Deel 2: Gedichten van Rumi: een bloemlezing

Civis Mundi Digitaal #139

door Piet Ransijn

Van de gedichten van Rumi zijn vele vertalingen verschenen, zoals bovenstaande

 

Kader Abdolah heeft 89 gedichten geselecteerd. In vele daarvan komt Shams voor, vaak in klaagzangen of extatische ontboezemingen. Maar er zijn ook veel gedichten die daaraan voorbijgaan en aan alles voorbijgaan. Deze spreken mij het meeste aan. Hierbij een selectie ujit de selectie van Abdolah.

 

Dit alles begrijp ik niet (p147)

 

De schilder die de wereld

zo wonderbaarlijk geschilderd heeft

begrijp ik niet,...

begrijp ik niet.

 

Ze zeggen:

ga niet zo ver, zo diep naar die verre kant

die geen kant heeft

Je bent een geleerde, ga terug naar je eigen kant.

Mijn eigen kant

en de verre kant die geen kant heeft,

begrijp ik niet,

begrijp ik niet...

 

Je zei: ‘Zoek niet naar de kanten,

vlieg gewoon naar de kant waar geen kant is,

naar mijn kant

De kant waar geen kant is,

begrijp ik niet,

begrijp ik niet...’

 

Vroeger was ik niet zo (p152)

 

Geloof me

Vroeger was ik niet zo

Niet gek

Niet zo gek...

 

Ik was niet zomaar een mens,

wel een geprezen geleerde die van plan was

om een spoor van zichzelf achter te laten

op de aarde.

 

Ik keek elke nacht naar het gewelf van de hemel

en ik stelde vragen:

‘Wat is dit?

Om wie

Om wat draait dit geheel?’...

 

En ik zocht de hele tijd naar een antwoord

Ik leerde en verbeterde me constant

ik wilde altijd de beste zijn

Ik probeerde mijn hoofd boven de lucht uit te steken

Om nog verder

Om nog dieper te kijken


Maar nee, ik dwaalde

geen antwoord

Geen einde...

 

Maar dat was allemaal van toen

Van vroeger, toen ik een geprezen geeerde was

En nu?

Nu ben ik zo betoverd

zo geboeid

zo verdwaald

zo verloren

zo worstelend met een nieuwe vraag:

‘Wat is dit?

Hoe ben ik hier terecht gekomen?’

in deze

Deze

Opjagende

En steeds toenemende

Liefde

 

Jij en ik (p158)

 

Een ogenblijk van geluk,

jij en ik

zittend op de veranda...

 

Ogenschijnlijk twee personen, maar één in ziel,

jij en ik.

 

Hier horen we het leven als stromend water,

in de schoonheid van deze tuin

terwijl de vogels zingen

 

De sterren kijken van boven naar ons,

En we laten ze aan elkaar zien

jij en ik...

 

Het is een groot wonder dat we hier zitten’

Op deze veranda

In één vorm op deze aarde,

En in een andere vorm in dat heerlijke tijdloze gewest.

Jij en ik.

 

Weer terug (p165)

 

...Ik was ooit een vogel van het paradijs

Zo vrij, zo vrij

Ik zag het niet en liep in de val

kijk hoe ik nu een aardse vogel ben geworden

 

Ik was niet zomaar een handjevol aarde,

Maar het pure licht

Ook niet zomaar een parel

maar een koninklijk juweel

Zo was ik en zo wil ik

Weer terug

 

De persoon die je ziet ben ik niet

Ik ben wel een mysterie

Kom kijken

Hoe ik stijg...

 

Niet degene die je ziet (p179)

 

... Er was een tijd waarin ik

Cirkelde met de negen planeten

En met de sterren

in dat haveloze heelal...

 

Mensen denken dat ze maar één keer worden geboren

Dat is niet waar

Ze zijn al vaker op deze aarde geweest.

 

In de mantel van dit haveloze lichaam

heb ik veel paden bewandeld...

 

Ik heb zo vaak op mijn sterfbed gelegen

Zwevend als een wolk

En neerstortend als de regen....

 

Ik ben niet van de wind
ook niet van vuur

noch van de golvende zee.

En niet gemaakt uit klei en dan geschilderd.

Ik ben niet eens Shamse Tabrizi

Maar ik ben de essentie van een glimlach,

ik ben het licht

het pure licht.

 

Kijk nog eens beter als je me wederom ergens tegenkomt

Want ik ben niet degene die je ziet

 

Wie is het die door mijn mond spreekt? (p182)

 

De hele dag denk ik eraan

De hele nacht ben ik ermee bezig
Waar kom ik vandaan?

Wat was de bedoeling van dit allemaal
en waarom begrijp ik het niet?

 

Mijn ziel komt uit de hoogste hoogten,

Dat weet ik wel

En ik ga terug daarnaartoe

Ook daar ben ik zeker van.

 

Ik ben een vogel uit de tuin daarboven

Ik pas hier niet
Zo laag op de aarde

maar ik weet dat

ik toch een tijdje moet vastzitten

in de kooi van mijn lichaam

Maar de dag zal komen waarop ik

naar de tuin terugkeer.

 

Ik denk daar toch dag en nacht over na:

Wie is in mij die via mijn oor de stemmen hoort?

Wie is in mij die door mijn mond spreekt?

Wie is mij die door mijn ogen naar buiten kijkt?

 

Geef me de wijn van de terugkeer

Van het Terugzien

Van het Terug zijn.

dan kan ik dronken ontsnappen

uit deze kooi...

 

Zeg dat ik jou ben (p184)

 

Ik ben een stofdeeltje in het zonlicht

Tot de deeltjes zeg ik: we gaan!

blijf in beweging!

op naar de zon!

 

Ik ben de ochtendmist, en

de adem van de late schemering

 

Ik ben de wind in de top van het bos

En ik waai over de kliffen...

 

Ik ben een boom met een getrainde papegaai

In een van de takken

Stilte, gedachten en een stem ben ik tegelijk...

 

Ik ben alles ordes van het bestaan

De voortbewegende Melkweg

De evolutionaire intelligentie

En alles daarboven

En alles daaronder

En alles wat het is

En alles wat het niet is

 

Jij die Djalal Eddin Rumi kent

Jij de Enige in het geheel

Zeg wie ik ben

Zeg dat ik jou ben

 

Jij, keer terug (p186)

 

Eeuwenlang ben je op deze aarde langsgekomen

en ben je weer heengegaan
eeuwenlang heb je ervaringen opgedaan,

voortdurend vol dwaling

en zelfbedrog

zodat je de lust naar extase bent kwijtgeraak...

 

Kom!

Keer dan terug naar jezelf!

 

Hoewel je van de aarde bent gemaakt,

komt je essentie uit de bovenste verdieping van Boven.

Je bent de bewaker

van

Gods licht...

 

Kom!

keer dan terug naar jezelf!...

 

Je moet niet vergeten

je komt uit het paradijs

met Gods woord

en je vader was Adam.

Hoe kun je dan genoegen nemen

met de leegte van dit aardse bestaan?

 

Kom!

Keer terug naar jezelf!


Waarom ben je zo betoverd door deze wereld?

Waarom maak je jezelf zo kapot voor meer bezittingen?

wakker worden.

jij!

Je hebt een goudmijn in je.

 

Kom!

Keer terug naar jezelf!

 

Je behoort tot de stralen van God.

En je komt van Boven met zijn woord

precies op het moment dat de sterren

in een gunstige orde voortbewogen.

 

Kom!

Keer terug naar jezelf!...

 

Zo dronken, zo dronken vandaag (p118)

 

Zo dronken ben ik,

zo dronken

dat ik uit mijn lichaam stapte

Vandaag...

 

In mijn hoofd ging ik naar de hoge hemel

ook al ben ik in deze vorm hier op de lage aarde

Vandaag

 

Ik trok het Verstand aan zijn oor en zei:

ik ben aan je ontsnapt

weg, weg met je

Vandaag...

 

Ik weet niet waar ik ben

maar het is een gezegend oord waarin

ik me bevind

Vandaag...

 

Ik ben ik niet (p190)

 

... Niet zomaar een bloem maar een weiland vol rode tulpen

ben ik geworden.

De oplosser van alle vraagstukken

en de schoonheid van de altijd aanwezige

ben ik geworden

Daarom ben ik ik niet.

Nee!...

 

Door wat me overkomen is

is mijn geest opgetogen,

erg mooi geworden.

En mijn lichaam heeft de geaardheid

van deze bloeiende liefde

helemaal opgenomen

Daarom ben ik ik niet.

Nee!

 

Ik ben verdronken in de schoonheid

van ons samenzijn.

Ik ben de zee geworden, de golven

voor Noah en zijn Ark.

Daarom ben ik ik niet.

Nee!

 

Ik ga op reis (p193)

 

... Ik ben van plan om

op reis te gaan.

Weet je waarnaartoe?

Stiekem wil ik via een weg

langs het dak van de hemel gaan.

 

Ik kan er niets aan doen; mijn geest

mijn ziel heeft dat plan bedacht.

op naar zijn oorprong,

naar de plek waar hij tot stand is gekomen.

naar het oord dat uitzicht biedt

op je vragen.

naar het punt waar je kunt zien

wat achter dit alles zit.

Daar ben ik naar op reis...

 

Onverwachts kwamen er stevige golven en

ze nemen me met zich mee

richting de zeeën van de hemelen

naar dat punt

waar ik zo intens heimwee naar heb

Ik ga dus met ongekende vaart

naar dat oord,

waarmee ik met tientallen touwen verbonden ben...

 

Als ik in een doodskist lig,

ga ik niet dood.

want ik heb iets van God hoewel ik

in de vorm van een mens rondloop...

 

Niets is stil (p213)

 

Niets is stil, niets zit vast

alles is beweging naar een plek

die geen begin kent en geen einde.
alles naar de oneindigheid.

ooit bonden deeltjes zich met deeltjes.

Zo kam de aarde tot stand en de hemelen.

Toen we als mens onze ogen openden,

gaven we ze al een naam...

 

Alles wat we een naam hebben gegeven,

zal weer verdwijnen in

een donkere kolk in het heelal.

 

Deeltjes worden ontbonden en

ze binden zich weer aan andere deeltjes.

 

Ik zie dat duizenden zonnen tot stand komen

door het nieuwe samenzijn van die deeltjes...

 

Niets is stil, niets zit vast

alles is beweging naar een plek

die geen begin kent en geen einde.
alles naar de oneindigheid.

 

Tot het geheim (p215)


Als het luikje van het Geheim

voor je open gaat,

zullen de deeltjes van de wereld

zich tot je richten...

 

Als je goed luistert

praat elke steen tegen jou.
Alle deeltjes op de aarde,

alle deeltjes in de hemelen

zeggen eigenlijk het volgende, dag en nacht, tegen jou:

 

‘We horen alles, we zien alles en

we zijn bewust van alles om ons heen

maar omdat jullie niet toegelaten zijn tot het Geheim

praten we niet met jullie.’

 

Je moet eerst in contact komen met je eigen geest

zodat de lantaarn van het bestaan

in jou gaat branden.

Dan pas hoor je de symfonie

van de stemmen.

En de steen die

voor je voeten ligt.

 

De genegenheid (p226)

 

Door genegenheid

en aandacht wordt

bitterheid juist aangenaam...

 

Door genegenheid

en aandacht wordt

het troebele helder...

 

Door genegenheid

en aandacht wordt

het verdriet juist blijheid...

 

Nog een stap voorbij het einde (p228)

 

Ik was een handjevol aarde,

een stukje steen, een uit aarde gedolven stof.

ik stierf.
En ik groeiede.

Ik werd een plant.

 

Ik stierf als een plant.

Groeide,

werd een dier.

 

Ik stierf als een dier.

Groeide,

werd een mens.

 

Waarom moet ik dan bang zijn

voor de dood

als ik telkens een trap hoger ga?

 

Ook zal ik stervan als mens.

Ik krijg vleugels

om de aarde te verlaten.

Weg!

Omhoog,

richting de engelen

 

Daar bij de engelen is het einde niet.

Ik ga verder, ik ga hoger

richting de Koning.

Alles is vergankelijk

Alles sterft, maar Hij niet.

Ik ga dus terug naar Hem.

Terug naar de plek waar ik moet zijn

waar ik vandaan kom.

Maar daar is toch nog het einde niet.

 

Ik zet nog een stap verder,

naar achter de onsterfelijkheid.

Daar gebeurt iets anders,

maar ik weet nog niet wat.

 

Allemaal leugens! (p245)

 

Er wordt mij gezegd dat de liefde

niet betrouwbaar is, niet standvastig.

Leugens!

 

Er wordt mij gezegd dat er geen eind komt

aan mijn donkere nachten, zonder licht,

zonder hoopvolle ochtend.

Leugens!...

 

Er wordt mij gezegd dat zodra we

uit de cirkel van deze aardse tijden stappen

er niks meer is.

Leugens!...

 

Er wordt mij gezegd dat een zuiver geest,

met vleugels van de liefde niet kan vliegen.

Want alles ligt uiteindelijk hier

laag op de grond.

Leugens!...

 

Genoeg gepraat

Maar als tocht nog iemand tegen jou zegt

dat dit allemaal woord,

en nog eens woord, en klanken zijn

en verder niets

Zwijg!

Want het zijn allemaal

Leugens!

 

De lente bracht je geur mee (p252)

 

...O jij!

De jonge lente!

Je komt uit de oorden

waar de rivieren van het bestaan vandaan komen.

Precies uit de plek waard de liefde vandaan komt.

 

Jij! Mijn dierbare!

Jij die iedere keer in een andere vorm

met de lente, met de wind, met de rivieren

tevoorschijn komt.

Gelukkig je dag,

Gelukkig je maan

Gelukkig je jaar
En gelukkig de lente, de wind, de rivier als ze komen

telkens iets van jou voor mij meebrengen.

 

Wanneer ik doodga (p265)

 

Wanneer ik doodga

en mijn kist wordt weggedragen

moet je nooit denken

dat ik deze wereld mis...

 

Niet huilen

niet klagen...

want ik ga niet weg

ik arriveer juist bij de eeuwigheid

 

Wanneer ze me in het graf leggen

zeg geen vaarwel als je vertrekt

want het is geen graf

maar een gordijn

waarachter het paradijs ligt...

 

Het lijkt het einde

het lijkt een ondergang van de zon

maar er zit een ochtendglorie achter

 

Wanneer het graf me opsluit, is het

juist het moment dat mijn ziel

wordt bevrijdt.

Kijk nu hoe ik weer opsta...

 

Ik ben (p278)

 

... Ik ben een bedelaar

Maar zeker een koning

En een bijna verloren kans ben ik

 

Ik ben de intelligentie zelve

Een alles horend oor
Een dronken geleerde ben ik

 

Ik ben alles vergeten

Hoewel ik alles weet

Een laaiend vuur onder het as ben ik

 

Ik ben

Ik besta

Hoewel ik compleet verloren ben

Een dronken man met een spiegel in zijn hand ben ik...

 

Ik (p285)

 

Ik, een steen, stierf

en kwam weer terug als een plant;

Ik,  een plant stierf

en ik keerde terug als dier

Ik, een dier, stierf

en ik rees als een mens op.

Waarom zou ik dan bang moeten zijn

Als ik nog een keer sterf?

 

Zoeken (p289)

 

Ik zocht altijd

en ik ben nog altijd een zoeker.

Maar ik ben gestopt

met het almaar zoeken in de boeken

en in de sterren.

Ik luister nu naar mezelf,

en zoek

in mijn geest, in mijn lichaam.

 

 

Rumi heeft ook veel verhalen geschreven, gebundeld in de Masnavi. Hoewel vele maar één à twee, hooguit drie bladzijden omvatten, zijn ze toch te lang om een selectie in dit artikel op te nemen. Sommige zijn geschikt om aan kinderen voor te lezen voor het naar bed gaan, maar andere zijn daarvoor te hooggegrepen leert de praktijk. Zijn gedichten zijn bekender en spreken velen meer aan.

Als toegift de twee kortste verhaaltjes: twee druppels die niet representatief zijn voor de overvloedige stroom van zijn religieuze, historische en volksverhalen die vaak ingebed zijn in de cultuur van het Midden-Oosten.

De mug

Een mug zat op een stukje stro.

Een ezel liep langs en hij plaste. Zijn plas stroomde over de grond en nam dat stukje stro met de mug mee.

De mug riep: ‘’Wow, ik vaar mee met een boot in een rivier. Straks bereik ik de zee, en dan op naar de oceaan!’

Arrogante mensen die zichzelf als het centrum van het bestaan beschouwen, weten niet dat ze eigenlijk op een stukje stro zitten in de oceanen van de sterren in dit oneindige hemelgewelf

De liefde

Een Arabier zoch dorstig in de woestijn naar water. Bij een klein woud vond hij een waterput, maar de put was heel diep en het water onbereikbaar.

De Arabier ging naast de put zitten, gooide er een steentje in en luisterde naar de klank van het water.

Een reiziger reed per kameel langs en vroeg: ‘Wat ben je aan het doen?’

‘Mijn geliefde is onbereikbaar. Ik hoor alleen haar stem.’ zei de Arabier.

 

Zie verder een kleine bloemlezing uit deLiefdesgedichten van Rumi in volgend bestand.