals bovenstaand al werd aangegeven. Weinig tot geen kritisch commentaar.

Pieter Klok, hoofdredacteur van de Volkskrant, verwoordde het op diverse momenten in het radioprogramma ‘De Spraakmakers’ – het thema was het frequente en indringende optreden van dierenarts en voormalig hoogleraar virologie Ab Osterhaus – als volgt[12], daarmee bevestigde hij tevens de elitemacht van het RIVM: “Als de angst in de samenleving groot is, vind ik het van belang dat we proberen het eens te worden en niet tegenstellingen uit te vergroten. [...] Ik denk dat het verstandig is om als land één lijn te trekken, om die lijn te steunen [...] en die lijn is vrij goed onderbouwd hè, een heel instituut zit daar achter.” Later in de uitzending noemt hij hier het RIVM expliciet.

 

Censuur

Afwijkende meningen werden hard aangepakt. “Tegenstemmers [hier filosofen] lukt het niet door het heersende narratief heen te breken. De druk van de consensus perst elk tegengeluid meteen naar de marges”, aldus schrijver en columnist Christiaan Weijts[13]. Om deze niet meer door te laten dringen ontstond er een heuse ‘spontane’ censuur. De sociale media gingen hierin het meest ver door tegendraadse opvattingen te censureren en niet toe te laten op hun platforms. Met het argument dat het betwisten en aanvechten van het overheidsbeleid gevaarlijke desinformatie is. Veelal gebruiken ze als argument ook dat ze de uitspraken van de WHO als referentie nemen of de richtlijnen van lokale gezondheidszorgautoriteiten.

Daarnaast is het maar de vraag wie de “exclusieve autoriteit” toekomt om “te bepalen wat “wetenschappelijk bewezen” of “medisch onderbouwd” is. Ook dergelijke autoriteiten zijn niet gevrijwaard[14] van “vergissingen of misbruik van positie.” Dit alles speelt niet alleen in Nederland.

In de WallStreet Journal[15] wordt ingegaan op de situatie in de Verenigde Staten. “Drie jaar lang heeft de publiciteit rond de pandemie de spot gedreven met de natuur, angst, ziekte, inflatie en overmatige sterfte veroorzakend die verder gaat dan door het virus tot stand gebracht. Digitale censuur heeft de inspanning om de werkelijkheid te verbergen versterkt.” Deze censuur was onder meer het gevolg van “samenwerking tussen federale instellingen en het Witte Huis met sociale mediabedrijven en derden.”

Interessant is dat intussen een rechtszaak loopt over deze samenwerking en de censuur die er mogelijk uit volgt. Het oordeel in eerste aanleg was dat er inderdaad sprake is van censuur. De samenwerking werd verboden. In tweede aanleg werd dit verbod als te ruim geformuleerd geduid. Het Hooggerechtshof heeft voorlopig dit vonnis opgeheven[16], maar is verder nog aan zet.

Drie rechters betreuren dit voorlopige besluit. Eén van hen schrijft namens de drie[17]: “Overheidscensuur van privé-uitingen staat haaks op onze democratische regeringsvorm en daarom is het besluit van vandaag zeer verontrustend. […] Ik vrees dat dit door sommigen gezien zal worden als het geven van groen licht aan de regering om hardhandige tactieken te gebruiken om de presentatie van standpunten op het medium dat in toenemende mate de verspreiding van nieuws domineert te manipuleren. Dat is zeer betreurenswaardig.”

Juli Zeh schrijft in een artikel[18]: “in het licht van de pandemie verandert de politiek in toenemende mate in een vorm van beveiliging, in het afwenden van gevaar. Daarbij heiligt het doel de middelen en duldt geen tegenspraak.” Om het volksgezondheidsbelang te beschermen is censuur aldus gerechtvaardigd. Ook elders in de wereld kregen media beperkingen opgelegd. Dit ging in sommige landen zover, dat er bijna geen of zelfs totaal geen berichtgeving over corona werd toegestaan. Dat dit beleid vrijwel zeker de nodige levens gekost heeft komt naar voren in een artikel in de Lancet[19].

In het volgende deel gaat de aandacht uit naar elementen die stevig ingrijpen in het dagelijkse leven van de bevolking.

 

Noten


[1]   Ludden G-J: Corona onthult systeemcrisis. SVDC, Almen, 2021

[2]      Engelen E: Het volk, nee. 26 augustus 2020. In: Engelen E: Wappie. Coronadagboek: 67-74. Editie Leesmagazijn, Amsterdam, 2023

[3]      Bergeijk P. van, Fransman R: Dialoog over economische aspecten. In: Bijl D. (Red.): Pandemische chaos: 145-155. Walburgpers, Zutphen, 2021

[4]      Schippers M: Psychologische aspecten. In: Bijl D. (Red.): Pandemische chaos: 156-172. Walburgpers, Zutphen, 2021

[5]   Byung-Chul Han: Infokratie. Matthes & Seitz, Berlijn, 2021

[6]   Kamervragen (Aanhangsel) 2021-2022, nr. 2842

[7]   Kamerstuk 32793, nr. 473

[8]   Kamerstuk 32793, nr. 393

[9]   Kamerstuk 32793, nr. 539

[11]  Meyers G: ‘Er is nog veel niet geweten’. Filosofie-Tijdschrift 31 (6): 10-13, 2021

[12]   https://www.nporadio1.nl/fragmenten/spraakmakers/76aff6a8-c4dd-4f60-bb20-b02c9e58baf9/2020-03-19-het-mediaforum-met-pieter-klok-en-roos-schlikker

[13]  Weijts Chr: Verzet? We hebben het te goed. NRC 22/23 januari 2022

[14]  Niemiec E: COVID-19 and misinformation. EMBO reports 21:e51420, 26 oktober 2020

[15]  Swanson B: Covid Censorship Proved to Be Deadly. The WallStreet Journal 7 juli 2023

[16]   Quinn M., Crawford J: Supreme Court pauses limits on Biden administration’s contact with social media firms, agrees to take up case. CBSNews 20 oktober 2023 (https://www.cbsnews.com/news/supreme-court-social-media-case-biden-administration-contact/)

[17]   Alito J: Dissenting. The Supreme Court Of The United States, No. 23A243 (23-411). (https://drive.google.com/file/d/1c6Tv1AtKy1iCdXvOxB0seti9XmX9cArZ/view)

[18]   Zeh J: Grundrechte sind kein Luxus nur für gute Zeiten. FOCUS Magazin 15, 4 april 2020. (https://www.focus.de/politik/deutschland/meinung-grundrechte-sind-kein-luxus-nur-fuer-gute-zeiten_id_11849613.html)

[19]  Holt E: Media restrictions have “cost lives”. Lancet 397: 1695-1696, 2021