Deel 8. Persoon en onpersoon bij de activistische mystica Simone Weil (1909-1943)

Civis Mundi Digitaal #139

door Piet Ransijn

 

De visie van de Franse filosofe en mystica Simone Weil toont volgens Laetitia Houben verschillen en overeenkomsten met het personalisme. Wat betreft het laatste: een afkeer van het collectief en van abstracties en herwaardering van de menselijke waardigheid en een wending naar het spirituele. Echter, “de persoon volstaat volgens Weil niet om recht te doen aan de menselijke waardigheid... Niet het persoonlijke maar het onpersoonlijke zou de basis moeten zijn voor waardigheid, waarheid en rechtvaardigheid” (p260). Deze waarden overstijgen de persoon.  

 

De persoon

Ook “vrijheid bestaat in het opgeven van het zelf” van de persoon, om te komen tot de onpersoonlijke persoonskern. In dit opzicht komt de visie van Weil overeen met oosterse mystiek. Zie bijv. het onthechte “egoloos handelen” of “niet-doen” en “het legen van de geest” dat ruimte laat voor het grondloze Zelf bij Lao Zi elders in dit nummer. Dit Zelf is geen persoon, veeleer een “onpersoon” met een term van Weil. Het verkeert op de grens van het persoonlijke en onpersoonlijke. 

“De persoon wordt gevormd door sociaal-maatschappelijke krachten... maakt deel uit van een groter geheel, waardoor het bepaald en gereguleerd wordt... ‘De persoon is in feite altijd onderworpen aan de gemeenschap’... Van nature wordt de mens gedetermineerd door de noodzakelijkheid (nécessité), ook wel aangeduid als zwaartekracht” (p262-63, zie haar boek Zwaartekracht en genade en haar artikel Over de oorzaken van vrijheid en maatschappelijke onderdrukking uit 1934).

 

 

Simone Weil, 1942; an aircraft factory, 1940.(Collage Abigail Miller/Tablet Magazine; photos: American Weil Society and San Diego Air and Space Museum Archives) https://www.tabletmag.com/sections/arts-letters/articles/force-of-life Simone Weil heeft in een fabriek gewerkt

 

Onderdrukking en solidariteit met de onderdrukten

In de moderniteit “zijn de natuurkrachten vervangen door maatschappelijke krachten”. Deze leiden eveneens tot onderdrukking in een complexe samenleving, waarbij een kleine groep met behulp van technologie de bevolking coördineert en onderwerpt. “Degenen die de natuur overmeesteren, worden eveneens meester over de medemens.” Technologie kan leiden tot grotere onderdrukking. (p263, zie de boeken en artikelen over Big Tech in CM 124 en 127).

Hoewel ze een activistische socialiste was, zag ze geen heil in revolutie, die tot een nieuwe vorm van onderdrukking leidt. Ze wilde wel “de mechanismen van de sociale onderdrukking doordenken. De sociale structuren moeten worden gereorganiseerd opdat de onderdrukking... wordt verminderd.” De persoon speelt hierbij een strijdbare rol en “is onderhevig aan strijd en onderdrukking” (p266,267). Door Weil werd deze doordacht, doorleefd en bestreden.

Het Filosofie-Tijdschrift wijdde in 2022 een themanummer aan haar, dat in CM 120 is besproken onder de titel ‘Een activistische mystica’. Ook Filosofie Magazine heeft een bijdrage aan haar gewijd en schrijft: “Ze werkte aan de lopende band in een fabriek, schreef over arbeid en het zorg dragen voor de ziel, had religieuze ervaringen en formuleerde een eigen visie op God... Haar solidariteit met de onderdrukten, ongelukkigen en armen liet ze niet alleen zien in haar werk, maar ook in haar manier van leven. Zo weigerde ze een salaris hoger dan een bijstandsuitkering toen ze werkte als filosofiedocent, en wilde ze toen ze ziek was, niet meer eten dan de geldende rantsoenen in bezet Frankrijk. Mede door ondervoeding stierf ze in 1943 aan tuberculose” (Filosofie Magazinehttps://www.filosofie.nl/filosoof/simone-weil/).

 

Simone Weil wil de persoon ontstijgen

 

‘Ontscheppen’, opheffen en overstijgen van de persoon

Het personalisme is voor Weil verbonden met rechten, met de “juridische persoon”. Maar recht is iets anders dan rechtvaardigheid en “persoonlijke rechten zijn geen garantie voor een rechtvaardige samenleving... zijn sociale privileges die de al bestaande machtsstructuren bekrachtigen”. En ook de daarmee samenhangende eigendomsverhoudingen, zoals ook Marx beschreef. “Dat wat heilig is, is niet de persoon... Het is datgene wat in een menselijk wezen onpersoonlijk is.” Dit overstijgt de persoon en is niet persoonlijk maar universeel. “Pas in het onpersoonlijke is vrijheid, en een contact met het goede, de waarheid en rechtvaardigheid mogelijk... Het goede is transcendent” (p267-269).

De mens dient zich te “ontscheppen”, een term ontleend aan Meister Eckhart, die spreekt van ‘Entwerdung’, een variant van onthechting, het ego loslaten, de ziel leegmaken. Bij Weil kan dat komen door de depersonaliserende werking van ongeluk als “ingang tot God” (p271). 

“Vrijheid ligt in het veranderen van het zelf... ‘de vernietiging van het ik’... om onszelf terug te geven aan God.” Dat kan door het ik innerlijk op te geven. Dan kan het ik niet meer van buitenaf worden vernietigd. “Het ongeluk blijft maar kan de leeggemaakte ziel niet meer raken.” 

Als er geen iemand meer is, wordt het “nergens meer door geraakt”. De identificatie met het ik is dan opgeheven en bevrijd van gehechtheid, zie in het artikel over Lau Zi in dit nummer. “Het ’ik’ heeft de wil opgegeven om nog iets te zijn in deze wereld: ons doel is onszelf te ontscheppen, ons ‘ik’ terug te geven aan God... De ‘onpersoon’ bereikt zo het hoogst mogelijke inzicht” (p272-274). Hij geeft zich over aan de door God geschapen noodzakelijkheid. Het ik neemt geen ruimte meer in ten koste van anderen.

 

Enkele boeken van Simone Weil

 

Betrokkenheid op de werkelijkheid en liefde voor de ander

“Tegelijk beschikt het ‘ik’ over een vermogen om al dan niet in te stemmen met de werkelijkheid: een autonoom vermogen.” Het ik kan dit vermogen gebruiken om zichzelf op te heffen en over te geven. “Weils ‘zelfontschepping’... betreft een innerlijk proces, ingezet door een niet lokaliseerbaar ‘ik’.... De vernietiging van het zelf veronderstelt een wezenskern waarin een verandering plaatsvindt en die zich vervolgens op een andere manier tot de werkelijkheid verhoudt.” En wel op een manier “die de medemens dient” (p275,276).

“Het ‘ik’... blijft zich verhouden tot de realiteit... affirmeert de realiteit meer dan voorheen... De illusie dat mijn gefabriceerde, gehechte en gedetermineerde zelf het centrum van de wereld was, weerhield mij van werkelijk contact met de realiteit... Ook al trok ze zich na een periode van vurig socialisme terug uit het politieke activisme, toch bleef ze in haar latere leven radicaal geëngageerd in de wereld om haar heen en ten aanzien van haar naasten tot haar laatste adem.”

“In Weils onpersoonlijke toestand onstaat aldus ruimte voor een ethiek, in de vorm van een onpersoonlijke en anonieme liefde... Degene die niet langer door zijn ‘ik’ belemmerd wordt, kan nu een ander als ander liefhebben... ‘krijgt een verantwoordelijkheid opgelegd jegens alle mensen’... Pas via de onpersoon kan met recht doen aan de ander... Door zichzelf terug te trekken, schept de mens ruimte voor de ander... Onpersoonlijke liefde is erop gericht de ander ruimte te geven om zich ook te ontscheppen.” 

 

 

Rechtvaardigheid, politiek en evenwichtsherstel

“Er ontstaat een vorm van liefde die het onderdrukkende mechaniek van natuur en samenleving ontstijgt... Deze liefde staat voor Weil gelijk aan rechtvaardigheid als het herstel van evenwicht... Hiermee werkt Weils ethiek ook door in haar denken over politiek en recht... De mens moet de nécessité als het ware in de richting van het goede duwen, door te proberen zoveel mogelijk het machtsevenwicht te herstellen... Ieder mens is immers op gelijke wijze door God geschapen.” Dit noemt zij “de oorspronkelijke symmetrie” (p277,278).

“Ook in het recht moet de nadruk liggen op balansherstel, niet op strafuitoefening. Weil meent dat het recht... tot een machtsinstrument is geworden... Een aantal mensen heeft de macht gekregen om recht te spreken over een ander... die wordt ‘verdingelijkt’” (p278,279). Het is zaak ook bij straf het zelfbeschikkingsvermogen van de mens intact te laten.

Weil ziet de mens als drager van plichten, niet zozeer van rechten die men zich toeëigent. “Rechten leiden tot een onrechtvaardige samenleving, omdat een focus op persoonlijke rechten de compassie... voor anderen ontbeert... De politieke orde moet onpersoonlijke rechtvaardigheid nastreven, gebaseerd op de plicht het individuele denken te beschermen waar mogelijk” (p279,280).

 

 

Slot: persoon en onpersoon

De persoon verliest bij haar zijn plaats als het centrum van de wereld als product van maatschappelijke krachten. “De persoon is een construct, iets wat tot stand gekomen is door de nécessité... Het is een illusie te denken dat we iets zijn, anders dan een product van de nécessité.” We beschikken echter wel over “onze zelfbeschikking (ondanks onze onvrijheid), het vermogen ‘ik’ te zeggen, om in te stemmen met de wetten der nécessité of ons hiertegen te verzetten.” Ook bestaat de vrijheid tot het opgeven van zichzelf en “in te zien dat het ‘ik’ geschapen is naar Gods wil” (p280,281). Het ‘ontscheppen’ of onthechten van de persoon geeft vanuit een innerlijke transitie ruimte aan de ander en de verantwoordelijkheid voor de ander en bij te dragen tot evenwichtsherstel en symmetrie.

Weil ziet de persoon als een natuurlijk en sociaal construct vanuit een soort materialistisch determinisme, maar ook als een wezenskern die zich daarvan bewust is en dit kan ontstijgen en ‘ontscheppen’ kan. Met andere woorden: zich kan omvormen van persoon tot ‘onpersoon’. Een overeenkomst met het personalisme is, dat zij recht wil doen aan de concrete mens, het individu wil losweken uit collectieven en abstracties. Daarmee laat ze ook de persoon los, als deze wordt omgevormd of ‘ontschapen’ tot onpersoon. De betrokkenheid op de ander en de sociale werkelijkheid en het willen beschermen van het zelfbeschikkingsvermogen van de ander zijn andere punten van overeenstemming met het personalisme. “Zowel in de directe verhouding tot de ander, als in rechtspraak en de politieke orde” (p282).

Zie verder Een activistische mystica. (klikken) Bespreking van Filosofie-Tijdschrift themanummer Simone Weil, januari 2022, besproken in CM 120.

 

Volgend nummer: andere filosofen

In het volgende nummer komen andere filosofen aan de orde die in het door Bouteligier en Slootweg geredigeerde boek besproken worden, onder hen Karl Jaspers, Michel de Unamo en ....

Er zijn nog meer filosofen die gelieerd zijn aan het personalisme, die in het boek niet worden besproken. Reeds genoemd zijn Charles Taylor, de uitgeweken Russen Nicolai Berdjajev en Leo Sjestow en Jacques Maritain. Verder zijn er overeenkomsten tussen het personalisme en de visie van Albert Camus, die tot de existentiefilosofen gerekend kan worden, hoewel hij meer een romanschrijver is en zichzelf niet als filosoof beschouwde. 

Er zijn ook sociologen die verwantschap tonen met het personalisme, zoals Emile Durkheim, die met het solidarisme sympathiseerde, dat het midden lijkt te houden tussen personalisme en socialisme. Durkheim zocht naar een balans tussen individu en maatschappij en had veel oog voor sociale cohesie, collectief bewustzijn en gemeenschapsleven. In zijn artikel L’ individualisme et les intellectuels (Het individualisme en de intellectuelen), besproken in CM 32, geeft hij een met het personalisme verwante visie weer.

Veel sociale wetenschappers laten zien hoezeer persoon en samenleving met elkaar verbonden zijn. Zonder sociaal verband kan een mens eenvoudigweg niet overleven en zich niet ontplooien.

Verwezen is reeds naar Charles Horton Cooley en George Herbert Mead (Mind, Self and Society) die hebben laten zien hoe de persoon en het zelf(beeld) zich vormen in een sociaal proces, zoals ook de visie van het personalisme is, die door deze een andere sociale wetenschappers wordt onderbouwd.

In diverse eerdere artikelen kwam de sociologische visie van onder anderen Max Weber en Pitirim Sorokin naar voren, bij wie de rol van waarden en sociale verbanden sterk naar voren komt. Vooral het latere werk van Sorokin over altruïsme en morele transformatie is verwant met de visie van  personalistische filosofen. 

In het vorige nummer is het omvangrijke boek Iemand zijn. De filosofie van de persoonlijke vorming van Joep Dohmen besproken, die niet ingaat op het personalisme, terwijl dat toch veel te maken heeft met persoonlijke ontwikkeling in sociaal verband. De sociale wetenschappers en filosofen die hij bespreekt, tonen dus ook raakvlakken met het personalisme, dat niet gemakkelijk is te markeren tot bepaalde filosofen die hun filosofie betitelen als personalisme, zoals Mounier en De Rougemont. Het personalisme is een omvangrijke sociale filosofie, die ook zonder deze naam doorwerkt in diverse denkrichtingen, zoals ook in het besproken boek naar voren komt. In onze tijd, waarin de oude politieke ideologieën niet meer voldoen, kan de personalistische filosofie een nieuwe inspiratie geven, die onze menselijke en maatschappelijke ontwikkeling ten goede komt, vooral als het zich verbindt met de ecologische trend.