Civis Mundi Digitaal #150
Vervolg op het vorige deel over vooral de inhoud van het boek.
Bespreking
Het valt soms niet mee in onze tijd een boek uit de negentiende eeuw aandachtig te lezen. Het verhaal verloopt langzaam, de beschrijvingen zijn uitgebreid. Het mist de snelheid van de hedendaagse belletrie. De auteur doet zijn best vooral duidelijk te maken dat het verhaal de tegenhanger is van zijn tijd. Dat doet hij overigens op ingenieuze wijze.
Butler maakt gebruik van zijn eigen ervaringen in Nieuw Zeeland. Het werd in zijn tijd gezien als een soort luilekkerland voor kolonisten. Er was ruimte, genoeg grond voor landbouw en veeteelt en een mild klimaat. Kortom, bijna idyllisch te noemen. Philip Armstrong, hoogleraar Engelse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Canterbury en een bekend auteur in Nieuw Zeeland, wijst erop dat in de negentiende eeuw het fokken van schapen in Nieuw Zeeland een lucratieve onderneming was[1]. “De directe beschikbaarheid van ’gratis’ land, gratis gras en een grote lokale markt kunnen duizelingwekkende winsten betekenen voor diegenen die er als eersten mee beginnen.” Butler hoorde niet tot deze groep en maakte toch forse winst, omdat hij op een nog niet bewoonde plek voldoende grasland aantrof. De eerste hoofstukken van Erewhon gaan hierover.
In het voorwoord van Erewhon revisited bevestigt Butler dat hij Nieuw Zeeland beschrijft: “Ik kan zeggen dat de openingshoofdstukken van Erewhon ook geput zijn uit het Upper Rangitata district, met de aanpassingen die ik handig vond” (p. 12). De beschrijving van het landschap zou daar nog steeds goed bij passen. Hij verbleef aan de oostkust van het Zuidereiland, in het gebied Canterbury op de Mesopotamia Station, een nog steeds bestaande boerderij. Zijn tocht over de pas in de bergen heeft hij in werkelijkheid gemaakt. Hij gebruikte op zijn tocht langs de rivier Rangitata de route van de Māori’s over wat later de Whitcombe Pass genoemd werd[2]. Ook beschrijvingen uit de huidige tijd laten zien dat het geen gemakkelijke route is, waarbij zich even voorbij de Whitcombe Pass een bijzondere rotsformatie bevindt, “De Gateway, een geologische bezienswaardigheid van twee prominente zuilvormige rotsen[3].” Uit deze beschrijving komt overigens naar voren dat de oostkant van deze bergrug, de Nieuw-Zeelandse Alpen, de gemakkelijkste kant is. Butler draait het ook hier weer om (zie ook later).
wjmc.blogspot.com
Arcadia
Volgens Zemka “verhaalt Erewhon van een wereld die de ideologische fantasie van het vestigingskolonialisme vervult… maar het tempert de droom met beelden en ervaringen die de geheimzinnige en spookachtige kwaliteit van de overeenkomsten versterken.” Aanwijzingen voor een pastorale of Arcadische wereld ziet ze bijvoorbeeld in het feit dat de eerste Erewhonians, geitenhoeders, die de verteller ziet, purperen gewaden dragen en met pijl en boog rondlopen. Het mooie en idyllische landschap verandert, wanneer de verteller meegenomen wordt naar een stad. Nog steeds bijzonder, geen industrie te zien. Hier begint Butlers beschrijving van de Erewhonian samenleving. Waarbij, volgens Zemka, “de materialisatie van een koloniale fantasie wordt vervangen door een parodistisch schijnbeeld van de Victoriaanse samenleving.”
Armstrong ziet dat Butler “zijn ervaring omzet in satirische fictie, waardoor hij de koloniale onderneming die kolonisten zoals hij dreef, tot op het bot ontleedt.” Voor Butler zou het Britse imperialisme uit drie verschillende, maar samenwerkende vormen, bestaan. Alle overigens te vatten onder de term pastoralisme, landgebruik voor veeteelt. De eerste is het esthetisch pastoralisme, een oproep tot Arcadia. Het leidt tot het idealiseren en mythologiseren van landbouw en veeteelt, hetgeen hielp deze activiteiten elders in het Britse Rijk te ontplooien. De tweede is de kapitalistische schapenfokkerij. Anders gezegd, Arcadia moet wel voldoende mogelijkheden bieden om met veeteelt geld te verdienen. De derde vorm is de christelijke evangelisatie, die Butler “op cynische wijze portretteert.” Daarbij speelt enerzijds Butlers afkeer van de Kerk – ontstaan in zijn studietijd – een rol en anderzijds “de systematische kolonisatie van het district Canterbury die een zorgvuldig georganiseerde samenwerking tussen de New Zealand Company en de Church of England was.”
Namen
Niet alleen de titel, maar verder meerdere namen in het verhaal dienen van achteren naar voren gelezen te worden, niet altijd volledig letterlijk, maar zo ongeveer.
Voorbeelden zijn Senoj Nosnibor en Robinson Jones, Yram en Mary, Thims en Smith. Arowhena wordt zo tot Anehera, een Māorinaam, met als betekenis engel. Een andere verklaring zou Arona, kleurrijk, kunnen zijn. Wellicht nog logischer, wanneer je afziet van de vele omkeringen bij namen in het verhaal, is de naam een fonetische verbastering van aroha nui, Māori voor ‘met veel liefde’ of ‘met grote genegenheid’, gebruikt aan het eind van brieven. Gelet op de ontwikkeling van een liefdesverhouding tussen de verteller en Arowhena lijkt mij Anehera of Engel een mogelijkheid, maar ook aroha nui zou goed kunnen passen[4].
Ook Mahaina lijkt afgeleid van Mahina, maan in Māori, of wellicht Mahana, warm[5]. In Erewhon Revisited komen veel meer namen voor, waaraan een betekenis kan worden verleend, dan in de eerdere versies, zij het dat er verschillende uitlegmogelijkheden zijn[6]. Het voer te ver er hier verder op in te gaan.
In zijn boekbespreking[7] suggereert Roger Robinson, voormalig hoogleraar Engelse taal- en letterkunde in Wellington, Nieuw Zeeland, dat deze omkering van namen, maar meer in het algemeen de omkeringen die Butler ons voorhoudt in het leven van de Erewhonians, geënt zijn op de merkwaardige gewoonte van veel naar Nieuw Zeeland geëmigreerde kolonisten om indertijd de gevel van hun huis zuidwaarts te richten alsof de zon vanuit die richting schijnt op het Zuidelijk Halfrond.
todayinsci.com
Darwinisme
De evolutietheorie stond nog in de kinderschoenen toen Butler zijn boek schreef. De auteur was goed op de hoogte met Darwins’ werk en deed volop mee aan de discussies over dit onderwerp. Er is een hele briefwisseling van hem met Darwin bekend, die uiteindelijk tot verwijdering tussen de mannen leidde. Butler schreef maar liefst vier boeken over de evolutietheorie, waarbij hij zich ontpopte als een criticus van sommige van Darwins verklaringen over de evolutie.
In het voorwoord van de tweede druk gaat Butler in op de interpretaties van lezers omtrent zijn relatie tot Darwin. “Ik betreur het dat recensenten in sommige gevallen geneigd zijn geweest om de hoofdstukken over machines te behandelen als een poging om Darwins theorie tot een absurditeit te reduceren. Niets is minder waar, en er zijn maar weinig dingen die mij meer tegenstaan dan een poging om de heer Darwin uit te lachen” (p. 10).
Ann-Barbara Graff, hoogleraar Engelse taal- en letterkunde in North Bay, Ontario, Canada, wijst erop dat in de tweede helft van de negentiende eeuw “de Darwinistische evolutietheorie, zoals die op verschillende manieren werd geïnterpreteerd, gretig werd aangewend in literaire en andere teksten: het past mooi in de obsessies van de Victoriaanse bourgeois rond vooruitgang, afkomst, wetenschappelijke autoriteit, religie, het Britse Rijk, geslacht, ras, en de nieuwe wetenschappen zoals antropologie, etnografie en sociologie… Literaire werken, economische theorieën, kunstfilosofieën, geschiedenis, recht, geneeskunde en het openbare discours hebben over het algemeen de darwinistische evolutieretoriek overgenomen of geïntegreerd, hetgeen de kracht weerspiegelt van de complexe metaforiek van de evolutietheorie en een groeiende preoccupatie met de implicaties en werking ervan[8].”
Kortom, in haar wat gecompliceerde tekst geeft zij aan dat we ons niet hoeven te verbazen dat in literatuur uit de Victoriaanse tijd gespeeld wordt met de evolutietheorie. De auteurs kunnen zo hun eigen opvattingen over de evolutie en de ongerijmdheden en onvolkomenheden die zij erin zien verpakken in een verhaal op verschillend niveau.
Darwin in Erewhon
Butler doet precies dat en wel op twee manieren. Hij toont de samenleving in Erewhon als een utopische tegenhanger van Engeland in zijn tijd, een nieuw soort Arcadia. Het is een samenleving waarin veel omgekeerd is in verhouding tot de werkelijkheid in Engeland. Butler laat zien dat in zijn ogen de evolutie ook tot andere samenlevingen kan leiden. Het gaat om een samenleving die totaal andere waarden heeft. Een samenleving waarin ziekte een misdaad is en bestraft wordt. Je fysieke toestand bepaalt je waarde in de samenleving. Wat in onze werkelijkheid een misdaad is of misdadig, ongewenst gedrag, wordt in Erewhon behandeld. Butler zet zich hiermee af tegen de sociaaldarwinistische interpretaties van de theorie[9], die in de sociale strijd de primaire drijfveer voor de geschiedenis van de mens ziet[10]. Hij laat daarnaast zien dat de gang van zaken in de natuur, zonder invloed van de mens, inderdaad afhangt van de fysieke toestand van de mens, van zijn niet ziek zijn. Ziekte leidt in de natuur tot een handicap en uiteindelijk tot de dood. De natuur bevoordeelt de sterkere, de best aangepaste. De natuur kent geen moraliteit. Dat is een menselijke vinding[11].
Zijn tweede punt is dat een logische voortzetting van de evolutie ook de technologie zou kunnen of moeten omvatten. Zijn argumentatie is dat de evolutie volgens Darwin laat zien dat bewustzijn er altijd al was of pas laat in de evolutie is ontstaan. Ook hier weerspreekt hij Darwin, hoewel het principe van evolutie hem past. Zo is er nog meer aan uitleg mogelijk over de opvattingen van Butler omtrent de evolutie[12].
Evolutie van de machine
Butler gebruikt het door de verteller verkregen manuscript om te laten zien hoe je over de evolutie kunt denken. Hij gebruikt daarvoor de opvattingen van de Erewhonians, zodat ze niet als de zijne hoeven te worden gezien. In deze doorzichtige opzet verschijnen de machines als wellicht de mens overstijgend, of nog verdergaand de mens vervangend. Uitgesloten is het niet. Dat machines geen bewustzijn vertonen, kan niet als argument gebruikt worden.
Immers, zo betoogt de schrijver van het Erewhonian manuscript, in de evolutie waren er eerst en overigens ook nu nog bepaalde diersoorten zonder bewustzijn, terwijl later in de evolutie het bewustzijn in dieren zichtbaar wordt. Een verder argument is dat de evolutie zeer veel tijd, miljoenen jaren, gebruikt heeft om het bewustzijn te ontwikkelen, maar de ontwikkeling van de machines heeft relatief kort geduurd. Voortplanting is nog een vraagstuk, hoewel er wel machines bestaan die andere machines produceren.
Steeds gaat het erom in het manuscript dat niet alles zeker is, maar veel ook niet argumenteerbaar onmogelijk. Al deze overwegingen hebben er bij de Erewhonians indertijd toe geleid dat ze besloten hebben niet af te wachten of de machines inderdaad de mens gaan overstijgen – in hun ogen een zekerheid – en als resultaat hebben ze alle machines vernietigd.
Een dergelijke zodoende ontstane post-technologische samenleving is alleen in de fantasie mogelijk en bijzonder, want in werkelijkheid is een dergelijke samenleving niet langer verenigbaar met menselijk leven, ondanks de huidige opvattingen van de posthumanisten[13]. Hiertegenover staat dat er ook argumenten zijn, aldus Butler, om machines te zien als extra hulpmiddelen voor de mens. De mens ontwerpt ze en benut ze. Een vreedzame samenleving zou mogelijk moeten zijn.
Het zal niemand verbazen niemand dat er over Butlers opvattingen veel gepubliceerd is. Terugkerend is de gedachte dat hij eigenlijk de evolutiegedachten van Lamarck verdedigt of op z’n minst enkele gedachten overneemt[14].
https://paperspast.natlib.govt.nz/newspapers/press/1863/06/13/1
Eerdere publicaties
Zijn opvattingen over de evolutie van machines uit hij niet voor het eerst in Erewhon. Zijn verblijf in Nieuw Zeeland begon eind 1859. In dezelfde periode verscheen Darwins Origin of Species. Hoewel het nog enige tijd duurde voordat het in Nieuw Zeeland aankwam, verdiepte Butler zich al snel hierin. Het leidde tot een brief aan de hoofdredacteur, gepubliceerd onder Correspondence op 13 juni 1863 in The Press, een dagelijkse krant, nog steeds bestaand, uitkomend in Christchurch, met de titel Darwin among the Machines. Het werd gepubliceerd onder het pseudoniem Cellarius[15].
Dit ingezonden stuk vormde de basis voor de hoofdstukken The Book of the Machines in Erewhon[16]. Twee jaar later verscheen opnieuw een stuk van zijn hand in The Press, niet ondertekend, met als titel Lubricatio Ebria, waarin hij weer anders naar evolutie keek. Hulpmiddelen, machines, zijn nu extra-corporele ledematen[17]. Een derde stuk, een herschreven en uitgebreide versie van Darwin among the Machines verscheen onder de titel The mechanical creation in de krant The Reasoner op 1 juli 1865. Hierin wijst hij erop “dat het in het belang van de mensheid is om te accepteren dat ons leven gedomineerd zal worden door machines.”[18] Het zou zo kunnen zijn, aldus Butler, dat de evolutie van de machines mensen tot lagere creaturen maakt. Desalniettemin kunnen de machines ook dan niet zonder de mens. Beide zijn tot elkaar veroordeeld. Deze drie artikelen vormden de basis voor Erewhon, zoals Butler later in het voorwoord van Erewhon Revisited schrijft (p. 12). Ook zijn vriend en latere biograaf Henry Festing Jones wijst hierop[19].
Erewhon en de opvattingen erin over techniek zijn aanleiding voor vele publicaties nadien over de verhouding mens-techniek. Vele geschriften grijpen terug op Butlers verhaal, zoals bij Achterhuis in De maat van de techniek.
Tot slot
Erewhon wordt veelal gezien als een satirische utopie: “Sinds de eerste publicatie werd de roman gezien als een bijtende satire over Victoriaanse instituties en gewoontes. … Erewhon wordt vaak aangemerkt als een utopische roman… en in het algemeen is het enige wat erover bekend is, dat het een utopische roman is.”[20] Zelfs de beroemde Engelse schrijver George Bernard Shaw was zeer geïnteresseerd in Butlers opvattingen en geschriften en wordt als volgt geciteerd:[21] “op het vlak van de satire, is Butler de grootste Engelse schrijver van de tweede helft van de negentiende eeuw.”
Over het eerste laat zich weinig discussiëren. In Butlers tijd werd het verhaal als zodanig gezien. Voor ons is het minder duidelijk. Bij het tweede zijn er wel enkele discussiepunten en kun je ook afvragen of Erewhon een utopie of een dystopie beschrijft of als sciencefiction moet worden gezien? In mijn artikel in CM 115 schrijf ik dat het verhaal als een vorm van utopie gezien moet worden. Wat betekent dit, een vorm van utopie? Er zijn meerdere overwegingen om tot die conclusie te komen. In het laatste deel van deze korte serie artikelen ga ik daar verder op in.
Noten
[1] Armstrong, P.: Samuel Butler’s Sheep. Journal of Victorian Culture 17 (4): 442–453, 2012. (doi.org/10.1080/13555502.2012.735449)
[2] Hoewel erkend wordt dat Butler als eerste niet-Maori in 1860 de pas benutte, maar slechts tot aan de boomgrens aan de andere kant, niet diep in het gebied Rakaia, is deze naar een volgende ontdekkingsreiziger genoemd. John Whitcombe en zijn maat Jacob Lauper waren de eersten die in 1863 over de pas trokken tot aan de westkust. Tijdens deze tocht kwam Whitcombe om. Hij verdronk bij een poging de rivier Taramakau over te steken.
[3] Dickerhof, N.: The Gateway, West Coast. Wilderness Magazine, maart 2023 (www.wildernessmag.co.nz/the-gateway-west-coast/)
[4] Zemka, S.: “Erewhon” and the End of Utopian Humanism. ELH, 69 (2): 439–472, 2002. (www.jstor.org/stable/30032027). NB. ELH=Englisch Literary History.
[5] Zie voor al deze namen: Te Aka Māori Dictionary (https://m.maoridictionary.co.nz/)
[6] Daniels, R.B.: Names in the Fiction of Samuel Butler (1835-1902). The South Central Bulletin, 29 (4), 129–132, 1969. (doi.org/10.2307/3187333).
[7] Robinson, R: Review van: Breuer, H-P., Howard, D.F. (Eds.): Erewhon or Over the Range by Samuel Butler. JNZL (Journal of New Zealand Literature) 4: 83-85, 1986. (www.jstor.org/stable/20112144).
[8] Graff, A.-B.: `Administrative Nihilism’: Evolution, Ethics and Victorian Utopian Satire. Utopian Studies, 12 (2): 33-52, 2001 (www.jstor.org/stable/20718314)
[9] Ibid.
[10] Zie noot 4.
[11] Hans-Peter Breuer (1938-1994), bij leven hoogleraar Engelse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Delaware, stond bekend om zijn diepgaande belangstelling voor het werk van Butler. Breuer, H.-P.: The Source of Morality in Butler’s “Erewhon.” Victorian Studies, 16(3): 317–328, 1973. (www.jstor.org/stable/3826037)
[12] Aan de opvattingen van Butler omtrent de evolutietheorie van Darwin besteedde Breuer uitgebreid aandacht in een artikel uit 1975. Breuer, H.-P.: Samuel Butler’s "The Book of the Machines" and the Argument from Design. Modern Philology 72 (4): 365-383, 1975 (www.journals.uchicago.edu/doi/epdf/10.1086/390595)
Zie ook: Pauly, P. J.: Samuel Butler and His Darwinian Critics. Victorian Studies, 25(2), 161–180, 1982. (www.jstor.org/stable/3827109) of: Neill, A.: The Machinate Literary Animal: Butlerian Science for the Twenty-first Century. Configurations 22:57–77, 2014.
[13] Grech, M.: Butler, Samuel (Erewhon). Genealogy of the Posthuman. Critical Posthumanism, 24 mei 2016 (https://criticalposthumanism.net/butler-samuel/)
[14] MacDonald, W. L.: Samuel Butler and Evolution. The North American Review, 223(833), 626–637, 1926. (www.jstor.org/stable/25110278)
[15] Butler schreef al regelmatig stukken in zijn studententijd. Zie: Festing Jones, H.: Samuel Butler: A Sketch. Jonathan Cape, London, 1921. (https://archive.org/details/samuelbutlersket0000jone/mode/2up), (p. 12).
Festing Jones vermeldt eveneens dat Butler het pseudonym Cellarius in 1858 gebruikte in artikelen voor The Eagle, een tijdschrift van St. Johns College, Cambridge, (p. 14, 22).
[16] Correspondence to the Editor. Darwin among the Machines. The Press, 13 juni 1863 (https://paperspast.natlib.govt.nz/newspapers/press/1863/06/13/1)
[17] Lubricatio Ebria. The Press, 29 juli 1865 (https://paperspast.natlib.govt.nz/newspapers/press/1865/07/29/2)
[18] Parrinder, P.: Entering Dystopia, Entering “Erewhon.” Critical Survey, 17 (1): 6–21, 2005. (www.jstor.org/stable/41556091)
[19] Festing Jones, H.: Samuel Butler: A Sketch. Jonathan Cape, London, 1921, (p. 21).
[20] Zie noot 4.
[21] Humphry, J. III.: Samuel Butler: Author of Erewhon. Colby Library Quarterly, 2 (9): 141-145, 1949. (https://digitalcommons.colby.edu/cq/vol2/iss9/3)