Complotdenken

Civis Mundi Digitaal #139

door Piet Ransijn

Bespreking van Filosofie-Tijdschrift, Themanummer Complotdenken, Jaargang 33, nr. 4, juli/augustus 2023. Antwerpen, Gompel&Svacina.

 

Complotdenken heeft de laatste jaren met name sinds corona een hoge vlucht genomen. Het lijkt echter net als complotten van alle tijden. Wat zijn de achtergronden? Waar hangt het mee samen? Heeft het te maken met overheidsfalen en gebrek aan vertrouwen in de overheid? Vormt het een gevaar voor de democratie? Waarin onderscheidt het hedendaagse ‘nieuwe complotdenken’ zich van eerdere vormen en hoe complotdenken zich van (andere vormen van) maatschappijkritiek? Wat is het verband met de technologie en technocratie? In hoeverre is complotdenken irrationeel? Zijn er ook rationele vormen van complotdenken? Dergelijke vragen komen aan de orde in dit themanummer vanaf de inleiding van Cees Zweistra, docent aan de Erasmus Universiteit en auteur van Verkeerd Verbonden: Waarom sociale media ons eenzaam maken en hoe je dit kunt voorkomen (2020) en Waarheidszoekers. Wat bezielt complotdenkers? (2021). Hij promoveerde op een filosofisch proefschrift over sociale relaties en technologie. 

 

Overzicht

Allereerst een overzicht van dit themanummer met een inleiding en drie artikelen over complotdenken.

Inleiding: Verantwoordelijkheid en het complotdenken, Cees Zweistra

Complotdenkers, kennis en vertrouwen, Harmen Ghijsen

Complotdenkers als regelbrekers, Massimiliano Simons

Complottheorieën en de democratie: een duale verhouding, Itai Siegel.

De eerste bijdrage van Harmen Ghijsen beschouwt complotdenken als vertrouwensprobleem. De vraag is dan: “hoe je van geschonden vertrouwen bij het complotdenken uitkomt” (p2). Een volgende vraag is: “hoe we het vertrouwen in de samenleving kunnen terugwinnen” (p3). Er zijn dus rationele verklaringen voor complotdenken, maar dat maakt het nog niet rationeel.

De tweede bijdrage van Massimiliano Simons beziet complotdenken vanuit de sociologie van deviant gedrag in termen van “cognitieve diversiteit die een bron van innovatie kan zijn. [...Maar] deviant gedrag leidt vaak tot veroordeling, tot buitensluiting” (p3).

Vreemde, afwijkende en creatieve inzichten kunnen echter ons denken en (samen)leven ook verruimen en verder ontwikkelen. Het kan kritisch denken en ‘factchecking’, toetsing aan feiten, bevorderen. Het lijkt een discutabele visie, die complotdenkers eerst op zichzelf kunnen loslaten. Niet alle kritiek is even steekhoudend, maar bij voorbaat afwijzen omdat het afwijkt en als een gevaar voor de gevestigde orde wordt gezien, is ook discutabel. Inleider Zweistra wijst op onze verantwoordelijkheid als morele maatstaf, die bij complotdenkers vaak discutabel is.

Itai Simons bespreekt in de volgende bijdrage het idee dat “complotdenkers niet thuishoren in het rationele overleg van een democratie omdat hun discours niet rationeel... is. Het wordt gemotiveerd door paranoïde denkbeelden.” In die zin vormen ze een bedreiging voor “het redelijke gesprek dat het fundament is van een democratische samenleving.” Hij bespreekt ook het werk van de rechtsgeleerde Mark Fenster, “die complottheorieën ziet als normaal onderdeel van een democratische dynamiek” en vaak een uiting van “sluimerend ongenoegen”. Maar ook dat is een “mogelijke bedreiging voor de democratische orde”, die serieuze aandacht vraagt (p4).

 

 

Inleiding: vrijheid van denken en verantwoordelijkheid

Complotdenkers zijn niet alleen afwijkend, maar willen het dikwijls ook zijn en zien zichzelf vaak als vrijdenkers. “Het is echter zeer de vraag óf complotdenkers wel zo vreemd en afwijkend zijn.” Zweistra brengt het in verband met “emancipatie [...en] ontworsteling van onderdrukkende structuren... Een schakering in het vrijheidsspectrum zoals we dat vandaag leven,” waarin mensen meer hun eigen gang gaan (p4,5). Vrijheid brengt echter ook verantwoordelijkheid met zich mee. “De complotdenker is een symptoom, zelfs een exponent van een samenleving waarin... de verantwoordelijkheid kwijnt. Dat is een probleem.” Daarmee is ook “vrijheid tot een probleem geworden.” De institutionele basis kwijnt. Onze verantwoordelijkheid stelt grenzen aan individuele vrijheid. “De complotdenker... zit niet in de voorhoede van een nieuwe, welkome vorm [van samenleven] waarin we onze verantwoordelijkheid nemen... De complotdenker heeft geen antwoord op de problemen van onze tijd. Hij is de belichaming van het probleem van onze tijd” (p5,6).

“De vrijheid zoals we die nu kennen is niet los te zien van technologie.” Daarom is vrijheidskritiek nu ook kritiek op de technologie. Het nieuwe complotdenken floreert door de informatietechnologie en sociale media. Technologie kan evenals vrijheid worden bekritiseerd door de vraag te stellen. “Vanuit welk criterium kunnen er grenzen worden gesteld aan onze vrijheid en authenticiteit? Die grenzen komen vanuit de wereld en vanuit de vraag of de wereld nog een toekomst heeft. Om de catastrofes van klimaatverandering en teruglopende biodiversiteit het hoofd te bieden hebben we niet meer vrijheid maar meer verantwoordelijkheid nodig” (p6). Hierin vindt Zweistra een maatstaf om het complotdenken te bekritiseren als onverantwoordelijk. Hij pleit voor “concrete engagementen... om het tij te keren” (p7). Hij verwijst onder meer naar Hans Jonas, Het principe verantwoordelijkheid. 

 

 

Complotdenken en geschonden vertrouwen 

Harmen Ghijsen, cognitiefilosoof aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, brengt zoals gezegd complotdenken in verband met verminderd vertrouwen, hoe dat in zijn werk kan gaan en welke factoren daarbij een rol spelen. Hij deed onder meer onderzoek naar hoe onze waarneming gekleurd wordt.  

Complotdenken heeft vele schakeringen. Er worden veel voorbeelden gegeven van coronademonstranten en mensen die niet willen weten van klimaatverandering tot mensen die menen dat drone-aanvallen op Moskou onder valse vlag plaatsvinden om extra strijdkrachten te rechtvaardigen. Algemeen kenmerk is dat “de woorden ‘complottheorie’ en ‘complotdenker’ een negatieve connotatie hebben... Iets wordt een complottheorie genoemd als er op basis van weinig tot geen bewijs een complot wordt verondersteld dat tegen het algemeen geaccepteerde verhaal ingaat... Waarbij zo’n complot kan worden begrepen als een geheime samenzwering van een groep mensen om een bepaald doel op dubieuze wijze te bewerkstelligen.” Het onderscheidt zich van onderbouwd kritisch denken en heeft een irrationeel karakter. Dit “kan ertoe leiden dat we het bestaan van complotten... te makkelijk van de hand wijzen” (p8,9).

 

Complotten zijn een historisch gegeven

 

Verder hoeven complottheorieën niet per se vanuit irrationaliteit verklaard te worden, maar veeleer vanuit gebrek aan vertrouwen in andere mensen. Het bestaan van complotten is echter een feit, dat bijna zo oud is als de mensheid. Een complot is dus niet per se irrationeel, ook al kan de bewijsvoering en onderbouwing dat wel zijn. “Complottheorieën... gaan ook in tegen de algemeen geaccepteerde verklaringen van die gebeurtenissen... Het blijft wat onduidelijk wat telt als ‘algemeen geaccepteerd’” (p9). Eén aspect is dat autoriteiten, zoals de overheid, een verhaal als onjuist bestempelen. Regeringen en autoriteiten kunnen echter ook misleidende informatie verstrekken zoals de regering Bush indertijd wat betreft massavernietigingswapens in Irak. “Dat betekent dat we wel wat voorzichtiger zouden kunnen zijn met ons gebruik van het woord ‘complottheorie’... Waar het om gaat, is dat alleen het veronderstellen van een complot nog geen aanleiding is om een theorie als onwaarschijnlijk te bestempelen.” Dat hangt af van het (mogelijke) bewijsmateriaal. Daaraan ontbreekt vaak het een en ander. 

 

vaak is er sprake van een tunnelvisie of informatiebubbel waar men in verzeild is geraakt.

https://www.kuleuven.be/thomas/page/samenzweringen/ 

 

Hoe betrouwbaar zijn onze informatiebronnen?

“Maar wat even wordt vergeten, is dat mensen eigenlijk maar weinig overtuigingen vormen op basis van het individueel objectief afwegen van al het beschikbare bewijsmateriaal... Meestal doen we dat in het licht van wat we al eerder geneigd waren om te geloven. We lezen dus die bronnen waarvan we het idee hebben dat ze ons de juiste informatie zullen geven en luisteren naar die experts die we welwillend en bekwaam vinden... We vormen onze overtuigingen gewoonweg direct op basis van wat we van anderen horen, wat we lezen... of op basis van wat we zien op televisie of internet... Waar het proces vooral op neer lijkt te komen, is het vertrouwen van allerlei andere bronnen” (p10,11). Daarom is het belangrijk om bronnen kritisch te bekijken en te vergelijken qua betrouwbaarheid, onafhankelijkheid en feitelijkheid.

Wetenschap, overheid en media hebben een controlerende taak, ook naar elkaar toe. “Maar zodra de instituten zelf erg afhankelijk zijn van elkaar (doordat bijvoorbeeld de overheid bepaalt wat besproken mag worden in de media en onderzocht mag worden in de wetenschap) en weinig ruimte hebben voor kritiek of diversiteit, dan zal het bronnennetwerk in het geheel ook minder betrouwbare informatie opleveren” (p12). Volgens kritische wetenschappers in de eerder besproken boeken van epidemioloog Dick Bijl was dit het geval tijdens de coronacrisis. 

Onze kennisvergaring is dus gebaseerd op vertrouwen in bronnen, die we zelf niet (kunnen) natrekken. Maar ook natrekken is weer gebaseerd op bronnen. Dit vertrouwen kan beschaamd worden, zoals bij de overheid het geval was bij de toeslagenaffaire en aardgaswinning in Groningen. “Het blijft nog steeds een grote stap om van een gemotiveerd wantrouwen tegen de overheid over te gaan naar een complottheorie waarin er een kwaadaardige, kinderbloed drinkende elite aan de macht is... De grote stap naar de kwaadaardige elite wordt niet in één keer gemaakt, maar zijn er veel kleine tussenstapjes” (p13,14). Daarbij speelt het bronnennetwerk en verschuivingen daarin een belangrijke rol, de ‘informatiebubbel’ waar men inzit of zijn toevlucht toe neemt.

 

Als mensen wantrouwend zijn geloven ze eerder in ondoorzichtige elites

https://www.tijdschriftdepsycholoog.nl/nieuws/complotdenkers-en-politieke-kleur/

 

Herwinnen  van vertrouwen

Volgens Ghijsen is “het geloof in complottheorieën... een gevolg van het feit dat we veel van onze overtuigingen moeten vormen op basis van vertrouwen... en ontstaan van wantrouwen ten aanzien van de gevestigde orde. Het probleem van complotdenken verandert op deze manier van een individueel probleem... naar een sociaal probleem dat moet worden aangepakt door het herwinnen van vertrouwen. Ons beeld van complottheorieën en complotdenkers moet nodig worden bijgesteld. Het veronderstellen van een complot is niet per definitie onwaarschijnlijk: er kunnen sterke bewijzen zijn die het bestaan van een complot ondersteunen, soms zelfs als dat complot tegen het algemeen geaccepteerde verhaal ingaat. Maar ook als een complottheorie niet door sterk bewijs ondersteund wordt, hoeft het niet buitengewoon irrationeel te zijn om in die complottheorie te geloven. In plaats daarvan kunnen we het geloof in een complottheorie ook begrijpen als iets dat voortkomt uit onze noodzaak om op andere bronnen te vertrouwen” (p14).

Er is een uitspraak die ongeveer luidt: ‘niets is zo moeilijk als herstel van geschonden vertrouwen.’ De sociale aanpak die Ghijsen bepleit is geen gemakkelijk begaanbare weg en hij geeft niet aan hoe. In eerdere artikelen kwam naar voren dat bijv. het gesprek aangaan met zogenaamde complotdenkers van belang is om hen niet te marginaliseren en buiten te sluiten, want dat kan polarisatie, populisme en extremisme juist in de hand werken. 

 

Onderstaand gaat het om de sociale wetenschap

https://www.kuleuven.be/thomas/page/samenzweringen/ 

 

Complotdenken en afwijkend gedrag: een sociologische benadering

Massimiliano Simons, universitair docent techniekfilosofie aan de Universiteit Maastricht, beschouwt complottheorieën vanuit een psychologische en epistemologische invalshoek als problematische kennis (die niet klopt) en/of als (paranoïde) psychische afwijking. Sommige complottheorieën kunnen kloppen, zoals het Watergateschandaal. Dat vraagt enige nuancering. Simons pleit voor een derde benadering vanuit de sociologie van afwijkend gedrag (deviatie). “Het draait om de vraag waarom sommige individuen in de maatschappij de regels niet volgen. Deze benadering verschuift de focus naar de vraag waarom de complotdenker (cognitief) deviant gedrag vertoont, los van de vraag of hun complottheorieën correct zijn.” En waarom mensen ertoe neigen ondanks dat complotdenken leidt tot onbegrip, ridiculisering en stigmatisering.  

“Deviatie verwijst... naar het breken van informele normen gevolgd door informele sancties... Criminaliteit daarentegen verwijst naar het breken van formele normen, met vaak formele straffen als gevolg” (p15). Om precies te zijn betreft criminaliteit strafbaar gestelde wetsovertredingen in het wetboek van strafrecht, terwijl dat bij afwijkend of deviant gedrag niet het geval is of hoeft te zijn. “In welke mate draait het [bij complottheorieën] om deviant gedrag of moeten we het zien als een cognitieve diversiteit?” (p15).

“Wat we als normaal gedrag... wordt grotendeels meegegeven door de maatschappij [door socialisatie] ... Hoe komt het dat er deviante individuen zijn?” Door grensoverschrijdend gedrag als deviant gedrag te bestempelen (her)bevestigt men de eigen normen van de maatschappij. Dat gebeurt ook door afwijkende personen als zondebok te bestempelen. Het zich afzetten tegen een ‘out-group’ kan een wij-gevoel geven van sociale cohesie bij de ‘in-group’. “Complottheorieën werden een fixatie in het maatschappelijk debat op het moment dat bestaande politieke en journalistieke instellingen hun normen bedreigd zagen” (p16). Ze gingen toen hun normen en gezag herbevestigen. 

Behalve tot herbevestiging van normen en sociale cohesie kan afwijkend gedrag volgens sociologen als Emile Durkheim ook leiden tot vernieuwing. Genoemd worden Socrates, Martin Luther King, Nelson Mandela, klimaatactivisten en klokkenluiders. Zij vormen echter een andere categorie dan amateurcomplotdenkers op sociale media. “Niet elke vorm van deviant gedrag leidt tot een wenselijke maatschappelijke verandering... Gezond wantrouwen tegenover instellingen... creëert een draagvlak om ze te hervormen... Datzelfde wantrouwen kan ook gebruikt worden om bestaande instituten af te breken.”

 

https://www.apache.be/2022/01/26/complot-tegen-waarheid-john-birch-society

complotdenken en verzet

 

Verschillende individuele reacties op sociale omstandigheden

Volgens de anomietheorie van socioloog Robert Merton zoeken mensen hun toevlucht tot afwijkende of zelfs criminele wegen om doelen te bereiken waartoe de maatschappij hen aanzet, die ze op een normale legitieme manier niet kunnen bereiken, omdat ze over ontoereikende middelen beschikken. “Deviatie is dus een soort probleemoplossend gedrag wanneer het systeem niet goed werkt... een individueel symptoom van een maatschappelijk probleem... een menselijke reactie op abnormale sociale omstandigheden.” Zo ziet Joseph Uscinski complotdenken als iets voor machteloze maatschappelijke verliezers. “Vanuit deze analyse... moet je iets aan het systeem veranderen” (p17).

Volgens Merton kunnen mensen om hun doelen te bereiken door conformeren, innoveren, ritualiseren, dat wil zeggen meedoen voor de vorm, zich terugtrekken of protesteren. Bij complotdenken kan men zich terugtrekken, maar zich ook conformeren zonder de gangbare maatschappelijke doelen na te streven. “Wat ze denken, vertaalt zich niet meteen in handelen” (p17). Het kan zich echter uiten in protesten en demonstraties zoals tegen de coronamaatregelen. Ook innovatie behoort tot de mogelijkheden, als denken zich wel vertaalt in vernieuwend handelen.

Deze sociologische benadering heeft oog voor de institutionele structuren die deviant gedrag doen ontstaan en bevorderen. Het gaat om onderzoek en beschrijving van gedrag zonder het meteen te veroordelen, zoals vaak gangbaar is, hoewel “de sociologie van deviant gedrag [ook] werd gezien als een excuus om de heersende ideologie te legitimeren” (p18). Gedrag bestempelen als deviant is een stap naar marginalisering en stigmatisering.

 

Complotdenken kan samengaan met protest

https://stukroodvlees.nl/tag/complottheorieen/ 

 

Etikettering

Andere benaderingen van Howard Becker (Outsiders, 1963) en Erving Goffman (Stigma, 1963) gaan ervan uit dat afwijkend gedrag door labeling of etikettering zou ontstaan en wordt bestendigd. “Je breekt pas een regel als iemand... jouw gedrag inderdaad als afwijkend labelt... Je wordt crimineel gemaakt omdat iemand dat label op je plakt” (p19). Het krijgt vorm door de reactie van anderen, vooral van regelhandhavers, in een sociaal proces van betekenis geven van het handelen. Individuen kunnen ook als deviant gelabeld worden op basis van misverstanden, vooroordelen en geruchten. Etikettering kan leiden tot identificatie met het etiket: men gaat zichzelf zien als afwijkend of crimineel en bestendigt zo zijn gedrag. 

 

https://criminologie.fandom.com/wiki/Labeling_Theorie

 

“Mensen die als complotdenker worden gelabeld – of zichzelf zo beginnen te zien – gaan zich dan ook anders gedragen.” Aldus kunnen “instellingen die officieel deviatie bestrijden vaak zo opereren dat ze deviatie juist versterken.” Dat lijkt bijv. het geval te zijn bij gevangenissen en psychiatrische instellingen. “De vraag is nu of iets gelijkaardigs voor het label van complotdenker opgaat... mensen typeren als complotdenker zou hen verder [kunnen] isoleren, waardoor ze zich meer gaan identificeren met andere complotdenkers” (p 20).

Er zijn altijd verschillen in denken en doen. Waarom worden sommige verschillen, bijv. complotdenken, bestempeld en benadrukt als afwijkend en andere niet? “Deze benadering leidt zo tot een heleboel onderzoeksvragen omtrent labelpraktijken rond complotdenken: wanneer wordt iemand wel en niet als complotdenker beschouwd?... Wat vooral nog ontbreekt is onderzoek naar de redenen waarom officiële instanties bepaalde zaken als complottheorie labelen, en wat de effecten daarvan zijn” (p20).

 

 

Bedreiging voor de democratie?

Itai Siegel, promovendus aan de universiteit van Leiden op het onderwerp complottheorieën en democratie, geeft verschillende omschrijvingen van complotdenken met evenzovele visies op de maatschappelijke bedreigingen voor de democratie en de gevestigde orde. Cees Zweistra ziet het als “een zelfgerichte en via technologie vormgegeven verhouding tot een absurd gemaakt bestaan” (Zweistra, 2021: 116). Veiligheidsdeskundige Jelle van Buuren ziet complottheorieën echter als ‘gecodeerde sociale kritieken’ die een functie vervullen om gevestigde ideeën en machtsposities in een samenleving te bekritiseren (Van Buuren, 2016: 40-41)... [Dit gaat] van bedreiging en belemmering van de maatschappelijke (rechts)orde tot “kritische confrontatie met een politieke macht” (p22). Daarbij wordt het disfunctionele resp. het functionele aspect benadrukt. Met andere woorden: vormen ze een probleem of hebben ze een functie?

Richard Hofstadter beschreef complotdenken al in 1964 in zijn essay The Paranoid Style in American Politics, “gekenmerkt door zijn overdrijvingen, achterdocht jegens bepaalde groepen en geheime samenzweringen.” Deze retorische stijl roept op tot verdachtmaking, bestrijding en een soort kruistocht. Onderliggende conflicten, haat en woede, “de drijvende krachten achter complotdenken laten zich niet oplossen middels, of verenigen met, democratische politiek.” Het psychologiseren van complotdenken als paranoia en verwerpelijk of gestoord extremisme gaat echter voorbij “aan de mogelijkheid dat complottheorieën reacties op reële, maatschappelijke problemen kunnen zijn” (p23).

 

https://www.nctv.nl/onderwerpen/dtn/actueel-dreigingsniveau/anti-institutioneel-extremisme 

 

Het nieuwe complotdenken

Politiek filosofen Russell Muirhead en Nancy Rosenblum lanceerden de term ‘new conspiracism’ en zien dit als bedreiging voor de democratie. Het bestaat uit ongegronde verdachtmakingen zonder theoretische visie, zoals bij de oude complottheorieën. Het voorbeeld vormen de uitlatingen van Trump. Met beweringen die verwijzen naar alternatieve ‘feiten’ worden instellingen die kennis en informatie bieden zoals de vrije pers en de wetenschap afgewezen en onderuit gehaald, evenals democratisch pluralisme met verschillende (politieke) visies. Want dat alles wordt in diskrediet gebracht als ‘fake news’ en complotten. Dit desoriënteert de bevolking door een aanval op gezond verstand als “als de gedeelde percepties, ervaringen en morele gevoeligheden die democratie mogelijk maken.” Als oplossing zien genoemde auteurs: “vergroting van duidelijkheid en begrijpelijkheid van politieke besluitvorming.”

Het gaat nogal ver generaliserend te stellen “dat complotdenkers de fundamentele instituties van de democratie uithollen” (p25). Ze kunnen namelijk ook een kritische functie hebben, die noodzakelijk is voor adequaat democratisch functioneren. Rechtsgeleerde Mark Fenster vindt complotdenken niet pathologisch en paranoïde zoals Hofstadter. “Uitingen van ongenoegen in een democratie zijn voor Fenster een regulier onderdeel van het democratische debat [en...] zijn wijdverspreid terug te vinden in de Amerikaanse politieke cultuur” (p26). Ze geven weliswaar een simplistisch, vertekend beeld van machtsrelaties in een maatschappij, maar kunnen behalve een bedreiging ook een kritische functie hebben ten opzichte van gevestigde en onrechtvaardige machten. 

Hoe met complottheorieën om te gaan in het democratisch proces maakt Fenster echter niet duidelijk, bijv. te reageren op populistische theorieën die de democratie willen afschaffen en vervangen door autocratisch leiderschap.

 

https://www.saxion.nl/events/dossier-events/de-scheidslijn-tussen-kritisch-denken-en-complotdenken

Deze scheidslijn is niet altijd even gemakkelijk te trekken en heeft te maken met de rationele en feitelijke onderbouwing

 

Morele paniek en zelfbescherming van het democratisch proces

Volgens Jack Bratisch worden complottheorieën gebruikt als label voor een illegitieme problematische manier van denken en heeft de term een diskwalificerende functie. Hij spreekt van ‘conspiracy panics’ bij confrontatie met deviant gedrag van een bepaalde groep, die als gevaarlijk wordt gezien voor maatschappelijke waarden en belangen. Het gaat samen met een “matigingsdrang (will-to-moderation) om gedrag wat als extremistisch, antidemocratisch of anderszins ‘onredelijk’ werd bestempeld de kop in te drukken” (p27).

Hij maakt niet duidelijk in hoeverre complottheorieën en de reactie erop een gevaar zijn voor de democratie. Het democratisch proces dat zichzelf wil beschermen creëert en etiketteert complotdenken als een bedreiging, die eigenlijk een sociale constructie is. Als zodanig zijn ze een onderdeel van het pluriforme democratische proces en debat, dat echter niet zonder gevaar is. Je zou het een gevaarlijk onderdeel van de democratische cultuur kunnen noemen en “een product van morele paniek over manieren van denken buiten de heersende politieke rationaliteit.” 

Complottheorieën passen enerzijds in het pluriforme democratische politieke bestel, maar worden daar anderzijds ook onmogelijk en illegitiem in gemaakt als ze zichzelf dat niet maken. Hoe men het ziet, hangt af van de politieke stellingname. Een populist ziet het anders dan een liberaal of socialist.

Simons pleit voor onderzoek en analyse “die zich niet laat verleiden tot morele panieken over het ‘vreemde’ complotdenken, of het wegzetten van complottheorieën als inherent antidemocratisch.” (p28) Hij is niet blind voor “de dreiging van complotdenkers die sociale ontwrichting of geweld voor ogen hebben” het gevaar daarvan wat betreft democratische grondbeginselen van onze rechtsstaat.  Maar dan wel gefundeerd op onderzoek.

 

https://www.uvh.nl/actueel/podcast-pluralistiek/podcast-pluralistiek-in-gesprek-met-menno-hurenkamp-over-burgerschap-en-complotdenken 

Sommige onderzoekers vinden niet alle (ongegronde en anti-institutionele) kritiek welkom

 

Commentaar: positieve en negatieve functies

Zoveel zielen, zoveel visies. Bij het onderhavige onderwerp zelfs meer visies dan zielen, want . verschillende artikelen bespreken diverse visies. Er is geen eenstemmigheid over de positieve en negatieve functies, die beide worden verondersteld in variërende mate. Discussie, debat en kritiek ziet men als positief. Is dit niet meer mogelijk wegens ongefundeerde argumenten die zich niet laten weerleggen, dan heeft discussie weinig zin meer dan het ventileren van ongenoegen die de druk op de ketel kan verminderen, maar niet zonder gevaar is. Zweistra wijst op het bedenkelijke karakter van vrijheid (van meningsuiting) zonder verantwoordelijkheid.

In tijden van dreiging en sociale ontwrichting nemen polarisatie, zondebokzoekerij, heksenprocessen, normloos (anomisch) en afwijkend gedrag vaak toe. De cohesie van de samenleving (de ‘in-group’) wordt versterkt ten koste van een ‘out-group’. Niet toevallig werd complotdenken een probleem tijdens de dreiging van de coronacrisis. De autoriteiten wilden de burgers in het gareel houden om de onberekenbare dreiging en onzekerheid waarvoor men stond, het hoofd te kunnen bieden met drastisch te noemen maatregelen. Sterke nadruk op conformeren aan de gestelde regels en maatregelen met kracht van wet ging gepaard met etikettering en sociale uitsluiting van degenen die zich openlijk niet conformeerden, zoals complotdenkers en antivaxxers. Behalve complotdenken werden ook wetenschappelijk onderbouwde kritische visies geweerd in de reguliere media volgens wetenschappers met dergelijke visies. (Zie de boeken van Dick Bijl, (Voorbij de) Pandemische chaos. besproken in CM 130).

Het roept de vraag op wat meer bedreigend is: het opgelegde conformisme en de dwingende, vaak weinig onderbouwde en maatschappelijk ontwrichtende regelgeving of het dissidente complotdenken. Protesten tegen opgelegde en volgens kritische deskundigen vaak disproportionele maatregelen liggen dan voor de hand. Door deze te bestempelen als complotdenken vervaagt de grens tussen onderbouwde kritiek en complotdenken en wordt het laatste gebruikt als containerbegrip voor uiteenlopende kritische visies.

De inschatting van positieve en negatieve functies van complotdenken loopt zoals gezegd uiteen in de artikelen, die duidelijk maken dat van beide sprake is. Waar de mogelijkheid van discussie met onderbouwde argumenten ontbreekt, krijgen extremisme, irrationele ongefundeerde meningen en vijanddenken vrij baan. Er kunnen dan vraagtekens geplaatst worden bij de positieve functies en uitroeptekens bij de negatieve functies, die in een schimmige wereld individuen misschien nog mogelijkheden bieden tot identificatie, afreageren van spanningen en simplistische duiding van onzekere en dreigende ontwikkelingen.

 

Protestbewegingen

Dat in tijden van ontwrichting en snelle veranderingen protestbewegingen opkomen, is een oud sociaal verschijnsel, ook in andere culturen. Antropoloog André Köbben publiceerde in 1964 het artikel Profetische bewegingen als uiting van sociaal protest (in Van primitieven tot medeburgers, p94 e.v.). Dergelijke bewegingen grossieren vaak in irrationele voorstellingen, bizarre ideeën en rituelen, vaak gericht tegen machthebbers en distantiëren zich van de gevestigde orde. 

Het verschil met complotdenkers is dat het hier religieuze bewegingen betreft. Bovendien vormen de recente complotdenkers op enkele uitzonderingen na, zoals ’Viruswaarheid’ en Qanon in de VS, nog geen georganiseerde bewegingen. 

Köbben gaat ook in op “groeiende individuele spanningen... onzekerheid [...en] ontwrichting van de cultuur... overtreding van de traditionele normen” (p140). Dit kan externe oorzaken hebben zoals “een epidemie, verandering in het klimaat, migratie... een natuurramp” (p148). Waar het de bevolking politiek of economisch beter gaat, neemt de invloed van dergelijke bewegingen af (p152). Dit was ook te zien bij de afname van complotdenken aan het eind van de coronacrisis. 

Complotdenken wordt weleens vergeleken met hekserij, een wijdverspreid verschijnsel in uiteenlopende culturen, zoals Edward Norbeck beschrijft in Religion in Primitive Society (zie CM 124). Het zou correleren met een minder goede organisatie van samenlevingen en sociale spanningen en is “indicatief voor stress in de sociale structuur... Geloof in hekserij dient als mechanisme tot sociale controle.” Dit geldt vooral voor de bestrijding ervan, zoals dat ook geldt bij complotdenken. Gezamenlijke actie tegen heksen en complotdenkers kan zo worden gezien als sociaal verbindend. “Een gezamenlijk front van antagonisme versterkt banden van groepssolidariteit” (Norbeck, p192-94). Het kan worden gezien als een manier om een bepaalde sociale orde te vestigen en te handhaven, zoals het bestendigen van een dominante visie, bijv. inzake corona en de maatregelen.

Ook Köbben onderscheidt positieve en negatieve functies, verwijzend naar Robert Merton. De mate van aanpassing vindt hij een discutabele normatief gekleurde functie, die “afhankelijk is van de visie van de beoordelaar” (p142). Positief noemt hij de bevrijding van psychische druk en het doorbreken van apathie. Ze kunnen ook wegbereider zijn voor sociale verandering en “worden gevolgd door meer rationele bewegingen” (p142-45).

Protestbewegingen hoeven uiteraard geen religieus karakter te hebben zoals in de antropologische studie van Köbben. In niet-westerse samenlevingen speelt religie vaak een grotere rol dan in het geseculariseerde Westen. Daar spelen sociale en politieke bewegingen vaak een belangrijke rol bij sociale verandering, hoewel ook spirituele en religieuze bewegingen zich doen gelden (Zie bijv. Tobias Witteveen, Overheid en nieuwe religieuze bewegingen en Paul Schnabel, Tussen stigma en charisma).

 

https://www.coface.be/Nieuws-en-Publicaties/Nieuws/Nieuwe-golf-van-post-pandemische-sociale-bewegingen-internationale-handel-als-collateraal-slachtoffer

 

Collectieve onvrede en sociale bewegingen

Kenmerkend voor sociale bewegingen is dat zij bewust gericht zijn op sociale verandering met georganiseerde maar nog niet geïnstitutionaliseerde acties. Ze zijn er in allerlei soorten en maten. (John Wilson, Introduction tot Social Movements, p8-11). Zoals gezegd is bij het complotdenken van diffuse collectiviteiten en uiteenlopende losse individuen nog nauwelijks het geval van organisatie. Ze vinden vaak hun voedingsbodem in onvrede, tekortschieten van instituties en “structurele spanningen”, hetgeen leidt tot “relatieve deprivatie”: de discrepantie tussen wensen en verwachtingen en de realiteit, vooral in vergelijking met anderen. Ongelijkheid of ongelijke behandeling speelt vaak een belangrijke rol (p32-36, 69). Bij de coronacrisis betreft dit de ongelijke behandeling van gevaccineerden en niet-gevaccineerden. Sociale bewegingen nemen vorm aan door in beweging komen of mobiliseren van de onvrede. Dat gebeurt meestal middels ideeën (waartoe complottheorieën behoren) en ideologieën, die een meer gesystematiseerd en consistent karakter hebben en vaak zeggen wat er mis is en wat eraan te doen valt. Bij complottheorieën komt dat neer op het simplistische beeld van een samenzwerende elite die aan de kaak gesteld en onschadelijk gemaakt moet worden. Zij vormen als het ware een (belichaming van een) kwade kracht (p99,103).

Complottheorieën schieten als het ware wortel en krijgen vorm in een voedingsbodem van collectieve onvrede. De reactie van de samenleving en de overheid is medebepalend voor de vorm en de intensiteit die ze aannemen. Omdat bewegingen niet over geïnstitutionaliseerde middelen beschikken, is de publieke opinie en sympathie van belang voor zowel de beweging als de overheid. De politiek is ook afhankelijk is van de opinie en het stemgedrag van het publiek. (p251) 

Als een beweging of denkrichting wordt gezien als gevaar voor de samenleving en de democratie volgen er vaak repressieve reacties, surveillance en publieke beeldvorming waarbij de houding van de overheid medebepalend is. De houding kan extremisme en marginalisering in de hand werken (p145,146). Omgaan met de gevaarlijke kanten van complottheorieën en extremistische bewegingen blijft lastig. Welk soort en welke mate van protest is aanvaardbaar? Verminderen of wegnemen van onvrede lijkt effectiever dan bestrijden van de symptomen.

Complotdenken is geen sociale beweging, maar meer een diffuus complex van irrationele maatschappijkritiek die wordt gevoed door onvrede en zich richt op een schimmige samenzwerende elite. In hoeverre mensen ertoe overgaan of zich ervan distantiëren en de mate van betrokkenheid wordt bepaald door diverse factoren: met wie men omgaat, met name op de sociale media, welke informatie men krijgt en verzamelt, in welke bubble men zit. Verder in welke mate men zelfstandig en kritisch denkt, hetgeen met opleidingsniveau te maken kan hebben, in hoeverre persoonlijke voorkeuren en denkwijzen overeenkomen met bepaalde denkrichtingen en de spanningen en frustraties waarmee men te kampen heeft (p308).

Marginale mensen, die al enigszins afwijken van wat gangbaar is, zijn vaak meer vatbaar, de gedesoriënteerde ‘nowhere man’ waarover de Beatles zongen: “Doesn’t have a point of view. Doesn’t know where he‘s going to”. Als zo’n man gestresst raakt, kan hij zijn heil gaan zoeken bij obscure denkrichtingen, die meestal weinig of geen soelaas bieden. Want “weinig bewegingen... voltooien hun missie... De droom die zij nastreven en de verwachtingen die eruit voortvloeien worden zelden bevredigd. Frustratie is [niet alleen de voedingsbodem maar ook] het lot van alle sociale bewegingen,” zo eindigt Wilson zijn studie. 

 

Conclusies

Complotdenken kan worden gezien als een symptoom van ontwrichting. De overheid en samenleving reageren erop in een zichzelf versterkend proces. Als de dreiging en ontwrichting afneemt, vermindert meestal ook het (bestempelen van) complotdenken, bijv. toen de pandemie eindigde en de ‘vijand’ werd verslagen. Het complot(denken) leek met een sisser af te lopen wat betreft corona. Het kan zich dan naar andere ontwrichtende en bedreigende processen voegen, zoals de milieu- en klimaatcrisis, die minder omstreden lijkt, maar ook een scala van visies en voorgestelde ‘oplossingen’ mogelijk maakt, zoals in een volgend artikel in het Filosofie-Tijdschrift aan de orde komt.

Het tweede artikel over complotdenken als vertrouwensprobleem betreft de spanningsrelatie van complotdenken met de samenleving, een tweezijdig verband, een wisselwerking. Ook de daarop volgende sociologische en politicologische artikelen over resp. maatschappelijke reacties als etikettering en het gevaar voor de democratie betreffen een wisselwerking. Complotdenken is een reactie op maatschappelijke processen die een ontwrichtend, bedreigend en onzeker karakter hebben, en door het complotdenken worden versterkt.

Complottheorieën kunnen een positieve functie hebben door ze te onderbouwen met feiten en rationele analyse. Eigenlijk houden ze dan op complottheorieën te zijn. Het kenmerk van weinig of geen bewijs dat Ghijsen noemt, vervalt dan. Het worden toetsbare of getoetste theorieën. Probleem is de feiten boven tafel te krijgen en geloofwaardig in de media te verspreiden. De media accorderen echter vaak onder invloed met gevestigde machten, die geen belang hebben bij het aantonen van veronderstelde complotten, ook al zijn deze sinds mensenheugenis een feit en behoren ze niet per se tot het rijk der fabelen.

Van belang is ook het normatieve, diskwalificerende karakter van het begrip te ontkrachten, dat wetenschappelijk onderzoek bemoeilijkt. Het vraagt een ander, neutraal begrip, omdat de gevoelswaarde van een gevestigd begrip moeilijk is te veranderen. Dat neemt niet weg dat ook negatieve functies onderzocht kunnen worden. ‘Maatschappijkritiek’ zou een neutrale meer algemene term kunnen zijn. Complotdenken is dan een irrationele, weinig onderbouwde vorm daarvan. Als het elites betreft, is elitetheorie een gangbaar begrip in de sociologie, zoals gebezigd in CM 102-104,105, 120,126. 

 

Als de spanning en onvrede vermindert, verdwijnt vaak ook het complot naar de achtergrond

https://www.ookgoedbezig.nl/uncategorized/wat-doen-we-met-complotdenkers/