Ethisch denken op basis van één of vele uitgangspunten?

Civis Mundi Digitaal #147

door Willem Dreesmann

Er zijn nogal wat theorieën op het gebied van ethiek. Ieder met een eigen uitgangspunt. Bekende uitgangspunten zijn bijvoorbeeld: eer, deugd, nuttigheid, de categorische imperatief van Kant of, en zeker niet in de laatste plaats, de diverse godsdienstige overtuigingen. Je zou kunnen zeggen, keuzes genoeg. Althans voor zover er geen sprake is van externe dwang.

Keuzevrijheid is een groot goed, echter juist het naast elkaar bestaan en blijven bestaan van allerlei verschillende ethische uitgangspunten roept vragen op. Zou bij het beoordelen van het morele gehalte van het denken en gedrag voor iedere persoon niet hetzelfde uitgangspunt behoren te gelden?

Als het antwoord bevestigend is, welk uitgangspunt zou dan het beste zijn, zou de mens het diepst in zijn wezen raken?  Of is nou juist het nog steeds naast elkaar bestaan van al die verschillende ethische uitgangspunten het bewijs dat hier geen overtuigende keuze  te maken valt? Hoe duidelijk en                                             overtuigend is een bepaald uitgangspunt, hoe stabiel in de loop van de tijd?

Mocht er een uitgangspunt zijn met een heldere en  eenduidige  betekenis, en dit ook met een onveranderlijkheid in de loop van de tijd, dan heeft dat blijkbaar niet geleid  tot algemene acceptatie. Het lijkt erop dat geen van de gangbare uitgangspunten een zodanige onverwoestbare vanzelfsprekendheid heeft dat iedereen daarin mee kan gaan.

Het denken over ethiek of meer in het algemeen over de vraag hoe te leven is een zeer waardevolle bezigheid. Ethische abstracties als eer, nuttigheid of godsdienstige overtuigingen lijken echter niet tot eensgezindheid te leiden. Echter, waarom zou ethisch denken een abstract uitgangspunt moeten hebben? Waarom het denken als uitgangspunt nemen, met name het abstracte denken? Zou er een uitgangspunt kunnen zijn dat niet begint met het denken, dat niet abstract is?  Zou het menselijk lichaam en de overlevingsdrang van dat lichaam zo’n uitgangspunt kunnen zijn? Ieder mens heeft een zichtbaar, tastbaar lichaam en een drang dat lichaam te laten overleven, en iedereen is in die drang gelijk. Zou deze drang, waarin alle mensen gelijk zijn, die alle mensen met elkaar delen een grondslag kunnen zijn voor ethisch denken en handelen?

Wanneer het overleven in gevaar komt is er altijd overlevingsdrang. Niet alleen blijft overlevingsdrang door de tijd heen hetzelfde en helder, ook was die drang al aanwezig ver voor de komst van de mens, en is in een of andere vorm ook te zien in de gehele levende natuur. Ook wanneer de drang tot

overleven niet meer gevoeld wordt, is die altijd en onveranderlijk op de achtergrond aanwezig, klaar om in volle kracht naar voren te komen bij levensgevaarlijke bedreiging. Overlevingsdrang is een krachtig en dwingend gegeven, daar kan daar niet voor gekozen worden, overlevingsdrang geldt voor iedereen.

Overlevingsdrang lijkt zich te concretiseren in een drietal nauw met elkaar samenhangende deel-drangen, ofwel basisbehoeften: lust, controle en verbondenheid. Basisbehoeften worden hier omschreven als behoeften die noodzakelijkerwijze bevredigd moeten worden om de overleving mogelijk te maken; en gelden daarmee  voor vele levensvormen waaronder de mens. Meer recent - en waarschijnlijk alleen bij de mens - is daar een vierde basisbehoefte bij gekomen: de behoefte aan zelfwaardering, die samehangt met zelfverwerkelijking. Probleem is dat deze vier behoeften in wezen grenzeloos zijn en in dat grenzeloze elkaar beconcurreren; dit terwijl zij voor hun bevrediging juist in sterke mate van elkaar afhankelijk zijn.

Hoe een leefbaar evenwicht mogelijk te maken, of althans na te streven? Bij alle dieren tot op zekere hoogte met uitzondering van de mens lijkt het instinct de drijvende kracht te zijn die zich richt op het bevorderen van een zo goed mogelijk evenwicht. Hoe is dat bij de mens? Bij de mens heeft het instinct aan kracht verloren. De mens heeft vrije wil, althans de beleving van vrije wil, hij kan kiezen. Hij kan zich bij zijn denken en handelen richten op het zoeken naar een zodanige balans tussen lust, controle, verbondenheid en zelfwaardering, dat mogelijkheden tot overleving bevorderd worden, van zichzelf, zijn groep of de mensheid. Ook kan hij  de balans verstoren door zich meer of minder bewust te richten op de bevrediging van vooral één of enkele basisbehoeften; wat ertoe kan leiden dat hij onnodig de overleving in gevaar brengt.

Ethiek heeft met vrijheid van denken te maken, met het kunnen reflecteren op het eigen gedrag  als ook op het gedrag en het belang van de ander. Het kunnen reflecteren is een evolutionair vermogen dat alleen bij mensen lijkt te spelen. Zou dit vermogen gezien kunnen worden als datgene wat de overlevensdrang een extra dimensie, een ethische dimensie kan geven?

Het is de idee dat wanneer middels het reflectieve denken actief en doelgericht gepoogd wordt  een leefbaar evenwicht tussen de vier basisbehoeften te bewerkstelligen, die activiteit gezien kan worden als een ethische activiteit. Zo’n evenwicht kan ook het gevolg zijn van gewoonte, ervaring of ook wel een emotioneel aangeraakt worden, of toch nog iets instinctiefs, zonder dat er sprake is van expliciet reflectief denken.  In al deze gevallen zou dan toetsing achteraf mogelijk moeten zijn.                      

Een belangrijke aanname is dat basisbehoeften en dan vooral de drie oudste daarvan, al zolang het menselijk functioneren in moeilijke tijden bepalen, dat deze behoeften niet alleen bij het overleven maar ook bij het meer gewone dagelijkse leven als vanzelf een belangrijke rol gingen spelen. Dit mede omdat het ervaren van lust, controle en verbondenheid  in dat leven vaak aangenaam en nuttig blijkt; bij de relatief recente basisbehoefte zelfwaardering lijkt dit toenemend ook het geval te zijn.

Ingeleefd denken en handelen op geleide van de vier basisbehoeften, waarbij eenheid en balans centraal staan, lijkt een  praktische, nuchtere en aansprekende leidraad te kunnen zijn om het menselijk denken en handelen op veel gebieden meer richting te geven en dit wat beter te laten verlopen. Echter, zolang zulk denken nog geen gewoonte is vraagt dat denken om een voortdurende inspanning. En, wanneer het op handelen aankomt, kunnen de krachten die van basisbehoeften uitgaan, meer dan eens te sterk blijken om op het gewenste moment tot eenheid en balans gebracht te kunnen komen.

Wanneer overlevingsdrang gezien kan worden als bron of grondslag van het morele en als zodanig naast andere ethische opvattingen kan staan, brengt dat ook met zich mee dat de vraag gesteld kan worden waarom zo nodig naast die bestaande opvattingen nog een nieuwe opvatting zou moeten komen. Daar lijkt een duidelijke reden voor: overlevingsdrang als ethisch uitgangspunt heeft iets te bieden wat andere uitgangspunten niet lijken te bieden, maar wat wel van groot belang is: algemene gelding en onveranderlijkheid.

Onveranderlijkheid en algemene gelding laten onverlet - en dit vooral op regelgevend, bestuurlijk en rechtsprekend niveau -  dat verdere uitwerking in maatstaven vaak noodzakelijk zal zijn. Maatstaven zullen op politiek niveau tot stand komen en gekleurd wordend door de heersende cultuur. Een maatstaf zal aan veranderingen bloot staan, maar kan  en moet altijd weer aan de overlevensdrift getoetst worden; aan de vraag: is er evenwicht tussen  lust, controle, verbondenheid en zelfwaardering?

 

Zie ook mijn artikel in Civis Mundi Digitaal # 121: Basisbehoeften en Morele Waarden (2022)