Migratie – dat gaat over grenzen

Civis Mundi Digitaal #140

door Erik Jansen

Bespreking van Hein de Haas, Hoe migratie echt werkt, het ware verhaal over migratie aan de hand van 22 mythen. Spectrum, 2023.

 

Migratie was één van de overheersende onderwerpen tijdens de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen. De rechts-populistische partijen sponnen garen bij hun beweringen de immigratie helemaal te zullen stoppen. De middenpartijen waren benauwd om daaraan te veel toe te geven en kwamen met eigen voorstellen om de migratie “beheersbaar” te houden en te beperken tot een jaarlijkse instroom van 50.000 asielzoekers, vluchtelingen, en arbeidsmigranten (nu ca. 200.000 per jaar).

Beperking aan de immigratie valt goed bij kiezers want de woningnood is hoog, het zorgstelsel steunt en kraakt, het bestaansniveau van een groot deel van de bevolking staat onder druk, en de criminaliteit grossiert in buitenlandse namen. Ca. 80% van de bevolking is voor beperking van immigratie. Donald Trump, Nigel Farage, Viktor Orban, en Georgia Meloni trekken veel stemmen met hun beloftes om daadkrachtig op te treden en hekken en muren te plaatsen tegen de ‘tsunami van gelukzoekers’. Zo ook Geert Wilders, met succes, zoals nu blijkt. Dus waarom niet stoppen met de migratie?

Hein de Haas, hoogleraar sociologie aan de universiteit van Oxford, laat in dit boek zien dat de politiek al 30 jaar worstelt met deze problematiek en dat migratie onvermijdelijk is in een wereld met ongelijke ontwikkelingsmogelijkheden. Hij toont aan dat het niet in de eerste plaats de oorlogsconflicten zijn en de uitzichtloze situatie in de thuislanden (de “push”), die de migratie op gang houden, maar de enorme behoefte aan ongeschoolde arbeid in de westerse economieën (de “pull”). Alleen in tijden van corona, recessies en relatieve vrede, is er even een tijdelijke dip in de instroom die vervolgens in tijden van oorlogsconflicten en economische groei weer aanzwelt. „It’s the economy stupid!, dat geldt ook voor migratie”, zegt De Haas. „Als het goed gaat met de economie, dan groeit de vraag naar arbeidsmigranten. Dat is de belangrijkste verklarende factor voor de migratieaantallen door de jaren heen.” [1]

 

De behoefte aan ongeschoolde arbeid
Een groot deel van onze industrie, landbouw en de voedingsindustrie draait op arbeidsmigranten, overwegend legaal (vanuit Oost-Europa), maar er zijn ook veel illegalen die werken in de kassen, in de horeca, de schoonmaakbedrijven en slachterijen. De politiek en de politie schrikken er voor terug om klopjachten en razzia’s op illegalen te organiseren, en het heeft ook weinig zin want uitzetten gaat niet wegens de mensenrechten en de onwil van de landen van herkomst om uitgeprocedeerden terug te nemen.

Dus de politiek zit in een driedubbele spagaat: (1) de samenleving zit niet te wachten op de hoge instroom van asielzoekers en arbeidsmigranten, (2) veel bedrijfssectoren kunnen niet zonder, en (3) de staten hebben zich gecommitteerd aan de mensenrechten.

Hierdoor kunnen illegale immigranten, als ze eenmaal op Rhodos of bij Ter Apel voet aan land hebben gezet, bewust een beroep doen op de asielprocedure waarin ze kansloos zijn, maar ondertussen hebben ze opvang en na uitgeprocedeerd te zijn verdwijnen ze in het illegale circuit, en blijven ondergronds tot ze voldoende zijn ingeburgerd, hulp krijgen van hun werkgever voor legalisering, of gebruik kunnen maken van een algemeen pardon.

In landen zoals de VS en Groot-Brittannië met minder voorzieningen voor kinderopvang en ouderenzorg, draait ook een groot deel van de zorgsector op arbeidsmigranten. De Brexit was ooit bedoeld om de arbeidsimmigratie te stoppen, maar sinds de Brexit zijn er al 300.000 nieuwe visa verstrekt aan arbeidsmigranten, meer dan voor de Brexit. Hele sectoren in Groot-Brittannië zouden anders stilvallen. Daarnaast steken er jaarlijks nog vele tienduizenden migranten met bootjes het Kanaal over om in de illegaliteit te verdwijnen, en daar ook werk te vinden.

 

De asielinstroom en de gezinsherenging beslaat ongeveer de helft van de immigratie, de rest zijn arbeids- en kennismigranten, die voor een deel ook weer vertrekken. (Bron CBS/NRC) [1]

 

Beperken helpt niet
Pogingen om de instroom te reguleren of tegen te gaan, sorteren weinig of geen effect en eerder nog het omgekeerde. Waar vroeger een deel van de gastarbeid seizoenswerk betrof, zoals Polen die tijdelijk naar Engeland gingen om wat bij te klussen, vestigen zij zich nu definitief, want ze willen niet de kans lopen buitengesloten te worden. Marokkanen deden al decennialang seizoenswerk in Spanje en Italië, maar met de introductie van Schengen vestigden zich miljoenen Marokkanen definitief in deze gastlanden. Hetzelfde geldt voor veel inwoners van de voormalige koloniën die met het zelfstandig worden van hun thuislanden vreesden hun Britse of Nederlandse staatsburgerschap te verliezen. Zo is 40% van de Surinamers naar Nederland verhuisd, wat waarschijnlijk niet gebeurd was als men zijn Nederlandse paspoort had kunnen behouden.

Het opwerpen van hindernissen om Europa, het VK, of de VS te bereiken drijft de immigrant in de handen van mensensmokkelaars, die grof verdienen aan hun diensten. Het afsluiten van makkelijke routes leidt tot een verschuiving naar meer riskante routes waarbij meer slachtoffers vallen. Het afsluiten van grenzen kost ook veel geld. De VS besteedde in 2018 meer dan 24 miljard dollar aan de bewaking van de grens met Mexico. Er is een hele industrie opgetuigd die apparatuur maakt om illegale infiltranten te detecteren. De EU wil de bemanning van Frontex uitbreiden naar 10.000 man in 2027. Deze ‘oorlog’ gaan de westerse landen echter niet winnen. Beter is het daarom om de migratie te erkennen en er zo goed mogelijk mee om te gaan. Zo is werk de beste integrator en het verhinderen dat asielzoekers direct aan het werk gaan, leidt alleen maar tot mentale en sociale problemen.

 

De mythen
Hein de Haas heeft zijn boek opgezet rond 22 mythen rond migratie zoals: “Illegale migratie loopt uit de hand”, “Emigratie is een wanhopige vlucht uit de ellende”, “Wij hebben geen arbeidsmigranten nodig”, “Immigratie doet de criminaliteit stijgen”, “Immigratie is de oplossing voor de vergrijzing”, en “Klimaatverandering zal tot massamigratie leiden”.

Met veel cijfermateriaal, onderzoeksresultaten en ervaringen uit de eerste hand, worden al deze ‘mythen’ ontkracht. Telkenmale benadrukt hij dat migratie een intrinsiek onderdeel is van bredere processen van sociale en economische verandering in onze maatschappij. Tot die sociale veranderingen behoren de vrouwenemancipatie waardoor veel zorgtaken naar de markt zijn verschoven, de globalisering waardoor de industriële productie verdwenen is naar lagelonenlanden, de middenstand die beconcurreerd wordt door de webwinkels met haar distributiecentra, koeriers en just-in-time delivery, en de nog resterende handarbeid in land- en tuinbouw, en de voedselindustrie.

Tegen de gangbare anti-migratie opinies in stelt hij dat de migranten niet verantwoordelijk zijn voor de stijging van de criminaliteit, voor het drukken van de minimumlonen, voor het innemen van de schaarse huurwoningen, en niet voor de braindrain uit de ontwikkelingslanden. De migranten die het westen bereiken zijn over het algemeen initiatiefrijke jongeren uit de middenklasse die goed weten wat ze doen.

 

Beperk de economische groei
De remedie die Hein de Haas in het laatste hoofdstuk voorstelt is dan ook volledig gericht op het terugbrengen van de grote vraag naar ongeschoolde arbeid in onze contreien. De meeste immigranten komen overigens gewoon met een visum het land binnen en laten het verlopen als er voldoende werk is. Ook de bedrijven trekken veel arbeidsmigranten en “kenniswerkers” aan om in hun moeilijk te vervullen vacatures te voorzien. De instroom van echte asielzoekers is verhoudingsgewijs gering.

Regeringen kunnen dus onmogelijk een effectief immigratiebeleid voeren als dat niet aansluit bij de sociale en economische realiteit. De mismatch tussen de vraag naar arbeid en het gebrek aan legale immigratiekanalen heeft geleid tot de illegale migratie en maakt arbeidsmigranten kwetsbaar voor allerhande misstanden en uitbuiting door werkgevers en mensenhandelaren.

Economische liberalisering en deregulering van arbeidsmarkten hebben de werkgevers de afgelopen decennia vrij spel gegeven. Zo zijn particuliere arbeidsbureaus een steeds grotere rol gaan spelen bij de werving van tijdelijke arbeidskrachten, met als gevolg dat private sectoren – en niet regeringen – steeds meer aan de knoppen van het immigratiebeleid zijn gaan zitten. Er is dus een fundamentele discrepantie tussen de feitelijke economische liberalisering en het verlangen naar minder migratie.

Willen regeringen echt serieus meer controle over migratie – dan wel lagere immigratiecijfers – dan betekent dat automatisch dat ze drastische economische hervormingen moeten doorvoeren en arbeidsmarkten strenger moeten reguleren. Dat zal een ingrijpende koerswijziging van het economische beleid vergen, en wellicht ook een lagere economische groei. Tot welke hoogte willen we en kunnen we bijvoorbeeld de tuinbouw, voedselverwerking en horeca in de huidige vorm in stand houden? Deze vragen zullen we onszelf moeten stellen, al was het alleen maar om het feit dat in de nabije toekomst het reservoir aan goedkope arbeidskrachten zal opdrogen.

Dan zullen we zelf langer moeten blijven werken. Wanneer de Fransen bijvoorbeeld staken uit protest tegen de regeringsplannen om de pensioenleeftijd te verhogen, kiezen ze daarmee onbewust voor grotere afhankelijkheid van arbeidsmigranten. Ook zullen we zelf meer zorgtaken moeten overnemen, dus meer ons eigen eten koken (p. 450-452). We zouden kunnen toevoegen dat als we zelf geen mbo-ers in de installatietechniek opleiden dat we dan zeker de komende jaren afhankelijk blijven van arbeidsmigranten, die nu onze glasvezelnetwerken en zonnepanelen aanleggen. Ook zullen er keuzes in de zorg gemaakt moeten worden.

 

Huisvesting
Hein de Haas blijft in het hele boek aan de feitelijke kant. Hij gaat niet in op het multiculturele aspecten als zodanig. Maar helaas is de feitelijke weerlegging van sommige mythen ook niet altijd overtuigend. Zo komen in de discussie over de huisvesting de standaardclichés weer voorbij: de woningbouwverenigingen zouden de helft van hun sociale huurwoningen hebben verkocht en vanwege de verhuurdersheffing geen geld meer overhouden om nieuwe woningen te bouwen.

Dat is onterecht. Het oorspronkelijke idee van de verhuurdersheffing was de huren stelselmatig te verhogen zodat scheefhuurders meer huur zouden gaan betalen en nieuwbouw rendabeler zou worden. De mensen met lage inkomens zouden gecompenseerd worden door een hogere huurtoeslag die betaald zou worden uit de verhuurdersheffing, want de verhuurders ontvangen nu meer huur. Maar helaas, de huurverhogingen stuiten voortdurend op politieke weerstand en de verhuurdersheffing is door de politiek steeds voorgesteld als een onterechte bezuiniging en inmiddels teruggedraaid.

De huurhuizen die verkocht zijn worden overigens voor een groot deel nog steeds bewoond door de mensen die anders die huizen gehuurd hadden. Dus aan de woningvoorraad of de bewoning is weinig veranderd. De grote vraag naar huizen komt vooral door de verdunning: meer echtparen die scheiden en meer ouderen die alleen in hun te grote huis blijven wonen, want er is geen alternatief in de buurt. De gemiddelde bezetting is gedaald tot onder de twee bewoners per huis. Er zijn nu vier miljoen eenpersoonshuishoudens!

Het probleem is dat bij de huidige huur nieuwbouw niet rendabel is. Mensen zien hun huurwoning als een woonrecht waar een betaalbare huur bij hoort. Dat het financieel ook haalbaar moet zijn om nieuwe huizen te bouwen wordt afgedaan als marktwerking en doorgeschoten neoliberalisme. Los van deze discussie blijft het overigens moeilijk om plekken te vinden voor nieuwbouw, zeker in het westen van het land. Iedere woning die naar een gezinshereniging gaat is er dus één minder voor de eigen bevolking, en dat is zuur, maar niet de oorzaak van de krapte.

 

Criminaliteit
Hein de Haas doet ook nogal vergoelijkend over de criminaliteit. De eerste generatie immigranten is over het algemeen hardwerkend, conservatief en gemeenschapsgericht. Illegalen zijn zelfs ondervertegenwoordigd in de misdaadstatistieken want die zijn veel te bang om in handen van de politie te vallen en uitgezet te worden. De echte assimilatie komt pas bij de kinderen die anders dan  hun ouders de taal van het gastland snel en goed leren spreken en ook onderwijs volgen.

Niet iedereen assimileert echter op dezelfde manier. Er zijn succesvolle stijgers die zelfs een academische opleiding bereiken, er is een groep die met veel ondernemingszin het tot de middenklasse schopt, en er is een groep die de aansluiting mist en terechtkomt in het criminele milieu. Deze “neerwaartse” assimilatie wordt in de hand gewerkt door schooluitval, werkeloosheid, zwakke gemeenschapsstructuur (ouders), racisme, discriminatie, etnisch profileren en uitsluiting. Volgens de Haas dus meer om sociaaleconomische redenen (‘klasse’) dan om ‘etniciteit’ of ‘geloof’, waarmee hij wel een beetje de schuld (onterecht) bij de samenleving legt.

Ruud Koopmans, hoogleraar sociologie aan de Humboldt Universiteit in Berlijn met als specialisatie migratieonderzoek, publiceerde onlangs zijn boek De asielloterij [2]. Volgens Koopmans zijn de uitgeprocedeerde asielzoekers wel degelijk oververtegenwoordigd in de geweldsstatistieken. Er zijn de nodige terreuraanslagen in de EU gepleegd door daders zonder documenten, of met vervalste documenten. In Duitsland zijn bij zware geweldsmisdrijven illegalen zevenmaal meer vertegenwoordigd als dader, en tussen 2017 en 2020 vielen er zo’n 300 dodelijk slachtoffers, werden zo’n 1600 pogingen tot doodslag gedaan, en ongeveer 3000 vrouwen werden aangerand door een of meerdere vluchtelingen.

Verder is volgens Koopmans ons asielsysteem misdadig. Vluchtelingen die in landen wonen waar een burgeroorlog woedt, hebben weinig of geen kans om Europa te bereiken. Maar men geeft wel asiel aan vluchtelingen die de gevaarlijke tocht naar Europa overleven. Zo’n beetje iedereen die de grens haalt krijgt een verblijfsvergunning. Ook al ben je uitgeprocedeerd, je kunt blijven.

Het Europese asielsysteem kost meer mensenlevens dan het uiteindelijk redt. Tussen 2014 en 2021 verloren ongeveer 22.000 mensen het leven. De route vanaf Noord-Afrika naar Italië is de gevaarlijkste, ongeveer 18.000 vluchtelingen verdronken in die periode. Slechts weinigen zijn vluchteling in de klassieke zin van de Geneefse Conventie. De meeste migranten uit met name West-Afrika zijn economische vluchtelingen. Koopmans pleit daarom voor een jaarlijkse quotering bv.  via het UNHCR-programma, die direct vanuit de crisisgebieden wordt overgebracht, en om alle anderen die aan de grens verschijnen de asielprocedure te weigeren en zo nodig terug te zenden. Hoe hij dit wil doen, zegt hij er echter niet bij, anders dan overeenkomsten met de landen van oorsprong (wat dus niet werkt).

 

Maatschappelijk perspectief
Zoals gezegd biedt het boek van Hein de Haas een breed maatschappelijke perspectief op migratie. Helaas overlappen de 22 behandelde mythen, die op zich allemaal treffend geformuleerd zijn – Wilders had het niet kunnen verbeteren –elkaar nogal, waardoor herhaaldelijke dezelfde argumenten de revue passeren. Met een beetje clusteren hadden deze kunnen worden teruggebracht tot 12 mythen. Maar de 450 blz. geven een fraai historisch overzicht van de migratiepatronen door de eeuwen heen, de lotgevallen van de miljoenen ontheemden na de beide wereldoorlogen, de Balkanoorlog en de recente conflicten in Irak en Syrië.

Ook de socio-economische ontwikkelingen, zoals de grote trek van het platteland naar de steden, krijgen de nodige aandacht. De grootste migratiestromen vinden we binnen landen, en veel vluchtelingen voor geweld en oorlog blijven in hun regio. Het vraagt een investering en een langetermijnperspectief (bv. betere opleidingsmogelijkheden voor de kinderen) om de oversteek naar Europa te wagen. Helaas gaat Hein de Haas niet in op de culturele weerstand tegen immigranten en dat het juist de regio’s zijn met de minste immigranten, die het meest tegen migratie gekant zijn.

 

Migratie, de natiestaat en Europa
Op een veel fundamentelere manier kijkt de Franse filosoof Étienne Balibar naar migratie [3]. De Europese landen hebben de afgelopen decennia een verzorgingsstaat opgebouwd, maar de verworven sociale rechten zijn gebonden gebleven aan de grenzen van de natiestaat, en is er maar beperkte ruimte voor internationale solidariteit. Enkel wie tot de natie behoort krijgt rechten, hetgeen onvermijdelijk leidt tot praktijken van discriminatie en uitsluiting aan de grenzen.

Maar ook de inwoners zijn niet zeker van hun toekomst. De eigen verzorgingsstaat staat voortdurend onder druk door globalisering en neoliberalisering. Dat de natiestaat mogelijk invloed verliest aan hogere machten zoals de EU, wordt door een groot deel van de bevolking gevoeld als een bedreiging, hetgeen zich uit in een preoccupatie met ‘migratie’ en met het benadrukken van het nationalistisch perspectief (“take back control” en “eigen volk eerst”), vooral tijdens verkiezingen.

Europa is momenteel ook verre van ideaal. Feitelijk is het een lege huls, een fantoomstaat met een hoge dosis bureaucratie. De ECB (Europese Centrale Bank) lijkt meer macht te hebben dan het Europese Parlement. De EU verschaft geen gelijke sociale rechten aan haar inwoners en er is ook geen gedeeld belastingstelsel. Om een ‘demos’ te worden moet er een transnationaal begrip van burgerschap ontstaan op basis van gelijke rechten en een democratische besluitvormingsstructuur. Alleen op die manier kunnen culturele verschillen tussen bevolkingsgroepen worden geaccepteerd.

Grenzen kunnen verschillende vormen aannemen. Ze zijn niet alleen een scheiding tussen geopolitieke eenheden en landen, maar vormen ook een afscheiding tussen verschillende sociale groepen. Voor een zakenman betekent een grens iets anders dan voor een werkloze. Grenzen zijn overal waar de beweging van informatie, personen, en goederen plaatsvindt en gecontroleerd wordt. Ze verdelen rijkdom en armoede in onderscheiden zones.

Ook zonder een nieuwe overkoepelende burgerschapsstructuur lijkt het of de binnengrenzen van Europa vervagen, alleen al door de economische integratie. Daarnaast ontstaan echter ook weer nieuwe grenzen die bevolkingsgroepen scheiden, zoals rond de banlieu’s van Parijs. Balibar: “Het functioneren van steden en wijken als grenzen en de aanwezigheid van grote groepen immigranten in bepaalde wijken toont ook wat Europa eigenlijk is, maar nog niet erkent: wij hebben geen grenzen maar wij zijn grenzen. Migranten verzinnebeelden bij uitstek de realiteit van Europa. Zij zijn als het ware de eerste postnationale burgers.” In lijn daarmee stelt hij voor om alle immigranten die Europa binnenkomen een Europees burgerschap aan te bieden en de kosten van de inburgering door Europa te laten betalen en niet over te laten aan de landelijke overheden. Het zal dan aantrekkelijk worden immigranten uit te nodigen om in eigen land te komen werken. De andere EU-landen betalen dan de kosten van de inburgering. Dus niet betalen voor de vluchtelingen die je niet wilt hebben, maar de anderen laten betalen voor de vluchtelingen die je zelf wilt ontvangen [5].

 

Natiestaatprivilege
Arnon Grunberg citeert in zijn boek De vluchteling, de grenswacht en de rijke Jood, de Duitse socioloog Steffen Mau, die in zijn boek Die Neuerfindung der Grenze im 21. Jahrhundert (1968), stelt dat het wezenlijke privelege tegenwoordig niet met huidskleur, geslacht, seksuele geaardheid, religie of opleidingsniveau van de ouders te maken heeft, maar met nationaliteit. Over talloze voorrechten wordt heden ten dage door de bevoorrechten met hartstocht gesproken, over het natiestaatprivilege wordt discreet gezwegen, vermoedelijk omdat het een werkelijk onbehaaglijk voorrecht is. Arnon Grunberg: “Wie vanuit de loopgraaf van het migratiedebat rept over ‘aanzuigende werking’ moet een blik op zijn Nederlandse paspoort werpen om te beseffen dat hij de hypocrietste aller hypocriete opmerkingen maakt. (...). We leven in een tijd waarin iedereen ‘slachtoffer is die zich slachtoffer voelt’ (Theo de Wit). Zij die het natiestaatprivilege serieus nemen zullen ook bereid moeten zijn het eigen slachtofferschap te relativeren.” (p. 285).

“Dat vervolgens de wrok van de ‘verliezers’ in de hedendaagse meritocratie gemakkelijk gepolitiseerd kan worden, schrijft theoloog en filosoof Theo de Wit, en dat die wrok op electorale schaal tot radicalisering kan leiden, kan iedereen vrijwel dagelijks in de krant en elders lezen. De ideale zondebok blijft de vreemdeling. Hij wordt telkens weer ingezet om als katalysator te dienen voor de wrok van een deel van het electoraat. Dat lukt het best als hij een andere huidskleur bezit en er een ‘vreemd’ geloof op na houdt.” (p. 286).

 

Nawoord
Er is kennelijk ook een grens tussen stad en platteland, zoals de uitslag van de recente Tweede Kamerverkiezing laat zien. Een coalitie van PVV, NSC en BBB kan steunen op de helft van de kiezers in de regio terwijl de steun in de randstad blijft steken op één-derde. Als we het advies van Hein de Haas volgen dan moeten we stoppen met de aspergeteelt en met de distributiecentra. Ik zou zeggen laten we beginnen met Venlo en omgeving.

 

Noten
[1] Rik Rutten, Ineens gaat het migratiedebat niet alleen over asiel, NRC 25-10-2023.

[2] Ruud Koopmans, De asielloterij, het Europese vluchtelingenbeleid van 2015 tot de Oekraïneoorlog en hoe het beter kan, Prometheus, 2023.

[3] Matthias Lievens, Étienne Balibar, In: De Nieuwe Franse filosofie, denkers en thema’s voor de 21e eeuw, Boom, Amsterdam, 2011, p. 233-242.

[4] Étienne Balibar, Droit de cité: culture et politique en démocratie, Ed. de l’Aube,1997.

[5] Étienne Balibar, Voor een ander Europa, essays, lezingen, stellingen, Octavo, Amsterdam, 2019.