Dagboek van de toekomst
Deel 1: Persoonswisseling en inburgering

Civis Mundi Digitaal #150

door Piet Ransijn

Bespreking van Paul Amadeus Dienach, Chronicles of the Future. The Amazing Story of Paul Amadeus Dienach. Based on his Dairy Papers. This Way Out Productions, 2021.

Inleiding en herkomst

Paul Dienach was een  Zwitsers docent die in 1921 een jaar lang in coma raakte. Hij beschrijft achteraf in een dagboek hoe hij toen in het lichaam van een andere man terechtkwam in het jaar 3906.. Hij laat het niemand lezen, omdat hij anders wellicht voor gek verklaard wordt. Voor hij sterft geeft hij het dagboek aan zijn favoriete student George Papachatzis, later een vooraanstaand professor en rector van een Griekse universiteit, die. het dagboek in zijn vrije tijd vertaalt. Hij realiseert zich dat zijn docent een reis in de toekomst beschrijft met gebeurtenissen als overbevolking, wereldoorlogen, wereldeenheid en de volgende stap in de menselijke evolutie na homo sapiëns.

De vertaling circuleert als revolutionaire spirituele kennis bij vrijmetselaarsloges in Athene. Papanchatzis publiceert het ondanks tegenwerking in 1972. Als Duitse tekst, werd het originele dagboek in 1944 als verdacht in beslag genomen door Griekse soldaten en niet teruggegeven. De huidige editie is geredigeerd door Achilleus Sirigos.  

Dienach leed aan encephalitis lethargica, waardoor hij in een lethargische slaap viel. Papanchatzis probeerde in Zwitserland tevergeefs gegevens over hem te achterhalen bij twaalf bezoeken aan Zürich daarvoor. Mogelijk was zijn naam een pseudoniem. Hij beschouwt de ‘voorschouw’ van de toekomst als een zeldzaam parapsychologisch verschijnsel en niet als de verbeelding van de schrijver.

 

Voorschouw, proscopie, precognitie en persoonwisseling

Voorschouw, precognitie of proscopie, ‘in de toekomst kijken’, wordt in de parapsychologie vaker gerapporteerd, maar niet op de schaal waarop Dienach dit beschrijft. Zie W.H.C Tenhaeff, hoogleraar parapsychologie, De voorschouw: Onderzoekingen op het gebied van helderziendheid in de tijd. Het bestaan van het verschijnsel betekent niet dat het dagboek van Dienach eronder valt en sluit niet uit dat het verbeelding is.

Aan de hand van beschrijvingen van talloze gevallen vanaf de Oudheid onderbouwt Tenhaeff het verschijnsel voorschouw, proscopie of precognitie, dat vaak in voorspellende dromen voorkomt. “Voldoende bewijsmatriaal... om het existentie-bewijs inzake de voorschouw als geleverd te mogen beschouwen.” Het leidt tot de vraag “kent de mens in zijn ‘diepste wezen’ zijn eigen toekomstig lot?” zoals de filosoof Leibniz in 1704 poneerde en de lijfarts van Goethe C.G. Carus aannemelijk achtte. (p28,29)

Volgens de Franse filosoof Henri Bergson beschikken de hersenen echter over een “remmend mechanisme [...dat] ons ervoor behoedt dat allerlei kennis tot ons doordringt, die voor ons aardse bestaan hinderlijk of schadelijk is” en dat wij “doelmatig vergeten”. (p30, zie ook Tenhaeff, Telepathie en helderziendheid, p28-30, 70 e.v.) Daarom dringen er maar af en toe flarden van helderziende ervaringen en precognitie door, die te verwarrend en belastend zouden zijn als ze vaak zouden doordringen. Dienach heeft zijn herinneringen ook als belastend ervaren, met name (door) de onmogelijkheid erover te praten.

Tenhaeff bespreekt uiteenlopende verschijnselen van voorschouw, waaronder experimenten met voorspellingen en gerapporteerde oorlogsvoorspellingen, maar een ‘geval’ als Dienach ontbreekt. Hij licht wel het begrip “Persönlichtkeitserweiterung um das Du” toe. (p193) Dit komt in de buurt van de ‘persoonswisseling’ van Dienach, met het verschil dat er bij Dienach geen twee persoonlijkheden zijn, maar een persoon die reïncarneert in het toekomstig lichaam van Andreas Northam.

Het is iets anders dan de ‘dubbele’of meervoudige persoonlijkheid’, die Frederick Myers beschijft in The Human Personality and Its Survival of Bodily Death (zie CM 75) en R.L.Stevenson in Dr. Jekyll and Mr. Hide. In de beschreven gevallen worden persoonswisselingen gerapporteerd, die minder langdurig lijken te zijn dan bij Dienach. Hij blijft zichzelf, dezelfde persoon in een ander lichaam in een toekomstige tijd. Hij is niet “tegelijkertijd zichzelf en een vreemde persoonlijkheid”. (p193) Hij heeft geen herinneringen van de persoon van Andreas Northam, in wiens lichaam hij is gereïncarneerd. Er is bij hem geen “contact tussen twee psychismen” zoals bij helderziendheid, waarbij een helderziende langs paranormale weg informatie krijgt van een andere persoon. Veeleer is er sprake van ‘zielsverhuizing’ of reïncarnatie in een toekomstig lichaam, dat in het geval van Dienach eerst van Andreas Northam zou zijn geweest

Een kenmerk van de voorschouw is het zgn. ‘juistheidsbewustzijn’, waarvan ook bij Dienach sprake is. De ervaring komt niet over als fantasie, hallucinatie of droombeeld, maar als een echt beleefde gebeurtenis “met een ongewone ‘levendigheid’ en ‘indrukwekkendheid’, ongewoon sterke ‘nawerking’, alsmede ónvergetelijkheid’.” (p53,55) Bij Dienach betreft het geen helderziende waarneming of beleving van een toekomstige gebeurtenis zoals bij voorschouw, maar hij beschrijft het als deelname aan een toekomstige werkelijkheid. Teruggekomen in de 20e eeuw blijven er indrukwekkende herinneringen van als echt beleefde ervaringen die hij in zijn Dagboek beschrijft.

Het ‘juistheidsbewustzijn’ geldt echter vaak niet voor de tijdsbepaling. “De ervaring leert ons dat de tijdsruimten door paragnosten veelvuldig over- en onderschat worden. Dat geldt met naam voor (het tijdsbestek van) toekomstige gebeurtenissen. (Een enkele maal is het voorgekomen dat iemand een juiste, toekomstige datum wist te noemen.” (p192) Dienach verandert aan het begin van zijn Dagboek de datering naar de wijze die in de toekomst gangbaar is. “Ons jaar 3906 is volgens de toekomstige kalender 1509.” (p57) Dus rond het jaar 2400 (in 2397) zou de datering opnieuw zijn begonnen. Dan begint de nieuwe tijd die Nojere wordt genoemd. Daarvoor was de Eldere, de oudere tijd, “tot het eind van de 24e eeuw” (p203) Als het allemaal klopt en als het geen fictie is.

Vanaf de oudheid is bekend dat toekomstige gebeurtenissen vooruit konden worden waargenomen en er zijn diverse voorspellende dromen beschreven, hetgeen door filosofen als Socrates, Plato en Aristoteles werd beaamd. Ook Plutarchus schreef dat “de ziel in zichzelf het vermogen bezit toekomstige gebeurtenissen te zien.” (p7). “Door de voorspellers van die toekomstige dingen worden deze in hun innerlijk als tegenwoordig aanschouwd,” schreef Augustinus (Belijdenissen lX.17,23,24, meer over zijn visie in het commentaar).

Aristoteles kende het begrip ‘doeloorzaak’ in een zich ontwikkelend teleologisch wereldbeeld, dat later in onbruik is geraakt. Hij ziet dit vooral bij een organisme dat als het ware naar een einddoel toegroeit.

“De vraag naar de teleologische structuur van de wereld is niet slechts een biologisch probleem, maar dient overal, voor het geheel der wereld gesteld te worden... De proscopische verschijnselen geven ons in tal van gevallen aanleiding om van een de mens en de mensheid voortstuwende en doelbeogende macht te spreken... Volgens Kant... kan de geschiedenis der mensheid worden opgevat als de verwerkelijking van een verborgen plan. Anders gezegd: het is alsof aan de geschiedenis der mensheid een verborgen plan ten grondslag ligt.” (p163) Dienach zou dit wellicht beamen en ziet een (doel)gerichte spirituele ontwikkeling naar de ervaring van een Hogere (metafysische) Werkelijkheid, waarvan ook veel grote filosofen gewag maken. 

Jeugdliefde

Het dagboek begint in december 1918. Dienach was de eerste eenentwintig jaren van zijn leven gelukkig dankzij Anna, zijn buurmeisje en jeugdliefde. Nadat hij haar een jaar of twee niet ziet wegens studie, is zij een jongedame geworden. Alleen haar vriendin Amelia wist van hun geheime liefde. Hij wordt leraar en “spaart geld om een leven met haar te beginnen”. (p19)

Een andere man vroeg echter haar hand via haar vader, die haar verzocht toe te stemmen. Uiteindelijk deed ze dat met tegenzin. Het was haar moeders laatste wens op haar doodsbed dat Anna haar vader zou gehoorzamen. Als Dienach haar ontmoette zei zij: “Maak je geen zorgen, ze kunnen mij niet dwingen om tegen mijn wil met hem te trouwen”. (p20)

Zijn moeder vroeg hem op reis te gaan in de periode waarin Anna zou trouwen.. Toen hij van zijn reis terugkwam, trok Dienach zich terug als een soort kluizenaar en sprak alleen met haar vriendin Amelia, die vertelde dat Anna naar hem gevraagd had. Hij bezocht haar op haar ziekbed voor zij stierf. “Vergeet mij niet. Als je trouw blijft aan onze liefde... zal ik je nooit verlaten. Ik zal aan je zijde zijn, Paul.” (p22) 

  

Persoonswisseling met Andreas Northam

Dienach raakt jaren later eerst twee weken in coma, daarna een jaar. Een paar maanden later gaat hij naar Athene, waar hij Duits en Frans doceert. Uit zijn periode in coma draagt hij levendige herinneringen aan de toekomst die hij toen beleefde met zich mee, die hij in zijn dagboek gedetailleerd opschreef. ”Alles wat je leest heb ik gezien met mijn eigen ogen; heb ik doorleefd.” (p37) 

Hij beschrijft zijn innerlijke conflict tussen een wereld van ongelofelijke dingen en een innerlijke wereld van andere herinneringen als hij ontwaakt in de toekomst, omringd door geneesheren en verpleegkundigen. Ze noemden de naam Andreas Northam. Na enige tijd drong het tot hem door dat hij dat zelf was. Maar hij had geen herinneringen aan zijn eerdere leven als Andreas, wel van zijn leven als Paul Dienach.

Andreas Northam had een ongeluk met hoofdletsel. Toen hij stierf, werd hij meteen ingevroren en weer tot leven gewekt. Daardoor werden zijn hersenen niet beschadigd.  Paul Dienach ontwaakt in dit lichaam, dat niet van hem was, en vroeg hij zich af of hij dood was. “Maar als ik dat was, waarom zou ik mij dan ziek en koortsig voelen?... Waar ben ik?... Ben ik gek geworden?” (p46) 

De dokters spraken in een andere taal die op de onze leek, met Angelsaksische wortels. Zij werden vergezeld door Stefan, de beste vriend van Andreas Northam, die vertelde over zijn eerdere leven. De dokters spraken van een "persoonswisseling" nadat Andreas vijftien minuten klinisch dood was geweest. “Een zeldzaam parapsychologisch verschijnsel, dat gepaard ging met xenoglossie”. Hij sprak namelijk een dode taal van tweeduizend jaar geleden. Ze konden zijn Duits verstaan. Hij leerde hun taal en hun tijd kennen door veel te lezen. (p51,52)

Als hij moeite heeft met het verwerken van zijn ervaringen, geeft een arts hem het advies: “duik diep in de spirituele wegen die zich openen... kijk hoe deze zich ontvouwen”. (p55) Het vormt ook een leidraad voor het dagboek. 

 

Vriendenkring

Na zijn herstel komt de herboren Northam in zijn vriendenkring terecht. Stefan, zijn beste vriend, introduceert hem in een wereld die voor hem nieuw is. “In deze nieuwe wereld zijn de mensen geen vreemden voor elkaar.” Ook niet als ze elkaar niet kennen. Een soort universele broederschap. Ze roddelen niet. (p59)

De vriendenkring bestaat uit jonge mannen en vrouwen, die vaak paren vormen. Als ze een baby willen, dienen ze zich te registreren bij het Kantoor voor Partners. Andreas voelde zich aangetrokken tot Silvia, maar dit gevoel was niet wederzijds. Stefan vertelde dat dit pijnlijk was voor Andreas. Dienach schrijft: “Toen ik haar voor de eerste keer zag [in zijn nieuwe leven] kreeg ik het gevoel dat ik haar eerder had gezien... Zij was een van de verpleegsters.” (p61) 

Silvia vond dat Andreas was veranderd en een andere blik had. Hij sprak met een ander accent en had moeite met sommige woorden. De vrienden zien hem als een oude vriend die zich herstelt van een auto-ongeluk. Met Stefan deelt hij een diepe interesse voor geschiedenis.Geleidelijk burgert hij in zijn nieuwe omgeving in. 

 

Veel lezen helpt bij zijn ‘inburgering’ 

Hij leert dat er een heersende klasse is van Ilectors en Lorffes, hoog ontwikkelde wijze bestuurders. (Misschien te vergelijken met de filosoof-koningen in De Staat bij Plato of de ‘koninklijke wijzen’ in het oude India, zie Bhagavad Gita IV-2) Daarnaast is er een soort ‘werkende klasse’ van burgers (cives). Mensen hoefden maar twee jaar te werken, een soort toegewijde dienstverlening in laboratoria en werksteds. De overige jaren wijden ze zich aan hun interessen en verdere ontwikkeling door reizen, sporten en andere vrijetijdsbestedingen in tempels, theaters, parken en museums. 

De samenleving bood een overvloed aan goederen, verworvenheden en mogelijkheden. Het was echter geen afgestompte consumptiemaatschappij. Er waren veel educatieve en spirituele centra met talloze cursussen, die werden gegeven door “grote meesters... wijze wetenschappers, leidende denkers en docenten en grote kunstenaars”. “Ons hogere onderwijs... komt na de dienstverlening” van twee jaar. Kunst stond boven wetenschap. “Filosofische wetenschappen werden beschouwd als equivalent aan kunst.” (p68,69)

Het ging erom “je leven te regelen rondom je capaciteiten”. Niet om professioneel succes of voorzien in je levensonderhoud, want er was al overvloed voor iedereen. “Onze universele sociaal-politieke gemeenschap vraagt hoge kwaliteit, veeleer dan kwantiteit.” Er was een spiritueel klassenonderscheid in plaats van macht over anderen. "Materiële superioriteit is de huidige heersende klasse onbekend, evenals macht over anderen.” (p71)

Het gaat uiteindelijk om “de Grote Werkelijkheid, de Samith... Elke waardige conceptie en vorm van kunst is niets anders dan poging om deze te raken... en wordt voortgebracht door het verlangen naar de Samith... de quintessence van de grote kunsten.” (p70) [Samitha is een Sanskriet woord, dat verzameling van Vedische teksten, van heilig weten, betekent, Ons woord ‘samen’ heeft dezelfde wortel.]

Zo’n duizend jaar eerder werd de wereld geregeerd door leidende wetenschappers en daarvoor door politici. "In de loop van de eeuwen verdwenen alle vormen van dwang en straf... Het kwam niet in iemand op om anderen te benadelen of te stelen, want niemand had gebrek aan iets.” Er was overvloed en weergaloze vooruitgang gekomen door de wetenschap. "De mensen volgden in de hoogst mogelijke mate het gebod ‘heb je naaste lief’... De ellende komt niet door ziekte of onvermogen, maar door het gevoel medemensen tot last te zijn... Het gebrek aan autoriteit en dwang... schept een grote ruimte voor individuele vrijheid – altijd gecombineerd met zelfdiscipline."  De Ilectors en de Lorffes hebben een regulerende rol. “Zij zijn ons persoonlijke leven niet binnengekomen”. (p71-73) 

 

Romance met Silvia

In de vriendenkring ontmoet Dienach Silvia. Aan de rand van een park kwam zij hem tegen en groette hem. “Toen onze ogen elkaar ontmoetten voelde ik mij de gelukkigste levende persoon zonder enige reden.” Een volgende dag kwam hij haar weer onverwacht tegen op weg naar huis. “We brachten een heel uur samen door... Ik vertelde haar dat ik van haar hield. Ze plaatste toen haar hand op mijn hart. Ik kuste haar en tenslotte keken we elkaar diep in de ogen... Niemand zal ooit weten wat er tussen ons gebeurde. Dank je, God, voor dit moment! Zij vertelde mij dat ze... last had van twijfels die haar opbraken... Ze was gereserveerd vanwege haar eerdere gedrag naar mij toe [als Andreas Northam]. Maar mijn niet aflatende liefde, plus het feit dat ik na het ongeluk zuiverder en zachter leek en een meer romantische houding had...had haar getroffen... Ze vertelde me dat ze overal met mij heen wilde gaan. Alle plaatsen die zij had gezien, wilde ze samen met mij opnieuw zien.” (p77)

“Ook de seizoensveranderingen geven mij weer een innerlijke vreugde. Ik herinner me dat ik dit voelde tot ik een jaar of vijftien was. Toen verdween het. Tot nu,” vertelde Silvia tijdens een lange wandeling.

“Ik heb haar nog niet aangeraakt, evenmin denk ik aan haar naakte lichaam. We zijn beiden nog in de eerste fase van diepe en echte liefde, waarbij gevoelens zich zuiver manifesteren in het hart en niet in het vlees.” (p80) Silvia herinnerde hem aan Anna.

“Deze liefde is nu ons eigendom, wat er ook gaat gebeuren. Het is iets dat nooit van ons kan worden afgenomen. Het neemt deel aan een andere leven, een andere wereld, het is een deel van de Samith... de Grote Werkelijkheid... De natuur is er een reflectie van... De Samith is iets grandioos, veel grootser en machtiger dan al zijn reflecties... We kunnen het niet bevatten.” We kunnen het wel zelf ervaren. “Een gevoel van immens geluk heeft ons hart sindsdien vervuld.” (p84,85) 

De verlichte wijze Alexis Volky heeft deze directe kennis van de Grote Werkelijkheid (de Oversyn overgedragen, maar was niet de enige. Nibelvirch is een andere term die daarmee heeft te maken. [De wortel ‘vir’ betekent kracht, vermogen]

“Geloof je dat het mogelijk is voor iemand om zich opeens gebeurtenissen uit een vorig leven te herinneren?” vroeg Andreas aan Silvia, toen hij bedacht dat achter de bergen Zwitserland lag. “Wie weet? Het kan zijn dat we elkaar weer ontmoeten na eeuwenlang gescheiden te zijn geweest...”

Silvia keer een beetje verbaasd. “Denk je, Andreas? Dat zou fijn zijn... Maar ik herinner me liever alles wat in dit leven is gebeurd voordat ik naar herinneringen van een eerder bestaan ga... Incidenten in mijn kindertijd die in mijn geest begraven zijn. Die wil ik me eerst herinneren...” (p87,88)

“Wat zou je ervan zeggen als iemand zich opeens incidenten van een leven in het verleden heel helder kan herinneren?” Na deze vraag veranderde Andreas van onderwerp, omdat hij zich er ongemakkelijk bij voelde.

“Een stem in mij,” zei Silvia... “heeft mij altijd verteld dat er een dag zou komen waarop iemand betekenis aan mijn alleen zijn en mijn gevoelens zou geven; dus moest ik wachten... Ik vreesde dat ik hem niet zou herkennen... Uiteindelijk wist ik het; jij was het! Waarom duurde het zo lang voor ik je herkende?” Pas na de persoonsverwisseling veranderden haar gevoelens. “Ik was zo onverschillig naar je... Ik denk dat ik je voor de eerste keer [echt] ontmoette in het Molseninstituut, waar ik als verpleegster kwam, toen ik je gewond en hulpeloos zag als een babytje.” (p88,89)

Ze spreken over grote kunstenaars, die verlangen naar de Samith en daaraan uitdrukking gaven. ”Alles lijkt verbonden met de Samith. Het ziet eruit als hun God, maar is het niet. Het lijkt ‘de bron van alles’ te zijn.” Het onbereikbare. Grote mensen kunnen de Samith direct kennen, “de Waarheid. Zij zagen helder dat dit licht niet tot deze wereld behoort.” (p90)

“Zij praat met mij en denkt dat ik alles helemaal begrijp, maar kent mijn werkelijke situatie niet... Soms ben ik werkelijk mijzelf en andere momenten een personificatie van Northam; hoe lang nog? ‘Silvia, heb je er ooit aan gedacht... dat ik misschien nooit helemaal herstel, en nooit meer mij oude zelf terugkrijg?’”

“Ik hield niet van die oude Northam... Je research en je papers betekenen niets vergeleken met de persoon met een geweldig hart die ik nu voor me heb!” 

Ze liepen verder. Opeens hoorde hij een bekende melodie; de negende symfonie van Beethoven, die in al die eeuwen niet was vergeten. Het gaf hem een gevoel van ongelofelijke trots en bevrijding. Ze hoorden de profetische woorden over de bestemming van de mensheid:

“Vreugdevol als zonnen vliegen 

door een hemels prachtig plan

volg o broeders jullie baan 

vreugdevol als helden zegevieren” (p92)

Directe kennis van de Grote werkelijkheid

Northam wilde zich meer verdiepen “in de grootste spirituele wegen die voor de mensheid zijn geopend" wat betreft de Grote Werkelijkheid. Er zijn veel spirituele leiders geweest die “het zelden met elkaar eens waren... Maar er was één ding waarover ze het eens waren: dat ... de Grote Werkelijkheid ondoordringbaar is voor de menselijke perceptie.” (p94,95)

Toen kwam de directe kennis van de Nibelvirch en de Oversyn. “De kennis van de essentie... op een directe en duidelijke wijze, anders dan de leringen uit jouw tijd.... Dat maakte een eind aan metafysische twijfel,” aldus Stefan... Mensen... zagen het licht van binnen en voelden zelf het bestaan ervan... Het kwam voort uit nostalgie en dorst naar de Samith... de dorst naar geest en naar een godgelijkende bestemming en bewijs van onze bovenmenselijke oorsprong.” Dat bracht ook deugd, vergevingsgezindheid, vriendschap, humanisme, jeugd, schoonheid, gerechtigheid, geluk, vrijheid en affectie. “Het menselijk bewustzijn weet intuïtief dat er iets groters is verborgen achter de verschijnselen.” En het heeft “een ingeboren neiging tot perfectie”. (p96,97)

“De objectieve werkelijkheid is multi-dimensionaal... Directe kennis, Niblevirch, toonde ons dat het fysische universum, God, oneindigheid en al dergelijke noties, louter aspecten zijn van de Grote Werkelijkheid. En er is een veelvoud van andere kanten, die niet te vatten zijn voor mensen... Het doel van het leven is zelf-cultivering van de geest... een toenemend spirituele cultuur... dichter naar het goddelijk toe... onze godgelijkende bestemming.” (p98-100)

Stefan “sprak met respect over de grote figuren uit het verleden, die hij beschreef als ‘voorlopers’... Pythagoras, Socrates, Plato, Aristoteles, Jezus, diverse oosterse figuren... Plotinus, St. Augustinus en Origines, Bacon, Descartes, Spinoza en Kant.” (p101) En verder over grote mystici, die ook beschikten over directe kennis, die grenzen verruimde. Zo heeft ook de (natuur)wetenschap onze wereld verruimd, maar die gaf geen spirituele kennis. “De natuurlijke wereld is een deel van de Grote Werkelijkheid, de grote harmonie, en die is essentieel voor de voltooiing ervan.” (p104-05) Mensen leerden kennelijk het geheel te zien, kregen directe kennis van de Samith.

De Homo sapiens evolueerde naar de Homo Occidentalis Novus, de ‘verlichte mens’ van de Nojere, de Nieuwe Tijd. Deze begin in 3382 met de kennis van Volky, een soort ziener, en was in 3430 compleet. De menselijke vervolmaking kwam niet door computers of een technologisch brein. “We kunnen weinig verwachten van de levenloze apparaten... Het kan alleen door onze innerlijke cultivering. Alleen dit kan ons ooit in staat stellen het superieure innerlijke leven te ervaren... Directe kennis komt niet meer van buiten maar van binnen.” “Dankzij de Nibelvirch [directe cognitie van binnenuit van de Grote Werkelijkheid van de Samith...] werd de Oversyn, een ‘nieuwe antenne’ verkregen en alles dat voorheen transcendent was, werd nu bewezen als zijnde binnen het bereik van menselijke mogelijkheden... Dat stelde de Homo Occidentalis Novus in staat de Samith te zien en het bastaan ervan te aanvaarden.” (p107,108. [‘Oversyn’ is te vertalen als ‘sein van boven’ of ‘transcendent of overstijgend sein’, ‘trans’ betekent ‘over’. Het leek een nieuw soort verruimd bewustzijn]