Deel 3: Nawoord van de vertaler en kritisch commentaar van de recensent

Civis Mundi Digitaal #150

Het voorwoord van de vertaler, prof. Georgios Papachatzis, rector van de Griekse Panteion Universiteit, volgt als nawoord. Het dagboek lijkt op “travel fiction”, reizen in de toekomstige tijd met beschrijvingen van het leven in de verre toekomst. Bij leven had de schrijverj een bijzonder interesse in cultuurgeschiedenis en de klassieken en kwam in 1922 naar Athene, waar hij lesgaf. Hij overleed in 1924 na een aanval van tuberculose in een buitenwijk van Athene of op weg naar zijn thuisland, Zwitserland.

“Hij geloofde sterk in een ondefinieerbaar spiritueel element in de mens, die voorbij gaat aan de wet van biologisch verval, en de barrières van tijd en ruimte... Die vrije geest blijft onaangetast voortbestaan... Het tijd-ruimte continuüm vormt geen belemmering.”(p343) De vertaler sprak als student geregeld met de schrijver over zijn opvattingen, “maar niet als ervaringen die hij werkelijk had beleefd... Hij leek heel nauwlettend, voorzichtig en gereserveerd... een rusteloze filosofische geest van de 20e eeuw... en een eenvoudige docent.” (p344)

De vertaler Prof Georgis Papachatzis 

Toen de vertaler zijn dagboek las, dacht hij dat Dienach literatuur wilde schrijven en een plot bedacht, zodat hij zijn eigen ideeën kon beschrijven. Het religieuze denken van Dienach vond hij wat overdreven. Hij drukte zich niet uit als een taalkunstenaar. “Hij deed niets ander dan vertellen wat er gebeurde in zijn leven en wat voor hem bedoeld was om te zien en te beleven door een vreemde wending in de gebeurtenissen.” (p346)

Het leven van Dienach werd getekend door ongeneeslijk liefdesverdriet. “Excessieve sentimentaliteit is overal te vinden in zijn manuscript”. Hij zei ooit dat hij naar Griekenland was gekomen “om nostalgische redenen... En daarnaast... had ik een wens om een plaats te zien die twee levens leeft, verdeeld door twintig hele eeuwen.” (p347) Een verwijzing naar de Griekse oudheid of naar de verre toekomst die hij beschrijft?

Dienach wilde graag een cultuurgeschiedenis van Europa schrijven in twee delen. Het eerste deel tot (en met) de 19e eeuw. Het tweede deel “meer een soort kritisch werk.” Het Dagboek maakte duidelijk dat het de intentie was om tot het jaar 3906 te reiken. “’Er zijn zeer zeldzame gelegenheden... waarbij we al weten wat de toekomst voor ons in petto heeft. We hebben zoveel incidenten waarbij toekomstige kennis zich helder manifesteert’... Hij heeft alles wat hij vertelt feitelijk beleefd” (p348) 

In India zijn vele mensen met “levende herinneringen aan een eerder bestaan”. In Europa is de levensstijl daarvoor te eenzijdig materialistisch. “Voor al degenen die niets over parapsychologie en buitenzintuiglijke waarneming willen horen... zag en beleefde Dienach zijn schrijfsels niet maar bedacht hij ze... Hij gaf zijn filosofisch denken...weer... Dienach’s teksten zijn [te beschouwen als] toegepaste futuristische sociologie... Hij kende een eindeloze ontologische diepte aan de werkelijkheid toe, die morele verplichtingen omvatte”. Wetenschap verschaft niet “de ware aard van het bestaan... De juiste kennis van ons eigenlijke Zijn gaat ons vermogen te boven... Dienach beschouwt het onderscheid in fysica en metafysica als volkomen menselijk... subjectief, niet objectief... Ons denken is egocentrisch en antropomorf”. (p349-351)

Dienach meende dat intuïtie en helder zicht (helderziendheid) in de toekomst zou evolueren tot een “nieuw spiritueel vermogen, een nieuw cognitief potentieel, een nieuwe ervaring, die de kennis van de Samith glashelder zal maken – ondanks de ontoegankelijkheid van de essentie ervan – en ook een gevoel van ongelofelijke en onvoorstelbare grootsheid en hyperkosmische schoonheid zou geven die ermee verbonden is.” Dienach heeft een vorm van “directe verlichting”, beschreven, die zijn vertaler samenvat. (p357,358)

Er zijn ook andere visies op het Dagboek. Zoals van een Duitse collega van de vertaler, die hij het liet lezen. Deze zag het als een "voortgezet liefdesverhaal met zijn overleden geliefde”. Hij zag Dienach als een “ongeneeslijke romanticus” met een intens verlangen naar hereniging, die ïn ‘zijn eigen werkelijkheid’ leefde”. (p367) Een Macedonische vriend zag Andreas Northams tweede leven als een reïncarnatie van Dienach, die zijn ervaringen in een soort reisverslag heeft beschreven. 

Illustration of Paul Amadeus Dienach writing his Chronicles from the Future. (Author provided) 

Kritisch commentaar

De vertaler oppert twee mogelijkheden: 1. het dagboek is een weergave van werkelijke belevenissen. 2. Het is fictie, verbeelding in de vorm van een reisverslag van een reis in de toekomst. Er is nog een derde tussenmogelijkheid. 3. Het zijn belevenissen tijdens zijn coma met een veridiek, waarachtig karakter, zoals bij een zgn. levensechte lucide droom. De schrijver heeft genoteerd wat hij zich herinnerde van de langgerekte ‘repeterende droom’ tijdens zijn coma.

Herinneringen van vorige levens zijn veelvuldig gerapporteerd, maar van ‘herinneringen’ van toekomstige levens zijn geen gevallen zoals van Dienach gevonden, hoewel onbekendheid het bestaan ervan niet uitsluit. Betekent dit dat de toekomst er al is, maar dat wij mensen deze niet kunnen zien en beleven? Wij leven in een tijdsdimensie in het nu dat volgt op het verleden en voorafgaat aan de toekomst. Ons bewustzijn kan alleen het nu omvatten. 

Augustinus over heden, verleden en toekomst

“Wat echter uit het verborgenen in onverpoosde volgorde voor ons opduikt en aan ons voorbij trekt, dat is voor Gods oog alles tegelijk tegenwoordig. “Wij onze dagen en tijden, glijden door Gods hand,” schrijft Augustinus in zijn Belijdenissen. God bestaat in immer tegenwoordige eeuwigheid... Uw jaren gaan noch komen... bestaan alle tegelijk... Er worden geen gaande jaren door komende verdrongen, want uw jaren gaan niet voorbij... Uw vandaag is de eeuwigheid... Alle tijden zijn door u gemaakt.” (XI.13,16; H.J.Störig, Geschiedenis van de filosofie Deel I, p219)

Betekent dit dat alle tijden er al (kunnen) zijn, maar nog niet toegankelijk voor ons bewustzijn? Kan dit ook gelden voor onze levens die al in hun opeenvolging bestaan? Terwijl wij ons slechts van één leven, één moment tegelijk bewust zijn.

“Wie zegt me dat alleen de tegenwoordige tijd er is?... Of zijn het verleden en de toekomst er ook en treedt de tijd uit de een of andere verborgenheid tevoorschijn, wanneer hij van toekomstig tegenwoordig wordt?... Waar hebben de voorspellers van dingen uit de toekomst die dingen gezien?” Dit geldt ook voor het verleden. “’Indien deze dingen [uit verleden en toekomst] er niet zouden zijn, zouden ze onmogelijk gezien kunnen worden. Zowel de toekomstige als de verleden dingen zijn er bijgevolg.” (XI.17,22) Maar wij zijn ons er niet van bewust. 

Augustinus, oudste bekende afbeelding

Augustinus over tijd en het geheugen

Augustinus laat de mogelijkheid open “dat van nog niet zijnde dingen de beelden reeds het aanzijn krijgen en vooruit worden waargenomen... Door de voorspellers van die toekomstige dingen worden deze in hun innerlijk als tegenwoordig aanschouwd. Wat is dan de wijze waarop gij aan de zielen leert wat in de toekomst ligt? Gij voor wie niets toekomstig is...  gij lieflijk licht van mijn verborgen ogen?” (lX.17,23,24)

Bestaan onze vorige en volgende levens al in een verborgen domein van ons geheugen, die voor ons niet toegankelijk is. Met reïncarnatietherapie kunnen vorige levens weer doordringen tot het bewustzijn. (zie CM 64) Maar kan dat ook met volgende levens? Augustinus heeft het niet over vorige en volgende levens, zoals andere filosofen in zijn tijd, maar kent aan het geheugen wel een bijna grenzeloos vermogen toe. Het lijkt er soms op dat ook hij enige directe kennis had van de Grote Werkelijkheid die hij God noemt.

Augustinus noemt het “mateloos bevattingsvermogen van het geheugen” (X.9,16): “Daar bevindt zich alles wat ik mij herinner, wat ik ervaren en geloofd heb. Uit diezelfde voorraad... maak ik mij dan ook een beeld van toekomstige handelingen en gebeurlijkheden en verwachtingen, en al die dingen overdenk ik dan weer alsof ze tegenwoordig zijn... in die enorme ruimte van mijn ziel, die gevuld is met beelden van zovele en zo grote dingen... Groot is dat vermogen, dat mijn geheugen is, geweldig groot, mijn God! Een weidse, onbegrensde ruimte is het! Wie is er tot op zijn grond gekomen... Ikzelf vat niet alles wat ik ben. De geest is dus te beperkt om zichzelf te vatten. Maar waar zou het dan zijn, datgene wat hij van zichzelf niet vat?... Verbazing bevangt mij daarover, diepe verbazing; verbijstering grijpt mij aan.” (Belijdenissen X.8,14,15)

Geldt dit ook voor ons toekomstig leven? Wie weet wat er allemaal verborgen is in de onmetelijke kamers van ons onbewuste geheugen. “Hoe en langs welke weg zijn die dingen dan mijn geheugen binnengekomen?... Ik heb ze in mijn hart herkend... Ze waren daar dus reeds... Ze waren echter nog niet in mijn geheugen... zo ver weg en zo verstopt, als in verder afgelegen holen.” (X.9.17) Kunnen volgende levens er ook al in de toekomst zijn, die voor ons nog verborgen is? Maar voor God is te overzien.

“Nergens is er een eind of een grens, zo groot machtig is het geheugen... ook aan dat vermogen in mij dat geheugen heet zal ik voorbijgaan om u te bereiken, lieflijk licht... Ik zal langs mijn geest opklimmen tot u die boven mij zijt, altijd blijvend,.. in mijn verlangen om u te raken...” (X.17,26)

Augustinus breekt zich zijn hoofd over wat tijd is en komt dicht in de buurt van een tijdruimte continuüm van de moderne fysica. “Zo ben ik gaan denken dat de tijd niets anders is dan uitgestrektheid. Maar waarvan weet ik niet. Het zou me verbazen als het geen uitgestrektheid was van de geest en van hem alleen.” (XI,26,33)

Hij legt een verband tussen tijd en bewustzijn. In termen van Kant: tijd als categorie of eigenschap van het bewustzijn. Voor God, die hij ‘lieflijk licht’ noemt – wellicht het licht van een universeel bewustzijn – “is niets verborgen van wat er aan tijden is verlopen en nog rest.” (lX.31.41) Hoe het ook zij, Augustinus  biedt mogelijkheden om de ervaringen van Dienach te plaatsen en sluit herinneringen en belevingen van de toekomst niet uit.

Spirituele transitie

Terug naar de aard van de ervaringen van Dienach: werkelijkheid of fictie, of iets ertussenin? Maakt dit wezenlijk veel uit voor de spirituele boodschap, de cultuurkritiek en de toekomstvisie die hij wil overbrengen? De cultuurkritiek die hij professor Lain in de mond legt, komt overeen met de zijne. Dat geldt ook voor de visie van de Grote Werkelijkheid van de Samith enhet directe beleven ervan.

Futurologen beschrijven de toekomst vaak in termen van het heden en als een extrapolatie daarvan en het doortrekken van huidige trends. Kenteringen, omslagen en faseovergangen zijn moeilijker voorspelbaar dan lineaire trends. Bij Dienach komen trends en trendbreuken beide voor. Hij wenst, verwacht en aanschouwt een toekomstige spirituele transitie naar het direct zien en beleven van de Grote Werkelijkheid. Wat dit precies inhoudt, maakt hij niet duidelijk. Het doet denken aan een verlichtingservaring, aan kosmisch bewustzijn. (Zie CM 101) Of aan een soort religieuze intuïtie van wat religiewetenschapper Rudolf Otto ‘het numineuze’ noemt, dat mensen met ontzag vervult. 

Bij de spirituele richting van de advaita vedanta wordt wel gesproken van ‘het directe pad’, het direct zien, inzien en kennen van de werkelijkheid van het  omvattende bewustzijn, zoals bijv. spirituele leraren als Hans Laurentius toelicht in De vreugde van verlichting en Douwe Tiemersma in zijn boek Non-dualiteit en anderen in het tijdschrift Inzicht. (Zie CM 47,88) Ook door (transcendente) meditatie is de transcendente Grote Werkelijkheid te ervaren als transcendent bewustzijn voorbij indrukken, gedachten en gevoelens. Kortom, ook in onze tijd en vroegere tijden is er een aanzet gegeven tot direct kennen van de Grote Werkelijkheid. In feite komt dit voor bij grote geesten in alle tijden, die tot voorbeeld strekken, zoals Dienach lijkt te bevestigen. 

Zürich toen Dienach er woonde 

Cultuurgeschiedenis van heden en toekomst

Dienach beschrijft kritisch zijn eigen tijd, die nog een paar eeuwen op een bedenkelijke materialistische en technocratische wijze zou doorgaan. Daarna volgt een transitie naar een meer spirituele tijd. Dit toont verwantschap met de cyclische cultuursociologische visie van Sorokin in zijn Social and Cultural Dynamics. Hij beschrijft daarineen afwisseling van zinnelijk en materieel gerichte tijden en geestelijk gerichte tijden, zoals in onze tijd en aan het eind van het Romeinse Rijk. De conceptie van de uiteindelijke werkelijkheid als materieel of spiritueel is hierbij de bepalende factor, niet de economie of productiewijze zoals bij de materialistische visie van Marx.

In de tijd van Dienach (overleden in 1924) overheerste West-Europa de wereld, met koloniën in Afrika en Azië. Hij schrijft dat Noord-Amerika en Zuid-Afrika het overwicht overnemen, maar beperkt zijn beschrijving tot een verenigd Europa, dat na een tweede Europese renaissance de wereld weer gaat domineren. Afrika en Azië delven het onderspit. In feite is dit een doortrekken van een in zijn tijd bestaande trend met een onderbreking van Amerikaanse suprematie, die wat betreft Zuid-Afrika kennelijk nog moet komen. Afrika zou gekoloniseerd worden vanuit Zuid-Amerika en Azië vanuit Europa. 

Na de tijd van Dienach komt de Tweede Wereldoorlog, een beslissende gebeurtenis waarover hij niets schrijft en die hij niet zag aankomen. Het betekent een einde van het kolonialisme, dat echter in de vorm van neokolonialisme doorgaat, vooral in Afrika. (Zie de bespreking het boek van Dietert de Wagt over geopolitiek in dit nummer)

De verloren oorlog in Vietnam betekent het eind van de westerse invloed in Zuidoost Azië. Ook de oorlogen in het Midden-Oosten waren een vernietigend fiasco. China is opgekomen en India komt op. De 21e eeuw wordt wel de eeuw van Azië genoemd. In Azië woont meer dan de helft van de wereldbevolking, die zich niet meer laat overheersen door het Westen. Ook Afrika komt op. De ontwikkeling wordt daar bemoeilijkt door een sterke toename van de bevolking.

Wat Dienach schrijft over de toekomstige dominantie van het Westen over Azië en Afrika komt in het licht van wat in de 20e eeuwgebeurt, ongeloofwaardig over, hoewel dingen kunnen veranderen. Hij trekt een toemalige trend door, terwijl er tijdens en na de Tweede Wereldoorlog een enorme trendbreuk plaatsgrijpt. Als hij op toekomstige historische gebeurtenissen heeft teruggekeken, vergeet hij een aantal spectaculaire gebeurtenissen in de vorige eeuw. Hij noemt wel latere oorlogen, die vernietigend uitpakken in Europa en andere continenten, maar beschrijft geen allesvernietigende kernoorlog, die in zijn tijd nog niet mogelijk was. Kernsplitsing werd in 1938 ontdekt door Otto Hahn en Lise Meitner. Wat past in je denkkader zie je eerder dan wat er buiten valt.

Ook niets over de informatietechnologische revolutie en kunstmatige intelligentie. Wel over geavanceerde vervoersmiddelen, maar niet over communicatietechnologie, die in zijn tijd nog in de kinderschoenen stond. Telegrafie werd al toegepast en telefonie en radio waren in opkomst. TV volgde in 1935. Later kwamen de mobiele telefoon, de personal computer en internet, die voor een geweldloze revolutie zorgden, die aan Dienach voorbij lijkt te gaan. Niets over toekomstige ontwikkelingen op dit gebied. 

Westers etnocentrisme?

De wereldcultuur is bij Dienach westers. Mogelijk omdat hij niet buiten Europa is geweest. Oosterse wijsheid en sjamanisme vallen buiten zijn horizon. In het pantheon van grote geesten komen alleen Boeddha en Confucius voor, terwijl India en China een wijsgerige traditie kennen met vele grote geesten. Ook geen islamitische wijsgeren en indiaanse sjamanen, zoals de visionaire Black Elk (Zwarte Eland), die de ondergang van zijn volk voorzag, (Zie John G. Neihardt, Black Elk Speaks, 1932).

De Homo Occidentalis Novo betekent Nieuwe Westerse Mens. De term komt etnocentristisch of zelfs racistisch over, hetgeen in de koloniale tijd gemeengoed was. Alle volken en zgn. rassen behoren tot de voorloper ervan: homo sapiëns, die niet alleen westerse volken omvat. De mensheid vormt één ras: homo sapiëns. Waarom de nieuwe mens  de term ‘occidentalis’ krijgt toegevoegd, blijft onduidelijk, evenals welke volken erbij horen en of Afrikaanse, Aziatische, Indiaanse en andere volken erbij horen. 

De notie van een mondiaal Universeel Gemenebest toont verwantschap met het Britse Gemenebest. ‘Toevallig’ was de Brit John Terring de eerste wereldleider van dit Gemenebest. (p266) Hoe het werkt en is opgebouwd blijft onduidelijk, evenals de wereldeconomie en het financieel-economisch systeem. Het zou wel een democratisch systeem zijn. Er waren verkiezingen.

Dienach interesseert zich meer voor het spirituele. Menselijke morele waarden staan bij hem in de tijd die hij beschrijft, in hoog aanzien. De wereldbeschouwing lijkt op een spiritueel christelijk humanisme dat ‘ontkerstend’ is. Van alle religies lijkt de christelijke visie het meest van invloed te zijn. Hoewel de Gouden Regel van de naastenliefde: ‘wat gij niet wil dat u geschiedt, die dat ook een ander niet’, al eerder bij Confucius voorkomt en sinds de zgn. spiltijd met grote wereldleraren en religiestichters een universeel karakter heeft gekregen. (Zie CM 96 en 120 over de spiltijd) 

Het iconische schilderij van de Romantiek: Der Wanderer über dem Nebelmeer van Caspar David Friedrich (rond 1818)

Rationalisme en Romantiek

Dienach is geen rationalist. Hij lijkt zich verwant te voelen met het begin van de Duitse Romantiek rond 1800, waarbij de Verlichting overgaat in de Romantiek. Gevoel, intuïtie, natuurbeleving en spiritualiteit spelen bij hem een belangrijke rol, en ook in de toekomst die hij beschrijft. De Romantiek eindigt aan het eind van de 19e eeuw in materialisme en positivisme als wetenschap en techniek een grote opgang maken. Het religieuze gevoel dat bijv. bij theoloog Schleiermacher naar voren komt, zien we ook bij Dienach. Tijdens de Romantiek was er echter veel belangstelling voor andere volken. De culturele antropologie, religiewetenschap, oriëntalistiek en indologie kwamen op, naast de natuurwetenschappen die een hoge vlucht namen.

Al met al toont de toekomstbeschrijving van Dienach veel sporen van zijn eigen tijd, van waaruit hij naar de toekomst kijkt. De houding ten aanzien van zijn tijd en zijn cultuur is kritisch, maar hij trekt trends door en ziet pas na een paar eeuwen de gewenste spirituele transitie, waarvan kiemen in eerdere tijden te vinden zijn. Bijv.in de Griekse oudheid, de Renaissance en de vroege Romantiek, tijden waarvoor Dienach speciale belangstelling lijkt te tonen. 

Projectie en interpretatie

Zijn ervaringen lijken een projectie en interpretatie te tonen vanuit zijn tijd en achtergrond. Daarmee is niet gezegd dat het allemaal fictie is. Zijn geval is uniek en ongekend, als het een waarachtige beschrijving betreft van zijn toekomstig leven. Of zoiets als mogelijk wordt beschouwd, hangt af van ons denkkader, onze levensbeschouwing en kennis van het zgn. paranormale. 

Interessant is dat een enigszins vergelijkbare persoonswisseling in de romans Het verboden rijk en Het leven op aarde van Slauerhoff en ongetwijfeld ook in andere fictie. De Portugese dichter Camoës lijkt bij Slauerhoff te ‘reïncarneren’ in een 20e eeuwse telegrafist Cameron. Bij Slauerhoff echter geen levensbeschrijving vanuit de toekomst, zoals bij Dienach. Over de toekomst is veel fictie geschreven. Zie de serie van Maarten Rutgers over dystopieën.

Slot

Tot slot iets over Dienachs jeugdliefde Anna. Waarom deed hij haar geen huwelijksaanzoek? Hij had een baan en hield van haar. Waarom trouwde zij tegen haar zin met een ander en stierf zij mede daardoor mogelijk een vroege dood? Als dit niet was gebeurd, zou de hele beschrijving in het dagboek met de romance met Silvia een ander einde hebben gekregen. De ontknoping op het eind van het dagboek grijpt terug op het begin over de jeugdliefde met Anna. Dezee liefde zegeviert.

Of het nu feitelijk zo gegaan is als Dienach beschrijft, of niet en fictie is, het interessante is dat hij een spirituele ontwikkeling beschrijft, waarbij mensen de Grote Werkelijkheid gaan zien en beleven. Dit leidt tot een meer ideale samenleving, waarin mensen geluk en vrede in zichzelf vinden en delen met hun medemensen. Daardoor leren ze ook maat te houden en zich niet te verliezen in consumptie en vermaak, maar zich te wijden aan verdere ontwikkeling: spiritueel, intellectueel, emotionaal, sociaal en cultureel.

Machthebbers zijn spirituele leiders, geen politici of wetenschappers meer, die er wel bij worden betrokken. Geestelijke leiders hebben zich ook kunst en wetenschap eigengemaakt,  die ten dienste van de verbinding met de Grote Werkelijkheid worden ingezet, in de samenleving en cultuur zijn ingebed en in hoog aanzien staan. Niet macht en materiële rijkdom zijn bepalend, maar meer inzicht en verbinding met de Grote Werkelijkheid.

Noten

Een aantal illustraties zijn ontlend aan https://www.ancient-origins.net/book/export/html/3121: een website met een deel van de tekst van het boek.