Civis Mundi Digitaal #150
Bespreking van Kitty Bouwman, Spiritueel Moederschap: Twee vrouwen in het leven van Augustinus. Berne Media, Uitgeverij abdij van Berne, 2019
Vrouwen in het leven van Augustinus Deel 1 Inleiding, over zijn vriendin en zijn godsbeeld
Bespreking van Kitty Bouwman, Spiritueel Moederschap: Twee vrouwen in het leven van Augustinus. Berne Media, Uitgeverij abdij van Berne, 2019
Met Pinksteren gaf mijn vrouw mij het boek Spiritueel Moederschap: Twee vrouwen in het leven van Augustinus, gebaseerd op het proefschrift van theologe Kitty Bouwman, over een nogal specifiek vrouwelijk onderwerp, toegespitst op Aurelius Augustinus (354-430). Het boek werd geruild met mijn boek over Albert Camus, dat uitvoerig ingaat op Augustinus en Plotinus. Dit zijn de filosofen over wie hij zijn afstudeerscriptie schreef en door wie hij diepgaand is beïnvloed, meer dan door het existentialisme, waartegen hij zich afzette.
Na eeuwenlange achterstelling en onderdrukking van vrouwen komt de gelijkwaardigheid van vrouwen en mannen in de moderne tijd meer naar voren. Mannen stonden tot dusver centraal in de geschiedenis, filosofie, theologie en de wetenschappen. Vrouwen speelden de tweede viool, als ze al meespeelden. In de geneeskunde zijn behandelingen en medicijnen vaak meer afgestemd op mannen, mede vanwege overwegend mannelijke proefpersonen, terwijl er significante fysieke en mentale verschillen zijn tussen mannen en vrouwen.
Een toenemend aantal vrouwelijke wetenschappers, filosofen en theologen zorgt er echter voor dat de onderbelichting van de vrouwelijke helft van de mensheid wordt rechtgetrokken en er meer aandacht komt voor het vrouwelijke perspectief. Een onderwerp als spiritueel moederschap is daarvan een sprekend voorbeeld, ook al wordt dit door de mannenogen van Augustinus belicht, die oog heeft voor de twee belangrijkste vrouwen in zijn leven. Ook in zijn aandacht voor de vrouw in zijn leven lijkt zijn tijd vooruit te zijn en in ontboezemingen die soms modern aandoen in al zijn openhartigheid.
Augustinus is wellicht de invloedrijkste christelijke filosoof en theoloog, de eerste grote filosoof die na het verval van de Grieks-Romeinse beschaving naar voren treedt. Een belangwekkende overgangsfiguur naar de christelijke cultuur. Een buitengewoon interessante persoon. Aanvankelijk had hij veel te stellen met zijn hartstochten, maar later werd hij monnik en schreef hij een monastieke Regel voor het religieuze leven, dat hij zelf ook leidde. Hij schreef de eerste overgeleverde autobiografie met “een bijzondere belangstelling voor de roerselen van het hart” en een onnavolgbare stijl en appèl. “Dat heeft ervoor gezorgd dat de Belijdenissen van Augustinus tot op de dag van vandaag lezers blijft aanspreken.’’ (p18)
Verder was hij ketterjager en bestrijder, die de predestinatieleer van de goddelijke voorbeschikking tot de eeuwige verdoemenis of de eeuwige zaligheid op de spits dreef met zijn leer van de erfzonde, enzovoort. Wat hij met de vrouwen in zijn leven had te stellen en daarover weet te vertellen is op zich een belangwekkend gegeven. Maar wat kunnen we daarmee anno 2024?
Het is een verdienste van het boek dat het de obscure partnerrelatie van Augustinus zoveel mogelijk verheldert, hoewel hij daarover weinig schrijft. Naast de onmiskenbare tegenstelling tussen zijn moeder en zijn vriendin, tussen de geestelijke en fysieke seksuele liefde, komt de overeenstemming tussen beide vrouwen naar voren, die beide moeder waren. Het geestelijke en lichamelijke liggen in het verlengde van elkaar, hoewel beide bij Augustinus veelal in onmin tegenover elkaar staan. In zijn jonge jaren volgde hij zijn lichamelijke lusten, waarvan hij op rijpere leeftijd nadrukkelijk afstand nam, toen hij koos voor het religieuze celibataire leven. Het ziet er echter niet naar uit dat hij de fysieke liefde heeft geïntegreerd in het spirituele leven. Er bleef een spanningsverhouding.
Augustinus. Oudst bekende afbeelding
Moederschap als een aspect van het vrouw-zijn
Moederschap is echter slechts een aspect van de vrouw, en dat geldt nog meer voor spiritueel moederschap. Reflectie over dit thema leidde tot het meer omvattende onderwerp ‘De vrouw als complement en evenbeeld van God’. Maar ook dit thema is incompleet en legt de nadruk op het spirituele aspect van de vrouw als een soort godin. Hoewel het begrip ‘complement’ ook ruimte laat voor het lichamelijkheid van de vrouw.
Naast de vrouw als godin zijn de volgende aspecten te onderscheiden: de vrouw als moeder, maar niet alleen haar spirituele moederschap, de vrouw als partner, levensgezellin en vriendin. Verder de vrouw als seksueel wezen, verleidelijk wezen, lustobject, seksbom, enz., waarbij zij wordt gereduceerd tot haar verleidelijke lichamelijke kant. Maar op een hoger niveau belichaamt zij ook de schoonheid, gratie en elegantie, harmonie en evenwicht, zoals bijv. in het beroemde beeld van Vrouwe Justitia en andere godinnen. Tenslotte de vrouw als dienares, dienster en bediende, assistente, huishoudster en (kinder)verzorgster, sloof en slavin, enz. Er zijn ongetwijfeld nog meer aspecten, maar deze kwamen in de reflectie naar boven.
Deze aspecten zijn intercultureel, beperken zich niet tot het christendom met Augustinus één van haar representanten, en plaatsen het vrouw-zijn in een ruimer kader, dat aanspraak maakt op universaliteit. Deze reikwijdte komt voort uit een meer antropologische, sociologische en filosofische benadering, die de universalia van het menszijn en de samenleving in beschouwing nemen, in dit geval van het vrouw-zijn. De aspecten die bij Augustinus naar voren komen, worden zo in een totaalkader geplaatst.
De schrijfster gaat niet in op het grotere interculturele geheel van de spiritualiteit, maar beperkt zich tot het spirituele moederschap van de twee vrouwen in christelijke zin. Zijn er ook andere vormen van spiritueel moederschap? Waarin onderscheidt het zich van spirituele vorming? Het had best in een ruimere context geplaatst kunnen worden, zonder daar uitgebreid op in te gaan, slechts noemen dat er meer is en dat ook anderen met spirituele vorming en spiritueel moederschap zijn. Er is meer dan een christelijke en een augustijnse visie. Te denken valt aan de spiritualiteit van Anasatasia, die in dit nummer en vorig nummer naar voren komt. In Deel 1 worden aan het eind Moeder Amma en Moeder Meera genoemd als twee vrij bekende Indiase spirituele leraressen, die in hun naam het moederschap benadrukken. Door de eeuwen heen kreeg in de Mariaverering een vorm van spiritueel moederschap gestalte. Eigenlijk een kerstening van eerdere verering van godinnen zoals Isis en Demeter, waarin het vrouwelijk aspect van God naar voren komt, dat in het patriarchale christendom onderbelicht is en vrijwel alleen in de Mariaverering vorm krijgt. Ook het vrouw-zijn omvat meer dan spiritueel moederschap, al is dat een onderbelicht aspect vergeleken bij andere aspecten van het vrouw-zijn.
Spiritueel moederschap, geestelijke begeleiding en vroedvrouwenkunde
Aan het eind van het boek komt de vergelijking van spiritueel moederschap met geestelijke begeleiding, “zoals het zich beschikbaar stellen als instrument: het bemiddelen tussen God en mens; voeling hebben met de werking van de Geest”, zoals bij Monica “vanuit haar levende relatie met God... en God kwam haar tegemoet met zijn boodschappen en dromen”. De veronderstelde sturing van God werd zoals gezegd door Augustinus achteraf beschreven, maar door Monica wellicht al eerder aangevoeld. “Monica had voeling met de werking van de Heiige Geest.“ Het interpretatiekader blijft strikt christelijk en doorspekt van veronderstellingen en meningen van betrokkenen.
Daarnaast komt de vroedvrouwenkunde (maieutiek)van Socrates aan de orde. “Je kunt inzichten niet onderwijzen; je kunt ze hooguit oproepen... een vroedvrouw staat een barende vrouw bij bij de geboorte van haar kind... bij het baren van inzichten die reeds in de ziel aanwezig zijn.” Volgens Bouwman staat dit haaks op het spirituele moederschap bij Augustinus. “Anders dan bij de vroedvrouwenkunde waarbij het gaat om de aansluiting op eeuwige waarden in de ziel, gaat het bij het goddelijk moederschap om bekering en transformatie die verder gaat dan de eigen innerlijkheid en gericht is op Christus... op het contact met de werkelijkheid van God... De leiding gaat uit van de goddelijke Geest.” (p17-172)
Dat is althans de wens en de veronderstelling. Maar hoe weet je dat? Wellicht door innerlijke inzichten. Het ziet er veeleer naar uit dat beide vormen van spirituele begeleiding in het verlengde van elkaar liggen en dat het christendom minder exclusief is dan verondersteld en verwoord in haar begrippenkader. En zijn de inzichten en eeuwige waarden niet door God in het innerlijk gelegd zoals “de rijkdommen die u verspreid hebt tot op de bodem van de dingen”? (Bel. 1.7, KB p62,63)
https://www.renegerritsen.com/de-heilige-familie-caravaggio
Wat is spiritueel moederschap?
Bij Augustinus komt de vrouw als moeder prominent naar voren bij zijn moeder Monica, die wordt gepresenteerd als een voorbeeld van spiritueel moederschap. Spiritueel of geestelijk moederschap staat voor geestelijke begeleiding, een mens geestelijk “geboren te doen worden tot het eeuwige licht, niet alleen lichamelijk in het tijdelijke licht... Augustinus brengt deze dimensie... die tijd en ruimte overstijgt... in verband met God.” (p11,58, Belijdenissen 9.17)
Aan spirituele vorming wordt weinig meer gedaan. Alleen bij evangelische christenen, antroposofen en andere spirituele groeperingen. Men kan kiezen uit een keur van spirituele bewegingen. Maar weinig mensen kiezen daarvoor. En ook daar blijven mensen geestelijk onvolwassen en afhankelijk, net als in kerken en genootschappen.
Geestelijke vorming is een behoefte en belang van alle tijden, ook van onze tijd. Maar of het spirituele moederschap zoals bij Augustinus daarin voorziet, is de vraag. Zijn verwoording in antieke christelijke retoriek lijkt niet meer van deze tijd. En weinig mensen hebben een spirituele moeder als Monica. Hoe een meer eigentijdse spirituele vorming kan zijn, gaat het bestek van dit stuk te boven. (Transcendente) meditatie kan er een onderdeel van zijn om toegang te krijgen tot het innerlijke licht. Ook past in onze tijd van mondialisering een meer intercultureel perspectief.
https://x.com/EOnl/status/510037671889354752 Dat gold ook voor zijn vriendin
De vriendin van Augustinus
De moeder van Augustinus wordt wat spirituele zorg betreft de hemel in geprezen, maar zijn partner komt er bekaaid vanaf. Een groot deel van de Belijdenissen is aan zijn moeder en zijn opvoeding gewijd vanaf zijn zuigelingentijd, die hij zich niet kan herinneren. De beschrijving daarvan berust volgens Bouwman ongetwijfeld deels op herinneringen aan de kindstijd van zijn zoon en de koestering en voeding van zijn moeder, de partner van Augustinus.
“Hij brengt haar [zijn moeder] in verband met zijn geestelijk leven, terwijl hij zijn vriendin associeert met seksualiteit en zondigheid... Kunnen we op deze twee vrouwen een ander licht laten schijnen?” (p7) De naam van zijn vriendin, met wie hij een zoon had, wordt niet eens genoemd. Zij blijft anoniem en was mogelijk een slavin, in elk geval van een lagere sociale klasse of status dan Augustinus. Als moeder is zij natuurlijk onlosmakelijk als ‘conditio sine qua non’ verbonden met zijn zoon, die na zijn moeder de persoon is die het meest prominent naar voren komt in zijn Belijdenissen, afgezien van God. Het boek is een lang uitgesponnen dialoog met de goddelijke persoon.
De relatie met zijn vriendin is een van de meest obscure aspecten van de biografie van Augustinus. Daarom is het om te beginnen vooral interessant om daarop in te gaan en daarna op zijn moeder, over wie meer bekend is. Daarom is het merendeel van het onderhavige boek aan moeder Monica gewijd. Over zijn naamloze partner is bitter weinig bekend. Alsof hij de veertien jaar dat hij met haar samenleefde en haar nodig had om zijn lusten te bevredigen in zijn latere religieuze levensfase wilde verdonkeremanen. “Er was in mij een dieper liggende behoefte, waardoor ik mijzelf haatte, omdat ik er niet genoeg behoefte aan had. Ik zocht wat ik lief kon hebben, verliefd op het liefhebben,” zo beschrijft hij zijn seksuele begeerte in bedekte termen. (Belijdenissen, 3.1, Bouwman, p30) Bouwman wijst er terecht op dat er in zijn relatie meer in het spel was dan seksuele begeerte, namelijk gedeeld ouderschap. Als zij uit zijn leven verdwijnt, blijkt hoezeer hij haar mist uit de wond in zijn hart.
Wat is de reden om zijn vriendin niet de aandacht te geven die haar toekomt als moeder van zijn zoon en (trouwe) partner gedurende veertien jaar? Augustinus wordt “een moederskindje” genoemd. Zijn moeder kon hem niet loslaten en was niet blij met de relatie met zijn vriendin. “Toen zij haar kans zag, stuurde zij haar weg, om haar zoon voor zichzelf op te eisen.” (p10) Kitty Bouwman nuanceert deze beeldvorming, die een kern van feitelijkheid heeft en samenhangt met de ‘missie’ van Monica om haar begaafde zoon naar God te begeleiden. Hetgeen gelukt is na veel tranen, zorgen en gebeden, zoals later aan de orde komt.
Bij zijn bekering werd Augustinus door dit citaat geïnspireerd
Begeerten
Augustinus heeft zijn begeerten niet verdrongen, maar naar eigen zeggen hartstochtelijk gebotvierd, tot hij er genoeg van had en een religieus, celibatair leven wilde leiden. Daar paste zijn partner niet meer in. Zij is hem overigens voorgegaan in haar keuze voor het religieuze leven toen hij afstand van haar nam, omdat zij niet paste in zijn plannen om gouverneur van een provincie te worden. Daarbij “werd verwacht dat hij zou trouwen met een vrouw uit een hogere klasse en daarom was een huwelijk met zijn vriendin niet mogelijk... Er werd op Augustinus druk uitgeoefend om een huwelijkspartner te vinden... Hij was geen minnaar van het huwelijk, maar een slaaf van zijn begeerte.” (p35,36)
Augustinus komt er rond voor uit dat hij verslaafd was aan seks en daarop bepaald niet trots was. Achteraf noemt hij zijn verslaving een “ziekte van de ziel”. (Belijdenissen, 6.25, Bouwman, p36) Geldt dat ook voor seksualiteit in het algemeen of alleen voor seksverslaving?
Hij idealiseert zijn partnerrelatie niet en beschouwt deze veeleer als zondig. Na aanvankelijke jeugdige losbandigheid, waarop hij niet precies ingaat wat deze heeft behelst, “leefde ik samen met één vrouw, en ook tegenover haar bewaarde ik eerlijk de trouw in de samenleving”. (Bel. 4.2, KB p42)
“Achteraf beschrijft hij de relatie met zijn vriendin met woorden die in verband staan met hartstocht en begeerte. Hij reduceert zijn liefde voor haar tot libido. Dat maakt dat haar bestaan emotioneel beladen is... Hoewel Augustinus zijn liefde voor zijn vriendin reduceert tot begeerte en de verwekking van zijn zoon Adeodatus tot libido, was er veel liefde in het spel. Dat blijkt uit de breuk die later tussen hen zou ontstaan (Bel. 6.25) Het blijkt ook uit de naam A deo datus: door God gegeven.
Liefdesverdriet
Augustinus hield duidelijk veel van zijn zoon en verwijst naar zijn vaderliefde (De beata vita 1.6) De liefde voor zijn vriendin blijkt uit hoezeer hij haar miste toen hij afstand van haar nam, omdat zij zijn geplande huwelijk in de weg stond en een huwelijk met haar niet was toegestaan aan de hogere klasse volgens de Romeinse wetgeving. “Daarom verbrak Augustinus zijn relatie met haar. Hij treurde om haar en spreekt over een wond die de scheiding teweegbracht.” (p46)
“De vrouw met wie ik samenleefde werd van mijn zijde gerukt, omdat ze een belemmering voor het huwelijk zou zijn. Op de plek waar mijn hart aan haar had gehangen, was het stukgetrokken en verwond en bleef het maar bloeden... De wond, die toegebracht was door het afsnijden van mijn eerste vrouw, genas niet. Maar na het heftig gloeien en hevige pijn begon de wond te etteren, en bracht ze als het ware de koelere, maar des te wanhopigere pijn teweeg.” (Bel. 6.25, KB p46,47)
Omdat Augustinus niet meteen kon trouwen na haar vertrek, omdat de beoogde bruid nog te jong was, ging hij een andere relatie aan om aan zijn seksuele behoefte tegemoet te komen. Dit nam echter het zielsverdriet om zijn (harts)vriendin niet weg. Zij koos eerder dan Augustinus voor een celibatair geestelijk leven, toen hun wegen scheidden. “Ze had U beloofd geen andere man meer te zullen kennen.” (Bel. 6.25)
“Met deze keuze overtrof ze Augustinus. hij had immers nog geen keuze gemaakt voor het christelijk geloof.” Laat staan voor een celibataire religieus leven. "Bovendien liet hij zich nog steeds leiden door zijn begeerten. ‘Geef mij kuisheid en zelfbeheersing, maar nu nog niet.’” Zijn vriendin deed ook afstand van hun zoon. “Hetgeen niet de gewoonte was in die tijd. Meestal bleven de kinderen bij hun moeder... Een motief zou geweest kunnen zijn dat Adeodatus, dankzij de promotie van Augustinus... betere kansen zou krijgen.” (p47,48)
Wat zou er in haar zijn omgegaan, toen zij afstand moest nemen van haar partner en haar zoon en koos voor een religieus leven, waarin zij Augustinus voorging? “De aanwezigheid van zijn vriendin – de moeder van zijn zoon – belast vanwege de seksualiteit en de zondigheid waarmee hij haar in verband brengt.” (p49) Krijgt zij zo nog onterecht ‘een trap na’? Augustinus laat er geen twijfel over bestaan dat die associatie afkomstig is van hemzelf en van zijn obsessie met seks. Niet zij maar “hij plaatst haar seksualiteit op de voorgrond om zijn leven te verstaan”. (p51)
Het is een verdienste van Kitty Bouwman dat zij een en ander probeert recht te zetten en toe te lichten in een meer spiritueel perspectief, waarin zijn vriendin vaak in een adem wordt genoemd met zijn hooggeachte en geestelijk gerichte moeder, die haar mogelijk zag als een rivaal en “toen hij een relatie kreeg met zijn vriendin... daar niet blij mee was”. (p10)
De vrouw als moeder en partner. Rembrandt, De heilige familie
Relatie-aspecten: moeder, partner, lustobject en dienares
In hoeverre komen bij Augustinus’ relatie met zijn vriendin de eerdergenoemde aspecten van het vrouw-zijn aan de orde? Het boek gaat over spiritueel moederschap, dat verweven blijkt met fysiek moederschap. Dat komt nog uitgebreid aan de orde bij Monica. Zoals gezegd komt zijn vriendin er als partner en levensgezellin wat bekaaid vanaf. De Belijdenissen gaat vooral over zijn relatie met God, waartoe zijn moeder hem van kindsbeen al heeft aangezet. Zijn vriendin is erin meegegaan, blijkt uit spaarzame verwijzingen. Ze zijn partners geweest bij de opvoeding van hun zoon. Maar Augustinus schrijft voornamelijk over zijn eigen opvoeding door zijn moeder vanaf zijn zuigelingentijd, die hem volgens Kitty Bouwman ongetwijfeld herinnerd zal hebben aan de kindertijd van zijn zoon en het moederschap van zijn vriendin.
De vrouw als seksueel en verleidelijk wezen, lustobject, waarbij haar verleidelijke lichamelijke kant wordt geaccentueerd komt duidelijk aan bod. Maar het hogere niveau van schoonheid en liefde, waarover Plato schrijft in zijn dialoog Symposium, ontbreekt in de Belijdenissen wat betreft de liefdesrelatie met zijn vriendin. Tenslotte komt zijn vriendin als dienares, huishoudster en (kinder)verzorgster impliciet aan bod. Het is niet uitgesloten dat zij een slavin was. “Een huwelijk tussen hen was niet mogelijk, omdat zij - waarschijnlijk - afkomstig was uit de slavenstand.” (p46)
Augustinus slaagt er niet goed in zijn vriendin als spiritueel wezen te integreren met haar als seksueel wezen. Bovendien is er een klasse- en statusverschil dat een onoverbrugbare kloof voor een huwelijk blijkt. Naast haar moederrol heeft zijn vriendin een dienende taak, met name ook wat betreft zijn seksuele en emotionele behoeften. Hij mist haar zeer als hun levenswegen scheiden. Eén van de meest tragische episoden uit zijn leven, naast de dood van zijn moeder en zijn zoon. Het maakt de grote heilige kerkvader Augustinus door en door menselijk in al zijn tragiek en zwakheden. Reden waarom zijn Belijdenissen blijven aanspreken.
God als licht https://abcvanhetgeloof.nl/godsbeeld
Godsbeelden bij Augustinus
Zoals gezegd komt moeder Monica prominent naar voren in de Belijdenissen: een dialoog van Augustinus met God, die niets terug zegt. Augustinus presenteert de zwijgende God als persoon aan wie hij allerlei meningen en plannen toedicht, vooral wat hemzelf betreft. En Monica helpt God daarbij. Op het eerste gezicht lijkt zijn godsbeeld nogal antropomorf en gemodelleerd naar de Oudtestamentische God, die als een superpersoon en stamgod het Joodse volk leidt naar het beloofde land en aanzet tot het bestrijden van ‘heidenen’. In die zin ook lijkt op een oorlogsgod, die verschilt van de liefhebbende Vader bij Jezus in het Nieuwe Testament.
Toen een kind de jeugdbijbel las, merkte hij argeloos op dat hij het een ‘hebberige god’ vond. Bij nadere explicatie kwam het neer op een ‘dwingerige’ autoritaire persoon. Een ander kind merkte een keer langs zijn neus weg op: “ze denken dat God een persoontje is net als mensen.” Een persoon die van alles wil. Maar God is veel groter. Hij kon er niet bij. Maar niet zoals mensen hem beschrijven, dat ging er niet in bij hem. Hij merkte op dat God ook in hemzelf aanwezig is en dat hij contact had met God. Daarom kon hij weten hoe God niet was en dat de beschrijvingen van mensen niet klopten. Hoe God wel was kon hij niet goed beschrijven. Misschien een soort alles bezielende intelligentie, in volwassen woorden, die oneindig veel groter is dan het menselijk voorstellingsvermogen. Zoals een mier of een bacterie zich ook geen voorstelling van een mens kan vormen. Leven kinderen, althans sommige, nog in de nabijheid van God? Wijst de uitspraak van Jezus daar niet op: “Als je niet wordt als kinderen, zul je het Rijk van God niet binnengaan.”
De godsvoorstelling van Augustinus is ook beïnvloed door het neoplatonisme van Plotinus, de mystieke filosoof van het Ene, die hem mede tot het christendom heeft helpen bekeren, naast bisschop Ambrosius en vooral zijn moeder. Sporen van de neoplatoonse filosofie zijn duidelijk aanwijsbaar in zijn werken en voor Plotinus had hij grote achting. Plotinus noemt God het Ene en gebruikt soms de term God. Het Ene is een transcendente werkelijkheid waar alles uit voortkomt. Het heeft vrijwel steeds een onpersoonlijk karakter, dat Augustinus als man van het hart op den duur minder aanspreekt dan een persoonlijke God, zoals in de bijbel.
Augustinus heeft God ook ervaren en beschreven als een (innerlijk) licht dat in hem ontwaakt “een licht [dat] zijn hart binnenstroomde... het licht van Christus” en ook als “eeuwig geluk, eeuwige vreugde.... Te groot om te kunnen bevatten met mijn denkvermogen,” zoals ook een van de kinderen hierboven zei. (p124,127,131,154)
Mystieke ervaring
In de mystieke ervaring in de havenstad Ostia bereiken Augustinus en zijn moeder in een gezamenlijke godservaring van “de goddelijke werkelijkheid die aangeduid is als ‘het Zelf’”. (p145) Dit komt overeen met de Indiase term ‘Atman’: het Zelf, waaruit eens te meer de universaliteit van de ervaringen en inzichten van Augustinus blijkt. “Hem die altijd hetzelfde is”, volgt als nadere explicatie. “Het zelf valt niet samen met het zijnde maar is het zijn zelf.” (p145,146) Volgens de Indiase filosofie is het bewustzijn, want het is een zijn waarvan men zich bewust is: zijn, bewustzijn en gelukzaligheid, ‘sat, chit, ananda’, aspecten die ook bij Augustinus te onderkennen zijn.
In deze mystieke ervaring beschrijft Augustinus een transcenderende beweging die trapsgewijs omhoog voert “door de zintuiglijke werkelijkheid, vervolgens door de geestelijke werkelijkheid en ten slotte bereiken zij de goddelijke werkelijkheid die aangeduid is als ‘het Zelf’.” (p145) Het is “een proces van tot zwijgen komen” en van “binnentreden in de de vreugde van de Heer”. Heel de werkelijkheid die zowel subject als object omvatte zou... tot zwijgen komen... om binnen te kunnen treden in het zwijgen, is het van belang dat hij aan dit contact met de werkelijkheid voorbij gaat.” (p149,150. Het wordt uitvoeriger beschreven in Civis Mundi nr. 91)
Het traditionele godsbeeld als de man met de baard boven de wolken https://www.kuleuven.be/thomas/page/god-en-godsbeelden/
Persoonlijke en onpersoonlijke godsopvatting
Conform het neoplatonisme en de proloog van het Evangelie van Johannes noemt Augustinus God ook de Logos, de Wereldrede, ofwel de (kosmische) Intelligentie, die bij Plotinus een emanatie is van het Ene. De Logos vormde voor Augustinus een brug van de (neoplatoonse) filosofie naar het christendom, waarbij Christus wordt beschouwd als de personificatie van de Logos. “Deze overeenkomst maakt het christendom [voor hem filosofisch] aanvaardbaar”. (p134)
Augustinus verbindt de onpersoonlijke godsopvatting van filosofen met het joods-christelijke persoonlijke godsbeeld. Beide vullen elkaar aan. Hij beschrijft God ook in termen van een innerlijke aanwezigheid van licht en genade die hem vervult met overstelpende vreugde. Er zijn geen twee personen in hem, hij heeft geen tweevoudige persoonlijkheid met God als persoon naast hemzelf. Daarom is deze goddelijke aanwezigheid, die “het licht van Christus” wordt genoemd, geen persoon. In de Vrij Katholieke Kerk wordt gesproken van "inwonend licht”. De goddelijke aanwezigheid wordt ook wel uitgedrukt als (de inspiratie van) de Heilige Geest, die een minder persoonlijk karakter heeft dan God de Vader en God de Zoon.
Conform het Evangelie van Johannes (“God is Liefde”) ziet Augustinus God ook als liefde.
Licht, vreugde, liefde zijn universele beschrijvingen van God en de goddelijke werkelijkheid, die ook in andere religies voorkomen, vooral bij mystici. De visie van Augustinus heeft een universeel karakter, zoals hij ook bij Plotinus en andere wijzen onderkent, als deze niet strijdig zijn en overeenkomen met de christelijke visie, hoewel woorden kunnen variëren. Het gaat ook volgens Augustinus meer om de geest dan om de letter, dat geldt ook voor de bijbelverhalen. Dat heeft hij geleerd van Ambrosius. Met name mystieke ervaringen in uiteenlopende tijden en culturen komen overeen, hoewel de verwoording en het interpretatiekader varieert en mede wordt bepaald door de religieuze en levensbeschouwelijke achtergrond van de mystici. Augustinus wordt behalve als filosoof, theoloog en kerkvader ook beschouwd als mysticus, die universele ervaringen verwoordt. (Zie bijv. C. Aalders, Groote mystieken)
De mystiek van Augustinus is verwant aan die van de mysterieuze Dionysius de Areopagiet die een eeuw na hem leefde, rond 500. Dionysius beschouwt (neo)platoonse aanduidingen zoals het Goede, Schone en Ware, Licht en Liefde als ‘namen van God’, die zelf onbeschrijfelijk en naamloos is. Zoals Lau Tse schrijft aan het begin van zijn boek Tau Tse Tsjing: “Het Tau dat gezegd kan worden is niet het eeuwige Tau.”
“In zijn Confessiones (7, X) beschrijft Augustinus hoe hij door de neoplatoonse boeken werd aangespoord om ‘terug te keren tot mijzelf’ en in zijn diepste innerlijk binnen te treden, waar hij met het oog van zijn geest een onveranderlijk licht ziet... De innerlijke ervaring van het licht in de ziel (zijn illuminatieleer) zal nog lang de middeleeuwse mystiek beïnvloeden en samengaan met de mystiek van Dionysius.” (Dionysius de Areopagiet, Verzamelde werken, Inleiding van Jaap Sijmons, p 104,105).
Meer over de Belijdenissen in Civis Mundi nr 91, die daar worden samengevat. Het boek van Kitty Bouwman betreft relevante passages uit de Belijdenissen wat betreft spiritueel moederschap. Het bovenstaande dient om de visie van Augustinus in een meer universeel kader te plaatsen en niet alleen in een kerkelijk en christelijk kader, dat in de moderne tijd van secularisatie betrekkelijk weinigen meer aanspreekt, terwijl meer interculturele en oosters geïnspireerde visies vaak actueel zijn. In een tijd van globalisering volstaat een louter christelijke visie niet meer en dienen wij bruggen te bouwen en interpretatiekaders te verruimen. De tijd van het Rijke Roomse Leven dat meende de wijsheid in pacht te hebben is voorbij.
Het spirituele moederschap krijgt ook gestalte in Vrouwe Wijsheid (Sapientia), die geënt zou kunnen zijn op de godin Isis. (p118) En verder in de gestalte van de allegorische figuur van Continentia, zelfbeheersing, die in het latere leven van Augustinus de overhand krijgt. Evenals zijn moeder bemiddelde Continentia tussenGod en Augustinus. (p127-132) In haar meer uitvoerige proefschrift gaat de schrijfster uitgebreider in op Sapientia en de oude wijsheidstraditie waarin zij figureert en waaruit Augustinus put, en het geestelijk moederschap van Maria. Zoals de ondertitel zegt gaat het onderhavig werk in op de twee concrete vrouwen in het leven van Augustinus.