Deel 4. Mens-zijn als ontmoeting bij Martin Buber (1878-1965)

Civis Mundi Digitaal #139

door Piet Ransijn

 

https://stichtingpardes.nl/evenement/ich-und-du-buber-cursus-amsterdam/

 

Deze bijdrage van Claudia Bouteligier verwijst naar het boek Ik en Jij (1923) van de joodse filosoof Martin Buber uit 1923. Het wordt een mystiek en poëtisch werk genoemd dat de kern bevat van zijn personalisme. ‘’Buber vestigt zijn hoop op een innerlijke transformatie van de mens, zodat er een gemeenschap van personen kan ontstaan die gefundeerd is in liefde en rechtvaardigheid, in relatie tot God... De verhouding tussen staat en macht, gemeenschap en vrijheid, liefde en menselijkheid zijn kernmotieven van Bubers denken [...dat] iedere ideologie overstijgt” (p136).

Het menselijk bestaan kenmerkt zich door verbondenheid met de ander, de wereld en met God. Ethiek. De vraag naar het goede “is gefundeerd in de levende relatie”, niet in abstracties en speculaties, maar het concrete menselijke bestaan” (p137). Deze relatie is creatief. Creativiteit berust in essentie op een “zich openstellen voor de ander en voor God”. Het gaat om een levende, bezielde relatie. De ander mag niet worden beschouwd als een object vanuit een begrippenkader of idee. “Objectivering betekent ont-menselijking” (p138).

Het erkennen van de unieke persoon is volgens Buber een opdracht voor politiek en recht. “Kan de ontmoeting plaatsvinden en een vorm krijgen in het [onpersoonlijke] recht?” Dit komt aan de orde na de toelichting van “het dialogisch principe” van de samenspraak en de ontmoeting bij Buber. 

Alle wezens in de natuur zijn verbonden met anderen, maar de mens beseft dit en staat vanuit een zelfbewustzijn in relatie tot anderen in een tweevoudige beweging over en weer. Hij heeft de keuze zich af te wenden of toe te wenden naar de wereld en de ander.

Buber is beïnvloed door het chassidisme. “‘Chassidim’ [is] de vonk van het goddelijke in de volgers” van het chassidisme en het aangesproken worden door deze vonk in de menselijke werkelijkheid (p140,141). Het gaat veeleer om een relationele levenspraxis dan een leer. De relatie tussen personen is het fundament van de gemeenschap. Een relatie is wederkerig, een naar elkaar toe bewegen. Verantwoordelijkheid bevat het woord ‘antwoord’. Het rekening houden met de ander is een antwoord. 

 

 

 

Dialoog en  ontmoeting

“De dialoog vormt voor Buber de kern van de menselijke existentie... In het aangaan van de dialoog vindt de ontmoeting plaats... in de relatie is er sprake van afstand en nabijheid tegelijkertijd: er is geen sprake van versmelting... De ontmoeting is dynamisch... De menselijke existentie is altijd in beweging” (p142,143). Beide personen die elkaar ontmoeten veranderen en ontwikkelen zich en verwerkelijken zichzelf.

Volgens sociologen als Charles Horton Cooley en George Herbert Mead (Mind, Self and Society) vormt het zelf zich in een sociaal proces van interactie en socialisatie. Daarover is geschreven in de boekbespreking over persoonsvorming in CM 128. Volgens Buber gaat “Ik en Jij” vooraf aan het ik-op-zichzelf, dat zich vormt in het sociale proces, in de ontmoeting. “Er is sprake van een verbondenheid die in het Ik van Ik-Jij aanwezig blijft” (p144). In de sociologie wordt gesproken van de geïnternaliseerde ander. Buber gaat verder dan de sociologie.

 

https://www.theologie.nl/martin-buber-en-het-tussen-wat-zich-weggeeft-in-de-ontmoeting/

 

“De Ik-Jij verhouding overstijgt het wereldse... reikt naar iets hogers, vanuit een liefde die de aardse emoties overstijgt... boven alle relaties uit naar het eeuwige Jij dat de grond vormt van alle Jij-werelden. De verhouding tussen mens en wereld en de verhouding tot God zijn voor Buber met elkaar verweven.” We kunnen God in de ander ontmoeten “en dat is de bestemming van de mens”. Het is ook een proces van “heel-wording... als het Ik het eeuwige Jij vindt… De verlengde lijnen van de relatie snijden elkaar volgens Buber in het eeuwige Jij” (p142-44).

 

De Ik-Het verhouding

De Ik-Jij relatie staat tegenover de Ik-Het verhouding, tegenover “een onpersoonlijke wereld waarin de ander als een object wordt beschouwd... de Het-wereld.” Deze wereld is afstandelijk, “kenmerkt zich door geordende gescheidenheid; zij is star, zakelijk, en statisch. De mens is onvrij en ketent zich in systemen, categorieën en classificaties. Wetenschappelijke nuchterheid domineert en menselijke verhoudingen worden bepaald door nuttigheidsdoeleinden... De nadruk ligt op gebruiken, op ‘instandhouding’... In deze wereld is sprake van vervreemding en de mens is weggeraakt van zijn bestemming” (p147,148).

“De verhouding tot de ander wordt in de Het-wereld bepaald door wat de ander voor het ‘Ik’ kan betekenen, hoe diegene van nut kan zijn of het ‘Ik’ iets kan opleveren... De Het-verhouding is gebaseerd op opportunisme en eigenbelang. Deze wereld drijft op utilistische kosten- en batenanalyses en rationele ordeningen... Een wereld van vervreemding en individualisering, die we gebruiken voor ons eigen nut en gemak... Mensen raken steeds meer van elkaar verwijderd” (p149). Men bezwijkt voor de wereld van de objecten.

“De verantwoordelijkheid voor de ander en de gemeenschap wordt genegeerd.” Autonomie en vrijheid voeren de boventoon. “Volgens Buber wordt de ander en de wezenlijke relatie buitengesloten. De mens is dan onvrij en verwerkelijkt zichzelf niet” (p150). Ik-Het leidt tot vooruitgang maar niet tot zelfverwerkelijking. De mens raakt daarentegen overheerst door de Het-wereld, die hij probeert te beheersen, maar daardoor juist door de wereld wordt beheerst!

Deze tendens van toename van de Het-wereld is te compenseren door de Ik-Jij relaties en de “relatiekracht” te versterken. “Het Menselijke leven kan alleen in-de-geest zijn realisatie vinden.” In relaties, in de ontmoeting, niet in de materie en in de Het-wereld. Zo kan men een persoonlijke wereld en een gemeenschap scheppen, “een nieuwe wereld waarin de mens zijn werkelijke bestemming vindt” (p151).

 

https://www.davinci-sla.nl/diensten/bedrijven-en-organisaties/outplacement/collectief-outplacement

 

Staat en collectiviteit

De staat is het domein van het onpersoonlijke Het. “De staatsman en de econoom tellen Hij + Hij + Hij op tot het Het... Buber noemt de kosten-batenanalyse... De persoon doet er niet toe, die telt slechts voor zover hij bijdraagt tot het algemeen nut. De ander is wat hij waard is voor mij en de samenleving.” Het is er niet minder op geworden met de informatietechnologie en Big data-algoritmen die “mensen classificeren op basis van eigenschappen [...en] een reductie betekenen van de persoon en het menselijk leven” (p153,154). De van bovenaf gestuurde gedragsregulering die daardoor mogelijk wordt is beschreven in door o.m. Rana Foroohar en Soshana Zuboff (zie CM 123 en 127). De persoon en de gemeenschap van Ik en Jij verdwijnt in een anonieme massa data.

Volgens Buber is “een geestelijke vernieuwing van de enkeling” en “een transformatie van volkeren" nodig om dergelijke tendensen te keren (p154). Het communisme en communitarisme wijst hij af, “waarin identiteit voortkomt uit het groepsverband... De gemeenschap kan niet bestaan uit een collecief... De collectiviteit is geen verbondenheid, zij is samenbundeling, individu naast individu... gezamenlijk voor een doel gesteld. Gemeenschap echter... is het bij-elkaar zijn... In de gemeenschap verliest hij zijn zelf-zijn en zijn persoon niet... Niet dat verschillen tussen unieke personen worden opgeheven, maar verschillen worden juist erkend” (p155). Er is ook plaats voor persoonlijke gevoelens, die in een collectiviteit genivelleerd en gelijkgeschakeld worden, waar weinig ruimte is voor liefde anders dan vaderlandsliefde, liefde voor de leider en toewijding aan de ideologie. 

 

“Zodra de [Ik-]Jij verhouding ophoudt, worden instellingen – zoals het recht, en ook de rechtsvinding – mechanisch. Instellingen kunnen volgens Buber slechts ‘rechtmatig werken’, zolang zij zijn aangesloten bij de menselijke wil tot relatie... vanuit een levende relatiekracht waarin wij ons allemaal verantwoordelijk weten voor de ander. [Maar...] de opgetreden breuk in relaties... blijft bestaan. Deze opvatting staat lijnrecht tegenover het [neo]liberalistische individualisme, waarin het individu slechts verantwoordelijk wordt gehouden voor zichzelf en voor de eigen daden” (p157).

 

 

Recht en ontmoeting

In het gangbare retributieve strafrecht gaat het om straf en vergelding, “noodzakelijk om de schending van rechtsregels te vereffenen... Herstelrecht lijkt zich af te wenden van de onpersoonlijke benadering van Het. Misdaad wordt gezien als uiting van intermenselijke conflicten waarin relaties geschonden zijn. Het herstellen van de verbondenheid tussen personen is daarmee een van de centrale doelen van het herstelrecht... Conflictoplossing speelt een belangrijke rol [...evenals] resocialisatie  en terugkeer in de maatschappij” (158,159). Hierbij is empathie en inlevingsvermogen van belang “voor zowel de dader als het slachtoffer, als basis voor wederzijds begrip".

In hoeverre kan dialoog en ontmoeting en het herstel van de relatie gestalte krijgen in het herstelrecht? “Herstelrecht bevordert dat slachtoffer en dader met elkaar in gesprek raken... Een vooruitgang ten aanzien van... de vergelding... Het personalisme van Buber roept vragen op bij de benadering van het herstelrecht... In de zoektocht naar gerechtigheid... is de vraag hoe de singuliere persoon recht kan worden gedaan vooralsnog niet volledig beantwoord.” Het personalisme en het dialogisch principe houden in “dat wijzelf altijd verantwoordelijkheid dragen om de ander als persoon te blijven zien... Wanneer het primaat bij het algemene wordt gelegd, wendt men zich af van de enkele persoon” (p161).

“Gerechtigheid is ten diepste gelegen in de gemeenschap... De misdadiger dient niet verstoten te worden uit de maatschappij. De gemeenschap... draagt ieder lid ervan vanuit verantwoordelijkheid en een levende relatiekracht... Ontwikkelingen in het herstelrecht bieden hier ruimte voor, wanneer het zich althans richt op het hernemen van de relatiekracht ten aanzien van de persoon en wordt losgekoppeld van... het verlangen naar genoegdoening, naar Wiedergutmachung of erkenning” (p161,162). Door dialoog kan de relatiekracht nieuw leven worden ingeblazen.