Afrikaanse filosofie. Inleiding en deel 1: begrip versus vooroordelen

Civis Mundi Digitaal #141

door Piet Ransijn

Bespreking van Placied Tempels, Bantoe-filosofie. Gorredijk, Uitg. Noordboek, 2023. Eerste publicatie 1945. Ingeleid en hertaald door Angela Roothaan.

Dit baanbrekende boek over Afrikaanse filosofie is een welkome aanwinst nu de ‘zwarte’ cultuur weer volop in de belangstelling staat en het onderscheid met de westerse cultuur daarbij ook de nodige aandacht krijgt. Tempels biedt een diepgaande vergelijkende filosofische visie en analyse van de Afrikaanse levensbeschouwing en verschillen en overeenkomsten met westerse en vooral christelijke gezichtspunten.

Tempels werkte als missionaris in Belgisch Congo, dat in 1960 onafhankelijk werd. “Hij raakte gefascineerd door de op het eerste oog zo andere manier van denken en doen die hij tegenkwam.” Hij zag dat met missioneren de plank missloeg en dat veel kolonialen “het Afrikaanse denken als irrationeel en achterlijk zagen”. Maar Tempels zag dat het rationeel en consistent was en een samenhangende filosofie vormde met een ontologische structuur. Ontologie, dat letterlijk ‘leer van het zijn’ betekent, ziet hij als “wezenskennis”, waaruit logisch consistente conclusies kunnen worden getrokken. (p8-9,58). 

 

Een dynamische visie van de levenskracht

De essentie of het wezen van de Afrikaanse levensfilosofie is de ‘levenskracht’, die zich in uiteenlopende levensvormen uitdrukt en toe kan nemen en af kan nemen in een dynamische visie. De Afrikaanse filosofie vat de werkelijkheid dynamisch op als leven(skracht), terwijl de westerse filosofie uitgaat van het statische zijn, uitzonderingen daargelaten zoals Heraclitus (panta rheï, alles stroomt), Nietzsche, Bergson, het vitalisme en de evolutiefilosofie (zie CM 117). “In Afrika ziet men de werkelijkheid als leven, als een zich ontwikkelende en uitdrukken an een altijd werkende kracht.” (p11) 

Europese filosofen zien de wereld over het algemeen als “een statisch geheel van zijnden”. Als atomen en objecten die op elkaar inwerken in een corpusculair, uit deeltjes bestaand wereldbeeld, terwijl niet-westerse filosofieën vaak meer holistisch denken, zoals bij het taoïsme en de monistische Indiase vedantafilosofie. Zij zagen “de levensverbondenheid van alle wezens die zo belangrijk is dat het dodelijk is om haar te verbreken.” (p16) De westerlingen die dat niet zagen en die verbondenheid verloren en vernietigden, plukken daarvan nu de wrange vruchten.

 

Interculturele dialoog en wederzijds begrip

Tempels wilde de filosofische structuur van het Afrikaanse denken van de Bantoe-volken verhelderen om het ook voor westerlingen begrijpelijk te maken. Dat was nodig om de westerse en christelijke cultuur, die hen werd opgedrongen, beter af te stemmen op de Afrikaanse cultuur. Het ging hem om een interculturele dialoog gebaseerd op wederzijds begrip in plaats van “minachting, uitbuiting en geïnstitutionaliseerde discriminatie”. Hij wilde duidelijk maken dat neerbuigende ideeën over Afrikanen onjuist waren” (p8,9) Hij zag ook overeenstemming tussen de Afrikaanse visie en het christendom in onderscheid met de heersende vooroordelen, die hij bestreed. 

Tempels wilde “de Bantoe-filosofie mee laten klinken in het wereldwijde gesprek over wie wij mensen zijn, hoe wij moeten leven en hoe wij met onze aarde omgaan.” Het boek is wat dat betreft een ‘eye-opener’, die haaks staat op het Europacentrische “racistische mensbeeld” dat sinds de Verlichting heerst en pretentieuze waanideeën over het beschaven van onbeschaafde en onontwikkelde volken met zich meebrengt met allerlei ongegronde vooroordelen. Onder de indruk van de Afrikaanse wijsheid en de diepere rationaliteit daarvan zag hij deze “als een mogelijk alternatief voor het postreligieuze materialisme dat hij beschouwde als de dominante ideologie van de moderne tijd”. (p10)

Zijn lezerspubliek bestond in dit tijd uit collega-missionarissen en “kolonialen van goede wil”, want die waren er ook, om de discriminerende en uitbuitende koloniale werkelijkheid te veranderen. De westerse visie en het christendom dienden zich aan te passen “aan de manier waarop de Congolezen de wereld begrepen”. (p11) Het omgekeerde leidde tot ontworteling, vervreemding. en falende ontwikkelingsprojecten die niet aansloten bij de inzichten en behoeften van de inheemse bevolking. Tempels “vond dat samenwerking tussen Europese en Afrikaanse culturen als gelijkwaardige culturen het uitgangspunt moest zijn.” (p13) 

  

Wie was Placied Tempels?

Placied was zijn religieuze naam als Franciscaan sinds 1924. Hij heette eigenlijk Frans, doopnaam Franciscus en werd geboren bij een dorp in de buurt van het Vlaamse Hasselt in 1906, waar hij overleed in 1977, na dertig jaar in Belgisch Congo te hebben gewerkt als missionaris en etnoloog, onderbroken door perioden van verlof. Een missionaris was een man van twee werelden. In Afrika was hij iemand van alle ambachten, die verstand had[EJ-E1]  van medische zaken, techniek, bouwkunst, onderwijs, onderzoek en het leren van talen. In Europa was hij een weinig begrepen figuur, die... de andere kant van de wereld liet zien... van verre landen die ontwikkeld moesten worden.” Waar hoorde hij thuis? “Tempels trachtte die spanning [tussen de twee werelden] op te lossen door zich gaandeweg steeds meer te identificeren met het leven en het lot van de Congolezen.” (p14)

Hij merkte dat de bekeringsmethoden niet werkten, omdat ze niet aansloten bij de behoeften en opvattingen van de Afrikanen. Hij wilde hen beter leren begrijpen en verdiepte zich in hun visies en praktijken, zodat hij zich meer met hen verbonden kon voelen als één van hen en “zichzelf ’Bantoe’ kon voelen... Hij heeft een soort omgekeerde bekering doorgemaakt.” In “de opvatting van een goddelijke levenskracht die door alles heenvloeit” herkende hij de uitspraak van Jezus: “Ik ben leven”. (p16)

 

Aanleiding en ontvangst van het boek

“Hij ontmoet in 1943 de magistraat Emile Possoz [die] nog radicaler dan Tempels overtuigd is van de waarde en waarheid van de Afrikaanse levenswijze.” Europa ziet hij als “een cultuur in ondergang” en moedigt Tempels aan de Bantoe-filosofie te besturen en te beschrijven... Bantoe-filosofie... wordt gezien als vorm van interculturele filosofie avant la lettre... en wat vandaag de dag ‘empirische filosofie’ heet... omdat het empirisch, etnografisch materiaal gebruikt om de conceptuele argumentatie voor de centrale these inhoud te geven en te onderbouwen... Daarnaast heeft hij veel invloed gehad op Afrikaanse bevrijdingstheologie. (p17)

Het boek werd verdeeld ontvangen met waardering en kritiek. De oprichters van het tijdschrift en de uitgeverij Présence Africaine zagen Bantoe-filosofie “als bron van het nieuwe zwarte bewustzijn... waarop hij of zij trots, kracht en eigen levensbepaling kon bouwen”. (p24-25) Het komt overeen met het Amerikaanse Black Consciousness, dat onderdrukking en racisme bestrijdt. Het boek werd “essentieel” genoemd voor de Zwarte, “voor zijn bewustwording en voor zijn verlangen om zich tegenover Europa te situeren... om menselijke waarden te herstellen... en zich weer te vullen met positieve Afrikaanse waarden.” (p26)

 

Kritiek

Er was ook kritiek. Tempels zou vooral geïnteresseerd zijn in het geestelijk welzijn, niet in het materiële welzijn. Volgens critici werd “een menswaardig leven leiden zonder uitbuiting en geweld niet gediend met een uitleg van hun filosofie.” (p27) Die filosofie zou nogal abstract en verheven zijn en voorbijgaan aan de dagelijkse koloniale realiteit. Tempels brengt de koloniale exploitatie in verband met de vooroordelen, het onbegrip en de discriminatie waarmee de uitbuiting wordt gelegitimeerd. Het opheffen daarvan gaat samen met een solidaire visie, die de Bantoe ziet als medemensen, niet als ‘primitieven’. 

Verder zou hij de Bantoe-filosofie als onderdeel van de culturele antropologie beperken tot ‘etnofilosofie’ in plaats van ‘echte’ filosofie. Tempels zou vooral de “geleefde werkelijkheid en collectieve praktijken en opvattingen” beschrijven, die buiten de academische filosofie vallen. Bovendien zou hij volgens een geromantiseerd beeld geven van de Bantoe-wijsheid, hoewel hij ook schrijft dat de dagelijkse praktijk vaak meer blijk geeft van een “gedegenereerde Bantoe- wijsheid”. (p105)

Anderen beoordelen de "afbrokkeling van de scheiding tussen antropologie en filosofie” juist gunstig. Iedere filosofie zien zij als cultureel bepaald, ook de zgn. universalistische Europese filosofie, zoals Tempels aangeeft in overeenstemming met de kennissociologie van Max Scheler, Karl Mannheim e.a. “Kunnen inheemse culturen niet evengoed aanspraak maken op universaliteit?” (p29) Met name wat betreft hun impliciete milieufilosofie. Culturele antropologie en filosofie gaan zo in elkaar over.

Tempels zou verder de visie van één stam generaliseren voor ‘het’ Afrikaanse denken. Wat critici generalisatie noemen is bij Tempels nog hypothese. Hij geeft echter duidelijk aan dat zijn analyse gebaseerd is op het Balubavolk en veronderstelt wezenlijke overeenkomsten met andere Bantoevolken, waarvan hij een aantal talen kent, en ook met andere niet-westerse volken. Het standaardwerk van Paul Radin, Primitive Man as Philosopher en andere studies ondersteunen deze veronderstelde overeenstemming. Het commentaar aan het eind gaat hierop verder in. 

Verspreiding van Bantoe-talen en volken (Wikipedia) 

Onrust in de RK Kerk

Ook vanuit de RK kerk is er kritiek en verdeeldheid. Tempels krijgt van zijn oversten vijf jaar lang, “tot de onrust rond zijn boek bedaard is”, geen toestemming om naar Congo terug te keren. Ook niet als hij in 1947 tot zijn opluchting het bericht krijgt dat zijn boek niet op de kerkelijke index van verboden boeken komt. 

In 1950 gaat hij weer voor 10 jaar naar Congo en "stort zich weer volop op zijn doel om de Bantoe-religie en christelijke leer met elkaar te verenigen... in katholiek-religieuze gemeenschappen volgens het organisatieprincipe van de Afrikaanse familiestructuur.” 

Ook dit leidt tot controverse, mede vanwege de grote rol van vrouwen, hetgeen tot verdenkingen leidt. Het principe van de liefde neemt hier een centrale plaats in als basis voor interculturele dialoog, niet in de zin van de verdenkingen. “Om echt het wezen van de ander te leren kennen, moet er liefde voor die ander zijn... Dan wordt er echt geluisterd en geantwoord op een betrokken manier die het gesprek verder verdiept.” (p19) Dit komt overeen met het personalisme, dat ook uitgaat van de mens-in-relatie (zie CM 139 en 140)

In 1962 keert hij terug naar Hasselt, vooral om gezondheidsredenen, waar “hij de verbinding met de natuur blijft, opzoeken” tot hij in 1977 overlijdt.

Zijn Bantoe-filosofie blijft overeind als een baanbrekend interdisciplinair pionierswerk in de interculturele filosofie. waarmee hij in dialoog treedt met andere volken “op basis van gedeelde menselijkheid en vriendschap... met het oog op onze gezamenlijke toekomst... om op basis van respectvolle uitwisseling te komen tot venieuwing van ons alles denken”. (p31,32) Inheemse volken “zijn niet achterlijk, wild of dom, hun tradities zijn niet vreemd of overbodig... zij zijn precies zo menselijkm als ‘wij’.” (p34) 

Opbouw, inhoud en relevantie van Bantoe-filosofie

Tempels formuleert eerst de fundamentele structuur van de Bantoe-filosofie die hij zoals gezegd afleidt uit het ontologische basisbeginsel van de levenskracht die zich in bestaansvormen en levenswijzen uitdrukt. Vervolgens onderbouwt hij zijn theorie met empirische gegevens verkregen uit vele gesprekken. Je zou zijn werk een etnologisch gefundeerde empirische  filosofie kunnen noemen. 

Eerst de basisbeginselen, dan de toepassingen in “praktijkgerichte kennissystemen”. Vervolgens de psychologie van de Bantoe, hun begrip van de mens, dat ten grondslag ligt aan hun opvattingen over ethiek en recht. Verder gaat hij in op “wat hij ‘levensherstel’ noemt, wat in het Westen een combinatie zou zijn van juridische, medische en overige therapeutische methoden om destructieve gebeurtenissen te repareren en de samenhang binnen de orde van de samenleving te herstellen”’(p19) Sommige van deze methoden komen bij westerse mensen vaak onbegrijpelijk en magisch over. Maar binnen het Bantoe-denkkader zijn ze volgens Tempels als rationeel te beschouwen en consistent voortvloeiend uit hun basisprincipes.

Alles wordt in relatie begrepen met als basis de gemeenschap, “het geheel waarbinnen iemand bestaat.” Goed en kwaad worden opgevat in termen van levenskracht. Kwaad brengt levensvermindering met zich mee en beschadigt het leven van de ander en de gemeenschap. Goed bevordert het leven en de levenskracht. Onbewust en doelbewust ‘kwaad doen’ worden onderscheiden, evenals bij ons. 

 

Levensherstel en geestelijke groei

‘Levensherstel’ bij benadelen van een ander wordt niet goedgemaakt door een straf, waar ook personalistische filosofen als Buber, Levinas, Simone Weil en Paul Scholten op zinspelen. “De benadeelde mag aangeven wat hij nodig heeft om het weer goed te maken.” Het gaat niet alleen om herstelbetalingen en herstellen van de schade, maar ook om herstel van vertrouwen. Zo kan de overtreder zich rehabiliteren. Alleen in ernstige gevallen wordt hij uit de gemeenschap verbannen of terechtgesteld.

Tempels eindigt met een pleidooi om de Bantoe-filosofie serieus te nemen. Het kan een manier zijn “die een betere grondslag vormt voor een gezond en gelukkig en op menselijk welzijn gericht leven dan de Europese. Volgens Tempels ziet de moderne Europeaan over het hoofd waar het in het leven echt om gaat, omdat zij vergeten is dat het materiële enkel van waarde is in verbinding met de levenskracht die het voortdrijft en vormgeeft. Europa heeft de materiële welvaart als een gouden kalf centraal gesteld en stevent daarmee af op de vernietiging van wat volgens Tempels in een mensenleven het meest waardevol is: spirituele groei, het intensiveren van wat het christendom ‘echt leven’ noemt.” (p23)

De Bantoe-filosofie begrijpt de wereld niet als een conglomeraat van min of meer begerenswaardige materiële objecten, maar “als een netwerk van relaties, dat altijd in beweging is, omdat het een netwerk van krachten is. Het is van goddelijke oorsprong en komt nu tot de mensen gemeenschappen via ... de voorouders die een grote mate van  kennis en inzicht hadden... Daarbij is het de verantwoordelijkheid van de sterkeren om de zwakkeren in leven te houden, kracht te geven en op de juiste weg te houden” (p23-24) Dat wil zeggen de weg naar meer levenskracht. 

Volgens de kwantumfysica is energie of kracht meer fundamenteel dan materiële deeltjes, die bovendien met elkaar samenhangen of zelfs verstrengeld kunnen zijn. De kosmos is veeleer een ontzagwekkend groot spinnenweb van trillende energetische velden en sterrenstelsels dan alleen van de objecten van afzonderlijke sterren en planeten.

 

Het belang van inzicht in de levensoriëntatie

Na bovenstaand samengevatte inleiding van Angela Roothaan volgt de inleiding van Tempels. Om mensen te begrijpen is inzicht in hun levensoriëntatie van belang. Vooral in tijden van tegenslag, gevaar of lijden grijpen mensen vaak terug op hun vertrouwde levensoriëntatie. Deze is gebaseerd op samenhangende begrippen en principes. Tempels spreekt van “een logisch coherent systeem... over het heelal, de mens en de hem of haar omringende wezens, over het bestaan en ontstaan, het leven, de dood en het voortbestaan”. (p36) Dat geldt ook voor de zgn. meest primitieve volken. Zij zouden “de meest zuivere begrippen hebben over de opperste geest, de schepper en bestierder van het heelal.” (p37) Dit begrip zou ten grondslag liggen aan “bestaande religieuze opvattingen van semi-geciviliseerde volken”.

Volgens Tempels hebben deze volken “een  aantal diepere filosofische begrippen, zelf een tamelijk eenvoudig... maar logisch samenhangend ontologisch systeem”. Zo ook de Bantoe-volken. Hun levensoriëntatie of filosofie  “doordesemt heel de mentaliteit... en stuurt hun leven”. (p37) Ook aan traditionele handelingen liggen samenhangende gedachten ten grondslag. Het doen en laten van mensen wordt pas begrijpelijk in termen van hun levensvisie.

“Wie de grondslag niet kent waarop al hun doen en laten berust, begrijpt de bantoe niet en kan nooit met hen in geestelijk contact treden... en door te ‘beschaven’ loopt men het gevaar de ‘mens’ te doden, het aantal ontwortelden te vergroten... Men weet [dan] geen weg in het inheemse recht en de inheemse gebruiken.” (p39,40)

Zonder begrip van de levensoriëntatie van de Bantoe wordt de kloof met hen steeds groter.

Hun filosofie kan niet gescheiden worden van hun ‘mens’ zijn. Daarvan afstand doen zou “geestelijke zelfmoord” betekenen. “materialisten zijn er bij de vleet, die geen houvast meer vinden in de filosofische nalatenschap van hun voorouders, noch in de christelijke wereldbeschouwing en de filosofie van de Europeanen. Ontwordelden en gedegenereerden zijn er velen... Wie draagt de schuld? Laten we... onze ogen openen... Wij waren niet tot de ‘ziel’ van de Zwarte doorgedrongen... vaststaat dat we de ontologie van de Bantoe niet begrepen hebben, en daardoor niet in staat waren de Zwarten geestelijk voedsel te geven dat verteerbaar is.” Door vooroordelen en misvattingen ”hebben we ertoe bijgedragen om de Zwarte ‘mens’ te doden... Zijn diepere levenswijsheid werd gekwetst. De achting van de Zwarte... zijn vertrouwen in ons, dreigt daardoor volledig verloren te gaan.” (p42,43)

Onderzoek vanuit de Bantoe 

Tempels wil hun filosofie en levensoriëntatie onderzoeken vanuit de Bantoe zelf door hen vragen te stellen. Niet vanuit een of ander isme, hetzij manisme, animisme, totemisme, mythologie, astrologie of magisch denken. Bovendien sluit het een het ander niet uit. “De Bantoe... beweren dat dit alles door God, de opperste geest, gewild is en aan de mensen werd gegegeven om hen te helpen.” (p46) Dat is een meer verdraagzame visie dan het te bestempelen als heidendom en bijgeloof. 

Tempels wil onderzoeken “welke opvatting en welk intellectueel begrip de Bantoe er op nahouden omtrent het heelal, het levende en levenloze, het zichtbare en het onzichtbare.”

Het gaat hem er niet om of deze opvattingen juist zijn, maar dat ze er zijn, om van daaruit te komen tot meer begrip. “Niet de Zwarten, maar wij moeten filosofisch leren denken.” (p47) En wel ook vanuit hun filosofie. 

“Analyse en inductie hebben ons tot de ontologie gebracht... Zij is de vrucht van soms heel levendige discussies.” De methoden van Tempels zou je participerende observatie kunnen noemen, aangevuld met gesprekken en diepte-interviews. Volgens hem is bij hen wel degelijk sprake van echte filosofie, die hij in zijn werk heeft gesystematiseerd op grond van wat hij heeft waargenomen en door velen van hen is bevestigd: ”Ja dit is wat ik altijd gedacht heb.” (p48)