Civis Mundi Digitaal #143
Bespreking van Hannah Arendt, Tussen verleden en toekomst, essay nr. 5. Vertaling: Willem Visser. Uitgeverij Octavo, 2023.
De crisis in het onderwijs (essay nr. 5)
Twintigste eeuw
De twintigste eeuw was in de jaren 60, toen Arendt dit essay schreef, te zien als een opeenvolging van crises. Dit manifesteerde zich ook in de opvoeding en het onderwijs. Als leek zegt Arendt over het onderwijssysteem toch met recht een mening te hebben, omdat het een politieke aangelegenheid is.
Nataliteit
In het onderwijs is Arendts begrip ‘nataliteit’ actueel. Ze beschrijft dit hier als “het feit dat menselijke wezens door geboorte in de wereld verschijnen”. Ze voegt hieraan toe dat we door het verdwijnen van (voor)oordelen simpelweg de antwoorden zijn kwijtgeraakt “waarop we gewoonlijk vertrouwen zonder te beseffen dat het oorspronkelijk antwoorden op vragen waren. Een crisis dwingt ons terug te gaan naar de vragen zelf [...] en eist directe oordelen. Een crisis wordt alleen een ramp wanneer we erop reageren met vooraf gevormde oordelen, dat wil zeggen met vooroordelen.” (p224)
Crisis
Arendt beschrijft de crisis in het onderwijs, zoals zij die waarnam, als een politiek probleem. Let wel: ze schreef dit essay in de jaren 60. Dit zou het essay minder interessant kunnen maken. Maar gezien het feit dat we tegenwoordig ook in een crisis leven, gelden haar bevindingen nu evenzeer. Temeer omdat ze gelijksoortige hiaten beschrijft, denk bijvoorbeeld aan de huidige constatering over de slechte taalkennis van kinderen door de huidige onderwijspraktijk. Wordt er niet van het verleden geleerd? Daarom is dit essay nog steeds actueel is, ook al is de praktijk die ze beschrijft vooral geënt op de Amerikaanse samenleving, waarin volgens Arendt het onderwijs een niet altijd vergelijkbare rol speelt ten opzichte van andere landen, door de politieke betekenis die het daar heeft.
Nieuwe orde
De nieuwe orde wordt vooral ingegeven door de rol die immigratie tegenwoordig speelt in het politieke bewustzijn. Dit is een andere rol dan in de republiek in de achttiende eeuw speelde. De oprichting toendertijd was gericht op het afschaffen van armoede, maar verwelkomde ook alle armen en tot slaaf gemaakten uit het buitenland. Het ligt in de aard van de menselijke conditie dat een nieuwe generatie opgroeit in een oude wereld. Dit houdt in dat hun eigen kans op iets nieuws uit ‘handen wordt gerukt’. Dit is echter in de VS niet het geval. Bijzonder is dat ook de ouders bij het onderwijs worden betrokken door de politieke rol die het onderwijs er heeft.
Voor de wereld van de kinderen die nu geboren worden is dit een oude wereld, voor de immigranten, ouders en kinderen, is ze nieuw. De ontwikkelingen op onderwijsgebied zijn in Europa geleidelijk verlopen, in de VS waren ze meer radicaal en werd het gezonde verstand niet altijd in acht genomen, doordat nieuwe theorieën kritiekloos werden geaccepteerd. Het begrip ‘gelijkheid’ heeft hierbij een essentiële rol gespeeld, en nog steeds, waardoor de VS zich bescvhouwt als meest ‘progressieve’ en modernste ter wereld is.
Meritocratie
Gelijkheid is in de VS ook belangrijker dan het vervagen van klassenonderscheidingen en zelfs meer dan wordt uitgedrukt in de term ‘gelijke kansen’... Recht op onderwijs is een onvervreemdbaar burgerrecht, niet alleen een voorrecht van de bemiddelde klassen. Dit is van grote invloed op de structuur van het onderwijs, in tegenstelling tot het onderwijs in Groot-Brittannië, waar de kinderen op elfjarige leeftijd getest worden, waarvan de toelating tot een middelbare school afhankelijk is. Dit resulteert in een maatschappij waarin ‘verdienste’ de boventoon voert. In Groot-Brittannië heersen oligarchieën en aristocratieën.
Fnuikende maatregelen
Arendt noemt fnuikende maatregelen die het gevolg zijn van het gelijkheidsideaal, die gebaseerd zijn op de volgende aannames:
Het verschil tussen spel en werk werd zo veel mogelijk buiten beschouwing gelaten ten gunste van punt 1. Het oudere kind werd zo lang mogelijk op het niveau van een peuter gehouden. Onder het voorwendsel dat de onafhankelijkheid van het kind gerespecteerd moest worden.
In de jaren 60 was met autoriteit lesgeven een discussiepunt.
Onderwijs
Onderwijs behoort tot de meest elementaire en noodzakelijke activiteiten van een menselijke samenleving. Met opvoeding en onderwijs nemen de ouders de verantwoordelijkheid op zich om het kind in de wereld te introduceren.
Arendt schetst een traditioneel gezin, waarbij de ouders voor bescherming tegen de boze buitenwereld zorgen. Het gaat haar om de zorg voor het leven. In de buitenwereld geldt die zorg niet. “Leven qua leven is er niet in tel.” (p238)
Door kinderen af te schermen van de buitenwereld ontbreekt de kennismaking met de publieke ruimte en oefenen ze niet in het hanteren van frustraties.
“De reden voor deze vreemde gang van zaken heeft niet direct iets te maken met onderwijs; die ligt eerder in de oordelen en vooroordelen over de aard van het privéleven en de publieke wereld en hun onderlinge relaties, die sinds het begin van de moderne tijd kenmerkend zijn geweest voor de moderne wereld en die pedagogen, toen ze eindelijk, en betrekkelijk laat, het onderwijs begonnen te moderniseren, als vanzelfsprekende aannames hebben overgenomen, zonder zich bewust te zijn van de gevolgen die ze onvermijdelijk zouden hebben voor het leren van het kind.” (p.239) De laatsten die werden geraakt door het emancipatorische proces van de moderne tijd waren de kinderen.
Autoriteit
De moderne tijd wordt gekenmerkt door het steeds meer publiek worden van het private. Een kind doet voor het eerst zijn intrede in de wereld als het op school zit. Het is het instituut tussen de thuissfeer en de wereld. Het toezicht en de begeleiding zijn in handen van de staat, dit wil zeggen: van de publieke wereld.
In de opvoeding en het onderwijs neemt de verantwoordelijkheid voor de introductie in de publieke wereld de vorm aan van autoriteit. Zelfs de beste kwalificaties op een bepaald vakgebied kunnen iemand geen autoriteit verlenen, autoriteit berust op de verantwoordelijkheid voor de wereld, als vertegenwoordiger van de volwassen wereldbewoners, dit wil zeggen: van de publieke wereld.
In de moderne tijd wordt geprobeerd om afscheid te nemen van autoriteit: kinderen worden daarmee behandeld als een onderdrukte minderheid die bevrijd moet worden. Dit betekent dat volwassenen weigeren verantwoordelijkheid te dragen voor de wereld waarin ze hun kinderen hebben gebracht.
Hoe radicaler het wantrouwen in autoriteit in het publieke leven is, hoe meer dit ook in het voorpolitieke terrein als het gezin en de opvoeding zal worden aangetast. Autoriteit lijkt hier echter als door de natuur gedicteerd. “Deze houding heeft natuurlijk niets te maken met het revolutionaire verlangen naar een nieuwe orde in de wereld." (p243)
Traditie
Gedurende lange eeuwen hoefden de opvoeder en de docent zich niet bewust te zijn van hun bijzondere taak, omdat het verleden er een wezenlijk onderdeel van was. Arendt schetst de modellen vanaf de Romeinse tijd. De bejaarde man was een voorbeeld voor de levenden, omdat hij al bijna voorvader was. Tegen de intacte traditie, waarin het onderwijs een politieke functie heeft, is het betrekkelijk makkelijk om het juiste te doen zonder er bewust mee bezig te zijn. Het ging om: laten zien dat jij je voorouders waardig was. “De autoriteit van de leraar was stevig geworteld in de alomvattende autoriteit van het verleden als zodanig.” (p247)
“Het is de functie van een school om de kinderen te leren hoe de wereld in elkaar steekt en niet om hun de kunst van het leven bij te brengen. [De school] zou de grens tussen kinderen en volwassen moeten aangeven. [...En] dat je volwassenen niet kunt opvoeden, net zomin als je kinderen kunt behandelen alsof ze volwassen zijn.” (248)
Conclusie
Arendt wijst in dit essay op het fundamenteel te maken onderscheid tussen de volwassen en de kinderwereld, en tussen de private en publieke domeinen, waar andere regels zouden behoren te gelden. In de jaren 60 en 70 was er ook in Nederland de anti-autoritaire opvoedings-hype in sommige kringen, en samen met de hang naar meer vrijheid en afkeer van autoritaire systemen, veroorzaakte dit later wellicht generaties die minder bestand zijn tegen frustraties en tegenslagen. Dit past in het idee van een vredige wereld. Tot we met de harde werkelijkheid werden geconfronteerd…
Dat maakt dit essay actueel. Wellicht is in dit verband de term ‘gezag’ beter dan ‘autoriteit’. Mogelijk is dit ook het gevolg van verschuivende connotaties. En wellicht is het gegeven dat veel mensen grenzeloosheid lijken te aanbidden en denken dat ze ‘overal’ recht op hebben, onder andere op permanente vrede en onbegrensde vrijheid, een teken van onvolwassenheid.