Civis Mundi Digitaal #150
In 1871 en 1872 verschenen twee boeken, beide anoniem, die toen opwinding veroorzaakten, The Coming Race en Erewhon or Over the Range. Het leidde tot speculaties omtrent de auteur(s) en de betekenis van de inhoud. Beide verhalen tonen overeenkomsten, naast verschillen. Beide worden gezien als verschillende beschrijvingen van Utopia met gebruikmaking van darwinistische componenten. Beide boeken laten een eigen variant en reactie op Darwins’ theorieën zien in de wijze waarop een ontwikkeling van de menselijke soort wordt beschreven. In Erewhon meer dan in The Coming Race.
De anonimiteit van de auteur(s) duurde niet lang. Snel werd bekend wie de auteur van het eerste boek was en begonnen bij het tweede boek de speculaties over de onbekende auteur, die zich ook bekendmaakte. Vervolgens kwam de discussie op gang, gezien overeenkomsten tussen de boeken, in hoeverre het latere boek stoelde op het eerdere. In het voorwoord bij de tweede druk wijst de auteur van dit latere boek erop dat zijn manuscript ongeveer terzelfder tijd als dat van de ander bij een uitgeverij was aangeboden. Daarmee was de discussie over.
The Coming Race verscheen in 1871 van de hand van Edward Bulwer-Lytton. Erewhon or Over the Range uit 1872 is van Samuel Butler.
Aanleiding tot deze bespreking is enerzijds de vermelding van Erewhon in een boekbespreking van De Maat van de techniek van Hans Achterhuis in CM 148, en de opmerking erover in mijn artikel in CM 115, waarnaar wordt verwezen. De andere aanleiding is de compleet verschillende mens-machine of mens-techniek relatie in beide boeken. De vraag die hier opdoemt, is of de techniek de mens dient of eerder omgekeerd? Als eerste bespreek ik hier Erewhon or Over the Range. In een volgend artikel komt The Coming Race aan de orde.
homohistory.com
Samuel Butler
De auteur (1835-1902), afkomstig uit een gegoede Britse familie, was voorbestemd voor een functie in de Anglicaanse kerk[1]. Zijn studie, die hij met zeer goed gevolg afsloot, was daarop gericht. In de loop van zijn studententijd begon hij te aarzelen en twijfelen over zijn geloof. Dit leidde tot heftige discussies met zijn vader, met wie hij toch al op gespannen voet leefde. Uiteindelijk nam hij afstand van de Kerk. Als reactie besloot hij, evenals meer jongeren in een soortgelijke situatie, te emigreren naar Nieuw-Zeeland om een zo groot mogelijke afstand tussen hem en zijn familie te creëren. Hier ontwikkelde hij zich tot een succesvol schapenfokker.
Teruggekeerd in London, vijf jaar later, kon hij zich permitteren, daarbij enige tijd later geholpen door de erfenis na het overlijden van zijn ouders, zijn gehele leven verder door Europa te reizen, te schrijven en te schilderen – hij exposeerde in de Royal Academy of Arts. Hij interesseerde zich al vroeg de evolutietheorie. Hij schreef niet minder dan vier boeken over evolutie. Daarin propageerde hij opvattingen die hem volgens zijn critici tot anti-darwinist bestempelden. Zijn geschriften waren bedoeld om onderhoudend te zijn; ze waren niet wetenschappelijk. Bekend werd hij vooral door zijn satirische manier van schrijven. Dit laatste komt ook tot uiting in Erewhon, waarin overigens ook evolutionair denken aan de orde komt.
Erewhon
Het boek kent drie versies. De eerst twee, kort na elkaar uitgekomen, zijn op kleine details na gelijk. Het derde, aanvankelijk Erewhon Revisited geheten, is veel uitgebreider dan de eerste versies en verscheen bijna dertig jaar later, in 1901. In de pers werd deze laatste versie als duidelijk minder goed beoordeeld dan de eerste twee[2]. Op deze opvatting ga ik verder niet in. Voor deze bespreking heb ik gebruik gemaakt van deze laatste versie, waarbij de essentiële delen met betrekking tot mens en machine in de diverse versies ongewijzigd zijn gebleven.
Erewhon Revisited verscheen in latere herdrukken alleen nog maar met als titel Erewhon, zodat het feit dat het een grotendeels herschreven versie was niet direct opviel, hoewel het voorwoord van alle drie versies vrijwel steeds werd opgenomen[3]. De derde versie is 60 pagina’s langer dan de eerdere versies,. Ook is er meer veranderd dan Butler doet voorkomen in zijn voorwoord.
Opmerkelijk is eveneens dat vele ideeën van Butler, verschenen in later werk, al worden aangeduid in Erewhon Revisited. Een beknopt overzicht van de verschillen tussen de versies is in 1944 verschenen[4]. Butler beschrijft zeer uitvoerig en breedsprakig, soms wel erg gedetailleerd, een niet eerder ontdekte samenleving, met bijzondere kenmerken. Hij schrijft in de ik-vorm, waarmee gesuggereerd wordt dat de auteur de werkelijkheid beschrijft. Waar gaat het over?
deadsouls.co.nz
De reis
De verteller geeft aan niet te willen zeggen waarom hij uit Engeland vertrokken is, noch te willen aangeven waar hij “in de laatste maanden van 1868” is terechtgekomen (p.18). Ook wil hij niet aangeven in welk seizoen dat was. Anders zouden lezers kunnen raden waar het verdere verhaal zich ongeveer afspeelt. Kortom, hij werkt in een niet nader gedefinieerd, vrijwel onbewoond land als schapenfokker. Een hard leven. Het land waar hij werkt ligt aan de zee en wordt als het ware van de rest afgesloten door een rij hoge bergtoppen. De schapenfokkerij ligt aan een rivier, maar behoorlijk stroomopwaarts. De bewoners van de vlakte hebben geenszins de bedoeling deze bergen over te trekken, waar al kort na de vlakte de oprijzende rotsen tot een vrijwel ondoordringbare muur oprijzen.
Op de boerderij komen om de zoveel tijd de schaapscheerders. Onder hen ook een inboorling[5] met de fraaie naam Kahabuka, door de arbeiders op de farm Chowbok geheten. Pogingen van de hoofdpersoon om informatie te krijgen over de bergen lopen op niets uit. Het leidt tot een duidelijk tonen van angst van Chowbok. Dit roept bij de verteller de onbedwingbare lust op om op onderzoek uit te gaan. Hij krijgt het voor elkaar dat Chowbok[6] onder druk met hem meegaat. Uiteindelijk haakt deze toch onderweg weer angstig af, als de verteller en hij steeds verder doordringen in het bergmassief. Op enig moment neemt Chowbok angstig de benen.
Na enkele avonturen bereikt de verteller de plek waar hij over een nieuwe vallei uitkijken kan, ware het niet dat er mist opkomt. In de mist neemt hij grote figuren waar. Een soort Stonehenge, gevormd door reusachtige stenen figuren. De verteller valt flauw van schrik bij de aanblik van deze monumentale reuzen. Eenmaal bijgekomen ziet hij dat de beelden zijn samengesteld uit enorme blokken steen. Ze zijn allemaal, tien in getal, verschillend. Hij loopt verder en komt onder de wolken uit en ziet een mooie vallei met daarin vele gehuchten en dorpen, grote woudgebieden en de schitteringen van een kronkelende rivier in het zonlicht. Hij zet zich neer onder een grote boom en denkt na over de verdere tocht. In slaap gevallen wordt hij door vrolijke belletjes gewekt, hangend om de nek van enkele geiten. Vervolgens komen twee meisjes in zijn richting. Ze schrikken van hem en rennen weg. Korte tijd later verschijnen ze weer in het gezelschap van met pijl en boog en speren bewapende mannen. Hij wordt meegenomen de vallei in.
Het leven in Erewhon
De verteller wordt in eerste instantie in de gevangenis gezet. Later blijkt het bezit van een horloge daartoe aanleiding te hebben gegeven. Besloten wordt hem toch vrij te laten vanwege zijn huidskleur en zijn blonde haar. Iedereen wijst steeds op zijn haar. Dit laatste is belangrijk gebleken: “Naderhand ontdekte ik dat het onder hen een zeer grote onderscheiding was om blond haar te hebben, iets wat zeer zeldzaam was en zeer bewonderd en iedereen die het had werd erom benijd” (p. 65).
Langzaam raakt hij ingewijd in het leven in Erewhon doordat hij opgenomen wordt in het huis van een hoogstaande man en zijn familie. Hij begint langzamerhand de taal te begrijpen en te spreken. Butler verhaalt over de belangrijkste verschillen met de Victoriaanse maatschappij waaruit hij zelf voortkwam. Zonder diep op alles in te gaan enkele memorabele punten. In de samenleving van de Erewhonians is ziek zijn een misdaad. Zieken worden gestraft en gevangen gezet. Criminaliteit wordt als een behandelbare aandoening gezien. Hiertoe zijn er behandelaars, zogeheten ‘rechtbuigers’ (straighteners). Iedere familie in de elite heeft zijn eigen ‘rechtbuiger’.
Het onderwijs is zeer bijzonder. Het wordt gegeven in enkele Colleges van Onverstand (Colleges of Unreason). Een belangrijk thema – hierover gaan meerdere hoofdstukken – is de grote afkeer die de bewoners hebben van techniek, van machines. Ter lering ende vermaak, maar vooral om erop te wijzen dat ze de tijd ver vooruit zijn door het machinetijdperk achter zich gelaten te hebben, is er nog een museum waar brokstukken van machines zijn tentoongesteld. Ook het horloge van de verteller eindigt daar.
Opmerkelijk is volgens Suzanne Zemka, voormalig hoogleraar Engels taal- en letterkunde aan de Universiteit van Colorado[7], dat “niemand lijkt te werken in Erewhon. Behalve de geitenhoeders, zien we geen bewijs van arbeid en al helemaal geen industrie. Afgezien van de aristocratie zonder al te veel verplichtingen bestaat de hele samenleving uit professionele klassen – artsen, geestelijken, rechters, bankiers en professoren –waarschijnlijk omdat dit de mensen zijn die Butler op satirische wijze aan de kaak wilde stellen.”
Het slot van het boek vertelt ons dat de ik-persoon na geruime tijd verbleven te hebben in Erewhon per luchtballon weet te vluchten, in gezelschap van Arowhena, de dochter van zijn gastheer. Ze zijn verliefd geworden op elkaar. Het voert tot een lang slothoofdstuk. Enerzijds over de tocht terug naar Engeland, nadat beiden gered zijn uit de benarde situatie die ontstond toen de ballon leegliep en zij in zee terecht kwamen. Uit zee opgevist door een Italiaans schip en later overgezet op een Engels schip, waar een toevallig aanwezige geestelijke de verteller en Arowhena in de echt verbindt.
Het verhaal gaat verder in Londen, alwaar er plannen gemaakt worden om terug te keren naar Erewhon om de inwoners te onderwerpen en als slaven in te zetten, maar ook om hen te kerstenen. Als klapstuk verschijnt aan het eind nog in Londen Chowbok of Kahabuka in zijn nieuwe hoedanigheid van lokale missionaris Habakkuk in het gebied waar het hele verhaal begon[8].
Natuurlijk is er veel meer te vinden in het verhaal. Voor het onderhavige artikel zijn de hoofdstukken over machines het meest van belang, in het licht van Achterhuis‘ verwijzing.
Robert Gibbings, illustrations to Erewhon, 1931
fulltable.com
Het boek van de machines
Er zijn drie hoofdstukken met deze titel. Het voorafgaand hoofdstuk eindigt met de korte beschrijving van de burgeroorlog, zo’n vijfhonderd jaar eerder, waarin de Machinisten en de Anti-machinisten elkaar bestreden. De laatste groepering verkreeg de overhand en zorgde voor een vrijwel complete destructie van machines en de beschrijvingen ervan. Slechts enkele herinneringen bleven in musea bestaan. “Ik leerde dat ongeveer vierhonderd jaar eerder de stand van de technische kennis veel verder was dan de onze, en met een wonderbaarlijke snelheid vooruitging, totdat een van de meest geleerde professoren van de hypothetica een buitengewoon boek schreef (waaruit ik later uittreksels zal overnemen), waarin hij bewees dat de machines uiteindelijk voorbestemd waren om het mensenras te verdringen en begiftigd te worden met een vitaliteit die net zo verschillend van en superieur aan die van dieren was, als dierlijk aan plantaardig leven” (p. 80). Het voerde tot de genoemde burgeroorlog.
De verteller krijgt een exemplaar van Het boek van de machines in handen en zodoende verschijnt een Engelse vertaling van uittreksels ervan in zijn boek, verdeeld over drie hoofdstukken. Aan dit deel refereert Achterhuis (zie CM 148) in zijn boek De maat van de techniek.
Het eerste hoofdstuk valt met de deur in huis. “Er was eens een tijd… dat de aarde een hete ronde bol met een afkoelende korst was” (p. 189). Hoe zou je je moeten voorstellen dat er ooit wezens met iets van bewustzijn voort zouden kunnen komen uit deze toestand? “Zou je niet moeten ontkennen dat er een mogelijkheid tot bewustzijn is? Toch ontstond in de loop van de tijd bewustzijn. Is het dan niet mogelijk dat er zelfs nog nieuwe wegen zijn aangelegd voor bewustzijn, hoewel we daar nu geen tekenen van kunnen ontdekken?” (p. 190)
De Erewhonian auteur van deze tekst – Butler citeert hier immers alleen maar – gaat verder en argumenteert dat er al zoveel verschillende soorten van leven en bewustzijn bestaan, dat het onzinnig zou zijn ervan uit te gaan dat er zich geen andere vormen zullen ontwikkelen. “Ooit was er een tijd waarin vuur het eindpunt van alles was; een andere tijd waarin gesteente en water dit waren… Aan het feit dat machines nu weinig bewustzijn bezitten, is geen zekerheid te ontlenen dat er uiteindelijk niet mechanisch bewustzijn wordt ontwikkeld” (p. 190).
Enkele pagina’s verder gebruikt hij een volgend argument. Wanneer de evolutietheorie waar is en de mens afstamt van vormen die helemaal geen bewustzijn bezaten, “is er geen a priori onwaarschijnlijkheid voor het ontstaan van bewuste (en meer dan bewuste) machines uit die nu bestaan, behalve diegene die wordt gesuggereerd door de ogenschijnlijke afwezigheid van zoiets als een voortplantingsmechanisme in het rijk van de techniek[9]” (p. 194).
In deze hoofdstukken wordt geargumenteerd dat het hebben van machines de mens niet vooruitbrengt. Integendeel steeds meer mensen zouden inferieur worden zonder dat dit in eerste instantie duidelijk is. Het gevolg, een doorgeven van inferioriteit aan het nageslacht. Hiermee wordt het voortbestaan van de mensheid op het spel gezet. Hier legt Butler de evolutietheorie verkeerd uit. Met opzet? Satirisch bedoeld?
Aan de andere kant wordt opgemerkt dat het niet uitgesloten is dat machines zich zullen kunnen voorplanten en daarmee stappen zetten op een evolutionair pad. Dit leidt tot de gedachte dat de machines de mens zullen overwoekeren en macht over de mensheid zullen verkrijgen. Een derde punt dat ter discussie komt is in hoeverre machines net als de mens op den duur bewustzijn zullen ontwikkelen. Al deze gedachten en argumenten hebben ertoe gevoerd dat de strijd ontbrand is over het behouden van machines. Uiteindelijk voerde de overwinning van de Anti-machinisten tot het vernietigen van alle machinerie.
Tot zover over de inhoud van het boek. In het volgende deel volgt de bespreking ervan, naast de kanttekeningen die er te maken zijn en in de literatuur over Butlers werk kunnen worden gevonden. Gezien de huidige actuele, vermeende of toekomstige gevaren van AI en ‘denkende machines’ is dit werk weer relevant.
Noten
[1] Wikipedia heeft een artikel over Butler: https://en.wikipedia.org/wiki/Samuel_Butler_(novelist), evenals diverse encyclopedieën.
Zie ook: Humphry, J. III.: Samuel Butler: Author of Erewhon. Colby Library Quarterly, 2 (9): 141-145, 1949. (https://digitalcommons.colby.edu/cq/vol2/iss9/3) of: Clifford, D.: Samuel Butler (1835-1902). The Victorian Web, 1 oktober 2007. (https://victorianweb.org/science/butler.html).
[2] Robinson, R: Review van: Breuer, H-P., Howard, D.F. (Eds.): Erewhon or Over the Range by Samuel Butler. JNZL (Journal of New Zealand Literature) 4: 83-85, 1986. (www.jstor.org/stable/20112144).
[3] Butler, S.: Erewhon. Jonathan Cape, London, 1933
[4] Holt, L. E.: Samuel Butler’s Revisions of “Erewhon.” The Papers of the Bibliographical Society of America, 38 (1): 22–38, 1944. (www.jstor.org/stable/24293355).
[5] Ik gebruik het woord inboorling hier bewust, hoewel het vrijwel in onbruik is geraakt. Het past echter bij de besproken tekst, die uit de negentiende eeuw stamt en waarin woorden als tribes of savages en native gebezigd worden. Voor de ontwikkeling van het gebruik van inboorling: zie Ton den Boon Taalbank, verdwijnwoorden (www.taalbank.nl/?s=inboorling of www.taalbank.nl/2016/11/11/4240/).
[6] Chowbok wordt nogal negatief beschreven. Passend in die tijd wordt hij neergezet als een primitieveling, die vooral erg belust op sterke drank is.
[7] Zemka, S.: “Erewhon” and the End of Utopian Humanism. ELH, 69 (2): 439–472, 2002. (www.jstor.org/stable/30032027). NB. ELH=Englisch Literary History.
[8] Ook hier weer een bijna omkering van de naam, zoals Butler die vaker gebruikt (zie deel 1B). Daarnaast is het opvallend dat Butler hier de bekeerde inboorling ten tonele voert met de naam van de profeet Habakuk uit de Boeken der Profeten uit het Oude Testament.
[9] Butler gebruikt het begrip mechanical kingdom, door mij vertaald als het rijk van de techniek, om machines als een vijfde rijk te laten zien, naast de bestaande vier, het minerale rijk, het plantenrijk, het dierenrijk en het mensenrijk. Machines nemen daarmee een bijzondere plaats in, waaraan Butler consequenties verbindt. Het zal niemand verbazen dat hij dan ook als voorloper van AI (Artificial Intelligence) en het posthumanisme wordt gezien. Zie: Dyson, G.: Darwin among the machines: the evolution of global intelligence. Addison-Wesley Pub. Co., Reading (Mass.), 1997. En ook: Su, M., Jin, B.: Evolution, Machine, and Humanity: Rereading Samuel Butler from a Posthuman Perspective. Comparative Literature Studies 57 (4): 728–743, 2020. (https://doi.org/10.5325/complitstudies.57.4.0728)