Civis Mundi Digitaal #141
Bespreking van: Saskia Schepers, Als alle breinen werken. Waarom ruimte voor neurodiversiteit op het werk goed is voor iedereen. Uitgeverij Business Contact, 2023.
De ondertitel van Als alle breinen werken van Saskia Schepers, Waarom ruimte voor neurodiversiteit op het werk goed is voor iedereen, is tegelijk de strekking van het boek. In vrijwel elk hoofdstuk komt die stelling bovendrijven. Met veel enthousiasme en als een wekker op de repeteerstand die telkens maant op te staan, brengt Schepers als een ware profeet die boodschap. En Schepers weet de vraag waarom ruimte voor neurodiversiteit op het werk goed is voor iedereen, tot aan de maatschappelijke kosten in het nawoord toe, overtuigend en bevestigend te laten landen. Door een toegankelijke schrijfstijl neemt de auteur je mee in haar kruistocht en word je het verhaal ingezogen.
Afwijkend gedrag
Van neurodiversiteit is sprake wanneer van iemand de neurologische ontwikkeling en toestand atypisch is of afwijkt van de dominante neurologische cognitieve- en gedragsnormen. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen een gangbaar, neurotypisch brein en een minder gangbaar brein dat neurodivergent is, zoals bij bijvoorbeeld autisme en asperger. Maar wat is gangbaar, wat is atypisch? Daar zit een bandbreedte in, die telkens weer specifiek is.
En wat is afwijken? Volgens wijlen de Amerikaanse musicus Frank Zappa is afwijkend gedrag voorwaarde voor elke vooruitgang. Met name in de kunst en de wetenschap zie je veel neurodiversiteit. Een groot aantal wetenschappelijke doorbraken zijn gedaan en veel tijdloze kunstuitingen zijn gemaakt door mensen die we wellicht of waarschijnlijk neurodivergent zouden kunnen noemen. In beide werelden heeft neurodiversiteit een grotere acceptatiegraad dan elders. Neurodivergente mensen hebben vaak een unieke manier van denken met voor anderen onverwachte perspectieven en oplossingen om tot de essentie komen. Het betekent kort door de bocht, dat neurodivergente mensen in kunst en wetenschap dat wat een beperking zou kunnen zijn juist professioneel weten te gebruiken.
Met name kunstenaars wijzen de weg voor neurodivergentie. Als je jouw beperking kent, kun je daarbinnen onbeperkt te werk gaan, vrij naar een citaat uit dit boek van wijlen schrijver Jules Deelder. De kracht die daar uit voort vloeit, helpt veel kunstenaars de essentie te vinden van wat ze willen uitdrukken met hun kunst. Voor een wetenschappelijk onderzoeker is het de kunst uiteindelijk de essentie te zoeken en uit te vinden wat zijn onderzoek echt betekent en daardoor met oog voor details de diepte in te gaan.
Handreikingen
Het boek met ruim 300 bladzijden is niet alleen een hartstochtelijk betoog om anders om te gaan met neurodiversiteit, het is ook een overzicht van de stand van zaken wat betreft neurodiversiteit met verwijzingen voor verdere verdieping. Er is een test om te doen, de breinhandleiding. Op zijn Amerikaans beginnen de hoofdstukken met diepe wijsheden van grote geesten gerelateerd aan het komende onderwerp.
Tevens is het een prima handboek over neurodiversiteit. Wat dat betreft is het jammer dat het als naslagwerk moeilijk hanteerbaar is door het ontbreken van een register op onderwerp. Een inhoudsopgave voorzien van de titels van de paragrafen had dat deels simpel kunnen ondervangen en de vindbaarheid van zaken ten goede kunnen komen, maar ook dat ontbreekt. Jammer, want dit is echt een boek dat je na lezing nog eens zou willen pakken om op onderwerpniveau terug te lezen, maar nu moet je echt een tijdje zoeken. Iets voor de volgende druk misschien (deze recensie is op basis van de tweede druk). In deel 3 staan de thema’s cq onderwerpen overigens dik gedrukt, dus zoeken gaat het best door te bladeren.
Saskia Schepers is zelfstandig adviseur. Ze heeft haar expertise op dit gebied bij Ahold, Douwe Egberts en met name in dienst bij ABN AMRO opgedaan en in de praktijk gebracht. Die ervaring stelt haar in staat de brug naar die praktijk te maken.
Bij zo’n onderwerp en met zo’n gloedvol pleidooi ben je als lezer benieuwd hoe de schrijver komt aan de fascinatie voor dit onderwerp, neurodiversiteit. Dat geldt ook wellicht voor de lezer van deze recensie. In de paragraaf Ook ik ben anders bedraad gaat Schepers daar op in en schetst in algemene zin dat ze tot de doelgroep behoort. Kort, want de helft van het paragraafje gaat niet zozeer over haar, maar is naar aanleiding van haar ervaringen met leidinggevenden een optekening van zaken over managers in zijn algemeenheid die het verschil kunnen maken. Het is enigszins in contrast met de pleidooien voor openheid over neurodiversiteit op de werkvloer en met de openhartigheid die in de kaders met persoonlijke verhalen de boventoon voert.
Haar persoonlijke drive voor het onderwerp komt terug als ze in een paragraaf over pesten kort vertelt over haar uitsluiting op het schoolplein. Een aangrijpende en veelzeggende alinea die de materie op een krachtige manier persoonlijk maakt. Pas in het dankwoord in de bijzin ‘zoals een andere hoogbegaafde zei’, krijgen we een clou over in welke van de genoemde neurodivergente categorieën in het boek de auteur zelf valt. Meer kan ik u, nieuwsgierig wellicht zelfs geïnteresseerd als u bent als lezer van deze recensie, niet melden.
Neurodivergentie
Het boek heeft drie delen en in het eerste deel lezen we wat neurodivergentie cq neurodiversiteit is. Onder neurodivergentie viel bij de introductie van de term begin jaren negentig eerst vooral autisme, nu is het een parapluterm voor, zoals Schepers het mooi noemt, breinvariaties als AD(H)D, dyslexie, asperger, dyscalculie, tourette, bipolair en NAH (niet aangeboren hersenletsel). Dat zijn de bekendere. En de volgende breinvariaties vallen eronder, maar vergen wellicht meer dan de hiervoor genoemde een kleine toelichting. Dyspraxie is een hersenstoornis die elke beweging het resultaat maakt van een ingewikkelde planning in de hersenen. Mensen met synesthesie ervaren de wereld anders doordat de zintuigen veel sterker aan elkaar gekoppeld zijn dan bij de meesten van ons. Een voorbeeld uit mijn eigen omgeving, een vriend koppelt kleuren aan getallen. Hij werd laatst 60 en voor hem is zestiger zijn een grijze periode.
Hierover, de verschillende neurodivergente breinen, gaat het in deel 3. Dat deel is iets meer praktisch en gaat over handreikingen in de sfeer van ‘hoe om te gaan met’. De verschillende vormen van neurodivergentie worden daar op een duidelijke wijze behandeld. Deel 2 gaat over hoe neurodivergentie een kracht kan worden binnen elke organisatie.
Quotum
Het betreft een groot aantal mensen. Als hoogsensitiviteit wordt meegenomen, gaat men uit van een schatting die aan loopt tegen een kwart van de populatie (welke je ook neemt) van de bevolking die neurodivergent is. Want hoogsensitiviteit wordt inmiddels net als hoogbegaafdheid en introversie ook onder neurodivergentie gerekend.
Het is ook een issue van onze tijd. In de oertijd kon een ADHD’er jagen, in de Middeleeuwen kon een autist monnik worden in een klooster, bijbels gaan overschrijven en fraai gedetailleerd decoreren en dyslexie was geen probleem, want vrijwel niemand kon die bijbel van die monnik lezen. De moderne tijd brengt autisten in de problemen vanwege de toenemende informatiestromen. Er kunnen meer mensen lezen en schrijven sinds de 19e eeuw, zodat dyslexie werd ontdekt. ADHD’ers zijn sindsdien gedomesticeerd op kantoren en fabrieken, waar ze hun ei niet kwijt kunnen. Op kantoor zitten is tenslotte een merkwaardige afwijking in de geschiedenis is die nog maar pas honderd, honderdvijftig jaar duurt.
Op de werkvloer is psychologische veiligheid in een team het fundament voor een succesvolle ‘uitnutting’, als ik het zo mag noemen, van neurodivergentie. En aandacht van minderheidsstandpunten is daarbij een oud, maar nog niet genoeg gehoord principe, dat ook bij Schepers terugkomt. Met stemmen in een team heb je bepaald niet de zekerheid dat je de beste optie te pakken hebt. Met alle opties goed te bespreken, ook die aanvankelijk weinig steun hebben, komt je vaak verder. Neurodivergente mensen hebben vaak minderheidsstandpunten.
Dan het management. Schepers stelt dat kennis over neurodivergentie van managers cruciaal is voor succes in een werkomgeving. Ze geeft als voorbeeld KPMG. Het bedrijf wil graag 15% neurodivergentie in huis hebben. Schepers stelt dat dat natuurlijk prachtig is als streven, maar dat neurodivergentie geen quotum nodig heeft. Los van dat tellen lastig is, want wie tel je mee, zijn ze al aanwezig. Ze stelt ironisch de vraag of KPMG die 15% wellicht allang in huis heeft. Ik heb er, overigens al lang geleden, jarenlang gewerkt en als er niks veranderd is, lijkt het me een bijzonder lage inschatting. Het leidde op managementniveau vaak tot gênante situaties. Of erger. Een kleine sfeerimpressie over hoe neurodivergent management een cultuurverandering uitvoerde om deze recensie met een zwaar onderwerp wat te verluchtigen, staat het boek parafraserend in het bijgaande kader. Het boek heeft veel kaders met cases en met praktijkverhalen van mensen met ervaring met de behandelde materie.
Management
Als het management aandacht heeft voor neurodivergentie van hun medewerkers dan is dat een win-win situatie, zoals Schepers aantoont. Maar wat als het management zelf kampt met een bepaalde mate van neurodivergentie in de vorm van autisme en asperger, zoals in de casus in het kader? Wie doet dan wat als het fout gaat? De afgelopen 35 jaar als adviseur heb ik een hoop ellende gezien in relatie tot deze materie in organisaties. Of neem een boekhandel met een buurtfunctie die wordt over genomen door rekenvaardige neurodivergenten, die niet begrijpen dat mensen er niet voor de boeken komen, die kan je op internet bestellen, maar voor de deskundige en verbindende boekverkopers. Die verdwijnen allemaal snel na de overname door ‘die ijskasten’ en laten de buurt verweesd achter.
Vraag is, wat doen we met dit soort situaties? De weg in bedrijven voor neurodivergentie is hoopvol aols we dit baanbrekende boek lezen, een mooie boodschap en goed leesbaar opgeschreven. Wel is er nog werk te doen op dit gebied in het management van bedrijven, zowel in de aandacht naar medewerkers toe als in de soms negatieve gevolgen van neurodivergent management. Wellicht is dat laatste een idee voor deel 2 van Als alle breinen werken.
Op een dag kregen alle medewerkers van de Grote Advies en Accountants Fabriek (GAAF) een brief thuis over een veranderprogramma. In de brief het normale gedoe over wat je al jaren hoorde over omzet en resultaten enzovoort, met wat nieuwe moeilijke woorden erbij zoals cultuurverandering. Maar wie wordt er gemotiveerd door een brief om het anders te gaan doen? Weer wat later was er een bijeenkomst. De directeur had een presentatie meegekregen die hij met de rug naar de zaal heen en weer lopend voorlas. Hij had zelf één sheet toegevoegd met veel cijfers. “Dat snappen jullie toch wel?” Dat was weinigen gegeven. Hij sloeg meer dan de helft over. Hij kwam er ruiterlijk voor uit dat hij dat deel niet zo goed begreep. Dat ging over mensen. Hij stelde de verkeerde vragen aan de verkeerde mensen in de zaal. Een secretaresse zat weken thuis nadat ze niet wist wat in de brief stond en daarom voor schut gezet werd door de directeur. Toen kwam de jaarlijkse GAAF zomerbijeenkomst. Groots opgezet en ’s avonds een vette DJ en geprojecteerde slogans van het verandertraject tijdens het dansen. Dat is pas feest. Maar het mooiste moest nog komen, een cd in het postvakje met een filmpje van het discofeest en de ditmaal wel complete presentatie van de directeur. Na een aantal weken hingen er malle posters op de GAAF kantoren. Daarop foto’s van ons onbekende wolkenkrabbers en ons management op weg daar naartoe huppelend met allemaal, wat leuk gevonden, dezelfde schoenen aan, geflankeerd door ons eveneens onbekende hippe vrouwen. Die makkelijk herkenbaar waren als niet van ons management, vrouwelijke managers hadden we niet. Daarna heeft niemand nog iets over het traject vernomen. De betrokken managers werden daarna aanmerkelijk minder serieus genomen. Dat hebben ze zelf waarschijnlijk nooit in de gaten gehad. |