Civis Mundi Digitaal #145
Bespreking van Hannah Arendt, Tussen verleden en toekomst, essay nr. 7. Uitgeverij Octavo, 2023.
Als aanleiding van dit essay geeft Hannah Arendt aan: de polemiek die volgde op de publicatie van Eichmann in Jeruzalem. Arendt zoekt opheldering op twee kwesties: de vraag ‘of het altijd legitiem is om de waarheid te zeggen’ en de kwestie van: enerzijds ‘de hoeveelheid leugens die geschreven zijn over wat ze schreef’ en anderzijds ‘de feiten die ze naar voren bracht’. Arendt vindt het verontrustend als ongewenste feitelijke waarheden worden gezien als een mening.
Rationele waarheid
Niemand heeft ooit oprechtheid tot een politieke deugd gerekend. Leugens worden niet alleen tot het handwerk van de demagoog en politicus gerekend, maar ook van de staatsman. “Is het de essentie van waarheid om machteloos en krachteloos te zijn, en van macht om sluw en onbetrouwbaar te zijn?" (p285)
Ferdinand de Eerste zei: “Laat recht gedaan worden, ook al vergaat de wereld”. Varianten op deze uitspraak zijn gedaan door gerenommeerde filosofen. Wat op het spel staat is: overleven. In de moderne tijd gaat men ervan uit dat waarheid door de menselijke geest wordt voortgebracht: de wiskundige, wetenschappelijke en filosofische waarheden worden ingedeeld bij de ’rationele waarheden’, als onderscheiden van ‘feitelijke waarheid’.
“Tegenover de steeds veranderende meningen van de burger over de menselijke aangelegenheden, die zelf al voortdurend in beweging waren, stelde de filosoof de waarheid over dingen die op grond van hun eigen aard eeuwigdurend zijn, en waaruit derhalve principes konden worden afgeleid om menselijke zaken een vaste basis te geven. Het tegendeel van waarheid was daarom louter mening, die werd gelijkgesteld aan illusie, en het was deze degradatie van mening die het conflict zijn politieke scherpte verleende, want mening en niet waarheid, behoort tot de onmiskenbare vereisten voor alle macht.’ (p291)
Feitelijke waarheid
Feiten en gebeurtenissen vormen de textuur, het complexe weefsel van menselijke interacties, instituties en ideeën, die de politieke sfeer vormen van het politieke domein. Als voorbeeld van een feit noemt Arendt, dat Duitsland Hitler steunde en dat Frankrijk in 1940 door de Duitse legers onder de voet werd gelopen.
De overlevingskansen van de feitelijke waarheid zijn onder het geweld van macht gering. Feiten en gebeurtenissen zijn fragiel. Alle regeringen berusten op meningen. Elke aanspraak op een absolute waarheid in de sfeer van de menselijke aangelegenheden slaat de bijl in politiek en bestuur. Waarheid en mening zijn geen antagonismen. Aan de ene kant is er het ‘steekhoudend redeneren’ dat gebaseerd is op feitelijkheden en aan de andere bestaat de ‘krachtige welsprekendheid’ op grond van een mening: de hartstochten en belangen van mensen.
Politiek krijgt vorm in de dialoog. Persoonlijke waarheid wordt een mening in het politieke domein. “Feitelijke waarheid daarentegen houdt altijd verband met andere mensen [...] Ze wordt vastgesteld door getuigen en hangt af van hun verklaringen; ze bestaan alleen voor zover er over gesproken wordt [...]. Ze is van nature politiek. [...] Feiten vormen de basis voor meningen, en die meningen [...] kunnen sterk verschillen en zolang ze de feitelijke waarheid geen geweld aandoen toch legitiem zijn.” (p297/8)
Zijn er wel ‘feiten’ die los van een verhaal, zonder mening en interpretatie, verteld kunnen worden? Is de aard van het politieke domein niet op gespannen voet staan met de feitelijke waarheid, op voet van oorlog met alle vormen van waarheid?
Het politieke domein
‘Waarheid’ kan niet begrepen worden zonder erover te spreken. Waarheden zijn niet tegengesteld aan meningen, in de manier waarop ze tonen van kracht te zijn. Als een waarheid eenmaal geaccepteerd is, staat ze niet meer ter discussie, argumenten voor en tegen doen er niet meer toe: er gaat dwang vanuit.
Arend gaat na hoe er in de oudheid met dwang en macht werd omgegaan. “Vanuit het gezichtspunt van de politiek heeft de waarheid een despotisch karakter. Ze wordt daarom gehaat door tirannen, die terecht de rivaliteit vrezen.” (p301) Feiten staan boven overeenstemming. Feitelijke waarheid duldt geen tegenspraak, terwijl discussie juist de essentie van het politieke leven is. Rekening houden met andermans meningen is het kenmerk van het politieke denken. Politiek denken is vertegenwoordiging.
Kwetsbaarheid
Er is echter voor feiten geen reden om te zijn wat ze zijn. Ze hadden ook anders kunnen zijn. Er is geen reden om deze opeenvolging van gebeurtenissen serieus te nemen. Daarom hebben moderne filosofen allerlei noodzakelijkheden benoemd: van dialectische tot materiële tot aan de menselijke natuur.
“Feitelijke waarheid is net zomin zelfevident als een mening, en dat kan een van de redenen zijn waarom mensen die een bepaalde mening koesteren het betrekkelijk makkelijk vinden om feitelijke waarheid af te doen als slechts een andere mening. Bovendien wordt feitelijk bewijsmateriaal verkregen aan de hand van verklaringen van ooggetuigen – notoir onbetrouwbaar – en van verslagen, documenten en gedenkschriften, waarop steeds verdenking kan rusten dat ze zijn vervalst.” (p304)
Bij onenigheid is er geen hogere instantie die de doorslag kan geven en wordt op grond van een meerderheid besloten. Dit is dezelfde procedure die bij meningsverschillen wordt toegepast. “Naargelang feitelijke waarheid wordt blootgesteld aan de vijandigheid van mensen met een bepaalde mening, is ze minstens zo kwetsbaar als rationele filosofische waarheid.” (p304) Arend gaat uitgebreid in op de discussies tussen de Griekse filosofen. Omdat van filosofische waarheid enige dwang uitgaat, kan ze de staatsman in verwarring brengen.
De politicus
Het kenmerk van feitelijke waarheid is, dat het tegendeel niet illusie, niet mening en ook niet iets zuiver persoonlijks, maar opzettelijke onwaarheid (leugen). Dwaling is wel mogelijk. “Het doen vervagen van de scheidslijn tussen feitelijke waarheid en mening is een van de vele vormen die liegen kan aannemen, en die allemaal vormen van handelen zijn. De leugenaar is een man van de daad, terwijl de waarheidspreker dat nadrukkelijk niet is.” (p311)
Het enige wat de waarheidspreker heeft om zijn reputatie in de politieke arena te handhaven is zijn waarheidsliefde, waarvoor onpartijdigheid, integriteit en onafhankelijkheid de waarborgen zijn. De leugenaar heeft dit niet nodig: hij wil juist de wereld veranderen; hij zegt wat niet zo is; hij maakt gebruik van ons vermogen tot handelen (de wereld veranderen); ons vermogen om bewust te liegen of om dit juist niet te doen, is een unieke menselijke eigenschap, het bevestigt dat we vrij zijn. “De professionele politicus staat bloot aan de bijna onweerstaanbare verleiding om de mogelijkheid van de vrijheid te overschatten en impliciet de gelogen ontkenning of verdraaiing van feiten goed te keuren.” (p312)
Liegen
Het probleem is, dat het louter vertellen van feiten niet tot handelen (verandering) leidt. Waarheidsliefde was geen politieke deugd. “Aangezien het de leugenaar vrijstaat om zijn ‘feiten’ te modelleren naar het voordeel en het genoegen van zijn publiek, of zelfs louter in te spelen op de verwachtingen ervan, bestaat er een grote kans dat zijn overtuigingskracht groter is dan die van de waarheidspreker.” (p313) Arend noemt verschillende voorbeelden van prominenten. Imagebuilding, het vervormen (schrijven en herschrijven) van geschiedenis en het misleiden van de vijand zijn mogelijke voorbeelden van ‘liegen’.
Werkelijkheid
Alles wat werkelijk heeft plaatsgevonden bij de menselijke aangelegenheden, kan net zo goed anders zijn geweest: de mogelijkheden tot liegen zijn legio. Dit zorgt ervoor dat systematisch liegen uiteindelijk zichzelf vernietigt. Af en toe liegen kan lang stand houden. Beelden kunnen niet concurreren met wat simpelweg ‘is’. Constant liegen veegt de vaste grond onder het betoog weg en oogst steeds meer wantrouwen. Het steeds veranderende gezicht roept verwarring op.
“De onbetwistbare verwantschap tussen enerzijds liegen en anderzijds handelen, de wereld veranderen – kortom politiek – wordt dus beperkt door de aard zelve van de dingen die het menselijk vermogen tot handelen ter beschikking staan. De overtuigde imagebuilder heeft het mis wanneer hij meent dat hij veranderingen kan anticiperen door te liegen over feitelijke zaken die iedereen sowieso ongedaan wil maken.” (p321) Feiten zijn vanwege hun hardnekkigheid superieur aan macht.
“De politieke houding ten aanzien van feiten moet eigenlijk het zeer smalle pad bewandelen tussen enerzijds het gevaar ze te beschouwen als het resultaat van een noodzakelijke ontwikkeling die mensen niet konden verhinderen en waar ze dus niets meer aan kunnen doen, en anderzijds het gevaar die feiten te ontkennen, ze zo te manipuleren dat ze uit de wereld verdwijnen.” (p322)
Afsluiting
Ter afsluiting wijst Arendt erop dat de waarheid beschikt over een eigen kracht: nooit zullen machthebbers in staat zijn een levensvatbare kracht te ontwikkelen ter vervanging van de waarheid. Politiek beschouwen vanuit het gezichtspunt van de waarheid, zoals Arendt in dit essay deed, neemt een standpunt in van buiten het politieke domein, buiten de gemeenschap, als filosoof, als wetenschapper, als kunstenaar, de onpartijdigheid van de historicus en de rechter, de getuige, de onderzoeksjournalist…
Conclusie
Hannah Arendt legt in dit essay het politieke handelen, als een typische vorm van menselijk handelen, onder een vergrootglas – handelen is veranderen: iets nieuws beginnen of veroorzaken; een fundamenteel menselijke activiteit die deel uitmaakt van het menselijk bestaan in de politieke sfeer (het handelen ten aanzien van menselijke aangelegenheden).
Handelen onderscheidt zich van ‘arbeiden’ en ‘werken’. Dit handelen uit zich in het politieke domein in spreken (retoriek) en kent allerlei vormen tussen het weergeven van feiten en erover liegen. Daarbij gaat het vooral om de belangen, perspectieven en agenda’s van degenen die de macht uitoefenen. Ideologische denkkaders versimpelen de complexe werkelijkheid. Objectieve waarheid is moeilijk te onderscheiden van politieke propaganda.
Overigens: de antwoorden op de vragen die Arendt in de voetnoot van de titel stelde, komen hoogstens impliciet aan de orde.