Het herkennen en erkennen van de intelligentie van de meer-dan-menselijke wereld

Civis Mundi Digitaal #141

door Patricia van Bosse

Boekbespreking van James Bridle, Ways of Being, Animals, Plants, Machines: The Search for a Planetary Intelligence, Penguin Random House, 2022.

 

In dit boek vestigt de auteur de aandacht op vele wonderlijke verschijnselen in de natuur waarin telkens een eigen specifieke intelligentie tot uitdrukking komt. Ook blijkt dat alles en ook wij als mensen met de natuur en elkaar zijn verstrengeld. In plaats van de onderscheidingen beschrijft hij de verbindingen. Uit de vele wetenschappelijk beschreven verschijnselen komt steeds een stukje van een nieuwe benadering en beleving van de wereld naar voren. Daarvoor is essentieel dat we ons antropocentrische uitgangspunt verlaten en wonderlijk genoeg helpt juist de nieuwste technologie daarbij.

Drie citaten vind ik vooral betekenisvol voor het boek. ‘In plaats van meer orde en helderheid te scheppen, onthult ieder dieper en beter onderzoek alleen meer en meer schitterende details en variatie.’ (Lewis Fry Richardson) Een ander citaat: Het leven heeft niet de wereld overgenomen door strijd, maar door netwerken (Margullis) En tenslotte van Bridle zelf:  Waarom raken we zo opgewonden over het soort speelgoedintelligentie dat AI in feite is, terwijl we de wonderlijke vormen van intelligentie die we in de natuur vinden zo makkelijk vernietigen?

Bridle (1980) studeerde computerwetenschap en cognitieve wetenschap aan het University College London. Hij doceerde als Adjunct Professor op de New York University. Naast wetenschapper en publicist is hij ook kunstenaar, cureerde hij tentoonstellingen, maakte een film en een radioserie. Zijn werk gaat vaak over hoe de digitale netwerkwereld doorwerkt in de analoge fysieke wereld. Hij heeft gepubliceerd in vele tijdschriften en schrijft regelmatig een column  in The Guardian.

 

James Bridle

 

Hij schreef eerder het boek: Dark New Age, Technology and the End of the Future. Daarin haalt hij ons geloof onderuit dat de kwantitatieve data die onze technologie gebruikt, ons een coherent wereldbeeld verschaffen. Ook klopt het niet, dat het ons manieren zou bieden om zo goed mogelijke beslissingen te nemen. De enorme hoeveelheid beschikbare informatie verhult meer dan ze onthult en de toekomst wordt steeds onbegrijpelijker. Dat opent de deur naar meer van dezelfde pogingen de wereld te beheersen: voorspellende algoritmes van wie niemand meer weet hoe ze werken, meer surveillance en minder empathie.

Zijn eerste boek was vrij somber van toon. Het hieronder te bespreken boek heeft een andere invalshoek en biedt voorbeelden en inzichten hoe we ons ook zouden kunnen verhouden tot de wereld, onszelf en tot technologie. Het bestrijkt vele onderwerpen en invalshoeken, die bijeen gehouden worden door de centrale vraag wat intelligentie nu eigenlijk is, in onszelf maar ook in de natuur en in AI.

 

Wat is intelligentie?

Er zijn veel omschrijvingen in omloop, waarin onder andere vermogens als logica, begrip, zelfbewustzijn, leren, emotioneel begrip, creativiteit, problemen oplossen en planning een rol spelen. Bridle stelt dat een definitie die historisch het meest betekenisvol is: intelligentie is wat mensen doen. Dit geldt ook voor Artificiële Intelligentie. We denken bij intelligentie aan een vermogen dat op hetzelfde niveau en op dezelfde manier functioneert als de menselijke intelligentie. Hij geeft als voorbeeld de lang gebruikte Turing Test uit 1950. Enigszins vereenvoudigd gaat het hierom: een interviewer ondervraagt een mens en een computer. Als de interviewer niet kan vaststellen wie van de twee een computer is, wordt die computer intelligent genoemd.

Door dat focus op menselijke intelligentie hebben we te weinig aandacht gehad voor de intelligentie die anders werkt dan de menselijke. Bridle geeft daar vele voorbeelden van. De gibbon deed het in tegenstelling tot andere mensapen jarenlang heel slecht op proeven en puzzels: het oppakken van bekers om te kijken of er iets te eten onder ligt of een het gebruik van touw of takken om bij eten te komen dat buiten hun kooi ligt naar zich toe te trekken. Ze werden dom geacht.

Tot onderzoekers hun experimenten anders inrichtten en de hulpmiddelen in de boomtakken ophingen, toen bleken ze opeens alle proeven goed op te lossen. Gibbons leven in de boomtoppen en verwachten niet dat hulpmiddelen op de grond liggen. Ook zijn hun handen anders gevormd,  ze zijn bijzonder goed om via boomtakken te slingeren, maar niet om een touwtje op de grond te pakken en daarmee eten naar zich toe te trekken of een bekertje op te tillen. Als het touw echter werd opgehangen, aarzelden de gibbons niet om er meteen gebruik van te maken.

Gibbons hebben een type intelligentie van bosbewoners: een manier van reageren in de wereld die overeenkomt met hun lichamen en met de omgeving waarin ze leven. Meer dergelijke voorbeelden zijn beschreven in een boek van Frans de Waal met de veelzeggende titel: Zijn we wel slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn? Intelligentie kan vele verschijningsvormen hebben die ook steeds te maken hebben met hoe het lichaam is gevormd en niet alleen met wat de hersenen doen.

De spiegeltest is een ander voorbeeld waarbij we te veel van onze menselijke vooronderstellingen uitgaan. Dieren krijgen daarbij een merkteken op hun kop getekend en worden voor een spiegel gezet. Als ze dan gaan voelen aan de plek waar het teken zit wordt dat beschouwd als een bewijs van zelfbewustzijn. Chimpansees, bonobo’s, olifanten, dolfijnen en eksters slagen voor die test. Er zijn diersoorten waar de uitslagen onduidelijk zijn, bijvoorbeeld bij olifanten. Er moeten ook wel heel grote spiegels gebruikt worden om deze test met hen te kunnen doen. Een reden die geopperd wordt voor de wisselende uitkomsten is het verschil tussen individuele dieren. Ook ervaren sommige soorten het als bedreigend of uitdagend om een soortgenoot in de ogen te kijken en vermijden ze daarom het kijken in een spiegel. Veel dieren zijn niet primair visueel ingesteld. De interpretatie van de uitkomsten is veel te eendimensionaal menselijk geweest en heeft de specifieke karaktertrekken van sommige soorten dieren niet betrokken bij de opzet van het experiment.

 

Andere soorten intelligentie in de natuur

De octopus is een voorbeeld van een intelligent dier dat een heel andere evolutionaire ontwikkeling heeft doorgemaakt. Onze gemeenschappelijke voorouder bestond ongeveer 600 miljoen jaar geleden. Een octopus kan haast niet meer verschillend zijn van onszelf, ‘een intelligente alien’ maar ook daar is in de evolutie een dier met grote mentale vermogens en complex sociaal gedrag ontstaan. Ze zijn avontuurlijk, nieuwsgierig, lossen veel puzzels goed op en zijn berucht om hun geslaagde ontsnappingen uit gevangenschap. Waar wij intelligentie vaak in verband brengen met de hersenen, is het hele lichaam van de octopus intelligent. Het kan ons veel leren over intelligentie: het is niet iets op zich, maar bestaat in relatie tot ons lichaam, met wie en wat je verbonden bent, je specifieke umwelt.

 

https://neurosciencenews.com/octopus-genetics-24962/

 

In de plantenwereld zijn eveneens vormen van intelligentie te zien, als we ze maar als zodanig herkennen. Bomen zijn met hun haarwortels innig verbonden met schimmelnetwerken die zich onder de grond over grote oppervlakken uitstrekken. Via een symbiose die voor beiden nuttig is: bomen krijgen vocht en mineralen, de schimmels ontvangen suikers die de bomen door fotosynthese produceren. Maar er gebeurt meer, via de schimmelnetwerken wordt informatie uitgewisseld over aanvallen van rupsen en insecten, waarop de bomen reageren door onaantrekkelijke stoffen te produceren in hun bladeren.

Ook worden jonge en zwakke bomen geholpen met extra voedingsstoffen die door de schimmelnetwerken op de plaats van bestemming gebracht worden. Vandaar de term het Wood Wide Web, waarmee wordt aangeduid dat de individuele bomen en andere planten in een bos met elkaar verbonden zijn. Overigens is pas sinds de komst van het internet een ‘netwerk’ een populair model geworden om de werkelijkheid mee te begrijpen. Nu gebruiken we dat model voortdurend bij ons onderzoek naar de intelligentie van planten en schimmels. Wat zouden we hebben gebruikt als we in een tijd met andere technologische metaforen zouden hebben geleefd?

Er zijn nog andere wonderlijke onderzoeken gedaan. Planten kunnen leren, bijvoorbeeld de mimosa, het kruidje-roer-me-niet, leerde na enige tijd dat bepaalde aanrakingen niet bedreigend waren en dan sloten ze hun blaadjes niet. Ook lijkt het dat planten kunnen ‘horen’. In een degelijk wetenschappelijk onderzoek bleek dat planten bittere stoffen produceren in hun bladeren als ze het knarsende geluid van etende rupsen horen. Dat deden ze ook als er geen rupsen aanwezig waren, maar als alleen het geluid werd afgespeeld. Op andere geluiden dan die van de rupsen reageren ze niet.

 

https://en.wikipedia.org/wiki/Mimosa_pudica

 

Het leven als een quantum dans

Bridle vertelt dat hij eens tijdens een lezing over kwantum mechanica het gevoel had dat hij het begreep. Na de lezing was dat al weer verdwenen, maar hij heeft uit deze ervaring een paar conclusies getrokken. ‘Wetenschap leidt tot de onthulling van steeds diepere complexiteit. …. Als ik de meer-dan-menselijke wereld wil begrijpen, houd ik dat in gedachten. Die wereld is complex, ongelijk, verstrengeld, en er ontbreken op een scherpe manier grenzen en verschillen.’ (p86)

Als we naar de uitgestorven andere mensensoorten kijken, de Neanderthalers en Denisovans, dan blijkt uit opgravingen dat er al muziekinstrumenten gebruikt werden en grotten aangepast waren aan het doel waarvoor ze deze wilden gebruiken. ‘We delen meer met hen dan we dachten en de waardering voor de nacht, vuur, donkerte en ritueel is niet het enige dat we gemeenschappelijk hebben.’ (p94)  We delen DNA met ze, en dat betekent dat er relaties zijn geweest tussen de verschillende mensensoorten. Dit gegeven ondergraaft ook onze wetenschappelijke kijk op een aantal zaken. Dit werd echter wel mogelijk gemaakt dankzij de ver ontwikkelde technologische mogelijkheden om DNA te analyseren, tezamen met ons gegroeide begrip van de wereld buiten ons, dat we verder moeten kijken dan ons eigen gevoel uniek te zijn. ‘ De combinatie van technologische vermogens en een gevoeligheid voor de wereld van het meer-dan-menselijke maakt nieuwe manieren van zien en de wereld benaderen mogelijk. Het maakt het mogelijk te herkennen dat alles is verbonden met al het andere, en tegelijk geeft het ons een verheffend nieuwe notie waar technologie voor is. ‘ (p100)

Door de technologie begrijpen we veel meer van de wereld om ons heen. Wat we zien als grenzen, indelingen en conflicten, de dingen die ons verdelen, blijken vaak gebreken te zijn in onze waarneming, stukken die we over het hoofd zien. De werkelijke wereld is altijd vreemder, levendiger  en uitgebreider dan we eerder hadden gedacht. Juist de ontwikkeling van onze technologische mogelijkheden laat ons een wereld zien die ’geen rigide kaart is, maar een patroon van interferentie, tot in het allerkleinste, de kwantum dans van het energieveld achter alles.’ (p102)

Zoals we dankzij de microscoop zicht kregen op de wereld van de bacteriën en schimmels, heeft het sequensen van DNA zicht gegeven op tot nu toe onbekende sterke onderlinge verbondenheid op ieder niveau van het bestaan. ‘Een wereld van veel grotere diversiteit dan eerder gedacht, maar ook van complexe en gemengde relaties, niet alleen onder de microben, maar ook tussen het microscopische en macroscopische leven.’ (p106)

Het ontdekken van de Horizontale Genen Transfer (HGT) heeft een transformerende rol gespeeld. Ons DNA komt voor ongeveer 50 % van andere organismen en is daarin opgenomen in verschillende tijden in onze evolutie. Kort gezegd kunnen we het symbiose noemen, en het is tegengesteld aan het model van Darwins evolutie. In tegenstelling tot de voortdurende competitie en druk om ons aan te passen die Darwin ons voorschotelt, zijn we net zo goed het product van samenwerking, interactie en onderlinge afhankelijkheid. Dit geldt voor ons DNA, de compositie van ons lichaam-ons lichaamsgewicht bestaat immers voor 2 kg uit bacteriën en virussen.

‘We zijn eigenlijk geen individuen, maar lopende assemblages: oproerige gemeenschappen van een veelheid aan soorten, een veelheid aan lichamen, binnen en buiten al onze cellen’. (p109) Modellen van lineaire vooruitgang en van individualiteit, kortom van hiërarchie en dominantie storten in onder het gewicht van de feitelijke diversiteit.

De schaal van tijd en ruimte

Veel veranderingen registreren we niet, omdat ze plaatsvinden op een andere dan de menselijke schaal wat betreft plaats en tijd. Mede daarom is klimaatverandering zo problematisch om het werkelijk als een probleem te ervaren dat nu tot actie aanzet. Planten en bomen migreren en doen dat altijd al om in dezelfde condities te leven als waaraan ze gewend zijn. Ze doen dat op de langzame manier door met wortels in de grond in een bepaalde richting te groeien en op een snelle manier door de wind en de vogels hun zaden te laten verspreiden.

We hebben in het laatste decennium al veel voorbeelden van planten, vogels en insecten die op andere plekken verschijnen dan eerder of die juist verdwijnen in een bepaalde streek. Ook time/lapse beelden die door satellieten gemaakt worden laten dat zien. Als we gegevens over die migraties vergelijken, zien we dat planten en bomen zich verplaatsen. Als we time-lapse foto’s nemen van planten zien we dat ze in constante beweging zijn. Ze keren zich naar het licht, ze openen en sluiten hun bladeren etc. We hebben door de technologie de mogelijkheden om deze bewegingen inderdaad te zien en we zouden planten ook heel langzame dieren kunnen noemen. ‘Ze hebben een manier om zich uit te breiden die niet dominant en gespierd is, maar zachtaardig, expansief en generatief. Het is door hun eigen aandachtige beschouwen van hun omgeving dat planten de wereld hebben verkregen’(p128)

Technologie heeft ons ook in de ruimte de mogelijkheid gegeven om veel verder te kijken dan we met onze zintuigen kunnen zien. Veel van de technologische vindingen zijn ontwikkeld om een militaire voorsprong te verkrijgen. Zo is dat ook gegaan met het internet. Er is lange tijd een geheim militair programma geweest om vanuit de ruimte met sterke telescopen bewegingen te kunnen waarnemen. Het Amerikaanse leger is altijd ruimer gefinancierd dan de NASA, maar op enig moment na de koude oorlog werd een deel van het programma beëindigd. Het leger doneerde de telescopen aan de NASA. Die hoefde alleen de kijkrichting van de telescopen om te keren zodat ze niet de aardse dingen zouden opmerken, maar informatie zouden leveren over verre sterrenstelsels.

 

Spreken met de niet-menselijke-wereld

Al duizenden jaren verzamelen de Yao volken uit Mozambique honing uit de bossen in de Niassa regio uit honingraten die hoog in de bomentoppen verborgen zijn. Om de honing te vinden hebben ze hulp nodig. Een Yao honingverzamelaar uit in het bos een specifieke roep, die beantwoord wordt door een honinggids, een klein bruin vogeltje, die wel van honing houdt maar met een te kleine snavel om de stevige buitenkant van de wilde honingraten open te breken. Ze kunnen echter wel de mensen naar de honingraten toe leiden. De honingverzamelaar laat de raten van was en resten honing en bijenlarven achter voor de honinggidsen. Er is onderzoek gedaan naar het roepen naar de honinggidsen. Ze gebruiken een specifieke serie woorden die de honinggidsen herkennen. Op andere woorden reageren

 

https://scientias.nl/mensen-en-vogels-in-afrika-overleggen-in-een-gezamenlijke-taal-om-samen-honing-te-vinden/

ze niet.

Birdle geeft een aantal voorbeelden van het zingen en de liederen van inheemse volkeren die verschijnselen uit de natuur uitbeelden. Hoewel ze niet meteen een soortgelijke interactie van dier en mens zijn, wordt door de zangers zelf het zingen beschouwd als iets dat door de natuur, de bossen, de dieren zelf gedaan wordt, via de menselijke zanger. Er is een besef van de verbondenheid en de onderlinge band met de natuur. Sinds de komst van het schrift is dat afgenomen. Eerst ontstond het schrift met afbeeldingen van concrete voorwerpen, maar sinds we het fonetische, meer abstracte alfabet gebruiken is het gevoel deel te zijn van de natuur alleen maar afgenomen. Met de komst van computers en beeldschermen is dat proces nog meer toegenomen.

Ook het gebruik van onze termen in technologie doen ertoe. We spreken ook daar over en met de machines, en de termen werken door in onze beleving van de wereld. Zo worden de termen master en slave gebruikt in mechanische processen in schakelaars, klokken ed, bedoeld om een volgorde en hiërarchie aan te geven. Ook verwijzen veel woorden die gebruikt worden in de IT naar supernatuurlijke processen: black box, wizard, daemon. ‘Voldoende ontwikkelde technologie is niet te onderscheiden van magie’ (p169)

Het roept echter angst op dat AI de wereld overneemt. The Cloud is een term waarin veel samenkomt van onze beleving van AI: het doet denken aan de grote kracht van de computers, die in de kern van de zaak wolkachtig is. Het is niet te kennen en groter dan wijzelf. We vergeten daarbij echter de CO2 uitstoot, de benodigde materialen die in mijnen gewonnen moeten worden, de spanningen die de winning van zeldzame metalen met zich meebrengen en het toxische koelwater.

Wat zijn nu de beste manieren om ‘te spreken’ met het niet menselijke leven? Het is vooral het niet automatisch van onszelf uitgaan, maar opletten hoe die niet-menselijke-ander opereert. Er is in de communicatie met ‘machines’ de tendens om steeds meer op spreken lijkende taal te gebruiken. Er was de angst dat de verkorte taal die we in tekstberichten versturen een slechte invloed op ons taalgebruik zou hebben. Het heeft echter die tendens om meer op spreken lijkende taal te gebruiken versterkt. Ook het gebruik van emojs bevordert die tendens. Spreken is veel minder afstandelijk dan het geschreven woord. Spreken gebeurt tussen lichamen en wezens, het veronderstelt horen, vanzelf erkennen we het zijn van een persoon van de ander tegen wie we spreken, we transformeren dingen in wezens. Zo kunnen we beginnen een meer-dan-menselijke wereld te maken.

Non binaire machines

Als je alleen een hamer hebt, zie je elk probleem als een spijker. Dit bekende citaat (van Maslow) is ook van toepassing op de technologie die we hebben ontwikkeld. Wanneer eenmaal een manier van denken heeft geleid tot een technologisch hulpmiddel, beïnvloedt dat op zijn beurt ons denken en is het erg moeilijk om anders te denken. ‘We gebruiken onze machines vaak zonder precies te begrijpen wat ze doen, maar zonder kritiek accepteren we de wereld die ze ons presenteren. Ze definiëren onze werkelijkheid en wissen het besef dat er andere werkelijkheden ook maar bestaan.’ (p175)

Een type computer is dominant geworden na een keten van ontdekkingen en beslissingen en we hebben geen idee meer dat er andere soorten computers kunnen bestaan. Turing was een van de eerste mensen die de vroege voorlopers van computers ontwikkelde. Hij noemde die voorloper van wat we nu vrijwel allemaal gebruiken een a-machine. De a stond voor automatisch: de machine geeft uitkomsten die slechts afhangen van wat erin is gestopt. Ook zelflerende computers kunnen slechts voortborduren op waarmee ze opgevoed zijn.

In de tijd dat de eerste computers ontwikkeld werden, stelde Turing dat ook een ander soort machine mogelijk was, een o-machine, waar o stond voor orakel. Die zou in plaats van alle stappen te doorlopen die een mens ook zou kunnen doorlopen, op bepaalde punten stoppen om een besluit af te wachten. Die machine zou erkennen dat er veel is dat we niet weten. Dat de a-machine dominant is geworden is te verklaren doordat deze geschikt was om het belangrijkste probleem dat Turing had op te lossen: beslissingen nemen.

We zijn allemaal onder de indruk geraakt van wat computers kunnen en zijn heel veel gaan zien als vergelijkbaar met een computer: het hele universum, ons brein, planten en dieren. We hebben echter zo het zicht verloren op het veel gecompliceerdere, meer verbonden en alomtegenwoordige leven. We kunnen ander type computers maken die meer zijn zoals het leven zelf is. De wereld is in zijn totaliteit niet kenbaar, dat zouden computers moeten erkennen, in plaats van net te doen alsof we met genoeg data alles kunnen beheersen.

Bridle formuleert drie randvoorwaarden voor het ontwikkelen van machines die beter zijn toesneden op een wereld waarin we waarschijnlijk zouden willen leven, een wereld waarin computertechnologie niet slechts bestaande machtsstructuren bestendigt. Onze technologieën zouden ernaar moeten streven non-binair te zijn (niet volledig zijn gebouwd op de veronderstelling dat de wereld valt te reduceren tot enen en nullen), ze zouden vanzelfsprekend gedecentraliseerd moeten zijn (om macht zo veel mogelijk te verdelen maar ook het belang en de waarde van samenwerken te onderkennen). En ze zouden bewust ruimte moeten laten voor alles wat niet binnen het bereik van hun begrip en controle ligt, in plaats van actief te proberen dat wat niet kan worden begrepen – en dus niet kan worden onderworpen – uit te roeien.

Ons eigen bewustzijn werkt ook met modellen van de werkelijkheid, net als computers. We vergeten meestal dat het modellen zijn en doen alsof onze onmiddellijke waarneming de echte wereld is. De modellen in ons bewustzijn worden in een constant proces van opnieuw waarderen en een integratie van nieuwe met bestaande waarnemingen bijgesteld. Ons bewustzijn vormt de wereld net als een model van een computer, bij iedere interactie van onszelf met de omgeving. Daarom zijn de metaforen en modellen zo belangrijk.

‘Als ons interne model een visie van een gedeelde wereld omvat, een gemeenschappelijke wereld waar we deel aan nemen; als het erkent dat er een werkelijkheid is van een meer-dan-menselijke verstrengeling en als we bereid zijn onze visie aan nieuwe omstandigheden en realisaties aan te passen, dan heeft het, of hebben we de mogelijkheid om feitelijk de wereld een meer gemeenschappelijke, rechtvaardige en gelijke en meer-dan-menselijke plaats te maken’.(p207)

Zoals alle machines is er eerst een simulatie van de wereld, maar die wordt vervolgens een beslismachine. Eerst is er het model, maar vervolgens probeert de machine om de wereld te vervangen voor het model. Ons bewustzijn werkt ook zo. Daarom is het van belang dat we  betere modellen maken.

Ook wat wij nu artificiële intelligentie noemen, is het gevolg van relaties, en vooral van de omgeving van waaruit zij voortkomt. We hebben nu bijvoorbeeld veel bedrijfsintelligenties, die zijn ‘opgevoed’ door op winst gerichte bedrijven. Hun hele omgeving is kapitalistisch en als gevolg daarvan blijken die intelligenties niet erg heilzaam te zijn voor ons algemene welzijn.

 

https://www.micropia.nl/nl/ontdek/microbiologie/slijmzwam/

 

De slijmzwammen

Van slijmzwammen was bekend dat ze grote netwerken maken in de bodem van een bos en op dood hout. Het zijn eencellige wezens, zonder hersenen en ze hebben schijnvoeten. Ze lijken een beetje op amoeben en enigszins op schimmels. Een paar jaar geleden experimenteerden onderzoekers met slijmzwammen of die behulpzaam zouden kunnen zijn om de beste routes te vinden in een complexe omgeving. Een onderzoek betrof de verkeersroutes voor Groot Tokyo. Ze maakten een kaart van havervlokken om de stadscentra aan te geven en licht en donkere plekken die rivieren en bergen aangaven. Binnen een etmaal had de slijmzwam de meest efficiënte route tussen de stadskernen gevonden waarin de obstakels vermeden werden. Dit had voor mensen jaren geduurd om tot stand te brengen.

Ook het vinden van de kortste route tussen steden die maar eenmaal bezocht worden was voor deze wezens gemakkelijk, terwijl voor zowel mensen als computers daar veel meer moeite en tijd mee gemoeid zijn. Het is hun speciale type intelligentie waardoor zij zulke problemen zo goed kunnen oplossen. Zo zouden we nog veel meer kunnen leren van planten en dieren als we hun speciale type intelligentie kunnen herkennen. Ieder wezen heeft een ‘umwelt’, een specifieke manier om zich te verhouden tot de wereld. Het geldt voor alle dieren, de microwereld en zelfs voor sommige machines. Iedere umwelt is een miniatuurwereld en al deze verschillende werelden overlappen en creëren de wereld die we delen.

 

Toevallige factoren in de evolutie

We zijn er na Darwin van uitgegaan dat evolutie verloopt door natuurlijke selectie, de druk om zich aan te passen aan de omgeving is daarbij het belangrijkst.  Bridle betoogt dat er ook andere mechanismes van belang zijn in de evolutie. Dat zijn bijvoorbeeld mutaties, recombinatie en genetische drift.

Mutaties kunnen door meerdere factoren ontstaan, fouten bij het kopiëren van DNA, door de aanwezigheid van chemicaliën, straling of zelfs ultraviolet licht van de zon. Of door intern disfunctioneren, of kosmische invloeden. De willekeurige veranderingen die dan optreden in het DNA van levende wezens hebben meestal weinig invloed, maar leiden soms tot ziektes of onverwachte mogelijkheden en veranderingen in kenmerken.

Recombinatie verwijst ernaar dat DNA van twee partners komt. De nieuwe combinatie hangt van toevalligheden aan elkaar, hoewel de keuze van de seksuele partners wel past in het verhaal van Darwin. Maar hoe de chromosomen in twee delen gesplitst worden is toevallig.

Geen organisme is volledig hetzelfde wat betreft DNA. Wel zullen bepaalde genen meer voorkomen in een bevolking dan andere. Sommige kunnen de overhand krijgen, anderen verdwijnen, maar welke dat zijn is een toevallig verschijnsel.

Deze krachten zijn meer fundamenteel dan de natuurlijke selectie, die volgt immers pas op basis van wat er in de organismen aanwezig is.

We hebben enkele blinde vlekken als het gaat om evolutie. De drie net genoemde verschijnselen kunnen we wel in computer modellen namaken, maar niet in de analoge wereld waarnemen. Dit is weer een voorbeeld dat technologie ons kan helpen om de natuurlijke wereld beter te begrijpen en anders te gaan zien.

Een andere blinde vlek is dat Darwin zich vooral met de grotere dieren en planten heeft beziggehouden en niet met de microwereld van bacteriën en virussen. De grotere organismen hebben een grotere interne complexiteit, meer en meer soorten cellen, meer verbindingen tussen de cellen. Daardoor zijn er meer checks op de toevallige mutaties en recombinaties, dan in de microwereld. Daar zijn zoveel uiteenlopende vormen te zien dat het argument van de druk van de omgeving en het beter ontlopen van predatoren niet kan gelden, want zoveel predatoren zijn er eenvoudig niet. Daar is het effect van toevallige veranderingen in volle glorie te zien. Zie de afbeelding hieronder van de microscopische zeediertjes die de zoöloog Ernst Haekel begin twintigste eeuw heeft verzameld.

 

https://www.etsy.com/ie/listing/1109351416/42-ernst-haeckel-art-forms-in-nature-png

Bij de grotere organismen speelt de toevalligheden in de distributie van genen een minder grote rol. Zij bestaan in complexere samenlevingsvormen met een grotere rol voor  de toevallige ontmoetingen in hun omgeving, met andere soorten en met verschillende contexten. Het internet is een zeer complexe omgeving. Maar Google helpt ons om die complexiteit te verminderen. Bridle pleit echter voor niet focussen op een gewenste uitkomst, maar op het pad richting die uitkomst. Dan leren we, ontwikkelen en groeien we door ons te verbinden met de wereld op onverwachte manieren. Dat gaat het beste als we actieve participanten zijn in die wereld in plaats van passief te ontvangen wat de algoritmes en bedrijfsdictaten ons voorschotelen.

Meer dan menselijke politiek

In het oude Athene werden overheidstaken door loting toebedeeld aan burgers, een groep waarvan de vrouwen en slaven waren uitgezonderd. Er zijn intussen wel ervaringen opgedaan met burgerberaden, waar mensen willekeurig voor worden uitgenodigd. De resultaten van dergelijke beraden zijn dat de voorstellen radicaler en vernieuwender zijn dan verwacht. Een van de onderliggende mechanismes is dat ´diversiteit belangrijker is dan vaardigheden´. Deze theorie die ondersteund wordt door sociaal en wiskundig onderzoek stelt dat hoe meer verschillende gezichtspunten en ervaringen er bij de start zijn, hoe beter de oplossingen voor complexe problemen zijn. We floreren door de banden die we hebben met onze omgeving, en dat geldt voor andere mensen en voor de meer-dan-menselijke omgeving.

Als we toevalligheid accepteren, dan geven we waarde aan alles en alles is evenveel waardevol. Daarom is dat door en door politiek, alles en iedereen doet ertoe.

We hebben steeds meer groepen mensen een legale status gegeven, waardoor we ze als subject gingen zien in plaats van als object. Vreemdelingen, slaven, vrouwen. Intussen hebben ook bedrijven, schepen en bijvoorbeeld de staat New York een legale status. Er zijn al veel voorbeelden waar natuurlijke verschijnselen een legale status gekregen hebben. In India de rivier de Ganges, in Colombia het regenwoud en in Nieuw Zeeland een rivier die als een levend wezen beschouwd wordt. Individuele dieren hebben nog niet vaak die status gekregen.

Bridle pleit voor een meer-dan-menselijke politiek. Politiek is voor hem de kunst van het beslissingen nemen over alles dat gemeenschappelijke implicaties heeft.

Er zijn talloze voorbeelden dat dieren ook aan politiek doen. Alle voorbeelden die hij geeft, laten zien dat er dan een democratische besluitvorming plaatsvindt. Pas als 60 % van de herten van een groep opstaat, staan de anderen ook op om naar een andere plek te gaan. Bij buffels is er een soortgelijk gedrag van opstaan, een richting uitkijken en weer gaan liggen dat als het voldoende navolging vindt bepalend is voor het in beweging komen van de kudde. Ook bij vogels zijn er veel parallellen  te vinden van een democratische besluitvorming om als zwerm te gaan vliegen, of om gezamenlijk te vertrekken tijdens het halfjaarlijkse migreren.

Van bijen is bekend dat zij hun soortgenoten laten weten dat ze voedsel hebben gevonden door een bepaald soort dans te doen, de waggeldans of rondedans. Ze dansen een bepaald patroon en geven ook de richting en de afstand aan vanaf hun korf tot aan de bloemen.

 

http://debij2012-2013.blogspot.com/2013/04/communicatie.html

 

Maar ook als bijen een nieuwe nestplaats moeten vinden wordt dat democratisch besloten. Eerst worden veel verschillende plaatsen gedanst, maar geleidelijk aan beperkt dat zich en wordt een locatie gekozen. Het valt op dat deze processen vergelijkbaar zijn met hoe in mierenkolonies besluiten genomen worden. Maar ook lijkt het op hoe onze hersencellen omgaan met nieuwe informatie en daaruit de meest wenselijke koers destilleren.

 

Het internet van de dieren

De mogelijkheden om dieren uit te rusten met een zendertje en hun bewegingen te volgen heeft zich de laatste decennia steeds uitgebreid. Vroeger was het mogelijk om vogels te ringen en als ze ergens weer gevonden werden, levend of dood was dat de enige informatie die we over hen hadden. Vervolgens kon men hen alleen op vrij kleine afstand met radiosignalen volgen, later met GPS en intussen kunnen we met satellieten de bewegingen van wilde dieren voortdurend volgen. Dit heeft ons enorme hoeveelheid informatie gegeven over hun leven. Het blijkt dat wolven bijvoorbeeld veel grotere afstanden afleggen dan eerder gedacht. Ook in de zee worden dieren met zenders uitgerust en kunnen we steeds meer van hun bewegingen volgen.

Een van de inzichten is dat het voor het goed overleven van veel wilde dieren in de weinige echte wildernis die we nog hebben het mogelijk zou moeten zijn dat dieren van de ene kleine groep naar de andere kunnen reizen. Dat is gunstiger voor hun gezonde overleven dan in een grote groep. In de zee is de grotere kennis van de bewegingen van zeedieren aanleiding om mobiele reservaten te maken, die meebewegen met hoe de dieren zich verplaatsen.

Een ander voorbeeld is de wijze waarop we onze steden en infrastructuur bouwen. Hoe meer kennis we hebben over de levens en noden van de verschillende diersoorten, hoe beter we daar bij het vormgeven van de patronen van ons eigen leven rekening mee kunnen houden. Soms is het nodig dat er wegen worden verplaatst of bruggen gebouwd. Corridors helpen dieren in verschillende gebieden naar elkaar toe te komen. Het zijn allemaal manieren om het samenleven tussen mensen en niet-mensen te verbeteren. Het bouwen van een gedeelde infrastructuur voor onze gedeelde levens is een onderdeel van een meer-dan-menselijke politiek.

Infrastructurele bouwwerken die bedoeld zijn om mensen binnen of buiten te houden, zijn schadelijk voor de mobiliteit en dus het welzijn van dieren. ‘Het is een teken van menselijke en niet-menselijke solidariteit dat het zorgen voor het overleven van niet-menselijke soorten hand in hand gaat met de strijd  voor de waardigheid en vrijheid van alle mensen.’(p296) Soms komen de dieren op voor de mensen. De leguanen bij Guantánamo Bay waren bedreigde diersoorten, er werden hoge boetes in het vooruitzicht gesteld als hen iets zou worden aangedaan. Het zou wel heel onlogisch zijn als wel de leguanen een wettelijke status hadden, maar niet de mensen in Guantánamo Bay. Het betekende plotseling dat ook de gevangenen op de Amerikaanse legerbasis niet zonder rechten bleken te zijn.

Wat betekent een meer dan menselijke politiek? Dieren stemmen met hun benen of vleugels en het impliceert: ‘het zorgvuldig en bewust aandacht geven aan hun noden en verlangens, het erkennen van hun agency en waarde, en de bereidheid om in de bestaande structuren van onze maatschappij beter met allen rekening te houden.’

Er zijn ook manieren waarop dieren ons beter kunnen beschermen. Zoals al vanouds in vele verhalen verteld wordt, zijn dieren onrustig voorafgaand aan een aardbeving of vulkaanuitbarsting. Het analyseren van data heeft laten zien dat inderdaad hoe dichter bij een epicentrum hoe duidelijker, schapen, koeien en honden zich ongewoon gedragen. Om een betrouwbare voorspelling te kunnen doen gebaseerd op veranderd gedrag van dieren, was het nodig om de data van veel bronnen, dus meerdere dieren te gebruiken. Het ongewone gedrag werd alleen duidelijk als deze data gecombineerd werden.

Om al deze data van verschillende soorten en op verschillende tijden te combineren is een ingewikkelde klus. De econometrische statistische modellen die ontworpen waren om subtiele signalen in de effectenbeurzen en investeringspatronen op te pikken boden uitkomst. Weer een voorbeeld waar complexe technologie een ander en veel weldadiger doel dient. Overigens begrijpen wetenschappers nog niet welke signalen dieren opvangen waardoor ze zich anders gaan gedragen.

 

Half-Earth-Project

Al een ruime eeuw worden er reservaten gesticht waar dieren en planten zonder menselijke inmenging kunnen leven. Volgens E.O. Wilson, een van de werelds bekendste evolutionaire biologen en stichter van de sociobiologie, is de omvang van een habitat bepalend hoeveel soorten het kan ondersteunen. Als 90 % van de wilde habitat is verdwenen, kan het maar de helft van het oorspronkelijke aantal soorten ondersteunen.

Het antwoord van Wilson en het Half-Earth-Project is een radicale uitbreiding van de beschermde gebieden. En het gaat niet om een totale apartheid van mensen en niet-mensen, maar juist ook om veilige corridors en passages, groene bruggen en tunnels, beken waar mensen geen invloed mogen hebben, die wel dwars door de menselijke wereld heen lopen. Om dit te kunnen bereiken is het internet van dieren van groot belang, dan pas hebben we immers voldoende kennis om het zo in te richten dat het ook zal werken voor de verschillende soorten.

Een citaat van Wilson uit 2020: ‘wat de wereld ons te bieden heeft, in één woord is: poëzie. Een hele serie van mysteries, van mogelijke ontdekkingen, van verschijnselen, van onverwachte gebeurtenissen, en objecten, dingen en levende organismen. Een oneindigheid bijna op deze planeet die ligt te wachten om genoten te worden. Er is zoveel in de wereld dat erop wacht om onderzocht, gewaardeerd en beschreven te worden’ (p306) Wilson heeft hiervoor het woord ‘biophilia’ gebruikt. Bridle geeft de voorkeur aan solidariteit, omdat het zowel een diepe liefde voor de Aarde en alles wat er leeft aangeeft maar ook een praktische politieke houding van wederzijds respect, hulp en ondersteuning. Over E.O. Wilson:  zie CM 87.

 

Over technologie

In antwoord op de vraag hoe we kunnen stoppen dat technologie ons scheidt van de natuurlijke wereld, was het tot verbazing van Bridle een goed idee om soms maar minuscuul kleine zendertjes aan alles te bevestigen. Maar in het boek staan meer voorbeelden van het gebruiken van technologie voor gunstige doeleinden in plaats van waarvoor ze zijn ontwikkeld. Militaire radars zijn nuttig gebleken om de migratie van vogels te volgen. Er zijn spionage satellieten omgekeerd om de oorsprong van het universum te bestuderen, en we kunnen surveillance instrumenten gebruiken om een meer-dan-menselijk parlement te ontwikkelen.

Maar concludeert hij: ‘Het was nooit de technologie zelf die de vijand was, maar de ongelijkheid en de centralisatie van macht en kennis. De antwoorden daarop zijn onderwijs, diversiteit en rechtvaardigheid. Daarvoor is geen AI nodig, maar actuele intelligentie. En nog belangrijker, alle actuele intelligentie – iedere persoon, dier, plant en mugje; ieder beestje, iedere steen en ieder natuurlijk en onnatuurlijk systeem… Het probleem is nooit technologie zelf. Er zijn altijd andere manieren om met technologie om te gaan, zoals er andere manieren zijn om met intelligentie en politiek om te gaan. Technologie is tenslotte, dat wat we kunnen leren om te doen.’ (p307)

 

Tot slot

Bridles boek is inspirerend en optimistisch in de zin dat het duidelijk maakt dat we onze samenleving anders kunnen inrichten. Het is een mozaïek van onderzoeken, inzichten, anekdotes die met elkaar een levendig beeld geven wat een verbinding met de meer-dan-menselijke wereld betekent. De veelheid aan invalshoeken en de teneur van wat hij beschrijft maakt dat het boek zelf een beleving geeft van wat die verbinding inhoudt.

In eerste instantie had ik minder affiniteit met zijn beschrijvingen van een ander soort technologie, in de bespreking zijn de non-binaire machines er wat bekaaid afgekomen. Dat alleen al is een reden om het boek zelf te lezen! Geleidelijk aan zag ik de doorgaande lijn in zijn betoog. Mensen maken nu eenmaal technische dingen zoals Bridle schrijft. We missen veel als het gaat om onze directe waarneming en technologie is een manier voor ons mensen om ons te verbinden met een wereld buiten ons. Het beeld van de bij nadere beschouwing steeds complexere wereld, de onontkoombare verstrengeling die er is tussen alle levensvormen en hun omgeving, komt nu juist door de nieuwste technologie op de voorgrond. Voor de inheemse volken was deze manier om de wereld te beleven niet heel vreemd, zoals ook  Bridle aanstipt in zijn boek. Het is wonderlijk dat juist door technologische kennis er een nieuw soort betovering kan ontstaan.

Het is belangrijk dat al deze nieuwe inzichten, die voor sommige wetenschappers die op deze terreinen werkzaam zijn onontkoombaar zijn, bij elkaar gebracht worden en een plaats krijgen in ons collectieve weten en beleven. Het zou kunnen leiden tot een werkelijk andere beleving van de werkelijkheid, waardoor we veel beter omgaan met zowel de menselijke als de niet-menselijke-wereld. Alleen kan er tot mijn spijt wel een flinke traagheid bestaan om te (willen) veranderen. Onze maatschappelijke structuren zijn gebouwd op de ‘oude’ denkbeelden, er zijn erg veel belangen gemoeid met de oude gang van zaken.

Hoe zal een overgang naar een samenleven volgens de nieuwe inzichten verlopen? Dat zal vermoedelijk niet zonder slag of stoot gaan, en daar geeft Bridle geen aandacht aan. Dat is misschien ook niet zijn taak. In zijn eerste boek heeft hij gewaarschuwd voor de gevaren van de bestaande technologische ontwikkelingen, het is een mooie wending dat hij nu een zo hoopvolle nieuwe visie presenteert.