Civis Mundi Digitaal #150
Bespreking van Michiel Korthals, Goed leven als aardbewoners, filosofie van een leefbare planeet. Boom, 2023.
Volgens Michiel Korthals, emeritushoogleraar Toegepaste Filosofie van de Universiteit van Wageningen, is ons huidige landbouwsysteem onhoudbaar. Het is te veel gericht op efficiency en het gebruik van zo goedkoop mogelijke grondstoffen die van ver moeten worden aangevoerd, en het tast de biodiversiteit en de gezondheid van het bodemleven aan. Korthals pleit voor een omslag naar een meer robuuste landbouw, meer lokaal en zelfvoorzienend, en meer gericht op integratie van biologische processen. Feitelijk terug naar de traditionele boerenlandbouw.
Daarnaast propageert hij het aanleren van voedselvaardigheden. Het zelf verbouwen en bereiden van groente en fruit, het inmaken en wecken zoals vroeger gebruikelijk was, het leren toepassen van fermentatie en andere processen voor voedselhoudbaarheid, en meer aandacht voor het koken en bereiden van maaltijden. De “slow food” filosofie is goed voor de interactie met de natuur en met ons voedsel. Het ontstresst en maakt ons meer bewust van de aarde, en onze afhankelijkheid van het hele ecosysteem.
De moderne landbouw
Het huidige landbouwsysteem is een gesloten systeem met een hoge efficiency dat primair georiënteerd is op de wereldmarkt. Dieren worden optimaal ingezet voor de productie van melk, eieren en vlees. Veevoer, zoals granen en soja, wordt van ver aangevoerd. Veel landbouw betreft monoculturen die veel kunstmest en pesticiden nodig hebben. Het systeem kost veel energie en stoot veel CO2, methaan en stikstof uit. Het energieverbruik van de landbouw is tussen 1950 en 2015 verdubbeld zonder dat de productie sterk is toegenomen. Het is vooral efficiënter geworden door de mechanisering (afname van arbeidskrachten). Het energieverbruik is gestegen van 41 GJ energie voor directe energie (diesel en elektriciteit) en 40 GJ voor indirect gebruik (kunstmest, apparatuur en gebouwen) in 1950, naar 105 GJ voor het directe energieverbruik, en 124 GJ voor de indirecte posten in 2015. De CO2 en methaan-uitstoot is verantwoordelijk voor ca. 20% van de totale landelijke uitstoot.
De helft van de kunstmest spoelt als fosfaat en stikstof uit de bodem en verontreinigt het oppervlaktewater. De stikstofdepositie verdringt de natuurlijke vegetatie en alleen stikstof minnende planten zoals brandnetels en bramen blijven over. De stikstofuitstoot leidt ook tot de productie van fijnstof, waardoor het platteland ongezond is geworden om te wonen.
Door de monoculturen en het insecticiden gebruik is de laatste 45 jaar de biodiversiteit met 75% afgenomen, en het gehalte aan micronutriënten in de bodem is met een factor vijf tot tien gedaald vergeleken met natuurlijke ecosystemen. Door het gebruik van kunstmest is de hoeveelheid geoogste biomassa wel hoger, maar de voedingswaarde gering. Groeten en fruit bevatten nu duidelijk minder calcium, ijzer, kalium, seleen en andere metalen dan een eeuw geleden.
Het landschap is omgebouwd tot strakke weilanden met raaigras, terwijl heggen en andere kleine landschapselementen zijn gesneuveld. Door de landbewerking met zware machines is de bodem ingeklonken en het waterpeil is jarenlang verlaagd om de zware machines te kunnen blijven gebruiken.
Volgens Korthals voldoet het huidige landbouwsysteem niet meer aan de waarden die aan de voedselproductie gesteld mogen worden: behoud en regeneratie van natuur en milieu, landschapsvriendelijk en diervriendelijk boeren, en een gezond voedselpakket.
Modernisering van de industriële landbouw
De agrarische sector kan met recht een industriële bedrijfstak worden genoemd.Het vlees, melk en eieren zijn de “producten” van deze sector, de dieren zijn de productiemiddelen. Natuurlijk zijn er de nodige voorstanders van verdere modernisering en vernieuwing van de bedrijfstak door verdere technologisering, zoals gebruik van AI, robotica, sensors, genetische modificatie, etc. Door een beter mineralenmanagement en minder gebruik van pesticiden kan een deel van de genoemde nadelen worden ondervangen.
De kennisinstellingen en de overheid putten zich uit in fraaie en veelbelovende studies en beleidsnota’s: Kan de Nederlandse landbouw 17 miljoen Nederlanders voeden, WUR (2013), Natuurlijk verder, ministerie van LNV (2014), Landbouw, natuur en voedsel: waardevol en verbonden, ministerie van LNV (2018), De bodem bereikt?, RLI (2020), en voor vervlechting van natuur en landbouw, Natuurverkenning 2050 – Scenario Natuurinclusief, WUR (2022). Zelfs LTO omarmt op haar website de doelstellingen van de Green Deal van de EU: halvering van de gewasbescherming en 20% minder kunstmest gebruiken in 2030 (inmiddels weer even uitgesteld).
Jammer genoeg doet de sector zelf en de individuele boeren weinig. We zien nog dagelijks dat de mest tot de laatste druppel en laatste centimeter grond wordt uitgereden en dat geen boer de slootberm ongemoeid laat bij het maaien. De mestkelders moeten leeg en het aantal koeien nog verder omhoog. Korthals stelt terecht dat men formeel wel een ander beleid met de mond belijdt maar dat er feitelijk geen veranderingen in gang worden gezet. Dat zal zeker met de huidige minister en staatssecretaris ook niet gebeuren. Van de sector en van het ministerie, dat inmiddels in Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur is omgedoopt, hoeven we het niet te verwachten.
Afrika
Een groot deel van de boeren in de Derde Wereld boert nog op traditionele wijze met een mengteelt van bijvoorbeeld gierst, sorghum, aardnoten en mais. Maar als het aan de ontwikkelingseconomen ligt, komt daar snel verandering in (zie o.a. Breman et al, Fed by the world to food security: Accelerating agricultural development in Africa (2019). Zo zet de Alliance for Green Revolution in Africa (AGRA) zich sinds 2006 met steun van dertien Afrikaanse landen en met financiering van de Rockefeller Foundation en de Bill Gates Foundation in voor het gebruik van westerse zaden, kunstmest en pesticiden om meer te kunnen produceren voor de wereldmarkt. Dat moet een vliegwiel van ontwikkeling (ontsluiting van het platteland) op gang brengen. Voorlopig is de infrastructuur van de meeste Afrikaanse landen nog onvoldoende om de wereldmarkt te bereiken en wordt het schaarse water op grootschalige wijze verkwist voor de export van mais, terwijl de lokale landbouw het water wordt ontnomen.
Korthals pleit voor behoud van de traditionele landbouw, maar wel met gebruik van compost en van bijvoorbeeld “swales” overgroeide waterkanaaltjes die het hoogteprofiel van het land volgen en het overtollige water bij korte en hevige buien kunnen opvangen, en goed toegepast kunnen worden in combinatie met ‘permaculturen’, aangelegde ‘vaste’ ecosystemen bestaande uit bomen, struiken en meerjarige planten, zonder de jaarlijkse grondbewerking (ploegen) van de bodem.
Ook moeten landen en regio’s de mogelijkheid krijgen zich voor bepaalde producten af te sluiten van de wereldhandel, waardoor lokale producten en landbouwtechnieken weer kans krijgen. Deze vorm van ‘voedselsoevereiniteit’ kan ook helpen traditionele gewassen en gerechten weer nieuw leven in te blazen tegenover de monotonie van de grootschalige kwekerijen.
Robuuste landbouw
Als alternatief voor de industriële landbouw pleit Korthals voor een robuuste vorm van landbouw: kweken voor de regionale markt, meer opslag en kortere ketens, een grotere diversiteit van gewassen in strokenbouw, meer grond- en seizoensgebonden groente en fruit, een beter integratie in de natuurlijke processen, en meer regeneratie (circulaire landbouw). Feitelijk komt dit neer op de traditionele landbouw, zoals voorheen beoefend in familieverband, en ook wel aangeduid met de term ‘agrarianisme’, oftewel de traditionele boerenlandbouw. Zie ook [1].
Het vernieuwende is vooral de nadruk op het ‘ondergrondse’ boeren: het bevorderen van een goede bodemgesteldheid. Uit onderzoek blijkt steeds meer dat het bodemleven een complexe symbiose is van boom- en plantenwortels, microben, schimmels en bacteriën. Schimmels maken fosfor en andere mineralen uit gesteentes los en brengen nieuwe combinaties via schimmeldraden naar de wortels. Bacteriën maken verbindingen met koolstof, zuurstof en watermoleculen. Planten breken CO2 af en leveren koolstofmengsels met hun wortels aan schimmels. Bomen voeren ook in tijden van droogte vocht terug naar de grond als wortelvocht (exsudaat) dat een cocktail van koolstof, eiwitten, aminozuren en suikers bevat en zo schimmels en bacteriën in leven houdt. Het aanvullend voeden van de plantenwortels via schimmels en bacteriën met compost geeft misschien minder opbrengst dan via kunstmest maar is op termijn veel duurzamer en natuurlijker, en is beter voor de voedingskwaliteit van groente en fruit. Kunstmest put de bodem uit en doet het bodemleven kwijnen.
Voedselwijsheid
Korthals wil echter nog verder gaan. De voedselbereiding aan huis neemt schrikbarend af ten gunste van voorbewerkt voedsel, kant-en-klaar maaltijden en eten in restaurants. Daarmee wordt te vet, te zoet en te zout gegeten. In de VS is 33% van de mensen obees en in Nederland stijgt dit snel naar de 20%. Feitelijk is ons beweeg- en voedingspatroon ongezond. Eén van de manieren om verandering te bewerkstelligen is het bevorderen van voedselvaardigheden: het weer leren zelf kweken van groente en fruit, het weer leren bewerken en ‘inmaken’ van groente en fruit. Door meer aandacht te geven aan het eigen “volkstuintje” komt er ook meer belangstelling voor gezond eten.
De huidige volkstuintjes kunnen worden uitgebreid met voedselbossen en in eigen beheer bewerkte landbouwgronden, zoals Land van Ons, Herenboeren, Bodemzicht (Malden, inmiddels verhuisd naar Lenteboerderij Lochem) en coöperatie Gedeelde Weelde (Maastricht). Korthals pleit voor het bewust “invlechten” van eigen land- en tuinbouw in de stedelijke omgeving. Dat kan al of niet gepaard gaan met het oogsten en verwerken van natuurlijke materialen zoals vlas en wol, en van hout voor woningbouw. Het zijn bovengenoemde ‘pioniers’ die ons de weg wijzen naar een betere wereld. Volgens de transitiekunde (Rotmans c.s.) bereiden de pioniers in hun niches de weg voor naar bredere steun onder ‘voorlopers’, totdat er een brede ‘regime’ verandering kan plaatsvinden.
Kapitalisme
Gelijktijdig beseft Korthals ook dat er tussen consument en boerenbedrijf een nieuwe bedrijfstak is gegroeid, de voedingsindustrie, die de producten van het land bewerkt en snijklaar aanlevert via de supermarkten aan de consumenten. Samen met de supermarkten bepaalt de voedingsindustrie dus wat er op ons bord terechtkomt. Net als andere traditionele sectoren zoals de zorg, is ook de voedingsindustrie onderdeel geworden van het financieel-kapitalisme, waar het voornamelijk draait om efficiency en rendement, en minder om de gezondheid van de consumenten en de duurzaamheid van de natuur. Dat deze partijen in Den Haag ook prominent aan tafel zitten, zoals bij het ‘preventieakkoord’, helpt ook niet om een omslag te maken naar meer natuurlijk en onbewerkt voedsel.
Ook rond het boerenbedrijf is een sterke industrie ontstaan van grote veevoerorganisaties, zuivelbedrijven en slachterijen. Zuivelgigant Royal A-ware heeft een omzet van 2,2 miljard. Veevoedergigant De Heus heeft een omzet van 3,2 miljard en de Van Drie Group is een wereldspeler op het gebied van mestkalveren met een omzet van 2,3 miljard. Het zijn deze bedrijven die achter de schermen het boerenprotest steunen en de politieke belangengroepen opzetten, en die zo dankzij brede steun onder de plattelandsbevolking nu meeregeren en zelfs de minister van Landbouw leveren. Dat is de kat op het spek binden.
Conclusie
Volgens Korthals zijn we vervreemd van ons eigen lichaam en van de betekenis van voedsel. We eten te zoet, te vet en te zout. Dat leidt tot de obesitasepidemie. Misschien zal een andere houding ten opzichte van onze gezondheid en de rol van voedsel ons doen beseffen dat we onderdeel zijn van de natuur en van het gigantische biologische netwerk van samenwerkingsrelaties in de natuur, en dat het een illusie is dat je je daarvan kunt losmaken. Al die microben, schimmels, bacteriën in de bodem zijn essentieel voor een vruchtbare bodem en voor ons voedsel. Alleen door ons te verbinden met die aardbewoners kunnen we een goed leven leiden.
Michiel Korthals heeft een inspirerend boek geschreven. Het blijft wel een beetje raadselachtig voor de buitenstaander hoe de microkosmos van de Universiteit Wageningen zoveel verschillende meningen en inzichten heeft kunnen opleveren. Het is duidelijk dat Korthals niet erg veel op heeft met Louise Fresco en andere Wageningse prominenten. Zij zijn de “tovenaars”, die de innovatie-route verkiezen, en Michal Korthals en Jan Douwe van der Ploeg [1] zijn de “profeten”, die een gedragsverandering voorstellen. De termen “tovenaars” en “profeten” zoals verwoord door Charles C. Mann in zijn gelijknamige boek, waarvan een bespreking elders in dit nummer is opgenomen. Het is tragisch dat de WUR zich zo weinig laat gelden in het landbouw en natuur debat, en dat de boeren politiek het meeste kabaal maken. Zie ook de bespreking Landbouw, voedsel en natuur elders in dit nummer.
Noten
[1] Jan Douwe van der Ploeg, Het belang van boerenlandbouw: een verwaarloosde waarheid, 2017, link. Zie ook: Boeren waren toch zelfredzame ondernemers, interview met Jan Douwe van de Ploeg, oud-hoogleraar rurale sociologie aan de Universiteit van Wageningen, NRC 27 aug. 2024. Samenvatting elders in dit nummer.