Civis Mundi Digitaal #140
Drie veenbranden: zand versus klei, het Woord en beleid
Het land is gedoopt in chagrijn en ontevredenheid. De uitslag van de Tweede kamer verkiezingen spreekt boekdelen. Het lijkt er langzaam ingeslopen te zijn. Drie diepgewortelde fenomenen die onder onze geschiedenis voortwoekeren slaan nu echter uit als veenbranden. De scheiding tussen zand en klei stamt uit de middeleeuwen en leidde tot omgekeerde vlaggen, reformatorisch erfgoed bepaalt onze patronen in discussies en de overheid heeft in de jaren zeventig een merkwaardige afslag genomen.
Zand en klei
Indachtig Johan Cruijff dat je het pas ziet als je het door hebt, loopt er een voelbare multiculturele grens door Nederland. Ik ervaarde hem na een nomadisch bestaan van enige decennia gevuld met werken overal in het land, maar deze veenbrand is ook grofweg te zien op een grondsoortenkaart. In de hoofden van de mensen op de klei treffen we andere uitgangspunten aan dan in de hoofden van de mensen op de zandgronden. De kustmensen, uit de klei getrokken, achten principes belangrijker dan de relatie. Zo niet op het zand. Wat werkt, is afhankelijk van waar je staat in de gemeenschap. Op het zand is de groep vaak bepalend. Omgekeerde vlaggen waren daar zodoende besmettelijk.
Vergeet niet dat als we het over de Nederlandse mentaliteit lijken te hebben, we maar al te vaak spreken over de manier van doen in de kuststreken en niet over die gedeelten van het land zonder eeuwenlange intercontinentale contacten. Waar niet de zee of grachten de planologie hebben bepaald. Zonder water geen handel, geen oriëntatie naar buiten, maar naar binnen. Eeuwenlang kenden de tamelijk geïsoleerde zandgronden veel minder economische activiteit en tot zeventig jaar geleden waren het regelmatig slagvelden. Veel van de zichtbare historie is vaak nauwelijks meer dan honderd jaar oud. Wel is er meer verbondenheid met elkaar, kijk naar het verenigingsleven op het zand, naar het gezamenlijk organiseren van volksfeesten. De wereld op het zand is vanuit de historie hechter en traditioneler dan veel kust- en kleimensen denken. Dat leidt tot misverstanden.
Zelfs de kleinste dorpjes op de klei ademen in al hun poriën geschiedenis als resultaat van eeuwen bloeiende handel en uitwisseling. Weinig mobiliteit door het ontbreken van water betekende op het zand in Brabant dat handel en nieuws de exclusieve domeinen van rondreizende handelslieden waren, de teuten, die elders niet aan de slag kwamen omdat de verbindingen er zo veel makkelijker waren. Van zeg Middelburg naar Hoorn kon je eeuwenlang varen of schaatsen. En van daaruit naar Londen of Indië varen.
Het zit in de hoofden van randstedelingen gebakken dat ze wellicht niet het middelpunt van de wereld zijn, maar dan toch wel van Nederland. Dat wekt veel irritatie en chagrijn richting ‘het Westen’ en sympathie voor de boerenopstand. De fileberichten doen al pijn: "En dan helemaal in het zuiden, op de A2 bij Vught… Het lijkt soms net of het land eerder ophoudt. Daardoor is Nederland voor velen in het Oosten en het Zuiden blijkbaar hun land niet meer of eigenlijk nooit echt geweest.
De sociale kring is op de zandgronden veel meer bepalend. Dat vraagt om een andere benadering dan in de Randstad. Als je tenminste als politicus iets begrijpt van Nederland. Want klei is vruchtbaar, maar zand filtert.
Het Woord
De grens tussen zand en klei is ook grotendeels de grens tussen katholiek en protestant. Dus tussen mensen die zichzelf, anderen en de wereld beschouwen zoals die zijn, of de levenshouding om jezelf, anderen en de wereld te willen zien zoals die zouden moeten zijn. Op die grens loopt onze bible belt met bevindelijke christenen die de laatst genoemde, normatieve kant van het protestantisme in optima forma hebben behouden.
Hoewel niet gereformeerd, noch gelovig heb ik de afgelopen dertig jaar regelmatig met het bevindelijk gereformeerde volksdeel gewerkt. Waarschijnlijk omdat ik vrij goed denk te begrijpen wat er bij hen om gaat. Het zijn betrouwbare mannenbroeders (vrouwenzusters kwam ik zelden tegen), helder in hun mystiek georiënteerde, maar tegelijk lineaire afwegingen. Ook als die, althans voor mij, nogal ver gezocht zijn. Wat ik geleerd heb in het werken met deze gelovigen is dat er drie zaken dominant zijn in doen en laten, die ook steeds (weer) meer hun weerslag hebben op gedrag in de rest van het land. Ex-SGP voorman Kees van der Staaij was niet voor niks zo populair. Het zit diep in ons, het is waar we vandaan komen en waar we weer op terugvallen in crises, net als een individu onder stress zijn irritante karaktertrekken meer laat zien.
Het chagrijn in Nederland komt vooral tot uiting in het publieke debat. Dat is gedrenkt in een bittere saus. Er is een bepaalde wetmatigheid in onze volksaard en onze geschiedenis dat die toon en houding enigszins verklaart. We zijn zonder het goed te beseffen op drie manieren weer gereformeerd geworden.
De eerste van de gereformeerde drietrapsraket is Het Woord. Alles wat je zegt of schrijft leggen de bevindelijken op een goudschaaltje. Parallel daar aan zijn we de goedheid in onszelf aan het bezweren door heel woke steeds meer woorden in de ban te doen of nieuwe grammatica uit te vinden. “Tot slaaf gemaakt”, met de suggestie dat de aanduiding “slaaf” buiten de SM wereld ook vrijwillig zou kunnen zijn. Het geMumbai, met plaatsnamen die we al eeuwen gebruiken die opeens in de moedertaal moeten (behalve dan weer Londen, Parijs, Florence), terwijl toch weinig mensen hier Hindi spreken. Aanwijzingen over het geslacht blijken opeens nodig te zijn achter de naam, alsof het een academische titel is. Het is de vraag of de maatschappij echt een andere kant op gaat als je woorden mijdt. Het is de wereld zien zoals die zouden moeten zijn, niet zoals die daadwerkelijk is.
In lijn daarmee is men in gereformeerde kringen zelf de maatstaf der dingen en wordt ieder met een ander inzicht onverbiddelijk langs een meetlatje gelegd. Steeds meer is het ook houding en gedrag in het publiek debat. “Ik vind iets en luister naar mij. Maar wat jij zegt is bij voorbaat niet waar of de aandacht niet waard.”
Volgende punt, onder het veelgehoorde motto in analyses over dit volksdeel ‘hete hoofden, koude harten’, het eigen gelijk gaat boven de relatie. Lukt het niet gelijk te krijgen, dan loop je weg en is er overigens heel democratisch weer een geloofsgemeenschap bij. En door de eeuwen heen een hoop sociale ellende van verscheurde families en gebroken gemeenschappen veroorzaakt door scherpslijpers. De bevindelijke wereld is daarmee een lichtend voorbeeld voor de Tweede Kamer en het overgrote deel van onze gemeenteraden. Die zijn momenteel net zo hopeloos versnipperd. Het wezen van het gereformeerde volksaard is onverbiddelijke uitsluiting vanwege het eigen gelijk. Iets dat razendsnel school maakt op dit moment.
Het zijn precies deze drie elementen die het publiek debat momenteel haar onbedwingbare chagrijnige dynamiek geven. En dit gedrag is de afgelopen eeuwen diep in ons wezen verankerd. In de sociale media, in de Tweede Kamer en in menige raadzaal loopt de discussie vast op woordjes, op eigen mening eerst en op gebrek aan goede wil in de verhoudingen. Van gedachten wisselen is er niet meer bij, het is discuzeuren. Het is onze aard.
Het kan waardevol zijn deze bevindelijke patronen te herkennen en elkaar er op aan te spreken. Wellicht helpt dat het land een beetje vrolijker en optimistischer te maken en deze veenbrand eens langzaam uit te doven. Maar dat is moeilijk bij veenbranden, zo ook die met een metaforisch karakter.
Uitvoering
Derde rampzalige maatschappelijke ontwikkeling is dat de overheid steken laat vallen in de uitvoering. Bekende gevallen te over uit het nieuws: de toeslagenaffaire, de huisvesting van asielzoekers, in Amsterdam zijn honderden bruggen en kades in een armzalige staat etc. We zien deze moeilijkheden als een politiek probleem. Natuurlijk zijn politici politiek verantwoordelijk, maar Rutte heeft niet persoonlijk op verzoeken om teruggave de postzegel geplakt, noch is hij planner bij het COA en Halsema inspecteert de bruggen alleen door er overheen te lopen. Het gaat om het onvermogen van ambtelijke organisaties, vooral van de Rijksoverheid, om zaken goed uit te voeren.
Daar is een reden voor. In de jaren zeventig werd deze veenbrand aangestoken doordat het vooral bij de Rijksoverheid in zwang raakte beleid als een doel op zichzelf te zien. Uitvoering maakte plaats voor eindeloos veel papieren vergezichten over de maakbare samenleving. De klassieke wijsheid uit de politicologie dat beleid een ratio voor acties is, verdween uit beeld.
Een signaal dat het uit de rails begon te lopen, was in de jaren tachtig de puinhoop die het ministerie van Buitenlandse Zaken had gemaakt van het fabriceren van een paspoort. Terwijl het land verbijsterd toekeek, lukte dat maar niet. Waar gebeurd en opmaat van meer ellende.
In de jaren negentig stond het beleidsprobleem op de agenda van allerlei deftige commissies en hooggeleerde praatgroepen (ik heb zelf gecollaboreerd). Zo lossen wij problemen rond de overheidscrisis namelijk op, met een commissie. Die dan na afloop een dik boek met wijze beschouwingen achter laat. Dat heet de parallelle kwaal: dat wat dominant is in het primaire proces van een organisatie, beïnvloedt de manier waarop je problemen oplost. We willen iets doen aan de beleidsziekte en maken weer nieuwe woorden op papier.
Daarop aansluitend wordt het gebed zonder eind rond de beleidspandemie vooral veroorzaakt doordat bij de Rijksoverheid veel mensen werken die alleen maar intelligent zijn. Contact met de praktijk wordt niet gezocht.
Dat de uitvoering verwaarloosd is, blijkt ook uit de volgende mijlpaal in het beleidsdrama. In 2003 verscheen het rapport Tussen beleid en uitvoering van de Algemene Rekenkamer. De Rekenkamer had geen enkel voorbeeld kunnen vinden waar de Rijksoverheid de uitvoering in de hand had. U leest het goed. De Rekenkamer pleitte er voor eens een tijdje niets te doen aan beleid, nog steeds een waardevol advies.
In het tekort schieten van uitvoeringstaken door de overheid schuilt een groot gevaar. Veel kiezers willen snel gevaccineerd worden, wensen dat treinen op tijd rijden ook als het een beetje vriest en dat ze uitkeringen snel zonder gedoe overgemaakt krijgen. Bij deze voorbeelden (respectievelijk GGD, NS, UWV) denken mensen dat ‘de politiek’ dat allemaal niet goed regelt en stemmen voor een deel om die reden op populisten. Misschien moeten we ons daarom eens wat minder druk maken over wie er voor wat moet aftreden. Staatsrechtelijk noodzakelijk, journalistiek interessant, maar het leervermogen van de betrokken organisaties gaat er niet op vooruit. En dat is belangrijker. In plaats van aan de politiek met zijn inmiddels rituele enquêtes, bijbehorende commissies en de schijnbewegingen daarna veel aandacht te schenken, verdienen de grote dilemma’s in de uitvoering meer aandacht.
Daarvoor is een praktische insteek aan de orde. Beleid is bedoeld om uitvoering richting te geven. Het is zinloos om dat permanent te doen, alle beleidsvorming zou tijdelijk moeten zijn. Maar eenmaal aangestelde beleidsmedewerkers blijven beleid verzinnen, zo werkt het echt. Maak van elke poging tot beleid in overheidsorganisaties een project zodat de inspanning eindig is en zorg dat het direct de uitvoering dient.
De drie veenbranden versterken elkaar. Delen van het land die elkaar vanuit de historie niet echt begrijpen en steeds meer van elkaar los zingen, toenaderingen die niet lukken omdat er op het verkeerde knopje wordt gedrukt en een Rijksoverheid die de weg kwijt is omdat zij langdurig grote problemen heeft met zaken uitvoeren. Drie verschillende rode stoplichten die de sfeer in het land eerst sluimerend beïnvloedden, lange of wat kortere wortels hebben in onze geschiedenis en nu manifest zijn. En bij elkaar komen in bijvoorbeeld de stikstofcrisis. Een wispelturige, boeren gekmakende overheid die het ene beleid inwisselt voor het andere, boeren die voornamelijk wonen in de beleidsarme delen van het land met een saamhorig karakter, waar dwarsigheid vaak al eeuwen de norm is. Of de asielcrisis waar het ‘Westen’ door eeuwenlange internationale contacten een andere insteek heeft, vertaald in beleid, dan de ‘provincie’, die vanuit haar eeuwenlange beslotenheid de eigen kring boven alles stelt en dat te vuur en te zwaard verdedigt.
Is er hoop? Het begint bij voorbeeldgedrag van bestuurders die een waarheid van bloed, zweet en tranen laten zien en die tegelijk perspectieven voor een andere, wellicht betere toekomst bieden. Die rekening houden met de cultuurverschillen in het land, mensen niet op woordjes pakken, maar nieuwgierigheid overstijgende interesse tonen voor wat ze echt bedoelen en de betrekkelijkheid van het eigen gelijk aanvaarden. En die bestuurders zijn hopelijk van een overheid die weer terug keert naar het zo goed mogelijk uitvoeren van haar taken op grond van niet meer beleid dan nodig is. Het kan.