Civis Mundi Digitaal #144
De Chinese samenleving en haar leiders
Een uiteengevallen Birma en de eeuwige, genadeloze etnische concurrentiestrijd
Immigratie komt Japan te hulp
Het Heilige Land
De Chinese samenleving en haar leiders
De meeste mensen zien China vooral als een politiek systeem met de immense schaduw van president Xi Jinping. De Chinese samenleving zelf wordt daarbij gewoonlijk vergeten. In het algemeen worden de Chinezen gezien als een massa individuen, onderworpen aan de propaganda van de communistische partij en niet of nauwelijks in staat om een eigen mening te hebben. Dit beeld staat echter haaks op de realiteit: de Chinese samenleving kent een niet te ontkennen dynamiek die zich uit op diverse manieren.
Het veld van sociale conflicten kent een breed spectrum. Sinds eind jaren ‘90 komen groepen mensen voor hun belangen op: denk aan werknemers van reorganiserende staatsbedrijven, uitgebuite migranten-arbeiders, eigenaren van onteigende appartementen of omwonenden van vervuilende fabrieken. Recentelijk zijn bezorgers in opstand gekomen tegen hun slechte werkomstandigheden en salariëring, evenals spaarders bij banken die door de onroerend goed-crisis door hun speculatieve praktijken geruïneerd zijn.
U herinnert zich wellicht ook de manifestaties van november 2022, waarbij duizenden mensen op straat demonstreerden voor het einde van het « 0 Covid » beleid. En hoewel de communistische partij (CCP) al besloten had tot versoepeling van de controles, zijn het beslist de manifestaties die Peking er toe gebracht hebben om definitief afscheid te nemen van het isolementsbeleid. De Chinezen geven, ondanks alle censuur, ook uitgebreid hun meningen, en wisselen die uit via sociale media.
Deze fenomenen kunnen verklaard worden door de geweldige transformaties die in de laatste twintig jaar in de Chinese samenleving hebben plaatsgevonden. De levensstandaard is er aanzienlijk toegenomen, waardoor veel Chinezen hun entree hebben gemaakt in de consumptiemaatschappij. De ongelijkheden zijn weliswaar toegenomen, maar de economische groei, evenals het beleid tegen armoede en sociale conflicten, heeft bijgedragen aan levensverbetering voor het grootste deel van de bevolking.
De revolutie inzake de levensstijl is niet minder spectaculair. Chinezen genieten grote vrijheid wat betreft hun seksuele oriëntatie, reizen en vrijetijdsbesteding, en ze kunnen in het buitenland studeren. Hun preoccupaties zijn universeel: het vinden van een goede baan, trouwen en een kind hebben en deze een goede opleiding geven, een vermogen bijeen sparen, consumeren… Kortgezegd, de Chinese samenleving is de alledaagse moderne wereld binnengetreden, in de meest banale zin van het woord. Dit betreft in de eerste plaats de middenklasse, die weer de referentie is voor minder goed bedeelden: de boeren en migranten op het platteland.
Als gevolg van deze veranderingen eist de Chinese samenleving veel van haar leiders. Sinds het protest op het Tiananmen-plein in 1989 is voor de CCP het behoud van de macht afhankelijk van het waarborgen van de sociale belangen van de Chinese samenleving. Door de politieke kwestie – in de zin van het karakter van het politieke regime – te omzeilen, is de Chinese samenleving welvarend geworden en paradoxaal genoeg ook protesterend. Deze sociale constructie is kwetsbaar. Vandaag de dag neemt door de vertraging van de economische groei de werkloosheid toe, die met name bij jonge hoger opgeleiden een verontrustend niveau heeft bereikt. Concurrentie doet de salarissen verminderen, met name bij de eerste banen. In veel economische sectoren zijn er als gevolg van de pandemie faillissementen geweest, en de onroerend goed-crisis heeft de reuzen van het vastgoed en de bouw op de knieën gebracht. Heel veel families uit de middenklasse ervaren een teruggang of zijn daar bang voor, terwijl ze nog maar net van de « kleine welvaart », de belofte van de communistische partij, begonnen te genieten. Nieuwe opinie-bewegingen geven uiting aan de malaise van deze middenklasse. Zij kenmerken zich door sterke kritiek op de maatschappij met haar ethiek die de hervormingen van de jaren ‘90 doorvoerde. Jongeren, soms ook plattelanders, de tweede generatie van migranten, willen niet meer « het spel spelen » van de competitie- en consumptie-maatschappij.
De beweging « tang ping » (letterlijk: laten we blijven liggen), die in 2020 op het toneel verscheen en die in mei 2021 met een paar woorden op sociale media grote opgang maakte, propageert: niet langer te werken dan nodig is om te overleven, van het leven te genieten, te trouwen of kinderen te hebben, en een appartement of auto te kopen. Het is natuurlijk een individueel fenomeen, maar het is vandaag de dag een werkelijke sociale identiteit geworden. Zeker, uit westers oogpunt heeft deze maatschappij een uiterst belangrijk tekort. Een groot deel van de Chinezen twijfelen vandaag de dag aan de mogelijkheid of aan het belang van het vestigen van een representatieve democratie in China. Maar deze twijfels hebben geen ideologisch karakter, zij komen voort uit een pragmatische analyse van de situatie in China. De vraag is of de democratie het beter kan doen dan de CCP. En is het zinvol om risico’s te lopen door zich te verzetten tegen de CCP?
De huidige crisis van representatieve democratieën en de zeer forse kritiek die hen tot doelwit maken, komen de representatieve democratieën niet ten goede. Het tegendeel is het geval. En door de politieke kwestie te vermijden kunnen de sociale groepen in China hun eisen naar voren brengen, hun belangen verdedigen en ontsnappen aan de heersende normen.
Desalniettemin, oog in oog met een economische en sociale crisis in het land zonder uitzicht, bieden de dynamiek en de eisen van de Chinese samenleving de mogelijkheid alle hypotheses onder ogen te zien: het aan de macht blijven van de CCP, een pragmatische overgang naar een representatieve democratie, een koersverandering naar een veel radicaler autoritair bewind? Wat er ook gaat gebeuren, het blijft voor de leiders van China essentieel om rekening te houden met de meningen van de Chinezen. De almacht van Xi Jinping heeft duidelijke beperkingen
Geschreven in maart 2024
Een uiteengevallen Birma en de eeuwige, genadeloze etnische concurrentiestrijd
In een tot op het bot verdeeld Birma, waar de aan de macht zijnde junta’s er altijd in geslaagd zijn zich aan te passen aan de steeds weer terugkerende etno-politieke instabiliteit, is het failliet van het militaire regime overduidelijk. Nog nooit sinds de onafhankelijkheid in 1948 heeft het leger van Myanmar (de andere naam van Birma) in een zo onaangename positie gezeten. Voor het leger is de situatie nog een stuk erger dan direct na het vertrek van de Britse kolonisten, toen de guerrillastrijders van de etniciteit Karen de buitenwijken van Rangoon hadden bereikt en zo direct de hoofdstad bedreigden, of tijdens de moeilijke dagen van 1968 toen de communistische opstand, gesteund door het maoïstische China, de aanval opende op de soldaten van het reguliere leger in de grensgebieden van het land.
Het regime lijkt op de rand van een complete ineenstorting te staan: de veelvormige verzetsbewegingen boeken in het noorden, het zuiden, het oosten en het westen steeds meer militaire successen. Meer dan dertig steden zijn in een paar maanden veroverd door de « revolutionairen ». De door het regime gecontroleerde gebieden worden steeds kleiner. Sommige diplomatieke bronnen in Rangoon voorspellen volgens de Japanse pers dat het bestaan van de junta met een paar maanden bekeken is.
Ik denk overigens dat een scenario als dat van de val van Saigon (1975) of van Kabul (2021) verre van zeker is. Het Birmaanse leger blijft sterk, goed uitgerust, en is het « geraamte » van de Staat, of wat daarvan nog over is. De essentiële kwestie is misschien niet die van het moment en de omstandigheden van een val van het regime.
1 februari markeerde de derde verjaardag van de staatsgreep van 2021, die een einde maakte aan de gekozen regering van Aung San Suu Kyi. Nu komt er een andere onzekerheid om de hoek kijken: welke vorm zal Birma morgen aannemen, in het geval van een nederlaag van het leger? Hoe kan een land dat al heel lang niet in staat is gebleken een « natie(s)-staat » te worden, zich omvormen tot een ware federatie die de minderheids-etniciteiten (30% van de bevolking) en hun respectievelijke guerrilla’s wensen? Zal de meerderheids-etniciteit van de Bamar, die altijd aan de macht is geweest, bereid zijn de noodzakelijke concessies te doen zoals sommigen van zijn elite beloven?
De regering van nationale eenheid (NUG), een instantie in ballingschap, een vervolg van de vroegere regering van Aung San Suu Kyi, die door het regime in de gevangenis is geworpen, heeft met de belangrijkste « etnische » verzetsorganisaties een « federaal handvest » ondertekend. Dat bevat de belofte, in geval van een overwinning van de gewapende oppositie, van een nieuw Birma dat de rechten van alle burgers respecteert, ongeacht hun etnische en religieuze achtergrond.
Maar voor mij is het allerminst zeker dat het wantrouwen tussen dominerenden en gedomineerden een kans heeft om als bij toverslag te verdwijnen: nog nooit zijn de Bamar en de etnische minderheden erin geslaagd een redelijk goede onderlinge verstandhouding te creëren, zelfs niet in het verre verleden, voor de onafhankelijkheid. Daarbij komt ook nog het feit dat deze minderheden soms onderling oorlog voeren, en dat zelfs binnen deze guerrilla-minderheden een interne politieke strijd gevoerd wordt die hen voortdurend verdeelt.
Ik denk dat zelfs in de optimistische hypothese van de komst van een « democratisch en federaal Birma », het land geconfronteerd kan worden, wellicht beter gezegd geconfronteerd zal worden, met de realiteit van een nog sterkere fragmentatie: de door de guerrillastrijders veroverde gebieden, overwinningen die de macht van de lokale « krijgsheren », die voor alles met hun eigen lot – en dat van hun volk – bezig zijn, hebben versterkt, zijn grote risicofactoren voor een algemene verzoening. En dat zonder te vergeten het spel van China die de gewapende oorlogvoerende groepen bij haar grenzen manipuleert. Buitenlandse invloeden aan het werk op de markten van dit uiteengevallen land zijn nog aanvullende factoren van « nationale verdeeldheid ».
Birma – een fascinerend land voor antropologen – heeft 135 etniciteiten, met in het officiële jargon acht belangrijke « nationale rassen » en is zo het gebied van een buitengewone genadeloze concurrentiestrijd. Sinds meer dan zeventig jaar kent het land vrijwel voortdurend militaire junta’s, hetgeen de van oudsher bestaande tweedelingen alleen maar heeft vergroot en verdiept. Dit behalve twee uitzonderingen: de korte democratische periode na de onafhankelijkheid (1948-1926) en die van de « zelfontbinding » van de voorgaande junta (2011) en de vrije verkiezingen van 2015.
De meest optimisten zijn er met reden van overtuigd dat de laatste staatsgreep van 2021 er net één teveel was. Het al gehate leger loopt het levensgrote risico zijn lot te hebben verzegeld: de bevolking zal nooit of te nimmer de door de soldaten van de Tatmadaw, de strijdkrachten, gepleegde bloedbaden vergeven. Ondanks hun verdeeldheid zijn de « revolutionairen » het samen volledig eens wat betreft hun afschuw voor de gezamenlijke vijand. De situatie is zo alarmerend voor de junta dat sommigen van hun trawanten, en te midden van hen de extremistische boeddhistische monniken, het aftreden van de leider van de staatsgreep, de sinistere generaal Min Aung Hlaing, eisen. In diplomatieke kringen gaat het gerucht dat de chef van de junta vervangen zou kunnen worden door de nummer twee van de junta, de generaal Soe Win.
Maar ik ben ervan overtuigd dat dit soort lapwerk net als de uit de lucht gegrepen belofte van het nog dit jaar houden van verkiezingen – met uiteraard een dubieuze legitimiteit – weinig of geen effect zullen hebben. Naar mijn mening is in deze gebieden van permanente rebellie en onderlinge strijd de tijd niet de bondgenoot van de opstandelingen: als het leger erin slaagt het verzet het hoofd te bieden, zal de capaciteit van het verzet voor het onder druk houden van de junta op middelllange termijn, zacht gezegd, zwaar op de proef gesteld worden.
Geschreven in maart 2024
Immigratie komt Japan te hulp
Japan heeft een van de laagste geboortecijfers en een van de hoogste percentages ouderen op deze planeet. Deze demografische ontwikkeling kan Japan van nu tot 2070 beroven van maar liefst een derde van zijn bevolking, die nu nog meer dan 125 miljoen personen telt: in alle opzichten een catastrofe. Daarom opent het « land van de rijzende zon » zich beetje bij beetje voor zijn buren, op voorwaarde dat zij ouderen willen verzorgen, huizen willen bouwen, in fabrieken willen werken…
Japan heeft wat dat betreft geen keus. De laatste cijfers van het ministerie van arbeid zijn overduidelijk: in december 2023 was het werkloosheidspercentage 2,4%, en waren er 120 banen per 100 werkzoekenden. Heel veel kleine bedrijven hebben faillissement aangevraagd of staan op het punt dat te doen als gevolg van een tekort aan menskracht. Het resultaat: immigratie heeft de wind in de zeilen en neemt voortdurend toe. Allereerst in de ziekenhuizen vind je nu immigranten in alle sectoren. Voor de eerste keer in zijn geschiedenis telde het land in 2023 meer dan 2 miljoen geïmmigreerde arbeidskrachten, 12% meer dan in 2022. Volgens de statistieken komt 25% van deze arbeidskrachten uit Vietnam, bijna 20% uit China en 11% uit de Filipijnen. De komst van arbeidskrachten uit Indonesië kent overigens een enorme progressie van 56% in één jaar.
Om deze instroom van migranten te kanaliseren, heeft het land « visa-klassen » gecreëerd. Het onderscheidt « specifieke deskundigheid » voor beroepen met een gebrek aan menskracht, en zelfs « grote deskundigheid » voor wetenschappers en ingenieurs die het meest gezocht worden. Zij zijn ook de enigen die hun familie mogen meenemen.
Volgens het Internationaal Monetair Fonds (IMF) emigreren mensen niet meer als in hun land het BBP (bruto binnenlands product) 7000 dollar per inwoner bereikt, want dan is het verschil in salaris niet meer doorslaggevend. Vietnam heeft een BBP per inwoner van rond de 4000 dollar, Indonesië rond de 4700 dollar.
Achter deze realiteit van de zeer gecontroleerde Japanse immigratie verschuilt zich een naar mijn idee groot raadsel: de stagnatie van de salarissen, ondanks het tekort aan menskracht. De salarissen zijn er in 2023 zelfs nog 3% op achteruit gegaan. Dit fenomeen is een bron van grote zorg voor de regering en een drama voor de Japanse centrale bank, die probeert de inflatie aan te wakkeren. Zonder een verhoging van prijzen en salarissen kan de centrale bank zich niet uit de val bevrijden waarin zij zit. Zij heeft inmiddels 50% van de gigantische nationale schuld onder haar hoede en weet niet meer hoe uit haar beleid van negatieve rentes te komen, bestemd om de sterk verzwakte economische groei te stimuleren. Dat maakt Japans toekomst onzeker, want ook de Vietnamese en Filipijnse arbeidskrachten gaan dit grote probleem kunnen oplossen.
Geschreven in februari 2024
Het Heilige Land
In de loop der eeuwen hebben de drie grote monotheïstische religies van Israël en Palestina een essentieel gebied gemaakt. Inmiddels zijn er gelukkig mensen, waaronder ook ik, die de hardnekkig voortdurende visie van een « stereotiepe, een gevangene van een nooit veranderend verleden regio » ten zeerste betreuren.
Moeten we onze kijk op Palestina veranderen? Dat is in ieder geval wat een recente expositie in het « Institut du monde arabe » in Parijs ons aanprees. Het publiek werd uitgenodigd via twee series foto’s twee visies met elkaar te vergelijken. De eerste visie « nostalgisch en oriëntalistisch, draagt het beeld over van een verheerlijkt en stereotiep, clichématig gebied » en « maakt van Palestina een heilig gebied, gevangene van een nooit veranderend verleden, voorbestemd voor een eeuwige strijd van vroegere glorie », is de samenvatting van de tekst van de tentoonstelling. De tweede visie nodigt uit om zich van dit beeld te ontdoen en om aandacht te besteden aan wie er wonen en er proberen een gebied van leven en cultuur te maken. Maar kunnen we werkelijk het beeld van dit gebied ontheiligen? De historica Katell Berthelot, die het boek « Jérusalem. Histoire d’une ville -monde des origines à nos jours » (2016) schreef, is van mening dat dat onmogelijk is: Palestina blijft geassocieerd met eeuwenoude religieuze en identiteitsbeelden. Maar, zegt ze, je kunt je wel afvragen over welke soort heiligheid men spreekt.
De geschiedenis van het « Heilige Land » wordt verteld in de Hebreeuwse Bijbel. De precieze uitdrukking kun je vinden in het boek van Zacharias (2,16), dat Jeruzalem en zijn omgeving beschrijft als het « domein » en het « erfgoed » van God op het « Heilige Land ». In het judaïsme is dit onderscheid erg belangrijk. Na de ballingschap die volgde op de verwoesting door de Romeinen van de tweede tempel van Jeruzalem in het jaar 80, hebben de rabbijnen zeker het belang van dit door God « beloofde » gebied onderstreept. Maar, zegt Berthelot, voor het traditionele judaïsme is het niet aan mensen, maar aan God om te beslissen wanneer het volk moet terugkeren. Pas in de middeleeuwen en na de ontwikkeling van de kabbala, een joodse mystieke stroming, zien we de gedachte zich verbreiden van het werkelijk en onveranderlijk-zijn van dit gebied, dat van zichzelf heilig zou zijn. Deze gedachte maakte van dit heilige land, zoals ten tijde van de opvolgers van Mozes, een permanent religieus gebod. Volgens Berthelot is deze gedachte vandaag de dag de ideologische achtergrond van de beweging van de kolonisten op de Westelijke Jordaanoever.
De christenen hebben zich in de eerste eeuwen nauwelijks met Palestina beziggehouden. Voor hen was het hemelse Jeruzalem heel wat belangrijker dan het aardse Jeruzalem. Maar dat veranderde vanaf de vierde eeuw door de massale bekering van het Romeinse imperium. Gedurende bijna vierhonderd jaar bouwden de Byzantijnen er heel veel kerken en ontwikkelden zij netwerken voor pelgrimstochten naar de veronderstelde plaatsen van het leven van Jezus.
De Franse historicus Henry Laurens beschrijft in zijn boek « La Question de Palestine. L’invention de la Terre sainte » (2002) dat het belang dat de christenen toekenden aan het Heilige Land sterk afhing van de mogelijkheid om er heen te gaan. Gedurende de kruistochten (1095-1291) stond dit centraal. Toen de kruisvaarders de controle verloren, vonden de christenen andere vervangende plaatsen, zoals Saint-Jacques de Compostella. Vanaf de negentiende eeuw, met de neergang van het Ottomaanse Imperium, werden de pelgrimstochten door de Christenen massaal hervat, met investeringen in archeologie en nieuwe verhalen over Bijbelse plaatsen. En wel in die mate dat de zionistische bewegingen, naar oordeel van historica Chloé Rosner in « Creuser la terre-patrie » (2023), vanaf de twintigste eeuw streden tegen de christelijke benadering van Palestina: voor hen is Palestina niet het Heilige Land maar het Vaderland-land. Het religieuze karakter is zo vervangen door een nationalistisch karakter.
In de loop der eeuwen en met name als antwoord op de kruistochten hebben ook de moslims een heel netwerk van pelgrimstochten in de regio ontwikkeld, van de esplanade van de moskeeën in Jeruzalem tot aan de graftombe van de Patriarchen in Hebron via Nabi Moussa (Westelijke Jordaanoever) met de veronderstelde graftombe van Mozes, die ook voor de moslims een profeet is. Vandaag de dag wordt dit land in de ogen van Hamas en zijn bondgenoten gezien als een « waaf », een door God beloofde, vrome, onvervreemdbare basis, aldus Henry Laurens.
Hoe deze spanningen te boven komen zonder het geloof te verloochenen? De Franse rabbijn Haddad stelde in 2011 in het tijdschrift « Transversalités » voor om het begrip van het « Heilige Land » te vervangen door dat van « Het Land van Heiligheden », een land waar gelovigen neergestreken zijn om heiligen te worden, om het land te heiligen door hun levensstijl naast anderen die hun visie niet delen. Zeggen dat het « HET » Heilige Land betreft, dat van alle religies, biedt paradoxaal genoeg de mogelijkheid voor een overstijging van conflicten door religies.
Helaas betwijfel ik ten zeerste of dit zowel religieus als politiek mogelijk is, zolang het heilige en het nationalisme sterk met elkaar verbonden zijn.
Geschreven in maart 2024