Civis Mundi Digitaal #146
Schoolstrijd in Indonesië
Vrouwenbesnijdenis vooral in Afrika nog steeds diep geworteld
Schoolstrijd in Indonesië
In Indonesië, met zijn 275 miljoen inwoners, waarvan 230 miljoen mohammedaan zijn, zijn het openbaar en religieus onderwijs verwikkeld in een intense economische en ideologische competitie – met enorme consequenties voor de politieke, culturele en ideologische ontwikkeling van het land. Dit gevecht plaatst de religieuze traditie tegenover de gewelddadige militaire dictatuur van president Mohamed Suharto (1921-2008), die in geest is opgevolgd door de 72-jarige generaal Prabowo Subianto, die op 14 februari met meer dan 55% van de uitgebrachte stemmen al in de eerste ronde van de verkiezingen tot president werd uitgeroepen.
De mohammedaanse cultuur heeft altijd een belangrijke rol in het Indonesische onderwijs gespeeld. De oudste religieuze scholen, de « pesantren », vrijwel geheel gewijd aan religieuze studie, dateren uit de vijftiende eeuw. De « madrasas » die vandaag de dag wijd verbreid zijn, verschenen in het begin van de twintigste eeuw op het toneel met het doel het onderwijs te moderniseren en westerse invloed tegen te gaan.
De madrasas, georganiseerd volgens het model van openbare, niet-religieuze scholen, hebben evenwel in hun programma’s een belangrijke hoeveelheid religieuze studies. Samuel Bazzi, Masyhur Hilmy en Benjamin Marx, de auteurs van « Religion, Education, and the State », stellen dat 26% van het onderwijs in de madrasas gewijd is aan religieuze onderwerpen, aan ethiek en de mohammedaanse doctrine tijdens het leren van de Arabische taal.
De religieuze scholen organiseren in de madrasas in de avonduren Koranlessen. Deze scholen worden in belangrijke mate gefinancierd door privé-fondsen, schenkingen van lokale gemeenschappen en door inschrijfkosten, en niet te vergeten door giften van de landen aan de Perzische Golf. Wat het openbaar onderwijs betreft, dat kende een ongekende bloei in de jaren 1970. Meer dan 61.000 scholen werden gebouwd op aandrang van Suharto en gefinancierd door de financiële manna van de eerste oliecrisis. Het doel van deze uitbreiding was, naast het aan iedereen garanderen van een elementair onderwijsniveau, ook het tegengaan van religieuze invloed en het opbouwen van de Indonesische natie door het aanbieden van gemeenschappelijk onderwijs in « bahasa », de inheemse taal, in deze gigantische archipel van 17.000 eilanden met 700 verschillende talen.
Maar deze uitbreiding van openbaar, niet-religieus onderwijs heeft tot een fikse reactie van de religieuzen geleid. Zij reageren door massaal niet alleen in het primaire onderwijs te investeren in directe competitie met de publieke sector – en door voordeel te trekken uit met name het verbod op de islamitische hoofddoek, de chador, in openbare scholen (1982), dat veel ouders ertoe bracht en brengt hun dochters te scholen in de islamitische scholen – maar ook in het vervolgonderwijs, door de onbevredigde vraag van een nieuwe opgeleide bevolking voor het volgen van middelbaar onderwijs. Vandaag de dag staat 21% van de 60 miljoen Indonesische leerlingen ingeschreven bij een religieuze school, waarvan twee derde bij een madrasa.
Deze activiteiten van islamitische scholen betekenen dat bepaalde doelen van de expansie van het niet-religieuze onderwijs de mist in zijn gegaan. Zelfs waar het gemiddelde niveau van het onderwijs is gestegen, met alle zegeningen voor de economische ontwikkeling van het land, de gehechtheid aan de religie en de mohammedaanse identiteit is in het onderwijs van de Arabische taal fors toegenomen ten koste van de « bahasa ». De progressie van het onderwijs heeft de religie versterkt, hetgeen laat zien dat de verhoging van het gemiddelde onderwijsniveau beslist geen religieuze teruggang inhoudt. Een ontwikkeling die Indonesië geen goed zal doen!
Geschreven in mei 2024
Vrouwenbesnijdenis vooral in Afrika nog steeds diep geworteld
Het aantal vrouwen dat slachtoffer is van besnijdenis neemt nog steeds toe, wat illustreert hoe moeilijk het is om deze onmenselijke praktijk uit te roeien. In de laatste acht jaar is het aantal vrouwen dat genitale verminking (Female Genital Mutilation, FGM) heeft moeten ondergaan gestegen van 200 miljoen naar 230 miljoen – een toename van 15% – volgens een rapport van Unicef. Deze toename is vooral te wijten aan de snelle bevolkingsgroei in de diverse landen waar FGM toegepast wordt, met name in Afrika. Als percentage van de betreffende bevolking daalt het aantal in verscheidene landen overigens.
Maar deze daling « gaat lang niet vlug genoeg », stelt Wisal Ahmed, coördinatrice van het gemeenschappelijke programma tegen FGM van het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties (UNFPA) en Unicef. Zij voegt daaraan toe dat de daling 27 keer zo snel moet gaan om in 2030 FGM te kunnen uitroeien, een doel dat deel uitmaakt van de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties. « De meisjes die het object zijn van deze voor de gezondheid schadelijke praktijken zijn steeds jonger, vaak minder dan vijf jaar. Dat vermindert onze interventiemogelijkheid behoorlijk, » onderstreept de algemeen directrice van Unicef, Catherine Russell, in een communiqué.
FGM wordt meestal gerechtvaardigd door de zorg om kuisheid en een veronderstelde onschuld. Volgens de UNFPA betreft het met name het controleren van de seksualiteit van vrouwen en het garanderen van hun maagdelijkheid: in bepaalde gemeenschappen is FGM een absolute voorwaarde voor een huwelijk. Het is ook een beslissende sociale factor en maakt deel uit van overgangsrituelen naar de volwassenheid. Vaak wordt het ook gezien als een religieus gebod, in het bijzonder in bepaalde mohammedaanse gemeenschappen. De UNFPA en de Wereldgezondheidsorganisatie onderscheiden drie belangrijke soorten verminking. De eerste is een clitoridectomie: het totaal of gedeelte wegsnijden van de clitoris; de tweede, in het algemeen excisie genoemd, voegt er het totale of gedeeltelijke wegsnijden van de kleine en eventueel ook de grote schaamlippen aan toe; het derde type, de infibulatie, bestaat uit het afsluiten van de vagina door het afsnijden en herpositioneren van de schaamlippen, vaak middels hechtingen. Het wegsnijden van de clitoris kan eraan toegevoegd worden.
De gezondheidsrisico’s op korte termijn zijn groot (hevige pijnen, bloedingen, infecties) en kunnen de dood ten gevolge hebben. Op middellange en lange termijn komen vaak complicaties voor als moeilijkheden met urineren, pijn bij seksuele relaties en een moeilijke bevalling, met een levensrisico voor de nieuw geborene.
In zijn rapport schetst Unicef een complex en een sterk verschillend tafereel. Ongeveer 144 miljoen van de betreffende meisjes en vrouwen leeft in Afrika, 80 miljoen in Azië en 6 miljoen in het Midden-Oosten. De drie landen waar deze praktijken het meest voorkomen zijn Somalië, waar 99% van de meisjes en vrouwen FMG ondergaat, Guinee met 95% en Djibouti met 90%. Infibulatie, dat ieder jaar een half miljoen meisjes treft en beschouwd wordt als de ergste vorm van verminking, wordt vooral toegepast in Soedan en Somalië, waar zij respectievelijk ongeveer 70% en 40% van de gevallen betreft.
In de laatste dertig jaar hebben landen verschillende trajecten gevolgd. Sierra Leone, Burkina Faso en Ethiopië maken deel uit van de landen waar een aanzienlijke daling van FMG heeft plaatsgevonden, in de orde van 30% tot 50%. Maar in andere landen, zoals Somalië, Gambia en Mali, is daarvan geen sprake. In Gambia heeft de volksvertegenwoordiging zich zelfs op 18 maart uitgesproken voor een herziening van de wet tegen verminking van vrouwelijke genitaliën door een parlementaire commissie. Amnesty International laat weten dat hiermee een « gevaarlijk precedent » is geschapen. Unicef preciseert dat 40% van de meisjes en vrouwen die slachtoffer zijn van FMG leven in landen onderworpen aan oorlog, conflicten of institutionele zwakheden die het voorkomen ervan moeilijk maken. « In bepaalde Afrikaanse landen zijn er dringender prioriteiten, zoals de dood van moeders of andere humanitaire problemen, » stelt mevrouw Ahmed. « De belangstelling voor FMG is zeer gering en de interventies zijn heel kostbaar. »
Economische problemen door de coronapandemie en aangetaste oogsten door klimaatverandering kunnen het handhaven van FMG in een aantal regio’s verklaren, aldus Isabelle Gillette-Faye, sociologe en algemeen directrice van de federatiegroep voor afschaffing van seksuele verminking en gedwongen huwelijken. Bij moeilijke levensomstandigheden in een gemeenschap die FMG praktiseert en waar een pretendent in het huwelijk een bruidsschat aan de familie van zijn toekomstige vrouw moet afdragen, is de verleiding erg groot om de meisjes vroegtijdig te laten trouwen. Dit kan de steeds jongere leeftijd van de slachtoffers van FMG verklaren.
Het rapport van Unicef laat ook zien dat waar deze besnijdenisoperaties in de meeste landen nog door traditionele vrouwelijke « besnijders » plaatsvinden, deze voor 80% gerealiseerd worden door professionals van de gezondheidszorg in Soedan en voor 60% door artsen in Egypte. Er is bovendien medicatie die kan helpen deze praktijken te legitimeren onder het mom van veronderstelde garanties van hygiëne en veiligheid. Volgens mevrouw Gillette-Faye « voorkomt medicatie complicaties als bloedingen op korte termijn, maar heeft het geen enkel effect inzake complicaties op middellange termijn, zoals herhaalde urogenitale infecties, verloskundige moeilijkheden… » Ahmed onderstreept terecht dat medicatie een aardige inkomensbron voor professionals in de gezondheidszorg kan zijn en zo de inspanningen om het aantal FMG-handelingen te laten dalen af kan remmen. Zij herinnert eraan dat de Verenigde Naties voorstander is van 0-tolerantie tegen FGM, ongeacht het kader waarin deze plaatsvinden.
Volgens de UNFPA hebben 84 landen wetten die het mogelijk maken FMG te bestrijden, waaronder Somalië en Soedan, maar dat zij zeer verschillend worden toegepast. De mensen moeten deze kennen en begrijpen, anders kunnen ze zelfs contraproductief worden, door bijvoorbeeld deze FMG-praktijken aan te sporen alvorens zij illegaal worden.
« De sleutel ligt bij de gemeenschappen, » aldus Michelle Perrot, directrice van de NGO « Plan International » gespecialiseerd in de verdediging van kinderrechten en actief in 80 landen, waaronder een flink aantal waar FMG plaatsvindt. Zij steunt de strategie van « het winnen van bondgenoten zonder direct te spreken over normen en waarden » door te hameren op redenen om FMG af te schaffen die « in het algemeen consensueel zijn, zoals de gezondheid van meisjes, minder complicatie bij bevallingen… » Waar de verminking gebezigd wordt in het kader van een ceremonie naar volwassenheid moet men alternatieve rituelen aanmoedigen, zegt zij, en deze tradities aanpassen, waarbij zij wel hun zin behouden, maar deze schadelijke en schandalige praktijken afschaffen.
Geschreven in mei 2024