Civis Mundi Digitaal #147
Bespreking van Barbara Baarsma en Maarten Biermans, Duurzame financiering. Hoe de financiële sector vergroening kan sturen. Uitgeverij Pluim, 2024.
Barbara Baarsma is hoogleraar toegepaste economie aan de Universiteit van Amsterdam en hoofdeconoom bij PwC. Maarten Biersma is partner bij een financieringsfonds dat zich richt op verduurzaming van de scheepvaart. De schrijvers doen een appèl op de overheid, omdat ze te weinig koerst naar een groene economie. Ze doen dit door hun verhaal te larderen met in kaders geplaatste concrete gegevens.
Dilemma’s
De schrijvers beginnen het boek met allerlei financiële dilemma’s. Bijvoorbeeld: moet een pensioenfonds gaan voor duurzaamheid of moet ze kiezen voor het hoogste rendement voor haar deelnemers? (Toen de oorlog in Oekraïne uitbrak bleek dat de wereld (nog) moeilijk zonder fossiele brandstof kan…) Georganiseerd vergroenen is moeilijk vanwege de complexiteit van deelnemers en hun tegengestelde belangen.
De twee hoofdrolspelers in het boek zijn de kapitaalmarkt, met name de financiële sector (de pensioenfondsen, verzekeraars en banken), en de overheid. De financiële sector is de dienaar van de economie, de overheid heeft de mogelijkheid en macht tot regulering. Beide zijn medebepalend voor de gang van zaken in de economie.
Duurzame financiering
Er bestaat geen eenduidige definitie van ‘duurzame financiering’. Het gaat over verduurzaming van de economie: daarbij spelen volgens de schrijvers de rentabiliteit, intentionaliteit en additionaliteit een rol. De schrijvers hanteren een brede definitie: “duurzame financiering draagt bij aan verduurzaming van de economie”.
Rentabiliteit: met duurzame financiering moeten ook financiële rendementen [winst] behaald worden. Anders is er sprake van liefdadigheid, subsidies of giften.
Intentionaliteit: was er impact beoogd? Er moet een relatie zijn met vergroening. Bijvangst wordt niet als duurzaam aangemerkt.
Additionaliteit is de mate waarin de financiering daadwerkelijk leidt tot extra positieve milieu-impact die zonder deze financiering niet zou zijn gerealiseerd.
“Het draait dus om de vraag in hoeverre financiering het verschil maakt. Financiering van verduurzaming die wettelijk vereist is, valt volgens deze voorwaarden buiten de boot. Wie de definitie verder wil toespitsen, stelt als voorwaarde dat de impact meetbaar is. [...] Het niet financieren van activiteiten die een negatieve ecologische invloed hebben, is evenzeer een vorm van duurzaam financieren.” (p74/5)
ESG
Financiële instellingen maken gebruik van ESG-ratingbureaus, waarbij ESG staat voor Environment, Social en Governance. De ratings meten de mate waarin een onderneming de ESG-risico’s weet te mitigeren [verminderen, verzachten of verlichten van iets ongunstigs of schadelijks] en beheren. Aan de hand hiervan worden bedrijven en instellingen al dan niet uitgesloten van financiering.
E: biodiversiteit, landgebruik, waterschade, CO2-voetafdruk.
S: kinderarbeid, werknemerstevredenheid, gezondheid van het product.
G: belastingtransparantie, bestuur en beloning.
Per onderwerp worden de blootstelling en beheersing beoordeeld. Er zijn twijfels over de onafhankelijkheid van de ratingbureaus: laten ze hun oren niet hangen naar hun klanten, met name de grote bedrijven? In toenemende mate worden de duurzaamheidsrapportages gebruikt die bedrijven leveren. Als gevolg van zelfregulatie en wetgeving vindt steeds meer standaardisering plaats.
Greenwashing
Greenwashing houdt in dat met de mond duurzaamheid wordt beleden, maar zonder dat groene acties uitblijven. “Het woord ‘groen’ is niet beschermd en eenieder kan claimen dat zijn of haar lening, obligatie of aandeel groen is.” (p101)
Beprijzing van koolstofuitstoot
“De stijgende kosten van aandelenkapitaal, obligaties en leningen voor bedrijven met hogere emissies zijn een vorm van beprijzing via de kapitaalmarkten. Onderzoek laat zien dat dit in toenemende mate gebeurt.” (p112)
Beprijzing met een regulerende heffing is het meest efficiënte instrument om de economie richting vergroening te sturen. Het European Union Emissions Trading System (EU ETS-emissiehandelssysteem) is een voorbeeld en bevordert een effectieve manier van beprijzen ten behoeve van de vergroening.
Onvoldoende
Als beprijzing niet mogelijk is, is normstelling noodzakelijk. Overall oordelen de schrijvers dat de financiële sector onvoldoende stuurt op vergroening. De overheid speelt hierbij een belangrijke rol: naarmate het beleid strenger is, zullen transitierisico’s lager zijn. Daar komt bij dat ongeprijsde baten en kortetermijnvisies leiden tot marktfalen. Zo noemen de schrijvers nog meer tegenwerkende factoren, en ze geven aanbevelingen voor sturing op vergroening: rapportageverplichting, transparante verantwoording, verankeren van groene zorgplicht, koersvaste overheid…
Sustainable Finance Action Plan
Veruit de meeste regulering van de Nederlandse financiële sector voor vergroening, komt uit Europa. Het actieplan bevat 10 punten. In een tabel geven de schrijvers een overzicht van Europese wetten en regels op het gebied van duurzaamheid voor financiële instellingen, van 2016 tot 2023.
Overheid
Pensioenfondsen, verzekeraars, banken en investeerders kunnen de vergroening sturen. Dit gaat sneller en effectiever als de overheid dezelfde kant opstuurt. “Wat ontbreekt, is een integrale agenda voor klimaat, milieu en natuur en een visie waarin de agenda in samenhang met ruimtelijke ordening, economische structuur, belastingheffing en demografische ontwikkelingen wordt uitgewerkt.” (p155)
Green deal
In 2019 is de Europese Green Deal gelanceerd, die een meer integrale opzet heeft dan het Nederlandse beleid laat zien. Het is een pakket beleidsinitiatieven rond klimaat, milieu, natuur, energie, vervoer, industrie, landbouw en duurzame financiering. Van de belangrijkste duurzaamheidsdoelen en programma’s van de Nederlandse overheid worden in een uitgebreide tabel de wetten, akkoorden, programma’s en doelen weergegeven.
Toezichthouders en stakeholders
Belangrijke spelers die sturen op vergroening zijn de Nederlandse toezichthouders (De Nederlandsche Bank, DNB en de Autoriteit Financiële Markten, AFM) en de Europese toezichthouders: de Europese Centrale Bank (ECB) en de Europese Bankautoriteit (EBA).
Stakeholders zijn de burgers en de bedrijven, aandeelhouders en beleggers, en non-gouvernementele organisaties, wetenschap, media en adviseurs.
Dienaar?
De financiële sector heeft bestaansrecht zolang ze zich opstelt als dienaar van de economie en inhaakt op de groene prikkels. Voor een deel van de sector is dit echter geen leidende factor. Zij houden zich bezig met financialisering: bevorderen van winst maken om zo de groei en de welvaart te bevorderen. “Dat deel van de sector dat vasthoudt aan financialisering, levert geen bijdrage aan de vergroening van de economie. [...] In plaats van te volgen zal de financiële sector een leidende rol moeten pakken." (p193)
Conclusie
Een groot deel van het boek betreft uitleg over hoe de economie en de financiële markt in elkaar zitten. De transitie naar vergroening verloopt te langzaam. De noodzaak om een langetermijnvisie te ontwikkelen wordt goed zichtbaar. Meer nadruk had gelegd kunnen worden op het feit dat met name de banken zelf winst najagende instellingen zijn en op de samenwerking met de andere spelers in het veld van de economie.
Het neoliberale uitgangspunt komt niet ter sprake, terwijl het winst najagen daar toch zijn oorsprong vindt. De opmerking over de financialisering is te mager. De rol van regulering van de markt en de overheid daarbij, wordt genoemd, maar wordt niet uitgewerkt.
Barbara Baarsma en Maarten Biersma hebben een overzicht gegeven van de plaats van de financiële sector in de Nederlandse economie, vol aanbevelingen voor een betere toekomst.