Civis Mundi Digitaal #140
Inleiding
Het rapport WUR-perspectieven op landbouw, voedsel en natuur van Wageningen University & Research (WUR) uit 2023 is een belangrijk en noodzakelijk document voor de broodnodige transformatie van de Nederlandse landbouw [1]. Het rapport bespreekt de volgende zes fundamentele dilemma’s rond landbouw, voedsel en natuur in Nederland:
Dilemma 1: Wat wordt de bijdrage van Nederland aan de wereldvoedselvoorziening? Is de focus vooral gericht op voedselproductie of meer op het genereren van kennis en innovatie?
Dilemma 2: Dierhouderij in Nederland, wat is haar functie? Zien we het dier vooral als verwerker van reststromen of meer als producent van hoogwaardige eiwitten?
Dilemma 3: Wat is de morele positie van dieren in onze voedselvoorziening? Zien we dieren vooral als wezens met gevoel, bewustzijn en rechten of als ondergeschikt aan mensen, waarbij de mens een zorgplicht heeft?
Dilemma 4: Hoeveel van de toekomstige klimaat- en natuurdoelen willen we binnen
Nederland halen? Is uitruil op Europese of mondiale schaal een optie of is geen uitruil de enige optie?
Dilemma 5: Landbouw en natuur, scheiden of verweven? Is scheiden van landbouw en natuur de meest wenselijke optie of juist verweven?
Dilemma 6: Hoe te sturen op consumentengedrag? Dient de overheid niet/nauwelijks te sturen op consumentengedrag of juist sterk sturend te zijn?
De vele opties binnen elk van de dilemma’s worden in het rapport schematisch weergegeven als een glijdende schaal. Hieronder worden de m.i. belangrijkste onderwerpen gepresenteerd aan de hand van citaten uit het rapport, met direct daaronder mijn commentaar op deze onderwerpen.
1 Voorwoord van de Voorzitter Raad van Bestuur van WUR
Sjoukje Heimovaara, Voorzitter Raad van Bestuur Wageningen University & Research (WUR), schrijft in het Voorwoord: “De toekomst van de Nederlandse landbouw én natuur verdient een strategisch langetermijn perspectief. Er is veel aandacht in Nederland voor de stikstofcrisis, maar de klimaatcrisis en de wereldwijde dramatische afname van soorten zijn zo mogelijk nog urgenter: de tijd van pappen en nathouden wel voorbij. Het is tijd om keuzes te maken en een koers te kiezen.
Die keuzes zijn echter niet simpel en niet eendimensionaal. Ze hangen samen met diepgewortelde normatieve uitgangspunten, waar mensen grondig van mening over kunnen verschillen. Bovendien zijn voedselsystemen en natuur globale systemen. Kijken naar alleen deelaspecten leidt snel tot een verkeerde conclusie. Er zijn dus kennis, feiten en scenario’s vereist, maar ook een maatschappelijk gesprek dat verder gaat dan de crisis van vandaag.
WUR wil … haar rol nemen in dat gesprek. Niet alleen als onafhankelijke leverancier van kennis, maar ook als medevormgever van de successen én als medeverantwoordelijke voor de ongewenste neveneffecten van ons huidige agrocluster”.
Heimovaara geeft terecht aan dat de tijd van pappen en nathouden voorbij is, en dat het tijd is om keuzes te maken en een koers te kiezen. Maar zegt ze, de benodigde meerdimensionale keuzes hangen samen met diepgewortelde normatieve uitgangspunten en vragen om een systemische aanpak. Haar nadruk op onderliggende waarden of grondhoudingen en op een holistische systemische aanpak is verfrissend. Het belang van een ‘grondhouding naar de natuur’ die verder gaat dan ‘rentmeesterschap’ is uitvoerig in eerdere artikelen in Civis Mundi besproken [2].
De inherente moeilijkheden in het praktiseren van een waarlijk holistische, systemische aanpak komt ter sprake in o.a. het proefschrift: Van Eijk T. (1998). Farming Systems Research and Spirituality. An analysis of the foundations of professionalism in developing sustainable farming systems. PhD thesis, Wageningen Agricultural University, The Netherlands [3]. Daarin worden 15 uitvoeringsproblemen geclusterd in 4 opgaven die meer aandacht vragen: holisme, interdisciplinariteit, attitude factoren, en gebrek aan tegenmacht [4]. Deze opgaven kunnen moeilijk aangepakt worden zonder meer aandacht voor wetenschapsfilosofie en eco(logische) filosofie [5]. Het is ook goed dat Heimovaara aangeeft dat WUR medeverantwoordelijk is voor de ongewenste neveneffecten van het huidige agrocluster.
2 De verwachte ontwikkelingen
In de Samenvatting van het rapport staat: “Op basis van onze analyse verwachten wij daarom de volgende ontwikkelingen:
1. De grootste bijdrage van Nederland aan de wereldvoedselvoorziening kan geleverd worden door nog meer dan nu te concentreren op uitgangsmaterialen, technologie en kennis (dilemma 1) en minder nadruk te leggen op productievolumes.
2. Het is verstandig om de dierhouderij veel sterker dan nu te richten op het benutten van niet-humaan consumeerbare grondstoffen en reststromen. Deze zouden we veel minder afhankelijk moeten maken van primaire veevoerproductie op akkerlanden in de rest van de wereld, dan nu (dilemma 2).
3. In samenhang met het vorige punt is actieve sturing op ons consumptiepatroon naar een plantaardiger, gezonder en minder vervuilend dieet noodzakelijk (dilemma 6).
4. Herstel van de bestaande natuur in Nederland volgt uit onze internationale verplichtingen, maar is ook in het belang van Nederland en de landbouw.
5. In samenhang met het voorgaande punt lijkt het voor Nederland verstandig om natuur en landbouw niet zwart-wit te scheiden of te verweven (dilemma 5)”.
Deze op zich logische en verstandige punten komen in het vervolg nog nader ter sprake.
In de Samenvatting staat ook: “We moeten toe naar een landbouw- en voedselsysteem dat opereert binnen de planetaire grenzen én gebaseerd is op een rechtvaardige verdeling van de welvaart (‘Safe & Just Operating Space’). Daarbij heeft elke keuze voor- en nadelen en zijn diverse afwegingen mogelijk. Het uitstellen van deze keuzes maakt de opgaven alleen maar groter. Als we wél keuzes durven maken, kan Nederland gidsland worden voor de duurzame voedselvoorziening van de toekomst”.
3. Het cruciale belang van grondhoudingen, paradigma’s en aspecten
In paragraaf 2.2van het rapport ‘Conceptuele kaders: manieren van kijken naar landbouw, voedsel en natuur’ worden landbouw, voedsel en natuur op een generieke wijze beschouwd door te kijken naar:
“1. culturele grondhoudingen: dit gaat over de verschillende paradigma’s en opvattingen die bestaan rondom landbouw, voedsel en natuur;
2. aspectenleer, die het mogelijk maakt om de complexiteit wat betreft landbouw, voedsel en natuur beter te begrijpen;
3. safe and just operating space, dat een handvat biedt voor het denken in de twee essentiële dimensies van duurzaamheid: biofysische grenzen en sociale rechtvaardigheid”.
Deze paragraaf over ‘conceptuele kaders’ lijkt fundamenteel voor het optuigen van een ecologisch en maatschappelijk verantwoord landbouw- en natuursysteem. De praktische vraag blijft wel hoe tot overeenstemming te komen over deze conceptuele kaders en hoe ze vervolgens te vertalen in daadwerkelijk gedrag dat safe and just is? Het is in ieder geval bewonderenswaardig en noodzakelijk dat het rapport met conceptuele kaders aanvangt, vooral in de context van een vanouds praktisch gerichte universiteit als Wageningen.
4. Wetenschappelijke paradigma’s
Het rapport zegt: “Het denken over landbouw en natuur wordt bij veel mensen gestructureerd vanuit verschillende culturele grondhoudingen. Die grondhoudingen lijken op wat in de wetenschap paradigma’s worden genoemd. Ze bestaan uit fundamentele uitgangspunten, standaarden en waarden waarmee we de wereld om ons heen proberen te begrijpen. Verschillende grondhoudingen leiden daarmee tot verschillende frames en discourses in de literatuur, de media en het maatschappelijk debat (p.14) … In plaats van een discussie tot achter de komma over ammoniakemissies, gaat het over de vraag hoe we ons als mens (willen) verhouden tot onze natuurlijke leefomgeving (7)”.
De eco-filosoof Wim Zweers merkt op dat elke wetenschap is gegrondvest in bepaalde metafysische voorbeslissingen of vooronderstellingen, die vaak niet geëxpliciteerd worden. Het is belangrijk om vooral de ontologische vooronderstellingen van paradigma’s expliciet te maken (ontologie betreft de vraag: wat is de ultieme aard van de werkelijkheid: materialistisch, geestelijk?) [6].
In Van Eijk (1998) worden drie verschillende naast elkaar bestaande wetenschappelijke paradigma’s onderscheiden: het positivistisch, constructivistisch en transcendentalistisch paradigma, waarbij het positivistisch paradigma momenteel dominant is. Deze drie paradigma’s worden uitvoerig gekarakteriseerd aan de hand van de volgende tien criteria: ontologie, epistemologie, methodologie, aard en rol van wetenschap, type en rol van rationaliteit, type van systeem, rol van voorlichting, grondhouding naar de natuur, spiritualiteit, en rol van intuïtie [7].
Bij het criterium ‘methodologie’ komt het onderscheid tussen multi-, inter- en transdisciplinariteit ter sprake. Een uitvoerige bespreking van dit onderscheid kan gevonden worden in de volgende paragraaf 7 Interdisciplinariteit en transdisciplinariteit in [8]. Het lijkt evident dat het werken in multi-disciplinaire teams geenszins inter-disciplinaire resultaten hoeft op te leveren, laat staan een waarlijk trans-disciplinaire benadering van complexe problemen. Hoe WUR hier invulling aan gaat geven blijft voorlopig een interessante vraag.
In deze context zei emeritus hoogleraar gewasfysiologie aan WUR, Paul Struik onlangs: “Ik ben teleurgesteld in die zogeheten bèta-gamma-integratie, waarbij PhD’ers in hun onderzoek twee vakgebieden integreren, onder leiding van een supervisor uit beide hoeken. Dat werkt alleen als die integratie bij de supervisor zelf ook plaatsvindt. En dat gebeurt te weinig. Twintig jaar samenwerking heeft maar weinig oude paradigma’s afgebroken. Ik heb het gevoel dat het enthousiasme voor die samenwerking ook is verminderd, onder meer doordat het wetenschappelijk weinig aanzien oplevert. Er zijn weinig multidisciplinaire tijdschriften met een hoge impactfactor. Als je een wetenschappelijke carrière nastreeft, is bèta-gamma-integratie niet handig” [9]. De titel van hoofdstuk 12.3 The art of agronomy in Van Eijk (1998) geeft aan dat agronomie, naast een wetenschappelijke discipline, ook een ‘kunde’ is.
5. Grote diversiteit aan aspecten
Het rapport zegt: “De aspectenleer van de filosoof Herman Dooyeweerd (1894-1977) laat zien dat er heel verschillende typen vragen (aspecten) te stellen zijn bij fenomenen in de werkelijkheid. Daarbij is het uitgangspunt van Dooyeweerd dat alle aspecten belangrijk zijn. Van tevoren staat niet vast welk aspect aandacht verdient en welk niet … De aspecten zijn geordend vanaf het kwantitatieve en fysische tot het morele en metafysische” (15). Figuur 2.4 geeft de grote diversiteit aan aspecten weer. “De kapstok van de vijftien aspecten kan helpen om een meer integraal perspectief te bouwen dat recht doet aan al die verschillende overwegingen” (17).
Figuur 2.4: Aspecten van toekomstbeelden rond landbouw, voedsel en natuur in Nederland met daarbij een indruk van het type vragen dat daaromheen speelt.
Het is buitengewoon lovenswaardig dat het WUR rapport aandacht besteedt aan 15 verschillende aspecten van het landbouw- en natuursyteem. De ‘kapstok van de vijftien aspecten’ kan inderdaad helpen om een meer integraal/holistisch perspectief te ontwikkelen. Vooral de aandacht voor psychische, ethische en overtuiging (wereldbeeld) aspecten lijkt cruciaal om daadwerkelijk meerdimensionale keuzes te kunnen maken om zo een strategisch langetermijn perspectief te ontwikkelen.
Zoals aangegeven door Heimovaara in het Voorwoord is de tijd van pappen en nathouden d.m.v. voornamelijk technologische aanpassingen voorbij. Wel is het zo dat het ontwikkelen van een integraal, strategisch langetermijn perspectief gemakkelijker is gezegd dan gedaan. Dit komt omdat, zoals het rapport zegt “verschillende invalshoeken, gehanteerde schaal- en tijdsniveaus, perspectieven en waardesystemen leiden tot verschillende visies op de toekomst van landbouw, visserij, voedsel en natuur in Nederland, daarbuiten en op de wijze hoe die toekomst tot stand kan komen” (9).
Elders wordt gezegd: “Het ontwerpen en ontwikkelen van ecologisch en maatschappelijk duurzame landbouwbedrijfssystemen kan niet alleen op intellectueel redeneren gebaseerd zijn. Dat valt te omschrijven als ‘de illusie van intellectueel holisme’. Zelfs in multidisciplinaire teams met natuurwetenschappers en sociale wetenschappers, die waarlijk interdisciplinair samenwerken, is het onmogelijk om alle relevante ecologische, economische, politieke, sociaal-structurele en culturele factoren in ogenschouw te nemen. Interdisciplinair samenwerken is alleen mogelijk als wetenschappers een basale kennis van verschillende wetenschapsgebieden hebben, anders kun je niet zinvol met elkaar praten. Tevens zijn een coöperatieve persoonlijkheid en een gemeenschappelijke doelstelling nodig. Maar zelfs als aan deze voorwaarden is voldaan, resulteert interdisciplinaire samenwerking niet noodzakelijkerwijs in een holistisch beeld van de werkelijkheid en werkzame oplossingen, simpelweg omdat de complexiteit van een veelvoud van onderling samenhangende problemen te groot is. Het menselijke intellect of brein, al dan niet uitgebreid met ICT-hulpmiddelen, kan het eenvoudigweg niet behappen” [10].
De voortdurende nadruk op logisch, analytisch oorzaak- en gevolg denken en de daaruit voortvloeiende technologische ‘oplossingen’ blijken telkens weer tekort te schieten. Nederlands beroemdste filosoof Spinoza maakt een onderscheid tussen de rede (het intellect, het logisch denken) en de intuïtie, die hij de ‘hoogste’ kennisvorm noemt. Voor het realiseren van een omvattende rationaliteit, die in maatschappelijk en ecologisch verantwoord gedrag resulteert, kunnen we niet alleen vertrouwen op het rationeel-empirisch bewustzijn, op het discursieve intellect dat analytisch en lineair denkt in simpele oorzaak-en-gevolg reeksen. Een waarlijk omvattende rationaliteit vereist een effectieve synthese van rede en intuïtie, wat op zijn beurt om meer aandacht voor bewustzijnsontwikkeling vraagt. Voor meer over intuïtief denken zie noot [11]. Het is belangrijk om op te merken dat intuïtieve vaardigheid als zodanig niet getraind kan worden, omdat het plaatsvindt op een niveau van gewaarzijn waar we ons niet discursief van bewust zijn. Maar de ontvankelijkheid voor intuïtief denken kan wel vergroot worden, bijvoorbeeld door middel van technieken voor bewustzijnsontwikkeling.
De International Assessment of Agricultural Science and Technology for Development (IAASTD 2008) zegt: “De grootste uitdaging voor het breed adopteren van agro-ecologische aanpakken is niet technisch, maar politiek en sociaal. Wat we nodig hebben is een omslag in het politieke, economische en ethische denken … Het is van wezenlijk belang dat wij als mensheid afstappen van de destructieve weg (van grootschalige industriële landbouw) … inclusief de nog steeds toenemende subsidiestroom, ook in de vorm van wetenschappelijk onderzoek voor deze vorm van landbouw” [12].
Het probleem hiermee is dat sinds de opbouwperiode na de tweede wereldoorlog tot aan de dag van vandaag de conventionele landbouw een sterke economische en politieke machtspositie heeft opgebouwd. Er is al decennia een zeer ongelijke verdeling tussen conventionele en agro-ecologische landbouw met betrekking tot geld en menskracht voor onderzoek, voorlichting en onderwijs. Hoeveel geld en menskracht heeft bijvoorbeeld WUR geïnvesteerd in onderzoek en onderwijs in agro-ecologische landbouw in vergelijking met conventionele landbouw?
Cijfers daarover zijn niet beschikbaar, maar waarschijnlijk is het budget voor agro-ecologische landbouw slechts een paar procent geweest van het budget voor conventionele landbouw. Wanneer nu de agro-ecologische landbouw gedurende de komende twee decennia de hoofdmoot van het geld en menskracht zou ontvangen, dan is er meer kans op daadwerkelijke verandering. M.b.t. de vaak geclaimde huidige opbrengstverschillen tussen conventionele en biologische landbouw kan men geen (zwaar ondersteunde) appels met (niet of nauwelijks ondersteunde) peren vergelijken. Het ‘gewoon op gelijke voet doorgaan’ met beide vormen van landbouw, zonder een verandering in onderliggende ethische waarden en grondhoudingen naar de natuur, loopt een aanzienlijk risico op continuering van het verleden. ‘Meer van hetzelfde’ lijkt geen goed idee.
6. Dooyeweerd’s grenzen van het theoretisch denken
Het is nuttig en relevant dat het WUR rapport gebruik maakt van de aspectenleer van Dooyeweerd. Een ander onderdeel van zijn filosofie - zijn transcendentale kritiek van het theoretisch denken - wordt echter niet besproken in het rapport. Op de achterkant van het boek Herman Dooyeweerd. Grenzen van het theoretisch denken staat het volgende: “Herman Dooyeweerd (1894-1977), hoogleraar rechtsfilosofie. Met zijn transcendentale kritiek van het theoretisch denken trachtte Dooyeweerd aan te tonen dat een theoretisch uitgangspunt voor wijsbegeerte en vakwetenschap binnen het theoretisch denken niet te vinden is, en dat derhalve iedere wetenschapsbeoefenaar – bewust of onbewust – van boven-theoretische, religieus bepaalde vooronderstellingen uitgaat” [13].
In dat boek staat ook: “Aangrijpingspunten voor syntheses zijn er evenveel als er aspecten zijn. Zo kennen we syntheses met een wiskundig stempel, een fysisch stempel, een historisch stempel etc. Maar elk van deze syntheses leidt ertoe, dat aan één van de modale aspecten een absoluut karakter wordt toegekend ten opzichte van de andere. Dit heeft volgens Dooyeweerd geleid tot de vele -ismen in de wetenschap, waarbij aan het integrale karakter van de werkelijkheid geweld wordt aangedaan. Daarom is het nodig om voor het bereiken van een theoretische synthese een uitgangspunt te zoeken, dat buiten de modale aspecten, buiten de tijdelijke werkelijkheid staat: een archimedisch punt, dat alleen langs de weg van de zelfkennis van het bewustzijn te vinden is” (p.40). En volgens Dooyeweerd is “het idee van de zelfgenoegzaamheid van het denken zelf [van de menselijke rede] een logisch niet te verifiëren axioma” (49). Dooyeweerd vraagt dan: “Hoe is zelfkennis mogelijk? Van welke aard is die kennis? … Algemeen nu is men het erover eens, dat zelfkennis altijd correlaat is aan Godskennis … Zelfkennis is inderdaad religieus van aard” (p. 118/9).
Dooyeweerd’s opvatting over boven-theoretische, religieus bepaalde vooronderstellingen, zal tegenwoordig waarschijnlijk weinig WUR stafleden aanspreken. Maar de zoektocht naar ‘een archimedisch punt’ via ‘de weg van de zelfkennis van het bewustzijn’ hoeft niet noodzakelijkerwijs via geïnstitutionaliseerde religies plaats te vinden. Zelfkennis mag dan volgens Dooyeweerd religieus van aard zijn, het pad van zelfkennis kan ook buiten geïnstitutionaliseerde religies gevonden en belopen worden. In deze context kan men ook spreken van ervaringsspiritualiteit of bewustzijnsontwikkeling.
Logisch, analytisch denken d.m.v. de rede en bewustzijnsontwikkeling hoeven elkaar niet uit te sluiten [14]. Dit kan worden gesymboliseerd in het Janus gezicht. “Het Janus gezicht kijkt tegelijkertijd naar boven en beneden, naar hoger- en lager-gesitueerde holons in een waarlijk systeemperspectief [een holon, een term van Koestler, is een systeem, een geheel dat tegelijkertijd deel uitmaakt van een groter systeem]. Het Janus gezicht kijkt ook tegelijkertijd naar buiten en binnen, uitdrukkend dat de rede en technieken voor bewustzijnsontwikkeling beide gebruikt kunnen worden in een enkel holistisch pad naar kennis. Het Janus gezicht symboliseert dat gelijktijdig gebruik van de rede (naar buiten kijkend) en ervaringsspiritualiteit (naar binnen kijkend) meer wijsheid creëert. Deze wijsheid zou dan in meer ecologisch en maatschappelijk verantwoord gedrag resulteren. Volgens Koestler zou dit de onbewuste reden kunnen zijn waarom de Romeinen de god Janus zo’n prominente plaats gaven in het Pantheon als de bewaker van de in/uitgangen, een toezichthouder die zowel naar binnen als naar buiten keek” [15]. Een synthese van een adequaat gebruikte rede en een hoog ontwikkelde intuïtie genereert wellicht de meeste kans op succes.
Te weinig aandacht voor ervaringsspiritualiteit of bewustzijnsontwikkeling kan ons gaan opbreken.
7. De Sweet Spot van menselijke gemeenschappen
Het WUR rapport zegt: “In hedendaagse benaderingen van duurzaamheid valt dit begrip uiteen in twee soorten grenzen: de planetaire en de sociale grens. Een bekende uitwerking daarvan is het donutmodel van Raworth (2017), waarvan de essentie is dat menselijke activiteiten tegelijk binnen de planetaire grenzen zouden moeten blijven én een rechtvaardige verdeling van de welvaart onder huidige en toekomstige generaties moeten waarborgen. Dit in tegenstelling tot een te grote focus op economische groei en inkomen.
In de economische literatuur vinden we een dergelijke benadering ook terug onder de noemer Safe and Just Operating Space. De term verwijst naar de sweet spot (ideale plek) van menselijke gemeenschappen, waarbij de behoeften van iedereen worden vervuld (just) binnen de fysieke en ecologische grenzen van de planeet (safe). Dat is niet eenvoudig”.
Het rapport vervolgt: “Zoals uit Figuur 2.5 blijkt, hebben geïndustrialiseerde landen als Duitsland, Nederland en de Verenigde Staten van Amerika weliswaar op het gebied van welvaart en welzijn een hoog niveau bereikt, maar dat gaat gepaard met een forse overschrijding van de biofysische grenzen (kwadrant C rechtsboven) … Het ontwikkelpad dat we de laatste decennia zien is van A, naar B, naar C en bijna geen ontwikkeling vanuit C naar D. Dit ABC-pad leidt tot meer welzijn van de mensen, maar ook tot een sterke overschrijding van planetaire grenzen” (17).
Figuur 2.5 De Sweet Spot van menselijke gemeenschappen (Raworth, 2018).
Het rapport zegt vervolgens: “Figuur 2.5 laat zien dat er in de huidige setting nog geen landen zijn die de ‘humanity’s sweet spot’ hebben bereikt. De rode pijl geeft de historische ontwikkelingsroute aan van verschillende landen. De groene pijlen geven aan hoe landen idealiter de Sweet Spot zouden moeten bereiken. Voor de landen uit de Global North ligt er een grote uitdaging om hun ontwikkelpaden zodanig om te buigen dat ze binnen de planetaire grenzen blijven (onder andere door anders en minder te gaan consumeren). Voor de landen uit de Global South is de uitdaging om niet klakkeloos in de voetsporen van de landen uit de Global North te treden, maar om te leren van de daar opgedane ervaring en inzichten en om geholpen te worden de meest schadelijke ontwikkelstappen over te slaan” (18).
Dat het bereiken van humanity’s sweet spot ‘niet eenvoudig is’ lijkt me een understatement, gezien de geschiedenis van de laatste decennia. Het benadrukken in het WUR rapport van het belang van een globale Safe and Just Operating Space is echter zondermeer lovenswaardig. Mijn overtuiging is dat het bereiken van de sweet spot van menselijke gemeenschappen vooral een collectief bewustzijn vereist dat coherent is (de meeste neuzen staan dezelfde kant op) en van hoge kwaliteit is (niet ‘verontreinigd’ is door stress) [16]. “De ultieme vraag is hoe te komen tot bewustzijnsontwikkeling, hoe mensen te motiveren om wat tijd te investeren in effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling. Het startpunt zal informatieverschaffing over (bij voorkeur wetenschappelijk geverifieerde) effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling dienen te zijn” [17].
8. Land sparing and/or land sharing
Het rapport zegt: “Een belangrijke discussie rond het herstel en behoud van natuur en biodiversiteit is: moeten we landbouw en natuur scheiden (land sparing) of juist verweven (land sharing)? Beide richtingen worden gezien als oplossingen om de voedselproductie te verhogen en natuur en biodiversiteit te behouden. De meningen zijn echter sterk verdeeld over wat beter is. Is het beter om landbouw op de vruchtbaarste en voor landbouw geschikte bodems te realiseren en grote gebieden natuur te beschermen, waar zich waardevolle natuur bevindt (land sparing) of zijn extensievere vormen van landbouw in combinatie met natuur en overgangszones een betere oplossing (land sharing)? … Veel onderzoekers zijn van mening dat een combinatie van land sparing en land sharing de voorkeur verdient” (30).
In twee eerdere artikelen in Civis Mundi is de discussie rond land sparing en/of land sharing reeds ter sprake gekomen [18]. Mijn voorkeur neigt sterk naar land sharing (zie ook paragraaf 11). Kritische kanttekeningen bij de zogenaamd ecomodernistische beweging, die een sterke voorkeur heeft voor land sparing, zijn eerder geplaatst [19].
9. Overheidssturing op consumentengedrag
Het WUR rapport zegt: “Verdergaande invloed vanuit de overheid [i.v.m. sturing op consumentengedrag] stuit al snel op bezwaren: het woord ‘vleestaks’ hoeft maar in een beleidsnota genoemd te worden of de gehaktbal staat weer in chocoladeletters op de voorpagina van een landelijk dagblad. Tegelijk weten we hoezeer ons gedrag nu ook al gestuurd wordt, ook door de industrie zelf (door reclame, winkelinrichtingen, etc.) (32) … Over het algemeen is de literatuur eensgezind dat er meer gestuurd moet worden op consumentengedrag … [Maar] de vrijheid om voedsel te kiezen wordt gezien als een sociaal recht en als een individuele verantwoordelijkheid. Het probleem is echter dat prijzen en reclames verkeerde prikkels geven vanuit een maatschappelijk oogpunt (33) … Prijs en gemak zijn vaak bepalende factoren wanneer wij een bepaald product of gerecht kopen. Minimale sturing is dus onvoldoende vanuit het perspectief van een duurzaam en gezond voedselsysteem … Zolang de economische prikkels om minder gezond voedsel te produceren, aan te bieden en te promoten niet worden beperkt, zal een focus op het individuele gedrag van consumenten ook minder effectief zijn … De schroom om bij te sturen in onze voedselkeuzes, staat in contrast met bijvoorbeeld de vrij algemeen geaccepteerde beprijzing van brandstoffen en (met name) tabak en alcohol als middel om het gebruik terug te dringen” (33).
Meer overheidssturing op consumentengedrag lijkt wenselijk. Vanuit het maatschappelijk belang (i.v.m. de klimaatcrisis en het biodiversiteitsverlies) is meer sturing in de richting van een duurzaam en gezond voedselsysteem gewenst. In een ideale wereld waarin consumenten en producenten d.m.v. technieken voor bewustzijnsontwikkeling hun gedrag van binnenuit vormgeven (interne motivatie resulterend in pro-actief gedrag), zou overheidssturing (externe motivatie resulterend in re-actief gedrag) minder of niet noodzakelijk zijn, maar voorlopig lijkt een combinatie van individuele bewustzijnsontwikkeling en overheidssturing de meest aangewezen weg [20].
10. Samenhang tussen de zes dilemma’s
Het rapport zegt: “De zes geformuleerde dilemma’s zijn op tal van manieren met elkaar verbonden. Ter illustratie van de samenhang, zijn de zes dilemma’s met een aantal van de onderlinge verbanden gevisualiseerd in Figuur 4.2” (34). Het rapport vervolgt: “Onder alle dilemma’s zit een aantal morele keuzes die maatschappelijk pijn gaan doen. Grote maatschappelijke investeringen, bijvoorbeeld door forse publieke uitgaven of het verplicht krimpen van economische sectoren om natuur- en klimaatdoelen te halen, maken dat de overheidsschuld toeneemt en financiële ruimte voor andere maatschappelijke functies (zorg, onderwijs) afneemt.
Tegelijk is het uitstellen van deze maatschappelijke investeringen ook geen aantrekkelijke optie. De maatschappelijke kosten nemen toe, onder andere omdat klimaatverandering ook steeds grotere economische gevolgen heeft en de milieukosten (bijvoorbeeld voor het zuiveren van drinkwater) oplopen. Daarmee is tegelijk duidelijk dat keuzes met betrekking tot deze zes dilemma’s per definitie geen wetenschappelijke, maar politieke keuzes vragen. Vanuit wetenschappelijke kennis kunnen de gevolgen van keuzes op allerlei vlakken in beeld worden gebracht op korte en lange termijn, zodat we maatschappelijk en politiek goede afwegingen kunnen maken. Dat vraagt ook van kennisorganisaties dat vraagstukken niet disciplinair maar in samenhang worden bekeken” (36).
Het lijkt evident dat om maatschappelijk en politiek goede afwegingen te kunnen maken, kennisorganisaties zoals WUR vraagstukken ‘niet disciplinair maar in samenhang’ dienen te bekijken. Zoals echter reeds is gebleken in de paragrafen 1, 3, 4, 5 en 7 is het niet eenvoudig om multidimensionale vraagstukken in samenhang of in transdisciplinaire vorm te bekijken. Dat was ook de onderliggende reden om eerder aandacht te schenken aan een aantal minder gebruikelijke onderwerpen, zoals getoond in eindnoot [21].
Figuur 4.2 Verbinding tussen de verschillende dilemma’s.
11. Een voorbeeld van een aansprekende WUR studie
Het WUR rapport zegt: “Vanuit verschillende invalshoeken, tijdschalen en kennisdomeinen, heeft de WUR tientallen toekomstbeelden en toekomstscenario’s ontwikkeld … [Er] worden drie studies nader toegelicht. Hierin wordt benoemd welke dilemma’s in de studie voorkomen, welke samenhang tussen de dilemma’s voorzien wordt en welke oplossingsrichting(en) de studie aandraagt” (36). De mij meest aansprekende studie is Re-rooting the Dutch food system: from more to better (De Boer & de Olde, 2020), omdat de onderliggende waarden (bijvoorbeeld m.b.t. de grondhouding naar de natuur) het meest aansluiten bij de mijne.
De belangrijkste aanbevelingen uit deze studie zijn: “Er wordt duidelijk gekozen voor het dier als verwerker van reststromen, waarbij dieren dus wel gehouden mogen worden, maar alleen als de gezondheid, het natuurlijk gedrag en het comfort van de dieren hoog in het vaandel staan en de stalsystemen hierop aangepast zijn. Wat betreft het dilemma landbouw en natuur – scheiden of verweven is duidelijk de keuze gemaakt voor een verweven landbouw en natuur, met binnen de landbouw ruimte voor maatregelen die de biodiversiteit stimuleren en herstellen (38) … Er wordt gesproken over stimulerende maatregelen om ‘goed gedrag’ te bevorderen, onder andere via educatie en het stellen van nieuwe standaarden en ‘slecht gedrag’ niet te promoten, bijvoorbeeld via een verbod op reclame van ongezonde producten … In de visie staat ook dat onze consumptie van dierlijke producten gehalveerd wordt. Dit zal enerzijds te maken hebben met de lagere productie, maar anderzijds ook met de (deels gestuurde) verandering van consumentengedrag … Verbinding consument-producent via korte ketens, educatie en verwevenheid stad-platteland” (39).
In het WUR rapport staat ook nog het volgende: “Van het mondiaal beschikbare agrarisch areaal is 75 à 80% in gebruik voor de productie van dierlijke eiwitten (Our World in Data, 2019b). Zo’n 45% van dat areaal betreft akkerland dat ook direct benut kan worden voor humane voedselproductie (24) … Een veehouderij die in de huidige omvang met hulp van technologische middelen de ongewenste effecten op het milieu beperkt, heeft een grote uitdaging in termen van internationaal concurrentievermogen en dierwaardigheid” (25).
Een van de auteurs van de boven vermelde studie is Imke J.M. de Boer, hoogleraar Dieren & Duurzame Voedselsystemen aan WUR. Haar boek uit 2022 is eerder becommentarieerd in een artikel getiteld Het knagende geweten van een openhartige hoogleraar [22].
12. De noodzaak van urgente keuzes en gedragsveranderingen
“De belangrijkste aanbeveling van deze studie is om de maatschappelijke en politieke dialoog over de toekomst van de landbouw veel nadrukkelijker te plaatsen in een langetermijnperspectief, waarin serieus en samenhangend antwoord wordt gegeven op de vraag hoe landbouw, ons voedselsysteem en de natuur kunnen floreren én kunnen bijdragen aan de grote uitdagingen van de komende decennia. Laat in die dialoog nadrukkelijk zowel de mogelijkheden van synergie als de ongemakkelijke en pijnlijke keuzes aan de orde komen. We mogen nog steeds grote verwachtingen hebben van kennis, technologie en innovatie (welke richting we ook kiezen), maar de tijd is voorbij dat we als land de boel de boel konden laten in de hoop op technologische verlossing. Ook politiek moedige keuzes en gedragsveranderingen zijn nodig en urgent” (42).
Het is lovenswaardig dat uitdrukkelijk wordt gezegd dat ‘de tijd voorbij is dat we als land de boel de boel konden laten in de hoop op technologische verlossing’, wat toch wel de dominante houding was aan WUR de afgelopen decennia (met uitzondering van bijvoorbeeld emeritus hoogleraar rurale sociologie Jan Douwe van der Ploeg). Zo zegt Vincent Blok, universitair hoofddocent Techniekfilosofie en Verantwoord Innoveren aan WUR: “In de klimaatdiscussie heb je mensen die heel veel vertrouwen hebben in technische oplossingen; de eco-modernistische stroming die gelooft in een techno-fix. Die stroming heeft veel aanhangers in Wageningen” [23].
In eindnoot [24] vermeld ik tenslotte nog drie andere artikelen over respectievelijk onorthodoxe landbouwpolitieke keuzes, emotioneel boerenprotest, en klimaatverandering, landbouw en filosofie.
13. Conclusie
Al met al is het WUR rapport een welkome bijdrage aan de politieke en maatschappelijke dialoog over landbouw, voedsel en natuur in Nederland. Belangrijke aanknopingspunten voor het ontwikkelen van een langetermijnvisie over de positie van een duurzame landbouw komen prominent naar voren, zoals: het belang van onderliggende waarden/grondhoudingen, de noodzaak van gedragsveranderingen bij politici, consumenten en boeren, de noodzaak van meer overheidssturing, het belang van dierwaardigheid, de scheiding/verwevenheid van landbouw en natuur, de talrijke aspecten die in een systemische aanpak tot uitdrukking komen, een safe & just operating space, en de sweet spot van menselijke gemeenschappen. Nu komt het erop aan al deze concepten te vertalen in daadwerkelijke actie.
Eindnoten
1. WUR-perspectieven op landbouw, voedsel en natuur
2. Van Eijk T. (2020). Wat ontbreekt in het landbouwdebat? Grondhoudingen naar de natuur. Civis Mundi Digitaal #101, augustus 2020.
Van Eijk T. (2020). Commentaar op Wim Zweers. Participeren aan de natuur. Civis Mundi Digitaal #104, november 2020.
Van Eijk T. (2020). Een symfonisch wereldbeeld. Bespreking van: Koo Van der Wal, De symfonie van de natuur: Tableau van een kleurrijke en creatieve werkelijkheid. Civis Mundi Digitaal #98, mei 2020.
Van Eijk T. (2020). Bespreking van Jozef Keulartz. Boommensen. Civis Mundi Digitaal #104, november 2020.
3. Van Eijk T. (1998). Farming Systems Research and Spirituality. An analysis of the foundations of professionalism in developing sustainable farming systems. PhD thesis, Wageningen Agricultural University, The Netherlands.
4. Zie subchapter 5.2: Clustering of operational problems: the main issues (p.117-120) in Van Eijk 1998.
5. Zie hiervoor Part II Underlying paradigms met de volgende hoofdstukken in Van Eijk (1998): Characterization of positivist and constructivist paradigms, About holism, Analysis of the metaphysical background of modern science, The transcendentalist paradigm, and The constructivist paradigm re-visited.
6. Zie voor literatuur verwijzingen Van Eijk T. (2020). Commentaar op Wim Zweers. Participeren aan de natuur. Civis Mundi Digitaal #104, november 2020.
7. Van Eijk (1998). Zie Tabel 8, p.124-7. Voor een diepgaande discussie van de drie paradigma’s in het Nederlands aan de hand van zes criteria verwijs ik naar hoofdstuk 2 van mijn boek over Spinoza’s filosofie: Van Eijk T. (2017). Spinoza in het licht van bewustzijnsontwikkeling. Lulu.
8. Van Eijk T. (2019). Tovenaars en profeten in de landbouw: heel de wereld. Civis Mundi Digitaal #82, april 2019 (II).
9. Hoogleraar Gewasfysiologie Paul Struik neemt afscheid. Een leven lang gewassen. Roelof Kleis. Resource, November 2023, Nr.06. RESOURCE - Nr. 06 2023 (NL) by Wageningen University & Research - Issuu
10. Van Eijk T. (2018). De illusie van holistisch denken. Civis Mundi digitaal # 55, februari 2018.
11. Zie Van Eijk (1998): hoofdstuk 12: Intellect and intuition; Van Eijk (2017): 5.3 en 5.5; Van Eijk (2021): 8.6: Lijder of leider? De drie kennisvormen. Van Eijk T. (2021). Klimaatcrisis, gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling. Lulu. Ook beschikbaar als pdf-file.
12. Zie eindnoot 8, p.338 in het boek Heel de wereld (2013) van de Wageningse ingenieur Jelleke de Nooy-van Tol.
13. Herman Dooyeweerd. Grenzen van het theoretisch denken. Uitgegeven, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Marcel E. Verburg (1967). Ambo/Baarn.
14. Van Eijk T. (2018). Bespreking van: Cees Buisman, De mens is geen plaag. Over het gevaar van een onttoverde wereld. 2018. Civis Mundi Digitaal #61, juli 2018.
15. Koestler A. (1989): p.48. The ghost in the machine. Arkana Books, London [First published by Hutchinson & Co in 1967].
16. Van Eijk T. (2018). Hoe zijn grensoverschrijdende complexe systemen te sturen? Civis Mundi Digitaal #60, juni 2018.
17. In deze context verwijs ik graag naar de website van Dr. David Orme-Johnson, een van de meest toonaangevende onderzoekers naar de effecten van meditatie, met meer dan 100 publicaties op zijn naam waarvan de meeste in peer-reviewed tijdschriften. Op zijn website staat een uitgebreid overzicht van de onderzoeksresultaten naar Transcendente Meditatie. Orme-Johnson zegt op zijn website: “If you are interested in lists of research on the Transcendental Meditation technique, in studies comparing different meditation and relaxation techniques, or in questions such as whether the research is valid, whether the effects are due to self-selection or placebo, or are otherwise inconclusive, or whether the researchers on Transcendental Meditation are objective and committed to the scientific method, or whether outside reviews have discredited the research, … in such issues as whether the TM technique has harmful effects or is a cult or religion, or whether enlightenment is just a metaphysical concept … [then check this website]”.
18. Van Eijk T. (2020). Commentaar op: Martin Drenthen. Hek. De ethiek van de grens tussen boerenland en natuurgebied. Uitgeverij Noordboek. Civis Mundi Digitaal #103, oktober 2020.
Van Eijk T. (2020). Natuurinclusieve kringlooplandbouw, een fictie? Civis Mundi Digitaal #102, september 2020.
19. Van Eijk, T. (2018), Kritische kanttekeningen bij een nieuwe, ecomodernistische beweging. Bespreking van: Marco Visscher en Ralf Bodelier (red.), Ecomodernisme. Het nieuwe denken over groen en groei. Nieuw Amsterdam, 2017. Civis Mundi Digitaal #61, juli 2018.
20. Zie Diagram 4: Conceptueel kader dat individuele actoren en maatschappelijke structuren, en bewustzijn en gedrag met elkaar verbindt in: Van Eijk T. (2015). Eenvoudig leven in een complexe wereld oftewel de paradox van eenheid-in-verscheidenheid. Civis Mundi digitaal # 33, oktober 2015.
21. Een aantal onderwerpen die ter sprake komen in mijn proefschrift: Characterization of positivist and constructivist paradigms (6.1), Holism in agricultural science and rural development (7.3), Different modes of knowing (8.4), A holistic framework for multi-dimensional development: different categories of factors (9.1), The orchestration of synergy (10.3), The illusion of intellectual holism (11.2), Trans-disciplinarity (11.3), Intuitive operation by farmers and scientists (12.1), Intuition: the holistic art of anticipation and integration (12.2), and The art of agronomy (12.3).
22. Van Eijk T. (2022). Het knagende geweten van een openhartige hoogleraar. Commentaar op: Imke de Boer. Past het dier nog op ons bord? Uitg. Noordboek, 2022. Civis Mundi Digitaal #125, augustus 2022.
23. Interview met Vincent Blok: ‘Het moet meer over existentiële vraagstukken gaan’. Om tot goed klimaatbeleid te komen, moeten we de vrijemarkteconomie ter discussie stellen. Anne van Kessel. Resource, Nr 6, november 2022. RESOURCE - Nr. 06 2022 (NL) by Wageningen University & Research - Issuu
Zie ook: Ransijn P. (2023). De mens als eco-manager en eco-filosoof. Civis Mundi Digitaal #139. Bespreking van Vincent Blok: ’Filosofie van wetenschap en techniek: De vraag naar mens en wereld in tijden van klimaatverandering’, Filosofie-Tijdschrift, Jaargang 33, nr. 4, juli/augustus 2023. En van:
Blok V. (2022). Van wereld naar aarde: Filosofische ecologie van een bedreigde planeet. Amsterdam: Uitgeverij Boom.
24. Van Eijk T. (2017). Toekomstige voedselzekerheid vereist onorthodoxe landbouwpolitieke keuzes en mentale transformatie. Civis Mundi digitaal # 53, december 2017.
Van Eijk T. (2019). Boerenprotest: veel emotie, weinig rede. Civis Mundi Digitaal #90, oktober 2019.
Van Eijk T. (2020). Klimaatverandering, landbouw en filosofie. Civis Mundi Digitaal #100, juli 2020.