Civis Mundi Digitaal #143
Bespreking van Thomas Metzinger, Bewustzijnscultuur, spiritualiteit, intellectuele integriteit en de planetaire crisis. Ten Have, 2024.
Thomas Metzinger is een bekende Duitse vertegenwoordiger van de philosophy of mind. Zijn bekendste publicaties zijn Being No One (2004) en The Ego Tunnel (2010), waarin hij stelt dat ons zelfbewustzijn geen vaste kern heeft. Het ‘ik’ is een proces, een fusie van lichamelijke signalen en het zelfbeeld opgemaakt vanuit onze ervaringen. Er is geen ‘ziel’ of ‘geest’.
Toch bepleit hij een vorm van spiritualiteit die dezelfde sociale en persoonlijke meerwaarde moet opleveren als de religieuze spiritualiteit, maar dan zonder de esoterische trekken (goddelijk opperwezen, hiernamaals). Hij hoopt dat deze seculiere spiritualiteit ons beter zal doen beseffen dat wij onderdeel zijn van de biologische leefwereld en dat we ons met dit bewustzijn beter kunnen verhouden tot het ‘falen’ van de mensheid dat dreigt als de komende klimaatcatastrofe niet tijdig wordt afgewend.
Metzinger pleit voor een georganiseerde bewustzijnscultuur met o.a. meditatielessen op school. Het gaat hem niet alleen om persoonlijke verrijking en ontwikkeling – al of niet in sociaal en cultureel verband – maar ook om meer collectieve verbondenheid te creëren en ons weerbaarder te maken ten opzichte van de beklemming van het collectieve falen van de mensheid.
Bij die bewustzijnsontwikkeling schuwt hij overigens het gebruik van psychotrope stoffen (drugs) niet, en ook niet van nieuwe technologie zoals AI en VR. Voorwaarde is wel dat we bij die ‘bewustzijnsverruiming’ onze intellectuele integriteit behouden, wat inhoudt dat we onze gezondheid moeten bewaren, en dat we volstrekt eerlijk moeten zijn in ons oordeel en handelen, zowel uitgaande van kennis uit onze bewustzijn, als van kennis die de wetenschap ons aanreikt.
Bewustzijnsonderzoek
In de huidige filosofie van de geest verdedigen nog slechts weinigen het standpunt van het dualisme tussen geest en materie. Het zoeken is nu naar het “NCC” het neurologische correlaat van bewustzijn, naar de kleinste hoeveelheid eigenschappen in de hersenen die volstaat om subjectief ervaren mogelijk te maken. Wetenschappers maken voortgang in het isoleren van die gebieden, al is het nog niet zover dat we hiervan een goede wetenschappelijke verklaring kunnen geven.
Dit nieuwe inzicht werpt de vraag op of we ons innerlijk nog wel kunnen afzonderen van de materiële wereld om ons heen. Kunnen we onszelf nog wel als ‘rationele’ wezens beschouwen? Is er wel zoiets als ‘vrije wil’? Is er nog grond voor religieuze spiritualiteit, want er is niets tussen hemel en aarde. Metzinger noemt dit de ‘naturalistische ommekeer in het mensbeeld’.
Zijn eigen these is dat er geen ‘zelf’ is, maar dat het bewustzijn een “zelfgevoel” creëert op basis van de interactie van de biologische signalen van het lichaam met een geconstrueerd ‘zelfmodel’, dat geïntegreerd is in een, ook door het bewustzijn gecreëerde, subjectieve weergave van de werkelijkheid, het ‘wereldmodel’. Het zelf is in die zin gestolde ervaring. Het duurt even voor een kleuter beseft dat hij los staat van de rest van de wereld, een eigen persoon is, en zijn eigen ‘zelfmodel’ heeft opgebouwd.
De vraag is dus waar we het moreel besef (‘geweten’) moeten lokaliseren en hoe we dit vanuit ons zelfmodel kunnen voeden. Daarvoor is hij op zoek naar een seculiere vorm van spiritualiteit, die zich verbindt met andere mensen en de wereld, zonder de parafernalia van de religieuze spiritualiteit.
Het klimaat
Momenteel verkeren we in een planetaire crisis. Hoewel het technologisch nog steeds mogelijk is een verdere opwarming van de aarde te voorkomen, is het politiek ondenkbaar dat er werkelijk iets tot stand gebracht zal worden. Nu we gezamenlijk passief toekijken hoe de klimaatcrisis zich ontplooit, zal geleidelijk ons zelf-beeld veranderen. In plaats van “masters of the universe” zullen we “falende wezens” worden: ‘Als leden van een falende biologische soort die collectief en hardnekkig tegen beter weten in handelen; die om voornamelijk evolutiepsychologische redenen zelfs onder grote tijdsdruk niet in staat zijn om werkelijk effectief en solidair op te treden, omdat het hun niet lukt om de daarvoor benodigde politieke wil op tijd gestalte te geven.’
Het bevestigt het beeld van de homo sapiens als een diersoort die ‘gevangen zit in cognitieve vervormingen, in natuurlijk gegroeide mechanismen van zelfbedrog en achterhaalde cognitieve niches. (...). Als natuurlijk ontstane cognitieve systemen zijn we niet in staat adequaat te reageren op uitdagingen van een onbekend soort.’ Het zal straks tot ons doordringen dat de mensheid collectief heeft gefaald. Om hier mee te kunnen omgaan zullen we onze waardigheid moeten bewaren door een volstrekte eerlijkheid ten opzichte van onszelf te betrachten.
Bewustzijnscultuur
Volgens Metzinger moeten we op zoek naar een nieuwe vorm van seculiere spiritualiteit en daarvoor hebben we in deze tijd allereerst een intensievere vorm van fenomenaal ervaren nodig om op een intuïtievere wijze direct met “onszelf” in contact te komen, op een andere wijze dan we in onze talige westerse cultuur gewend zijn. Dus een ervaren zonder gebruik te maken van woorden en expliciete gedachten of van conceptuele kennis op basis van begrippen. Meditatie is een techniek om dit ‘voorbewustzijn’ te bereiken.
Daarbij zouden we ook meer dan nu kunnen overwegen om aanvullende technische hulpmiddelen in te zetten. Zo is er een heel scala aan nieuwe synthetische drugs die een bewustzijnsverruimend effect heeft. Ook nieuwe AI-technieken en vormen van brain-computer interfaces en deepbrain-stimulation kunnen nieuwe vormen van bewustzijnsverruiming genereren. Niet al die technieken zijn evenwel zinvol en veilig, maar we moeten beseffen dat een verbod op drugs – al was het maar om jongeren tegen zichzelf te beschermen – tot nu toe niet erg effectief is gebleken.
Waar we nieuwe vormen van bewustzijnsverruiming willen cultiveren, moeten we aan de andere kant er ook zorg voor dragen dat ons bewustzijn niet vernauwd wordt door bijvoorbeeld de sociale media. Aandacht is een schaars goed en de sociale media doen er alles aan om onze schaarse aandacht af te leiden van de wezenlijke dingen waar het in het leven om gaat. We moeten ons daarom afvragen of we bepaalde programma’s en AI-technieken wel moeten toelaten. Ook moeten we ons afvragen of nieuwe ‘machinale’ vormen van bewustzijn wel gewenst zijn, zeker als er een kans is dat die onverwachte vormen van psychisch lijden zouden kunnen voortbrengen. Tenslotte moeten we ons afvragen in welke bewustzijnstoestand we willen sterven.
Om te weten of we over de juiste bewustzijnshoudingen beschikken, is een ethiek nodig die ons leert wat waardevolle bewustzijnstoestanden zijn, en welke eventueel ontraden of verboden moeten worden. In de huidige samenleving is het nu te veel ieder voor zich. We zouden richtlijnen moeten ontwikkelen voor de geestelijke gezondheid waarbij niet alle nieuwe technologie zonder meer wordt toegelaten.
Bewustzijnsethiek
Aan welke bewustzijnstoestanden geven we de voorkeur? Gaat het om vormen van meditatie, om collectief beleefde spiritualiteit, om lange wandelingen in de natuur, of het gebruik van geestverruimende middelen? Metzinger heeft zelf uitgebreid geëxperimenteerd met allerlei vormen van drugs om te ervaren of en hoe ze werkten. Hoewel hij prachtige ervaringen heeft ondergaan, acht hij deze weg toch niet de meest aangewezen voor iedereen. Het vraagt veel zelfbeheersing om in ‘control’ te blijven en niet verslaafd te raken. Een beetje alcohol kan stimulerend werken, maar laveloos dronken zijn leidt zeker niet tot geestverruiming.
Zonder zijn mening te willen opdringen, pleit hij voor meditatie als belangrijkste bewustzijnstechniek. Het gaat dan om een primair bewustzijn te bereiken nog voor het stadium van het denkende “ik” en het “zelf’. Dat geeft de meeste verbinding met een gevoelde ‘wijsheid die zonder kennis is’. Een vorm van zelfkennis die niet aan begrippen is gebonden.
Het zichzelf gewaarwordende ‘bewustheids-bewustzijn’ brengt een fundamenteel andere verhouding tot stand tussen het individu en anderen, dwz. de gemeenschap van alle voelende en tot lijden in staat zijnde wezens, dan onze talige communicatie. Metzinger: ‘Het vermogen tot bewuste, niet-egoïstische zelfkennis is, denk ik, precies datgene wat we in onszelf en in anderen kunnen respecteren, ook indien de mensheid als geheel faalt.’
Intellectuele eerlijkheid
Dat brengt Metzinger tot de vraag of er een nieuwe vorm van ‘spiritualiteit’ mogelijk is met behoud van onze ‘intellectuele integriteit’. Er zijn vele vormen van ‘mindfulness’ in de zin van de klassiek-boeddhistische vipassanā traditie, en er zijn veel praktijken van meditatie, die zich vooral onderscheiden door een praktische instelling; het gaat primair om een ‘doen’ en ‘ervaren’ en niet om devotie alleen. Spirituele mensen willen niet geloven, maar willen weten. Spiritualiteit is een op ervaring gebaseerde, niet-conceptuele vorm van kennis die met innerlijke aandacht, lichaamservaring en het systematisch cultiveren van bepaalde veranderende bewustzijnstoestanden gepaard gaat. Naar de aard van de zaak kunnen we over het beoogde ‘weten’ geen uitspraken doen, want het is van non-conceptuele aard (laat zich niet in taal en begrippen uitdrukken). Het is ook geen psychotherapie, maar het gaat om een radicale, existentiële vorm van zelfkennis.
Toch zijn de doelen meestal niet helder. Gaat het om ‘verlichting’, ‘ontwaken’, ‘bevrijding’? Om zelfkennis over de traditionele ‘subject-object’ grens heen? En waarin onderscheidt het zich van illusies, waanvoorstellingen, of zelfbedrog? Metzinger: ‘We moeten eerlijk zijn: bijna niemand weet wat traditionele begrippen als ‘bevrijding’ en ‘ontwaken’ nu eigenlijk betekenen. (..) Waar het de meeste van deze contemporaine vormen van ‘niet-religieuze spiritualiteit’ aan ontbreekt, is intellectuele oprechtheid. (...). Intellectuele eerlijkheid is wat veel spirituele ‘leraren’ en andere vertegenwoordigers van allerlei sekten ontberen; iets wat ze eenvoudig ook niet kunnen. (...). Empirisch beschouwd is daarom de vraag terecht of deze ‘privaat georganiseerde waansystemen’ niet gewoon religieus zijn, alleen dan op een iets andere manier dan vroeger.’
Religieuze spiritualiteit
Op zich is de religieuze spiritualiteit ook heel verleidelijk. ‘We moeten beseffen dat religies een wonderschone ervaring kunnen bieden aan hun gelovigen: religieuze gevoelens behoren tot de mooiste gevoelens waartoe mensen in staat zijn; een geluksgevoel en een gevoel van geborgenheid, een vorm van innerlijke zekerheid en ook stille verrukking, die de intrede in een religieus waansysteem met zich kan brengen. Daartoe behoren eveneens een diep ervaren gemeenschapsgevoel en de met andere mensen gedeelde overtuiging nu eindelijk iets gevonden te hebben waaraan je echte steun ondervindt. (...) Echte devotie is een veranderde bewustzijnstoestand, want een sprong in het geloof betekent – indien hij slaagt – een volstrekt ander fenomenaal realiteitsmodel, in een nieuwe leefwereld.’
‘We mogen religieuze gevoelens van anderen dan ook zonder goede redenen nooit kwetsen. Helaas is het echter vaak noodzakelijk om precies dat te doen: om de democratie te verdedigen, of om vooruitgang te boeken op de weg naar een seculiere bewustzijnscultuur. Hoewel er geen directe bewijzen zijn van het al of niet bestaan van God, biedt de wetenschap steeds meer inzicht hoe religieuze systemen zich hebben kunnen ontwikkelen in het verleden. Religies hebben gunstig uitgewerkt voor het creëren van solidariteit en gemeenschapszin. Positieve illusies, en op waan gebaseerde systemen van de werkelijkheid beschermen niet alleen tegen negatieve gevoelens, maar versterken ook de innerlijke samenhang van het menselijke ‘ik-model’, en helpen in het verwerven van sociale status als ‘rechtgeaarde’ burger. Rituelen en een stabiel waardenkader kunnen helpen bij het accepteren van onze sterfelijkheid.’
Maar ‘terwijl waanvoorstellingen voor korte tijd het subjectieve lijden van individuen kunnen verlichten, vertroebelen ze het juiste zicht op de werkelijkheid, en kan het voor de mensheid als geheel geen duurzame strategie zijn. De lokale en kortstondige bestendiging van het gevoel van eigenwaarde door een religieus geloof veroorzaakt op mondiaal niveau altijd weer onvoorstelbaar leed. In de context van de planetaire crisis vormen religieuze systemen een factor die de inertie van onze geest en die van onze samenleving wezenlijk verdiept. Zulke systemen hinderen snelle leerprocessen.’
Seculiere spiritualiteit
De ‘naturalistische ommekeer in het mensbeeld’ betekent dat er na de dood geen (ziele)leven meer zal zijn. Religies zullen afsterven al geldt dat vooralsnog vooral voor Europa. Het ondermijnen van cultureel diepgewortelde strategieën van sterfelijkheidsontkenning zal op het niveau van het bewuste ervaren mogelijk leiden tot politieke rancune en wrok, want voor velen zal het idee dat bewustzijn uit de materie voortkomt moeilijk te verteren zijn en gevoelsmatig niet erg aantrekkelijk.
Maar als we het wél accepteren dan zal onze verbinding met de aarde meer betekenis krijgen en zal het besef groeien dat we voor honderd procent onderdeel van de natuur zijn en daar ook van afhankelijk. Gelijktijdig moeten we beseffen dat de ‘verlossing’ die we ervaren vooralsnog alleen een ‘binnenwereldse’ verlossing zal zijn. Het gaat niet om een leven in het hiernamaals of een mogelijke beloning in de toekomst, maar om het tijdloze, geleefde ogenblik van de mindfulness. Om datgene wat is.
Spiritualiteit en wetenschap
Hoe maken we die intellectuele integriteit waar? Alle beschrijvingen van een innerlijk gevoeld bewustzijn (voorafgaand aan het eerste-persoons-enkelvoud perspectief) laten zich niet in woorden uitdrukken en zijn ook zeer verschillend als men de verslagen van ‘bevrijding’ en ‘verlichting’ in de diverse Oosterse stromingen en religies met elkaar vergelijkt. Als we vanuit de wetenschap naar bewustzijn kijken dan kunnen we alleen de oplichtende hersengebieden onderscheiden. Toch is er een rationele band tussen seculiere spiritualiteit en wetenschap. Beide delen een gemeenschappelijk waardenbegrip waarbij uitgegaan wordt van de empirische verschijnselen, en van de onvoorwaardelijke wil tot waarheid en van eerlijkheid tegenover jezelf.
We weten niet wat het project van de ‘bewustzijnscultuur’ ons zal brengen. We kunnen gewoon nog niet weten wat het innerlijke (spiritualiteit) en uiterlijke (wetenschappelijke) kenproces ons zal opleveren. Een ethische instelling hangt niet noodzakelijk af van een echt vooruitzicht op een groot succes van onze eigen handelingen. Ook als de ontwikkelingen in de buitenwereld zich meer en meer aan onze controle onttrekken, moeten we toch trouw blijven aan een ‘principe zelfrespect’: het meer-willen-weten is de enige optie die we hebben wanneer we onze waardigheid, het wederzijdse respect voor elkaar en ook ons zelfrespect willen bewaren.
Afweging
Thomas Metzinger heeft een inspirerend boekje geschreven waarin hij op subtiele wijze balanceert tussen het aanprijzen van een vorm van seculiere spiritualiteit en het afwijzen van iedere vorm van religieuze spiritualiteit.
Echter veel van de argumenten tegen de religieuze spiritualiteit gelden ook voor de seculiere spiritualiteit: het biedt misschien individueel welzijn maar het blijft onduidelijk hoe het tot maatschappelijk realisme en politieke daadkracht komt. Het is een vlucht uit de realiteit om te veronderstellen dat ‘zelfkennis’, op een non-conceptueel niveau door middel van meditatie, zal leiden tot een ‘collectief’ bewustzijn.
Of ‘seculiere spiritualiteit’ tot een volwaardiger leven zal leiden en of het de geestelijke weerbaarheid tegen het besef van een ‘falende’ mensheid zal versterken, blijft in zijn betoog uiteindelijk ook onduidelijk. Het zal in ieder geval de articulatie van politieke wensen in concreet beleid niet helpen en het zal de klimaatontkenners niet van mening doen veranderen.
Daarmee lijkt het klimaat er een beetje met de haren bijgesleept. Het betoog is toch vooral een afrekening met de religieuze spiritualiteit, waarbij de morele invloed van het Christendom ontkend wordt of in ieder geval niet benut wordt voor het redden van de aarde. Of seculiere spiritualiteit in deze tijden van populisme en “eigen geluk eerst” wel enig impact zal hebben, blijft in het vage.
Epiloog
Ik las de laatste regels van dit boekje terwijl onze trein van Frankfurt naar Keulen anderhalf uur vertraging had opgelopen en we onze aansluiting naar Arnhem misten. We moesten twee uur doorbrengen op het station van Keulen en liepen even naar buiten in de koude nacht waar het hard woei en miezerig regende. Op de trappen van de Dom tegenover het station had zich in het donker een koortje opgesteld achter een groot spandoek: “Jezus leeft”. Onder begeleiding van een mondharmonica, werden op krachtige wijze evangelische liederen meerstemmig gezongen. Het ontroerde me.
De volgende dag thuis zagen we hoe de boeren hun afval en asbest op de snelwegen uitstortten waarop de EU schielijk haar doelstellingen voor het reduceren van de methaanuitstoot door de veeteelt en het terugbrengen van het gebruik van pesticiden introk. We weten nu zeker: de wereld gaat naar de verdoemenis.