De sociale filosofie van het personalisme
Deel 1 Inleiding: personalisme, persoon en pioniers

Civis Mundi Digitaal #139

door Piet Ransijn

Bespreking van Claudia Bouteligier en Timo Slootweg, redactie, Rechtvaardigheid, persoon en creativiteit. Personalisme in recht en politiek. Oud-Turnhout/Den Bosch, Gompel&Svacina, 2020.

 

 

Volgens de boekbeschrijving zouden de Grondgedachten & Uitgangspunten van Pieter Omtzigts Nieuw Sociaal Contract teruggrijpen op de filosofie van het personalisme als alternatief voor het heersende individualisme. “In het personalisme staat niet het individu met zijn eigenbelang, maar de mens als persoon centraal – de mens in verbondenheid met zichzelf, met anderen en met de omringende wereld. Daarbij geldt concreet: ‘Niet protocollen of procedures bepalen de omgang met elkaar, maar de persoonlijke betrokkenheid op elkaar’”. Het lijkt een fundamenteel principe, waarop het de afgelopen jaren veel mis ging. Omtzigt zou expliciet verwijzen naar het onderhavige boek over de sociale filosofie van het personalisme, dat misschien zijn vaak nog onduidelijke plannen en ideeën kan verduidelijken, die hier verder niet aan de orde komen. Civis Mundi is een tijdschrift voor sociale filosofie, niet voor partijpolitiek. 

Het personalisme lijkt een middenweg tussen liberalisme, dat de individuele vrijheid en het vrije ondernemen benadrukt, en het socialisme, waarbij het accent neigt naar het collectief en de overheid als vertegenwoordiger daarvan. Nu deze ideologieën hun glans en aantrekkingskracht verloren, kan het personalisme misschien soelaas bieden en lijkt een nadere verkenning niet alleen voor zwevende kiezers de moeite waard. Veel mensen zijn immers uitgekeken op het (neo)liberalisme en de bedenkelijke effecten van de daarmee gepaard gaande marktwerking. Het populisme biedt geen constructief alternatief en het socialisme is vooral sinds de val van het Russische communisme op zijn retour. 

De huidige politiek lijkt arm aan visie, filosofie en spirituele bezieling en verzandt vaak in oppervlakkige praatjes in de media, waarbij de persoon belangrijker lijkt dan zijn of haar politiek. In een tijd dat persoon en privacy in de verdrukking komen door de (sociale) media, algoritmen, digitalisering en kunstmatige intelligentie media, biedt het personalisme wellicht een welkome visie, om menselijke waarden en een rechtvaardige verdeling van rijkdom en welvaart meer te bewerkstelligen dan nu het geval is. We zagen al dat personen in de verdrukking kwamen en werden vermalen door de bureaucratische molens van de belastingdienst. Verder staat de menselijke persoon bloot aan de verleidingen van steeds vernuftigere apparaten die mensen tot slaven dreigen te maken. Zo zijn er talloze tendensen die de persoon en zijn of haar relaties onder druk zetten en een antwoord vragen.

Het boek bespreekt maar liefst veertien filosofen die geliëerd zijn aan het personalisme. Het betreft een invloedrijke stroming, die mogelijk onderschat is. Een variant van het personlisme kwam al eerder naar voren bij de bespreking van de visie van Max Scheler en zijn boek Wesen und Formen der Sympathie. Daarnaast zijn ook Karl Jaspers en Simone Weil al eerder besproken in resp. CM 117-118 en 120. In dit nummer worden de Duitse filosofen Max Scheler, Ludwig Klages en Martin Buber besproken en de Franse filosofen Emmanuele Levinas, Denis de Rougemont, die eigenlijk een Franstalige Zwitser was, Emmanuel Mounier en Simone Weil. En in het volgende nummer Karl Jaspers en andere filosofen. Al met al een diepgaand en veelzijdig beeld van het personalisme. 

 

Dit boek over personalisme “is ontsproten aan het meer omvattende interessegebied Faith in Democracy [... dat] de politiek-religieuze, levensbeschouwelijke en transcendente vooronderstellingen van het begrip en de praktijk van de democatie bestudeert” (p9) 

 

Wat houdt het personalisme in?

Het boek gaat over de persoon als bron van waarden zoals liefde en rechtvaardigheid en de persoon als alternatief voor het collectief of de staat, zoals bij totalitaire systemen en politieke religies en ideologieën. De persoon is meer dan een onderdeel van een (collectief) geheel, maar vormt de bezielende grondslag daarvan. Het personalisme is “gefundeerd in de verantwoordelijkheid van een persoon ten overstaan van de persoon van de ander” (p11). Het is een stroming die vooral wortelt in de joods-christelijke cultuur, waarin de relatie met de ander prominent is. 

Het is een meer spirituele filosofie dan het rationalisme, idealisme, positivisme, materialisme en marxisme, die niet uitgaat van gedachtenconstructies, maar de levende werkelijkheid van de persoon. “Het personalisme tracht de rationalisering van de menselijke werkelijkheid te doorbreken en zet aan tot een scheppend engagement ten overstaan van de ander... Het distantieert zich van de slavernij van het onvrije rationele denken [en...] keert zich vooral tegen denkwijzen de de persoon benaderen als het ondergeschikte deel van een groter geheel: een natuurorde, een pantheïstisch geheel, een collectieve maatschappelijke orde” (p14,15). De waardigheid van de mens als persoon in de samenleving staat centraal.

De Griekse filosofie zou vooral rationalistisch zijn, de rede is er prominent, terwijl in de joods-christelijke visie het geloof meer centraal staat, en de persoonlijke beleving daarvan. De Griekse ethiek zou op de mensheid zijn gericht, het ging om “het gemeenschappelijk goede en deugdzame leven” (p16), de joods-christelijke ethiek op de verlossing van de individuele persoon. Daar valt tegenin te brengen dat later het collectieve instituut van de Kerk wel dominant aanwezig is in het christendom. Na de Renaissance van de klassieke oudheid treedt de persoon meer naar voren (zie Dohmen, Iemand Zijn, besproken in CM 138).

 

De persoon 

Wat de persoon is, laat zich niet gemakkelijk omschrijven, daar de persoon in wording is, geen vaste identiteit heeft en gerelateerd is aan anderen. “De mens is geest. Maar wat is geest? Geest is het zelf. Maar wat is het zelf? Het zelf is een verhouding die zich verhoudt tot zichzelf,” schreef Kiekegaard (p16). Het zelfbewustzijn is refereert naar zichzelf als ‘selfreferral’.

De Griekse opdracht ‘Ken uzelf’ zou uitkomen bij het kennen van ideeën, die het zelf niet zijn. “Louter vanuit zichzelf en ‘autonoom’ denkend, raken gedachten in zichzelf verstrikt” (p17). De persoon heeft een concrete existentie en is geen idee. 

De persoon is een open, zich ontwikkelend wezen met lichaam en ziel, die “zijn geïncarneerdheid transcendeert... Als persoon is de mens een universum op zich.” Hij wordt bedreigd door de nivellerende werking van collectiviteiten. Autoriteit en macht dienen daarom dienstbaar te zijn aan personen en hun onderlinge relaties. “Voor de democratie die bovenal drijft op de inbreng van de persoon, vormt deze nivellering  een groot probleem” (p23).

 

Pioniers van het personalisme

De filosofie en ethiek van Kant gaat uit van de vrije persoon, het autonome maar gevoelsarme subject zonder “relatievermogen”. Bij Hegel heeft de persoon een ondergeschikte plaats in het logische geheel van de Geest die zich ontwikkelt in collectiviteiten, de familie, de samenleving en de staat. Karl Popper schildert hem af als de belangrijkste vijand in The Open Society and Its Enemies. In het genoemde werk van Dohmen komen meer filosofen naar voren, maar ontbreken het personalisme en de existentiefilosofie die ermee verwant is, terwijl beide bij uitstek te maken hebben met persoonlijke vorming. 

Bij Kierkegaard komt de concrete persoon ook naar voren (zie CM 118). Hij verwijst naar het paradijsverhaal in Genesis, waarin de persoonlijke vrijheid en autonomie van de mens tegenover God naar voren komt. “Zijn geweten heeft zich van God verzelfstandigd” door zijn kennis van goed en kwaad (p19). Hij probeert dan met zijn rede de wereld en de ander te beheersen. Liefdevolle verbondenheid maakt plaats voor “ordelijke deskundigheid die de ander categoriseert en objectiveert” (p20).

Kierkegaard had invloed op de personalistische existentiefilosofie van de uitgeweken Russen Nicolai Berdjadev en Lev Shestov, het dialogisch denken van Martin Buber. Het existentialisme van Sartre slaat door in “hyperindividualisme” (p20, zie ook CM 118). De visie van Albert Camus komt meer overeen met het personalisme, maar komt in het hier besproken boek niet aan de orde. Wel het Franse personalisme van Emmanuel Mounier en Denis de Rougemont en de verwante filosofie van Emmanuel Levinas. 

Verschillende vertegenwoordigers van het personalisme komen achtereenvolgens aan de orde. Het is een gemêleerd gezelschap dat veel te zeggen heeft dat nog steeds actueel is. Tijdens het lezen en schrijven kwamen de volgende kanttekeningen op. De eerste over het verband met de milieu- en klimaatproblematiek, die tegenwoordig hoogst actueel is. De tweede over de complexe gelaagde menselijke natuur.

 

Mensen leven van meet af aan in een natuurlijke omgeving 

 

Personalisme en ecologisme

De laatste decennia kwam het ‘ecologisme’ sterk naar voren, dat wil zeggen de zorg rond het milieu en het klimaat die onderbouwd wordt door ecologie of milieuwetenschap en -filosofie. Mens en samenleving zijn bij het ecologisme ingebed in de natuur en het natuurlijke milieu dat aan onze zorg is toevertrouwd en overgeleverd en waarvan wij afhankelijk zijn. In de tijd waarin het personalisme opkwam was dit nog niet aan de orde. Het hield geen rekening met het milieu en plaatst mensen niet in de natuurlijke omgeving. 

Een geactualiseerd personalisme vraagt verbinding met het milieu en het ecologisme. Zoals ook het geactualiseerde socialisme, de sociaaldemocratie, de christendemocratie en het sociale liberalisme zich met milieu en klimaat inlaten bij de diverse partijen die deze denkrichtingen vertegenwoordigen. Bij het nationalistische populisme, het (neo)liberalisme en het kapitalisme komen milieu en klimaat minder naar voren. De problematiek op dit gebied wordt soms zelfs genegeerd en overtroefd door andere thema’s zoals economie en koopkracht en de multiculturele samenleving, die bij het personalisme ook aan de orde komt. 

Zoals personen met elkaar en met de samenleving zijn verbonden en erdoor worden gevormd, zo zijn ze ook verbonden met de natuurlijke omgeving, die het leven vormt en voedt, draagt en omringt aan alle kanten. Hoe die verbinding gestalte kan krijgen past vooralsnog niet in deze kanttekening. In andere artikelen is daarover al veel geschreven. 

 

De wagenmenner

 

De gelaagde aard van de mens

Een andere kanttekening betreft de menselijke persoon, die niet altijd even duidelijk uit de verf komt bij de diverse filosofen. Aan het eind van de bespreking van de filosofie van de persoonlijke vorming van Joep Dohmen in vorig nummer is onder meer verwezen naar de Indiase conceptie van “de samengestelde natuur van de mens”, zoals H.Groot deze noemt in Verborgen wijsheid uit de Oepanishaden. Deze komt enigszins in de buurt van het gelaagde model van Max Scheler, van Koo van de Wal,E.F. Schumacher en anderen, dat bij Scheler bestaat uit zinnelijke en vitale gevoelens, het psychische, geestelijke en de transcendente of religieuze dimensie.

De Indiase visie wordt onder meer verwoord in de gelijkenis van de wagenmenner in de Katha Oepanishad, die verwant is met de gelijkenis van Plato in de dialoog Phaedrus. “Weet dat Atman (ons goddelijk Zelf) de meester is van het voertuig, waarin hij rijdt. Het lichaam is het voertuig. Beschouw buddhi, onze intuïtie, onze geestelijke wil als de wagenmenner [ook wel vertaald als intellect, het onderscheidingsvermogen], met manas als de teugels [manas is etymologisch verwant met ‘mind’, het mentale denken]. De indriya’s [de zinnen of zintuigen, bij Plato de driften] zijn de paarden en de waarneembare realiteit vormt de weg. Wanneer lichaam, zinnen en ratio in harmonie zijn met Atman noemt men hun vereniging... de genieter (de individule ziel).” (Groot, p126). 

Andere teksten en filosofische richtingen geven andere varianten van deze samenstelling, waarin ook de ahamkara, het ik (letterlijk; ‘ik ben de doener’, de handelende persoon), de jiva of individuele ziel voorkomen. Daarnaast is er de mahat of grote, kosmische rede, die enigszins lijkt overeen te komen met de Griekse Logos bij de stoïcijnen en Heraclites. 

In Griekse en christelijke visies zijn er drie of vier lagen: lichaam, ziel en geest, waarbij de zintuigen onderdeel zijn van het lichaam maar ook informatiekanalen voor de ziel en geest, waartoe de rede behoort, die uiteindelijk verbonden zijn met de goddelijke Geest of Logos, die de menselijke geest overstijgt of transcendeert.

Deze lagen zijn verbonden met de ander en de samenleving op het niveau van het zinnelijke en vitale, het gevoelsmatige, psychische, rationele, geestelijke en het religieuze of transcendente, zoals ook Scheler laat zien, en worden gevoed en gevormd door de cultuur en samenleving.

 

https://yogaoutdoors.nl/onderlinge-verbinding-tussen-mens-de-elementen-en-alles-wat-leeft/ 

 

Terug naar de natuur en het milieu

Bij de oude Grieken en in het Oosten waren de natuur en het goddelijke met elkaar verbonden en stonden ze niet tegenover elkaar, hoewel bij Plato en het gnosticisme dualistische visies naar voren kwamen. De natuur was geen chaos maar een geordende kosmos, die was verbonden met de goddelijke grond en volgens wetmatigheden werkte. In de wetenschap zijn restanten van deze visie te vinden versnipperd over tal vakgebieden. 

Van een kosmisch plan of Logos is geen sprake meer in het versnipperde geheel van elkaar beconcurrende en aanvullende theorieën, op grond waarvan men de wereld probeert te beheersen in plaats van in harmonie ermee te leven. In de milieuproblematiek zien we de uit de hand gelopen wereldbeheerrsing die leven en wereld bedreigt.

Als het personalisme zich uitbreidt van de samenleving naar de natuurlijke omgeving en de ontmoeting met alle levense wezens omvat, verandert onze relatie met de natuur van uitbuiting naar zorg en verbondenheid, die problemen kan oplossen kan in plaats van verergeren. Een religieus respect voor het wonder van het leven en geïnspireerde engagement met de natuur en met de samenleving is bevorderlijk voor ons leven hier en nu en ons overleven op termijn.