Deel 5. Persoon en politiek bij Emmanuel Levinas (1906-1995)

Civis Mundi Digitaal #139

door Piet Ransijn

 

https://nl.pinterest.com/pin/466826317617858996/

 

Levinas is evenals Buber een joods filosoof, maar tevens Frans en van Litouwse afkomst. Zijn filosofie is beïnvloed door Buber, Husserl en Heidegger en wortelt in de Griekse filosofie en de joodse profetie en eschatologie, de leer van de eindtijd. De politieke realiteit appelleerde op zijn verantwoordelijkheid voor anderen volgens Luc Ankaert in deze bijdrage. “De aanwezigheid van de ander is een appèl tot persoonlijk engagement” (p285). Dit engagement en deze verantwoordelijkheid dienen te worden georganiseerd in de (onpersoonlijke) politiek, die voorbijgaat aan de uniciteit van de ander en daardoor het persoonlijke kan onderdrukken, vooral als de persoon niet in de pas loopt. Engagement en onderdrukking die gepaard kan gaan met geweld, zijn twee botsende kanten van de politiek. 

“De twintigste eeuw is de eeuw van geweld... de Shoah... het kolonialisme, de twee wereldoorlogen, het fascisme en nationaalsocialisme, de ecologische crisis... De politiek verschijnt als een gruwelijke werkelijkheid. En de messiaanse tijd kan pas doorbreken wanneer de politieke heerschappij wordt gebroken” (p285,286). Levinas is sterk getroffen door het geweld. Hij overleefde ternauwernood zijn Duitse krijgsgevangenschap. Toch “draagt dit verleden een beloftevolle toekomst in zich... Door het wegvallen van de politieke vervreemding kan men daadwerkelijk zijn verantwoordelijkheid opnemen... In het voorwoord van totaliteit en oneindigheid (1961) verbindt Levinas de oorlog met de politiek... Tegenover de oorlog plaatste Levinas de eschatologie die een relatie tot stand brengt met ‘het zijn aan gene zijde’” (p286,287).

 

 

https://footnotes2plato.com/category/emmanuel-levinas/

Een titel die de visie van Levinas typeert

 

Geweld, genot en menselijk lijden

“De ervaring van geweld vormt het uitgangspunt… De mens reageert met ontzetting op het feit dat hij van zijn persoonlijkheid wordt ontdaan... Als protest tegen de onmenselijkheid is de mens in de eerste plaats eenzaam... een structurele eenzaamheid. Niemand anders kan het tragische bestaan in zijn plaats torsen... Als een Atlas [of een Sisyphus] torst de mens zijn eigen zijn. Het genot biedt de mogelijkheid te ontsnappen aan de ondragelijke zwaarte van het zijn. De mens kan de wereld tegemoet treden als een bron van genot” (p288,289). 

De wereld blijft echter onzeker, het genot blijkt wisselvallig en kortstondig, terwijl het leed blijft voortbestaan. “Door ‘be-grijpend’ denken en handelen verwerft de mens zekerheid voor de toekomst. De negativiteit van het genot wordt er overwonnen” (p292). In de politiek organiseert men zijn belangen en streeft men zekerheden en vermindering van lijden na, niet slechts eigen genot en eigenbelang. 

“De confrontatie met het lijden en de kwetsbaarheid reikt de grondslag aan voor socialiteit met andere mensen. De confrontatie met het lijden onthult een diepe ethische solidariteit waarin het appèl op de ander op dubbele wijze weerklinkt.” Namelijk in het verbod op moord en in de confrontatie met de eigen bestaanswijze die geen beknotting van het bestaan van de ander mag betekenen. Men ervaart de nood van de ander en diens vraag om hulp die de zorg voor het welzijn van de ander oproept. “De ellende van de ander klinkt... als een imperatief tot gevoeligheid en toewijding [...om] een antwoord te geven op de nood van de ander. De mens wordt losgerukt uit zijn zelfbetrokken bestaan en gericht op de ander” (p295-297).

 

In deze reader aandacht voor de geschiedenis en de toekomst

 

Mensenrechten

De mensenrechten representeren de fundamentele vrijheidsrechten, sociale en economische rechten, die worden gebruikt ”als ijkpunt voor het politieke handelen”. Ze kunnen een consensus aanreiken voor een pluralistische samenleving, zoals ook het natuurwetsdenken en het personalisme. “Het betekent een radicale herijking van alle waarden... De mensenrechten zijn de plicht de bestaansmogelijkheden van de andere te vrijwaren [...en] de economie als de materiële mogelijkheid de ander tot zijn recht te laten komen” (p298,299).

Behalve de mensen die men ontmoet, zijn er ook nog derden, “de andere ander”, niet alleen “de onmiddellijke ander”. Een voorkeur voor de nabije anderen “draagt intrinsiek het gevaar van onrechtvaardigheid in zich [... en] onrecht aan afwezige derden... de onzichtbare anderen... alle mensen buiten de eigen leefwereld... ook toekomstige generaties” (p299,300). Bij de huidige milieu- en klimaatcrisis is dat laatste buitengewoon actueel.

“De rechtvaardigheid vereist dat aan de noden van de verschillende anderen op een gelijk(waardig)e wijze tegemoet wordt gekomen... om een rechtvaardige en billijke verantwoordelijkheid te worden.” Het gaat om een “algemeen geldende Wet die altijd dura lex is” en zich uitstrekt naar het nageslacht. Dit vraagt “de organisatie van een systeem van gelijkheid... De persoonlijke verantwoordelijkheid verandert in een sociale en structurele verantwoordelijkheid [...waarbij] iedereen als gelijke wordt beschouwd” (p301,320). 

 

In de totaliteit verdwijnt de aandacht voor de ander

 

Systemen versus personen

Zo’n systeem gaat voorbij aan de unieke concrete ander en kan in zekere zin onmenselijk worden, als mensen worden gelijkgeschakeld. Zoals bij de collectivisatie van het communisme, waarbij “mensen werden uitgemoord in naam van een ideaal... het grote, lichtende idee van het maatschappelijke welzijn” aldus de Russische schrijver en criticus Vasili Grossman. “Tegenover de totalitaire goedheid plaatst Grossman de kleine goedheid, een concept waar Levinas veelvuldig mee instemt. [...Maar dit] impliceert niet dat elk systeem veroordeeld moet worden.” Systemen moeten kritisch in de gaten worden gehouden en zo nodig “voortdurend gecorrigeerd worden”, opdat de inherente onmenselijkheid van systemen een halt wordt toegeroepen (p302,303).

Wetgeving die open blijft staan voor het betere, is nooit af en moet steeds weer worden bijgewerkt opdat de “onzichtbare tranen van de mensen die ondanks alles buiten het systeem vallen” aandacht krijgen, zoals bijv. bij de toeslagenaffaire. In het personalisme blijven personen centraal staan. Het systeem dient ten dienste te staan van de mensen als personen.

 

Het gelaat van de ander telt niet in systemen

 

Slotbeschouwing: subject versus systeem

Recht geldt als beteugeling van geweld. Daarom heeft de staat het recht op geweld als monopolie. Maar ook zogenaamd legitiem geweld van staatswege heeft onnoemelijk leed gebracht. De twee kanten van de politiek zijn “enerzijds de noodzaak van de georganiseerde politieke orde die anderzijds voor de subjecten onrechtvaardig en zelfs gewelddadig kan worden. Kan de ethiek van Levinas een fundament zijn voor de politiek of steekt haar kracht eerder in het kritisch karakter?... Zijn denken is te begrijpen als een verdediging van de subjectiviteit en een doordenken van de verantwoordelijkheid” (p305). De subjectiviteit staat tegenover het totalitaire geweld waartoe systemen kunnen leiden.

Volgens Levinas wordt de subjectiviteit “mogelijk gemaakt door het transcendente,” door bevrijding en door openheid voor het transcendente. Het wordt hier niet duidelijk hoe. Andere punten van kritiek zijn “weinig aandacht voor verschillende politieke systemen [...en] de verhouding tussen economie, sociale welvaart, recht en politiek in strikte zin... Ten slotte lijkt het gebruik van de interpersoonlijke verantwoordelijkheidsrelatie als onderbouw voor de politieke rationaliteit weinig overtuigend... De facto is politiek eerder een machtsspel dan het resultaat van de verantwoordelijkheid voor velen.” De kracht en het appèl van Levinas ligt in de kritische waakzaamheid waartoe zijn werk een aanzet biedt, met “de kritische vraag of [in hoeverre en wanneer] we niet de dupe zijn van onze politiek” (p305,306).